‘In 2020 mag er geen papiertje de regio meer uit’

Wethouder Johan Kruithof van Apeldoorn. Foto: Rob Voss.

In 2030 moet de regio Stedendriehoek, gelegen rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen helemaal energie- en afvalvrij zijn. Om dat te bereiken hebben de steden samen met Rijk, kennisinstellingen en bedrijfsleven de City Deal Clean Tech afgesloten. Wethouder Johan Kruithof van Apeldoorn is de initiatiefnemer van deze City Deal.

Bij de startbijeenkomst van Agenda stad in 2015 in Eindhoven, waar het Rijk de plannen uiteenzette voor de City Deals, stak hij zijn hand op met de vraag welke steden er met Apeldoorn mee willen doen.

Concrete doelen

In de City Deal Clean Tech hebben de betrokken partijen concrete doelen neergezet voor de komende vijf jaar. Een van de grote projecten is de Poort van Deventer. Akzo Nobel wil haar laboratorium herontwikkelen tot een Deventer Open Innovation Centre (DOIC). Startups en andere initiatiefnemers uit de chemische sector en de procestechnologie kunnen hier beschikken over een internationale innovatieplek. Verder werkt de Cleantech regio onder meer aan een Woonwensenconfugirator, een laagdrempelige internettool die bepaalt of je huis maatregelen nodig heeft voor energiebesparing, en het CleantechLab. Hier werken deskundigen uit bedrijfsleven, onderwijs, onderzoek en overheid samen aan complexe opgaven op het snijvlak van ruimtelijke ordening en energietransitie.

Apeldoorn.Foto: Flickr Creative Commons/David Stanley.

Apeldoorn.Foto: Flickr Creative Commons/David Stanley.

Waarom stak u uw hand op in Eindhoven tijdens de startconferentie van Agenda Stad?
Kruithof: “Het mooie aan het concept van Agenda Stad en de City Deals is dat het veel steden eager heeft gemaakt. Het is een kans om jezelf als stad meer in the picture te krijgen. Als grootste stad van de regio wilden we daarom iets bijzonders doen waarbij we het Rijk goed kunnen gebruiken. De Cleantech regio was als triple helix samenwerkingsverband al drie jaar bezig. Onze ambities zijn stevig en vragen om een gezamenlijke inspanning van overheden en bedrijven. Dat krijg je niet voor elkaar door praatgroepjes te organiseren. Het is mijn overtuiging dat iedereen er van doordrongen moet zijn dat we in enkele decennia toe moeten gaan naar een schonere wereld. Dat was onze insteek daar. Je zag veel andere steden enthousiast raken over ons idee. De weken na de conferentie leverde het allerlei contacten op. Dat was bijzonder.”

Waarom is de Stedendriehoek eigenlijk voorloper op het gebied van schone technologie?
“In onze regio hebben we een bovengemiddeld aanbod aan kleinschalige en technologische maakindustrieën. En meer dan elders staat innovatie hoog in het vaandel. De schone technologie voorop. Daar hebben we het etiket Cleantech opgeplakt en daar maak je ook de ondernemers enthousiast mee. Dit verhaal wilde ik kwijt bij Agenda Stad.”

Als jullie in de regio al bezig waren, waarom dan de keuze om het verder te brengen in een City Deal?
“Eigenlijk omdat het zo op tafel werd gelegd. Mede door BZK is dit concept ontstaan. Directeur Bert van Delden heeft een aantal manieren stevig uitgedragen waardoor wij ons aangesproken voelden. We komen met Cleantech nog steeds drempels tegen die we niet op regionaal niveau kunnen oplossen. Samen met de ministeries I&M, OCW en BZK zoeken we naar oplossingen. De vraagstukken waar wij aan werken hebben vooral met regelruimte te maken. En daarvoor moet je in Den Haag zijn. We wisten dat we geen geld nodig hadden, maar wel dat we ruimte moeste creëren om zaken aan te pakken. Dat was het belangrijkste aspect dat ook nog eens goed bij Agenda Stad paste. We hebben ruimte nodig om in het kader van schone energie en omgeving dingen te proberen”

Kunt u daar een voorbeeld van geven?
“We hebben binnenkort bijvoorbeeld een nieuwe concessie uitstaan voor schoon openbaar vervoer bij ons in de stad. Die gaat officieel via de provincie. We willen echter zo snel mogelijk elektrisch vervoer invoeren, maar je krijgt geen enkele vervoerder geïnteresseerd als er niet voldoende middelen zijn om duurdere offertes te kunnen aanvaarden, en concessies van 10 tot 15 jaar te kunnen uitschrijven. Je moet de vervoerders immers de tijd geven om innovaties terug te verdienen. De huidige regelgeving bepaalt concessies van 8 jaar. Ik wil daarvoor dus meer ruimte creëren. En dat is niet onbespreekbaar. Het ministerie en provincie zijn bereid om met elkaar hierover in gesprek te gaan. Ik heb vertrouwen dat we hieruit zullen komen. Een ander voorbeeld is een project om de remenergie van treinen op te slaan en te gebruiken voor stadsvervoer. Daarvoor moet een Energy House worden aangelegd tussen de remmende treinen en het stadsvervoer, voorzien van laders en batterijen en verbonden met een SMART Grid. Voor de bouw moeten we echter officieel Europees aanbesteden. Hoe regel ik dit nou zonder die stap te maken?”

Wethouder Johan Kruithof van Apeldoorn. Foto: Rob Voss.

Wethouder Johan Kruithof van Apeldoorn. Foto: Rob Voss.

Waar staan jullie over 5 jaar als de City Deal afloopt?
“De Cleantech regio moet dan 20.000 ton CO2 hebben verminderd, oftewel 20 procent van wat we nu uitstoten. Een ander doel is om alles regionaal te verwerken en te recyclen. We willen 33 procent reductie van ons afval. In 2020 mag geen papiertje de regio meer uit. We hebben in onze regio veel papierindustrie en een hele goede inzamelstructuur om dat doel te halen. Binnen drie jaar moeten er vierduizend extra banen zijn gecreëerd in de schone technologie. Verder moet er structureel kennis en expertise worden gedeeld tussen Apeldoorn en Deventer en de andere gemeenten die meedoen. “

Wat voor kennis en expertise?
“Al die maakindustrieën in de regio willen wij aan elkaar koppelen. Er zijn allerlei innovaties gaande in onze regio. Epe heeft bijvoorbeeld Tempress, een bedrijf dat apparatuur voor de productie van zonnepanelen maakt en een van de grootste ter wereld is. SolidPack in Loenen is bezig karton te maken van gras of van lompen en oude kleding. In Eerbeek en Brummen hebben we verder wereldspelers zitten in de papierindustrie. Als het gaat om schone technologie en energietransitie zitten wij in het oog van de storm. Die verbinding legt deze City Deal heel sterk. We kunnen dat laten zien als voorloper. De rest van de Nederlandse regio’s kan daar zijn voordeel mee doen.”

De Cleantech Regio wil leeromgevingen mogelijk maken waarbij sprake is van onderwijsvernieuwing en experimenten. Wat houdt dit in?
“Om high-tech ontwikkelingen voor elkaar te krijgen in de regio heb je nieuwe aanwas nodig van slimme jonge mensen, die hier na hun studie ook blijven wonen. We hebben bijvoorbeeld de Belastingdienst hier in de regio, maar geen ICT-opleiding. Terwijl de Belastingdienst juist mensen nodig heeft die kunnen werken met slimme data. We zijn de 11e stad van Nederland maar we hebben heel weinig hoger onderwijs. Kijk eens naar Zwolle of Arnhem, die steden zijn booming omdat er zoveel studenten zijn. Dat trekt weer hoogwaardige industrie aan en nieuwe dienstverlening. Ik ben daarom blij dat OCW heeft mee getekend en ga daar graag met hen verder in gesprek hoe we dat hier kunnen verbeteren.”

Lees meer over de City Deal: https://agendastad.nl/citydeal/clean-tech/

‘Studenten maken deel uit van het stedelijk weefsel’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Introductiedagen voor studenten in de stad. Foto: Flickr Creative Commons/Carolien Coenen.

Van armoede in bepaalde stadswijken, toenemende behoefte aan zorg en sociale inclusie. De Nederlandse kennissteden staan er niet langer alleen voor met dit soort problemen. Dankzij de City Deal Kennis Maken zoeken de hogescholen, universiteiten en hun studenten en onderzoekers samen naar oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken.

Dat staat centraal in deze nieuwe, intensieve samenwerking tussen de kennissteden, Rijk en de onderwijsinstellingen. Afgelopen 2 februari tekenden zij in Den Haag de City Deal en spraken af dat de stad zo deze rijke leeromgeving moet vormen voor studenten. Samen met onderzoekers en mensen uit de praktijk gaan zij in de steden zelf aan de slag met stedelijke problemen. Want in de wereld buiten de campus gebeurt het.

Goede voorbeelden van zo’n rijke leeromgeving zijn stages in de praktijk. Een ander voorbeeld zou kunnen zijn om stedelijke problematiek op te nemen in het curriculum: bijvoorbeeld door als gemeente studenten een echte opdracht te geven om op te lossen, uit de dagelijkse praktijk van de stad. Zo’n opdracht kan zowel bestuurlijke, sociale of technische aspecten hebben. Door steden en kennisinstellingen wordt samengewerkt door bijvoorbeeld gemeenschappelijke strategische agenda’s te ontwikkelen. Bijvoorbeeld in Tilburg. Op die manier kunnen onderzoek en beleid in een stad op elkaar aansluiten.

Deel van de stad

Met de Deal wordt in ieder geval duidelijk hoezeer studenten deel uitmaken van de stad waarin ze studeren. Dat is volgens de Nijmeegse wethouder Renske Helmer-Englebert en voorzitter Karl Dittrich van de VSNU, voorzitter van de vereniging van universiteiten, een belangrijk doel van de City Deal. “Deze City Deal maakt duidelijk dat universiteiten en studenten deel zijn van het stedelijk weefsel”, stelt Dittrich. “Hun aanwezigheid heeft veel voordelen voor de stad, het zorgt voor verjonging en dynamiek. Tegelijkertijd vergen al die jonge mensen in de stad inspanningen van de stad zelf, en zeker ook van de andere inwoners. Daarom geloof ik dan ook in het Giving Back-principe van deze City Deal.”

Wat terugdoen voor de stad

Medeondertekenaar Helmer-Englebert is ook voorstander van de maatschappelijke bijdrage van studenten. “Deze City Deal maakt ons meer bewust dat onderwijsinstellingen geen eigen eiland zijn in de stad. Het mooie is, zoals de titel al zegt, is dat we studenten kennis laten genereren en tegelijk twee werelden met elkaar verbinden. En dat is nodig in Nijmegen, want wij zijn natuurlijk een echte studentenstad. Als straks studenten meer gaan doen in de wijk zal er meer wederzijds respect ontstaan tussen hen en de andere bewoners van de stad. Dat is voor mij de grootste winst van deze City Deal. Dat je twee verschillende werelden, twee ivoren torens, samen omsmeedt tot één stad waar we met zijn allen leven. De kennis wordt daarmee groter over wie die andere inwoners zijn.”

Tweedeling

Die kennis over elkaar is nu nog niet altijd aanwezig, benadrukt Dittrich. “Ik schrik soms van de tweedeling die er nu bestaat tussen studenten, die rondlopen in de mooie gebouwen, tussen andere slimme mensen en in een kosmopolitische omgeving, en andere delen van de stad. Het is heel goed te beseffen dat er een andere kant van de medaille is, dat er letterlijk om de hoek hele andere problemen spelen dan op de universiteit of hogeschool. Maak de studenten daar deelgenoot van, dan beseffen ze het voorrecht wat ze hebben. In de stad zie je de echte realiteit.”

Helmer-Englebert pleit echter niet alleen voor een bijdrage van studenten, maar ook van werkgevers. Die mogen wat haar betreft een stap zetten om meer stageplekken te creëren. “Daar is namelijk een tekort aan. Met stageplekken kunnen jongeren kunnen makkelijk doorstromen en de arbeidsmarkt heeft er zoveel aan gewonnen. Een stageplek is een allesbinder waar je oud en nieuw bij elkaar brengt. Voor studenten levert het een voeten-in-de-klei ervaring op. Voor ons beleidsmakers en werkgevers brengen studenten juist weer een frisse out-of-the-box blik met zich mee waarmee ze vraagstukken weer heel anders kunnen bekijken. Juist dat bij elkaar brengen leidt tot kracht.”

Gezamenlijk onderzoek

Voorzitter van de Kennissteden, én burgemeester van studentenstad Leiden, Henri Lenferink, zei bij de ondertekening al dat er al heel veel gebeurt. Veel studenten doen al iets terug voor de stad waar ze studeren, en dat geeft hen over het algemeen een goed gevoel. Ook Nijmegen kent al verschillende lopende initiatieven. Zo werkt de stad aan de Waal samen met studenten van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen aan een onderzoek naar hoe je talent kunt versterken. Niet alleen op universiteiten maar in de hele onderwijsketen. Van kinderopvang tot wetenschappelijk onderwijs, aldus Helmer-Englebert.

“Hoe zorg je ervoor dat je de kinderen in mars houdt, zodat ze door ontwikkelen in één vloeiende beweging en niet door andere omstandigheden eruit vallen. We zitten als gemeente in de stuurgroep. We ontwikkelen broedplaatsen waar docenten en leerlingen elkaar ontmoeten. Hier vindt het kennismaken al plaats.”

In de City Deal gaan steden en kennisinstellingen verder om dit kennismaken te verbreden, verdiepen en op te schalen. Door samen strategische thema’s benoemen kunnen ze uitstijgen boven een groot aantal kleine projecten.

De diepte ingaan

Volgens Dittrich is deze City Deal dan ook iets unieks, dat elders in de wereld niet bestaat. “Nu moeten we de diepte ingaan en ervoor zorgen dat dit zeker niet een bestuurlijke aangelegenheid blijft maar dat men in de organisaties ermee aan de slag gaan. Elke stad heeft zijn unieke problematiek. We moeten kijken hoe universiteiten daaraan kunnen bijdragen.”

‘Nederland is klaar voor nieuwe werkwijze’

Met bijna vijftien getekende City Deals is Agenda Stad goed op weg. De nieuwe manier van werken tussen Rijk, steden, bedrijfsleven en wetenschap begint zich te vestigen. Zowel in de steden als in ‘Den Haag’. Hoe moet dat straks na de verkiezingen? Zal de stad hoog op de agenda blijven? Voorzitter van de G32 en burgemeester van Leeuwarden Ferd Crone weet zeker van wel. ‘One size fits all werkt niet meer.’

Steden spelen een steeds belangrijkere rol bij de aanpak van maatschappelijke vraagstukken. Sinds hij burgemeester van Leeuwarden is, al bijna tien jaar, pleit Ferd Crone dan ook voor meer samenwerking. Tussen steden en hun ‘ommeland’, tussen steden onderling en tussen steden en bedrijfsleven en andere stakeholders. Dat besef dat steden meer moeten samenwerken met andere partijen om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken wordt inmiddels door veel andere bestuurders gedeeld, zowel bij gemeenten als het Rijk. “Het is niet voor niets dat staatssecretaris Martin van Rijn alle bijeenkomsten bijwoont van de G32”, vertelt Crone. “Hier vind je dertig tot veertig wethouders bij elkaar die gaan over het sociaal domein. Als je iets wilt met hen, moet je dus hier zijn.”

Je kan niet meer om steden heen dus bij grote vraagstukken in onze samenleving?
Crone: “De kern van deze discussie is al een tijdje aan de gang natuurlijk. Ook in ‘Den Haag’ begint men steeds meer te beseffen dat de one size fits all-aanpak niet werkt, één wet- of regelgeving voor het hele land. De stap naar de steden en regio’s zijn we al eerder gaan maken. Kijk bijvoorbeeld naar het thema veiligheid. Op een gegeven moment hebben we met zijn allen de stap gemaakt om Nederland te verdelen in Veiligheidsregio’s om burgers in ons land beter te beschermen. Die regio’s bestaan uit steden en hun regio eromheen. Toen kregen we de Veiligheidshuizen. Daar ging het ook vooral om grote steden en hun omgeving. Ook in het sociaal domein zie je dat we de stap hebben gemaakt naar decentraal natuurlijk. Zorg ging van landelijke formulieren naar decentralisatie. Al deze zaken worden nu allemaal geregeld in de regio’s. Ik voorzie dat we met de energietransitie ook die kant op gaan.”

Moeten de gemeenten zelf die transitie dan in gang zetten? Moet het Rijk daar niet boven op zitten?
“Dit kun je niet regelen vanuit Den Haag. Elke gemeente zit namelijk weer in een andere situatie. In Leeuwarden beschikken we bijvoorbeeld over geothermie, daar komen we een eind mee als vervanging van fossiele energie. Andere regio’s moeten het weer anders regelen. De ene gemeente kan profiteren van windenergie, andere hebben misschien grote industrie dichtbij, waardoor ze kunnen profiteren van restwarmte. De energietransitie moet je echt in de steden en regio’s zelf regelen. De gemeenten moeten nu samen met de netbedrijven plannen maken hoe we bijvoorbeeld het gas uit de wijk krijgen en wat we ervoor terugkrijgen. Dat moeten we snel doen anders krijgen we boze burgers. Die bijvoorbeeld net een nieuwe gasketel hebben aangeschaft. We moeten het samen bepalen, als collectief. Per wijk of per straat. De regie op de energietransitie verschuift zo van individuele burgers en bedrijven naar een meer gecoördineerde aanpak in wijk of straat onder regie van gemeenten en hun netbeheerders. Maar wel samen mét die burgers en bedrijven in de wijken.”

Dat samen vraagstukken aanpakken past helemaal bij de Agenda Stad niet?
“De City Deals zijn een goed voorbeeld daarvan. Als voorzitter van de G32 heb ik daar vaak over gesproken. Ik noem het oefenen met de nieuwe Nederlandse werkwijze. Niet meer werken vanuit Den Haag, maar in samenwerkingsverbanden tussen steden, Rijk, bedrijfsleven en andere partners rond maatschappelijke vraagstukken. Een geslaagd voorbeeld vind ik de City Deal Inclusieve Stad, waar Leeuwarden ook bij betrokken is. Die pakt concreet problemen aan.”

ferd_crone_1Kunt u daar voorbeelden van geven?
“Ik ken bijvoorbeeld in onze stad een voorbeeld van een gepensioneerd man wiens vrouw kanker heeft. Hij heeft recht op vergoeding voor het vervoer naar het ziekenhuis. Omdat hij toch gepensioneerd is, wil hij haar liever zelf brengen. Hij zou daarvoor graag compensatie voor de brandstofkosten willen ontvangen. Dat blijkt dan weer niet mogelijk, want het is een ander potje. Er zijn wel 80 voorbeelden te noemen van mensen die hun schulden niet kunnen aflossen en waardoor de problemen zich opstapelen. Er is voor hen geen regeling te vinden die de nodige rust in het gezin kan brengen. Laat de regels allemaal wat soepeler worden. Er moet meer ontschotting komen. Daar staat deze City Deal voor. Een ander voorbeeld in Leeuwarden is dat de zorgverzekeraar die bij ons 70 procent van de markt in handen, meebetaalt aan de salarissen van gymleraren. Dat is logisch vanuit de hoek van preventie gezien. In andere regio’s, waar er meerdere zorgverzekeraars zijn op de markt werkt dat echter weer niet. Waarom kunnen ze daar niet de handen ineenslaan? Kunnen we dat niet afdwingen?”

Wat is precies de meerwaarde van de City Deals hierbij?
“Ontkokering is echt het beste. Het moet niet zo zijn dat gemeenten, GGZ en verzekeraars ruziën over potjes geld. Dat is ook de kern van de meeste City Deals. Het mooie van deze deals is dat het niet alleen maar gaat om steden onder elkaar, maar dat ook de toppen van de ministeries, -de ministers of staatssecretarissen-, vaak mee ondertekenen . Daarmee committeren ze zich om ook daadwerkelijk iets te veranderen. Bij de Inclusieve Stad is er zo bijvoorbeeld een duidelijk signaal dat de rijksoverheid serieus meedoet aan de flexibilisering van de zorg.”

Spelen steden een steeds belangrijkere rol bij maatschappelijke vraagstukken. Met een grote rol daarin dus voor burgemeesters? Zoals Benjamin Barber stelt in zijn boek If Mayors ruled the world?
“Allereerst gaat het in zijn boek om landen waar burgemeesters allemaal direct gekozen zijn. In ons land zijn de colleges verantwoordelijk, niet de burgemeesters alleen. Daar wil ik ook graag aan vasthouden. Voor de rest klopt zijn stelling wel. Steden staan dichterbij de burger, maar ook dichter bij het bedrijfsleven. We moeten daarom ons land niet te dirigistisch laten zijn. We zijn nu met de G32 bezig aan een lobbydocument dat we half februari willen uitbrengen. Daarin stellen we dat we beter moeten regelen dat steden met elkaar samenwerken. City Deals zijn daar ook onderdeel van. Hoe regel je dat? Hoe maak je dan beslissingen? In meerderheid of in unanimiteit? De discussie erover willen we met dit document open voeren.”

Hoe belangrijk is stad als thema in de verkiezingen?
“Heel belangrijk. Alle partijen zijn het immers eens dat one size fits all niet werkt. We moeten naar beneden. Van rijk naar gemeenten. Of naar boven, want wij zijn de eerste overheid (Crone glimlacht). We moeten verder ontschotten en zeker niet de decentralisatie gaan terugdraaien. De meeste politieke partijen hebben de stad expliciet in hun programma’s staan. Natuurlijk is het niet het meest politieke sexy onderwerp en het zal niet het hoofdonderwerp in het lijsttrekkersdebat zijn, maar het zal zeker terug te vinden zijn in het regeerakkoord. De City Deals zijn van tijdelijke duur natuurlijk. Ik hoop daarom dat het volgende regeerakkoord ermee wil doorgaan en dat ze serieus worden genomen als de ministers toezeggingen doen.”

Energiebesparing is voor iedereen toegankelijk met Woningabonnement

Je huis isoleren of zonnepanelen aanschaffen. Dat kan bijna alleen als je flink wat geld investeert in je woning. In Overijssel kunnen dankzij de City Deal Woningabonnement huiseigenaren nu meedoen aan een proef waarbij ze een abonnement nemen op energiebesparende maatregelen. Ze betalen per maand via een centrale organisatie aan de bedrijven die de voorzieningen aanleggen. En dat werkt.

In het initiatief is ruimte voor 600 huiseigenaren in Overijssel. Zes gemeenten sloten begin februari samen met de provincie Overijssel, gemeenten, het Energiefonds Overijssel, het (landelijk en lokale) bedrijfsleven en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de City Deal Woningabonnement af. Het is een uitbreiding van een eerder succesvol experiment met 20 huizen in Deventer. Met de City Deal wordt gewerkt aan een landelijke opschaling, maar vooral aan het wegnemen van belemmeringen waar veel initiatieven last van hebben (met name overdraagbaarheid bij verkoop van de woning).

Voor iedereen mogelijk

Of het nu gaat om isolatie of om energieopwekkende maatregelen, zoals de aanleg van zonnepanelen of een warmtepomp. Het idee achter de proef is om duurzame energie en energiebesparing voor iedereen mogelijk te maken. De consument bepaalt zelf wat er gebeurt en hoeveel hij wil betalen: van één maatregel tot een heel pakket. En het is inclusief de resterende energierekening. En zo is energiebesparing dus niet alleen voor de voorlopers en de mensen die het kunnen betalen. Huiseigenaren die meedoen aan de proef hoeven vooraf geen eigen spaargeld aan te spreken. Energiefonds Overijssel heeft 6 miljoen euro beschikbaar gesteld om de energiebesparende maatregelen voor te schieten, die de deelnemers dan geleidelijk aan terugbetalen via hun abonnement (naar keuze tien, vijftien of twintig jaar).

img_3108Energieverbruik gehalveerd

Mark Serrano is inwoner van Deventer en is een van de twintig huiseigenaren die meedoet aan de eerste proef. Dat dit project energiebesparing voor iedereen mogelijk maakt, noemt hij de grootste winst van het model. “Het is belangrijk dat je zonder investering je huis kunt verduurzamen. Door het Woningabonnement is mijn wooncomfort vergroot en mijn energierekening lager. Bovendien word je er meer bewust van in je hoofd, wat je allemaal doet.” Serrano heeft met het abonnement zonnepanelen op zijn huis laten plaatsen, op allerlei vlakken isolatie laten toepassen, zijn wit- en bruingoed laten vervangen door meer energiezuinige apparaten en alle lampen vervangen door Ledlampen. “Ons energieverbruik is meer dan gehalveerd.”

Benny Essenstam, elektricien in Deventer, doet ook al anderhalf jaar mee met de bestaande pilot. “Onze maandlasten zijn een stuk lager nu. Eerst betaalde ik 145 euro per maand aan gas en elektra nu is dat 52 euro, en dat is inclusief het afbetalen van de maatregelen. Ik zit er voor twintig jaar in. Mijn maandlasten gaan niet omhoog als de energiekosten dat wel doen. Ik vind dat mijn gezin niet de lasten moet dragen voor de verduurzaming. Nu hoeven we niets extra te laten om toch die overstap te maken.”

In het abonnement wordt eerst een warmtescan gemaakt van je huis, zodat duidelijk wordt de warmte naar buiten lekt. Bij Essenstam thuis bleek dat vooral de aluminium schuifpui te zijn. “Die heb ik nu vervangen door hardhout met triple glas. Verder heb ik ons voorraam vervangen door dubbel glas, kierafdichting uit laten voeren in heel het huis en zorgt een warmtepomp nu voor mijn Cv-installatie. Ook hebben we zonnepanelen genomen. We hebben alle lampen vervangen door Ledlampen. “Je wordt er toch ook wel energiebewuster van. We doen nu zo zuinig mogelijk met onze elektrische apparaten. We hebben nu zelfs onze douchekop vervangen.”

Een energieneutrale gemeente

De eerste proef met twintig huishoudens in Deventer loopt nu anderhalf jaar. Daar was 400.000 euro voor beschikbaar. De gemeente heeft als ambitie om in 2030 een energieneutrale gemeente te zijn. Met deze pilot wil Deventer kijken of mensen sneller meegaan als je duurzaamheid koppelt aan een abonnement. Het antwoord lijkt daarop duidelijk: ja.

Wethouder Frits Rorink hoopt uiteindelijk dat niet alleen particuliere woningen meedoen met deze City Deal maar ook woningcorporaties. “Dat is de uitdaging.”

Wethouder Rorink ondertekent de City Deal.

Wethouder Rorink ondertekent de City Deal.

Er zit veel waarde en kracht in de markt en wij als overheid moeten die markt aan boord krijgen, stelt hij. “Ik geloof persoonlijk dat de overheid niet tot in het oneindige met subsidies moet werken. Aanjaagsubsidies zijn weliswaar nodig maar structureel subsidies verstrekken is niet de juiste insteek. Daarom zitten de kosten van de scan in het abonnement. Samen moeten we investeren in duurzaamheid. Zodat we over vijftig jaar dezelfde prettige leefomgeving hebben als nu. Ik ben dan ook blij dat de deelnemers aan deze City Deal ook landelijke en provinciale overheden zijn en brancheorganisaties. We zien nu dat commerciële partijen de handschoen oppakken en meedoen. Andere partijen enthousiast maken was dan ook een van de doelen van onze pilot. We hopen nu bijvoorbeeld dat ook banken interesse hebben om mee te doen voor de investering van de abonnementen. Want ik zou het liefst opschaling van dit project zien.”

En ja, dat kan zelfs heel Nederland worden, als het aan de wethouder ligt. “Als we laten zien dat bij de zeshonderd woningen verduurzaming en wooncomfort toenemen kan het in elke willekeurige wijk in ons land worden toegepast. Het voordeel van het woningabonnement is dat het maatwerk levert, omdat er steeds een stukje advisering bij komt kijken naar de woningeigenaar toe. Als eigenaar bepaal je zelf hoe hoog je het abonnement wilt hebben.”

Ook de andere gemeenten die meedoen zijn enthousiast. Wethouder Coby Pennings van Zutphen: “Je neemt mensen sores uit handen door plaatselijke ondernemers erbij te betrekken.” Leon Meijer, wethouder van Ede is vooral blij dat “we hiermee een groep bereiken die niet het geld hebben of kunnen lenen voor dergelijke verduurzaming van de woning.” Dorine Putman-Devilee van Energiefonds Overijssel is tevreden de 6 miljoen in deze samenwerking te investeren. “Het is heerlijk dat er eindelijk echt iets gebeurt met enorm veel potentie. Het is het bewijs dat vertrouwen wint. Vertrouwen dat er gebeurt wat je wilt. Dat de consument krijgt wat hem is beloofd.”

Op www.woningabonnement.nl is alle informatie te verkrijgen.

img_7459

 

‘City Deal brengt extra schwung in samenwerking Gelderse steden’

Met een aanbestedingsproject, waarbij 17 gemeenten kiezen voor regionaal opgewekte duurzame elektriciteit voor hun openbare ruimte, kent de regio Gelrestad straks een landelijke primeur. Het is een van de concrete doelen van de City Deal Gelrestad, waarmee de regio haar samenwerking versterkt tussen de sectoren energie, voeding en gezondheid.

“Het proces van de City Deal heeft de regio nu al veel gebracht”, stelt Michiel Hustinx, programmamanager Duurzaamheid van de gemeente Nijmegen en trekker van de City Deal. Afgelopen 30 januari werd de deal in Nijmegen ondertekend door maar liefst 21 partners, van gemeenten, Rijk tot bedrijfsleven en kennisinstellingen. “We zijn door al de overleggen dichter bij elkaar gekomen.”

De regio Gelrestad heeft met vier sterke steden en gerenommeerde kennisinstellingen veel te bieden. Met name op de drie sectoren energie, voeding en gezondheid kan de regio zich onderscheiden. Maar het kan beter. Want waar de regio voorheen de vierde economische regio van Nederland was, moet de regio nu het doen met een lagere plek op de ranglijst. Met de City Deal Gelrestad zoeken Arnhem, Nijmegen, Ede en Gelderland samen met partners uit naar verbindingen tussen deze drie sectoren. Zodat het profiel van Gelrestad er beter voor staat. Wethouder Harriët Tiemens deed bij de ondertekening van de City Deal dan ook de oproep dat Gelrestad meer moet uitdragen hoe goed ze bezig is. Hustinx: “Dat is namelijk ook een van de doelen van deze City Deal: het profiel van de Gelrestad-regio versterken.”

Wat was precies de aanleiding om de City Deal aan te gaan?
Hustinx: “De aanleiding was een onderzoek dat de Rabobank had gedaan in opdracht van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen naar het investeringsvermogen van de regio. Daaruit bleek dat er veel kansen te liggen voor verbinding tussen de verschillende steden, zoals op het gebied van energie. Alleen halen we er te weinig uit, aldus het rapport. Er ligt een potentieel om economisch veel sterker te worden. Dat geldt ook voor voedsel en Clean Tech als we de verbinding zoeken met Ede en Apeldoorn. Toen zijn we gaan nadenken over een City Deal.  Natuurlijk werken de verschillende colleges van Gelrestad al samen, maar deze City Deal brengt een extra schwung in deze samenwerking. Om het profiel van Gelrestad te versterken en weer koploper te worden moeten we kijken naar crossovers tussen de verschillende sectoren. De lijn health – food – cure – care raakt bijvoorbeeld aan álle regio’s. Rond het thema energietransitie kunnen bedrijven, onderzoeksinstellingen en burgers elkaar goed vinden.”

De deal is getekend. Wat gaat er nu verder gebeuren?
“Nu gaan we de deal inhoudelijk verder uitvoeren. Door samen op te trekken wordt bijvoorbeeld de inkoopkracht vergroot. Zo werken 17 gemeenten in de regio Arnhem-Nijmegen aan een unieke gezamenlijke aanbesteding voor duurzame elektriciteit voor hun eigen organisaties. Het is de bedoeling dat straks onder meer gemeentelijke kantoren, wijkcentra, sporthallen en openbare verlichting op deze stroom functioneren. De samenwerking werkt hetzelfde voor elektrisch rijden en groen gas. Omdat je samen het proces ingaat is het interessanter om te investeren en zo jaag je gezamenlijk de stand van techniek aan. We merken dat dit soort voorbeelden ook andere gemeenten inspireert. In Ede is bijvoorbeeld de verbinding tussen voedsel en zorg inspirerend. In Nijmegen zijn we in navolging daarom bezig de Radboud Universiteit en Rijnstate met elkaar te verbinden. Die verbinding kun je ook maken in research & development.”

Kun je daar een voorbeeld van geven?
“Denk aan de enorme opgave die er ligt met de energietransitie, met wind en zonne-energie. Daar zijn heel veel hectares voor nodig. We kijken bijvoorbeeld naar dubbel ruimtegebruik. Kun je bijvoorbeeld een gewas kweken dat het goed doet in de schaduw van zonnepanelen die op een groot zonneveld staan. In de regio kunnen we dan ook machines ontwikkelen die dat gewas kunnen oogsten tussen de panelen door. De expertise hebben we bij elkaar in de regio, van de Radboud Universiteit, de Wageningen Universiteit en Food Valley. En zo geeft dit soort verbindingen een enorme economische boost aan de regio. De City Deal is dan ook een extra instrument voor de bestaande agenda. De komende 2 jaar moet het de regio een extra boost geven.”

michiel

Michiel Hustinx op de Agenda Stadtafel bijeenkomst over energie.

Die verbinding moet plaatsvinden tussen de verschillende partners. Horen burgers daar ook bij?
“Ja, kijk maar naar de al genoemde energieaanbesteding van de 17 gemeenten in de regio Arnhem-Nijmegen. Dat is een behoorlijk contract, waarbij we inzetten op groene energie uit de regio en niet op elektriciteit uit bijvoorbeeld een Noorse waterkrachtcentrale. We willen echt dat de energie regionaal uit nieuwe projecten komt. Het is de eerste aanbesteding in Nederland waarin dit zo expliciet wordt vastgelegd. Om dat te laten slagen willen we meerdere energiepartijen inzetten. Dat is spannend. We hebben bijvoorbeeld een clausule opgenomen dat we lokale energie coöperaties er ook bij willen betrekken. We willen voorkomen dat de grote partijen de kleine wegconcurreren. De kleine partijen moeten juist meedoen. Juist burgerinitiatieven als Windpower Nijmegen en de Rijn IJssel Energie Coöperatie weten hoe ze laagdrempelig en creatief eigen energie kunnen produceren. Grote bedrijven en instellingen hebben financiële slagkracht en expertise in huis. Breng die partijen bij elkaar en één plus één wordt drie. Samen komen we pas echt verder. We kunnen immers veel leren van elkaar.”

Wat moet er zijn bereikt over twee jaar?
“Via de vijf actiesporen in de City Deal werken we aan het versnellen van innovaties. Een voorbeeld is de totstandkoming van het World Food Center in Ede, waar met internationale uitstraling werk wordt gemaakt van cross-overs tussen Energy, Food en Health. In het WFC worden onderzoekers, consumenten en producenten van voeding uitgedaagd om met de voedselvraagstukken van deze tijd aan de slag te gaan. Een doel wat we niet hebben vastgelegd in de City Deal is dat we naast oplossingen ook meer werkgelegenheid willen creëren, zowel voor lager als hoger opgeleiden. . Ook weer dankzij die crossovers die we maken tussen energie, voeding en gezondheid. Over twee jaar moeten we het gevoel hebben dat we in Gelrestad begonnen zijn met een inhoudelijke samenwerking die naar meer smaakt.”

Leefbaarheid verbeteren door aanpak van particulier woningbezit

Door vergrijzing en bevolkingsdaling kent de regio Zuid-Limburg een grote transformatieopgave op de woningmarkt. Uit ramingen blijkt dat als er niks verandert alleen al in de regio Parkstad in 2030 sprake is van een woningoverschot van circa 9000 woningen. Omdat de meeste leegstaande woningen particulier bezit zijn, is het moeilijk om dit probleem aan te pakken. De Stadsregio Parkstad heeft daarvoor een innovatieve aanpak ontwikkeld. Wethouder Tim Weijers (Kerkrade), tevens regionaal portefeuillehouder Wonen en Herstructurering in de Stadsregio Parkstad Limburg, legt uit wat dat inhoudt.

De aanpak van de particuliere woningvoorraad in krimpregio’s staat al jaren hoog op de agenda van de woningmarkt. Juist in deze gebieden is het eigenwoningbezit namelijk relatief kwetsbaar. Het overaanbod aan woningen leidt tot waardeverlies.

Leefbaarheid

En omdat ze minder waard zijn, wordt er ook nauwelijks meer in geïnvesteerd. Met als gevolg een neerwaartse spiraal in de leefbaarheid van bepaalde wijken. Er ontstaat leegstand, verpaupering, dichtgetimmerde panden en armoede. Terwijl de economische sector in Zuid-Limburg opbloeit, wordt het steeds duidelijker dat de aanpak van woonwijken heel belangrijk is voor de toekomstige regionaal-economische ontwikkeling. Leefbaarheid en een gezonde woningmarkt zijn belangrijke randvoorwaarden voor economische ontwikkeling, aldus Tim Weijers.

Hier in de Zuid-Limburgse regio bestaat de helft van het woningoverschot, dat de komende jaren optreedt, uit koopwoningen. Tegelijk is er wel een vraag naar huurwoningen ontstaan in de regio. En dat terwijl de leegstand de afgelopen jaren voornamelijk te vinden was in de huursector. “Leegstand is makkelijker aan te pakken als het huurwoningen betreffen, want dan kun je om tafel met woningcorporaties”, legt wethouder Weijers uit. “Met particulier bezit is dat moeilijker. Niemand wil immers zijn eigen huis slopen. In de regio hebben we 4 tot 5 procent leegstand in de woningvoorraad. Dat leidt tot minder marktspanning. De gevolgen zijn enorm voor de huizenprijzen en de leefbaarheid. Er moet echt iets gebeuren.”

Dus jullie zijn gaan kijken welke modellen er zijn om hier het beste op in te grijpen?
“Ja. Samen met de acht Parkstadgemeenten en Provincie Limburg onderzoeken we nieuwe verdienmodellen. Is het mogelijk om huizen aan te kopen vanuit de corporatie en gemeente, deze dan vijftien jaar te laten exploiteren voor verhuur om ze dan vervolgens daarna pas te slopen? Met deze woningen kun je dan tijdelijk het tekort aan huurwoningen aanpakken. Zo snijdt het mes aan twee kanten. Het is een hele brede opgave en we moeten hierin wel gezamenlijk optrekken met provincie en hypotheekverstrekkers. Als overheid willen we vooral hierbij een aanjagende rol spelen.”

Tim Weijers, wethouder Kerkrade.

Dat betekent dus dat jullie gezamenlijk de woningen overkopen van de particuliere eigenaren. Waar halen jullie het geld hiervoor vandaan?
“We kunnen het geld deels terugverdienen in de vijftien jaar durende exploitatie van de woningen. Deels zullen er middelen nodig zijn vanuit de overheid. In de regio Parkstad willen we hiervoor middelen gebruiken uit de decentrale uitkering bevolkingsdaling, die we regionaal inzetten. En we experimenteren met nieuwe vormen van fondsvorming. Ook kijken we verder naar co-financiers, zoals de Provincie Limburg en welke rol corporaties hierbij kunnen vervullen. Corporaties hebben momenteel behoefte aan meer sociale huurwoningen en dan is het wellicht verstandig om eerst gebruik te maken van de woningvoorraad die er al staat. Daarnaast moeten ook hypotheekverstrekkers en de NHG aanhaken. Veel van de hypotheken van de woningen staan namelijk onder water. Hoe verhoudt zich dat? Zeker is in ieder geval dat wanneer we niets doen, we ook niets krijgen. Het is een behoorlijk complex verhaal, waar we alleen mee verder kunnen als de partijen elkaar vertrouwen.”

Wat zou de meerwaarde van het Rijk hierbij kunnen zijn?
“Door corporaties meer ruimte te geven, indien het regionaal noodzakelijk is. Corporaties hebben in sommige regio’s meer ruimte nodig om echt belangrijke volkshuisvestelijke taken uit te voeren, bijvoorbeeld om te kunnen interveniëren in particulier bezit. De minister wilde de afgelopen jaren marktpartijen stimuleren om te investeren in de woningmarkt. In een aantal regio’s in Nederland komt de markt niet in actie om belangrijke woningmarktopgaven aan te pakken. En dan is een corporatie een goed alternatief. Afgelopen december is er, na een intensieve lobby vanuit de regio, in de Tweede Kamer een amendement aangenomen, die de ruimte biedt aan corporaties om in bepaalde gevallen geen verhuurderheffing te hoeven betalen, wanneer een particuliere woning wordt aangekocht. Ondertussen merken we dat andere regels vanuit de woningwet dit soort bewegingen weer vertragen. Het is belangrijk dat de financieringsopgave niet alleen moet komen te liggen bij de corporatie of de gemeente. En als we deze oplossing op grotere schaal kunnen uitrollen, hebben we een fonds nodig. Het is duidelijk dat we samen moeten optrekken. Het Rijk kan ons helpen, ook in de contacten met hypotheekverstrekkers en de NHG”

Is jullie aanpak niet een ideaal thema voor een City Deal?
“Daar hebben we onlangs wel overleg over gehad. Maar het is onderdeel van een breder totaalpakket van de hele regio. Als Parkstad willen we ook in 2040 energieneutraal zijn. En we willen sloopafval zo duurzaam mogelijk hergebruiken. Met het project SUPERLOCAL (zie kader) werken we daar natuurlijk al aan mee. We kijken vooral naar de ontwikkeling van het hele gebied en of de voorzieningen op orde zijn. Ook aan goede zorg is bijvoorbeeld behoefte. Ook in een regio als Parkstad, waar investeringen in forse nieuwbouw eigenlijk niet voor de hand liggen en hierdoor de leegstand op andere plekken zal kunnen toenemen. Als gevolg van de vergrijzing zijn deze wel noodzakelijk.Wat zijn geschikte plekken in de wijk om te wonen voor zorgbehoevenden? In zo’n deal zouden we daarvoor vooral vanuit de opgave willen kijken naar regelgeving.

Hoe ver staan jullie met de uitvoering van het model?
“Er lopen al wat onderzoeken. We willen vooral de sociale kant goed uitzoeken. Met name de woningen in de hoogbouwflats staan onder water. Inwoners kijken naar ons, de gemeente, of we echt niets voor hen kunnen doen. We moeten dus een goed sluitend verhaal hebben. Communicatie bij dit project is dan ook uitermate belangrijk. Natuurlijk kunnen we, gezien de begroting, niet de hoofdprijs betalen als we de woningen overnemen. We willen echter niets ondernemen zonder sociaal plan. Dat vinden wij heel belangrijk. We willen kijken met de bewoners naar alternatieven, samen met corporaties hen helpen met een huurwoning. Hen niet aan hun lot overlaten. Deze aanpak kan op diverse plaatsen worden toegepast en in totaal zo’n duizend appartement eigenaren perspectief bieden op een nieuwe wooncarrière, mits ze daarvoor open staan.”

Wat kan de rest van Nederland leren van jullie?
“We hebben natuurlijk een voortrekkersrol. Ik denk dat er de komende jaren op veel plekken in Nederland wordt aangelopen tegen de problemen van slecht particulier woningbezit. De oplossingen die we hier bedenken kunnen ook in die gebieden van waarde zijn. We proberen verbindingen aan te jagen met verschillende partijen, waardoor er nieuwe oplossingsrichtingen ontstaan. De oplossingsrichtingen bevatten het liefst zo min mogelijk overheidsmiddelen en een zo’n hoog mogelijk maatschappelijk resultaat. Daar zijn we vrij sterk in. Verder denk ik dat we met onze regionale woonvisie vooroplopen. In tegenstelling tot andere delen van het land, hebben wij in Zuid-Limburg al jaren met krimp te maken en werken we daarin samen. We zijn daarin helemaal niet uniek, maar we hebben er wel tijdig op geanticipeerd. Als we nu geen stappen nemen, kunnen we het over vijftien jaar wel vergeten. Als we nu zouden aankopen kunnen we over die tijd aantallen uit de markt halen. En het kan. We hebben hier in de regio een experiment, waarbij een makelaar woningen aankoopt, renoveert en verkoopt aan een woningcorporatie. Door die renovatie wordt het plots wel interessant voor de corporatie om de woning te gaan verhuren. Het is omkatten op kleine schaal maar wel een mooi voorbeeld. Inmiddels willen meerdere corporaties aanhaken en ontstaat er een grotere beweging. Doe het gewoon, ga aan de slag. Kijk waar je tegenaan loopt, en stel dan bij. ”

SUPERLOCAL
In de wijk Bleijerheide in Kerkrade, op een steenworp van de Duitse grens, is de gemeente Kerkrade samen met woningcorporatie HEEMwonen, IBA Parkstad en Stadsregio Parkstad, begonnen aan het project SUPERLOCAL. Hier stonden tot voor kort vier immense hoogbouwflats met elk 100 woningen. Een erfenis uit de jaren 60 van de vorige eeuw. Vanwege de krimp is één flat inmiddels gesloopt. Dit jaar volgt de sloop van nog een flat. De sloop gebeurt op duurzame wijze. Al het materiaal dat bij de sloop vrijkomt wordt ter plekke opnieuw gebruikt voor de bouw van ruim 100 betaalbare sociale huurwoningen. Alles wordt kringloop, zelfs komt er een gesloten waterkringloop. De aanwezige kwaliteiten, zoals het groen, het prachtige uitzicht en de woningplattegronden, worden ook hergebruikt. “Dit project biedt vooral ook ruimte om te experimenteren”, aldus wethouder Weijers. In het project gaat het aantal woningen in de wijk terug van vierhonderd naar honderdvijftig.

 

 

‘Groen is geld waard’

Groen en blauw in de stad levert heel wat op. Het is gezonder voor de mensen die er wonen, goed voor flora en fauna en doet de waarde van grond en huizen stijgen. Maar hoe druk je die waarden concreet uit. Daar ontwikkelden de partijen van de City Deal Waarden van Groen en Blauw in de stad een speciale tool voor. Projectleider Stefan Verbunt vertelt er meer over.

Afgelopen voorjaar liet de gemeente Den Haag berekenen dat alle woningen in de stad 1,9 miljard euro meer waard zijn dan wanneer er geen bomen, parken en grasvelden zouden zijn geweest. Er is in de Hofstad ongeveer 17 procent groen, wat ervoor zorgt dat een woning gemiddeld 4 procent meer waard is. Dat komt neer op gemiddeld 7.500 euro per woning, aldus de onderzoekers. Zij maakten voor hun berekeningen gebruik van de TEEB-stadtool.

Deze tool, in 2013 gelanceerd door marktpartijen gesteund door het ministerie van Economische Zaken, begint langzamerhand uit de ‘hobbyfase’ te komen, nu steeds meer gemeenten en onderzoekers er gebruik van maken, vertelt Verbunt, projectleider bij de City Deal Waarden van Groen en Blauw in de Stad namens RVO/EZ. Komende zomer maakt de tool een volgende doorontwikkeling door, wanneer het onderdeel wordt van de Atlas Natuurlijk Kapitaal. Verder helpen onder meer RIVM, Rijksuniversiteit Groningen, Hogeschool van Amsterdam en het Kenniscentrum Natuur en Leefomgeving mee de tool verder te onderbouwen, zodat de resultaten nog betrouwbaarder worden.

In de City deal Waarden van Groen en Blauw in de stad gaan de ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur & Milieu met een zevental steden en andere partners aan de slag om de waarden van natuurlijk kapitaal in de stad steeds beter in geld uit te drukken. Gemeenten, private partijen en kennisinstituten gaan gebruikerservaringen en kennis delen om de TEEB-stadtool en de Atlas Natuurlijk Kapitaal (ANK) te verfijnen, te integreren en nog beter te laten aansluiten bij de uitvoeringspraktijk.

Stefan Verbunt.

Kun je kort uitleggen wat de tool nu precies doet?
Verbunt: “TEEB staat voor The Economics of Ecosystems and Biodiversity, een wereldwijd initiatief om de waarde van de natuur zichtbaar te maken ten behoeve van betere besluitvorming bij de ontwikkelings- en designfase van (vernieuwings-) projecten in steden. Wat levert het op voor onze leefomgeving als we de daken vergroenen, extra bomen planten in parken en straten of het regenwater opvangen in een nieuwe stadsvijver? Of het nu om gezondheid of de waarde van grond gaat, de tool maakt analyses daarover. Deze tool berekent bijvoorbeeld de besparing die de daling van ziekteverzuim oplevert, nu mensen vaker een ommetje in het groen maken als gevolg van vergroening”. De tool maakt de financiële voordelen (dan wel besparing in toekomstige uitgaven) inzichtelijk voor een scala van thema’s; en aan wie die voordelen met name ten deel vallen. Bijvoorbeeld wat levert een verbeterde waterretentie op; of betere hitte reductie als gevolg van investeringen in groen, mensen blijven dan langer in stad of parken met voordelen voor ondernemers in de steden en recreatie.

En wat kun je doen met die analyses?
“Met de tool kan je als gemeente met je vergroeningsagenda een goede business case opbouwen. Je kunt kijken welke winst te behalen valt met groen en blauw, en hoe je andere partijen kunt verleiden mee te doen. Als je huis aan groen grenst is het al snel een kleine 10 procent meer waard. Zelfs als je huis al in een straal ligt van groen is het meer waard.  Dat kan interessant zijn voor banken om te investeren, bijvoorbeeld in verouderde wijken. Zeker met oog op hypotheken die onder water staan. In Rotterdam kijken ze bijvoorbeeld hoe groen de sociale cohesie in een wijk vergroot. Het aanleggen van gezamenlijke moestuinen in een parkje vergroot de sociale controle in de wijk. Daardoor daalt de criminaliteit aanzienlijk. We hebben dit soort veranderingen, deze sociale lasten, nooit eerder in geld uit kunnen drukken. Dat is de kern van deze tool. Waar vangen we winst, waar besparen we kosten? Wie zijn de batenhouders? Als je dat allemaal in kaart brengt kun je dat in je communicatie gebruiken richting banken, ziekenhuizen en andere baathouders om te vragen om meer en in gezamenlijkheid met de overheid te investeren in de omgeving.”

Zijn er al voorbeelden?
“Ja, Apeldoorn heeft de TEEB-Stadtool gebruikt voor de verbetering van een stadspark, dat oud en vervallen was en waar hangjeugd de dienst uitmaakte. Het was niet erg aantrekkelijk meer. De tool is gebruikt om de meerwaarde van een aantal beoogde veranderingen zichtbaar te maken. Het heeft ondersteunend gewerkt in het proces.  Er is met hulp van de tool gekeken naar de kansen voor verschillende partijen, om ze op die manier te motiveren mee te doen. Duidelijk werd dat de meerwaarde de investeringskosten ruimschoots overtrof. Bedrijven én Kadaster hebben dat samen met gemeente samen aangepakt en nu is het echt een visitekaartje voor de stad.”

Deze zomer komt het dus bij de Atlas Natuurlijk Kapitaal (ANK)? Wat voegt dit toe?
“Daardoor kunnen we de resultaten uit de tool locatiespecifiek maken. De  impact van het planten van bomen is op de ene plek nu eenmaal anders dan op de andere. Plant je bomen naast een park of meer solitair, daar kun je je wel iets bij voorstellen. Dat inzicht brengt ANK. Straks voer je de berekening uit op één internetsite voor zowel de TEEB-tool als de ANK. Dat kan heel handig zijn als je bezig bent met de inrichting van een plein of wijk in de stad.”

De City Deal is ongeveer een jaar geleden ondertekend. Heeft het al resultaten opgeleverd?
“Ja, het belangrijkste is natuurlijk dat de tool nu redelijk staat. Het begint te lopen. Waar het eerst vooral hobbyisme was, is er nu vanuit de City Deal meer politieke commitment gekomen, zodat we er veel serieuzer mee aan de slag kunnen gaan. We kijken nu verder wat de logische partners zijn. Er gebeurt op dit moment heel veel. Er zijn immers heel veel gemeenten fanatiek bezig met vergroening en verduurzaming. Die willen graag aansluiten en dat juichen wij toe. Als de tool helemaal doorontwikkeld is , hebben we een mooi (export)product in handen. De uitdaging nu is om alles bij elkaar te brengen. We kunnen daarvoor een steun in de rug gebruiken. De urgentie voor deze tool ontbreekt nog weleens. We hopen dat meer wethouders het gaan steunen. We hebben meer ambassadeurs nodig.”

Stefan Verbunt.

Moet de tool meer bewustzijn bereiken over de rol van groen en blauw in de stad?
“Ja. We willen toch allemaal meer groen en blauw? Eigenlijk wil ik hetzelfde bereiken als met roken. Ik bedoel daarmee dat ik jaloers ben op de evolutie van de  bewustwording omtrent roken. Er is niemand meer die niet bewust is van de gevolgen van roken en men handelt er ook naar, dat was vroeger wel anders. Iedereen weet ook dat meer groen prettig is, het ontstresst, obesitas tegengaat, het ziekteverzuim doet dalen, goed is voor de flora en fauna en meer waarde voor grond en huizen oplevert. Dat bewustzijn moet ook meer gewoon worden. Daar moeten we wat mij betreft naartoe.”

De Gezondheidsraad heeft onlangs een rapport uitgebracht over gezond groen in en om de stad. Daarin adviseert ze in en om steden meer groen voor recreatie aan te leggen. Het rapport is hier te lezen.

Nodigt de naam TEEB-Stad Tool daar wel genoeg voor uit?
“Daar gaan we nog wat aan doen. We denken om een wedstrijd uit te schrijven, waar we mensen uitnodigen mee te denken aan een pakkende naam.”

“Maak innovatie mogelijk in het sociaal domein om nog meer vanuit preventie te werken”

Wethouder Jeroen Olthof van de gemeente Zaanstad

De decentralisatie. Het was zo’n woord dat veel gemeenten bezighield. Taken in de zorg, voor de jeugd, voor ouderen, gingen van het Rijk naar de gemeenten. Was dat wel zo’n goed idee? “Ik heb daar wel mijn twijfels over gehad”, zegt Jeroen Olthof, wethouder Zaanstad en een van de trekkers van de City Deal Inclusieve Stad.

Dat doet hij op de site van G32. Nu de verkiezingen voor de deur staan, kijkt G32 met een aantal wethouders terug op de afgelopen periode en vooruit. “In 2013 vroeg ik me nog hardop af of we nu marktwerking tussen gemeenten aan het organiseren waren”, aldus Olthof. “Is dat wat we willen? Maar ik stond daar redelijk alleen in”, zegt hij nu, in het spectaculaire stadhuis van Zaanstad. “We zaten toen midden in een crisis, sommige gemeenten zaten echt op het randje, dus dan kun je je afvragen of je zo’n transformatie op zo’n moment moet doen.”

Hij ging pas later ‘om’, toen hij er daadwerkelijk verantwoordelijk voor werd. “De zorg heeft een gezicht gekregen, er is iemand aanspreekbaar en ik voel me verantwoordelijk.”  Maar toen kwamen de apocalyptische verhalen in de media. Zijn de gemeenten er wel klaar voor? Vallen er geen mensen tussen wal en schip? Ook de zorgwereld was sceptisch. Die zag dit vooral als een bezuinigingsopgave.

Zoektocht

“Het is altijd een kwalitatieve zoektocht geweest naar hoe we onze burgers, onze mensen, het beste kunnen ondersteunen. Hoe kunnen we de problemen meer integraal aanpakken. Hoe kunnen we zaken voorkomen?” Als voorzitter van de Sociale Pijler van de G32 ziet hij dat gemeenten met verschillende snelheden deze transformatie doormaken. “Ik zie steden die al heel ver zijn. Leeuwarden, Apeldoorn, Deventer, Eindhoven, maar ook Zaanstad lopen voorop. Andere steden hebben hun handen vol aan de transitie en zijn nog niet goed toegekomen aan transformeren. Het blijft de grootste opgave voor gemeenten sinds mensenheugenis, dat mogen we niet vergeten.”

Grondig doen

Een beperking in de opzet van de decentralisatie vindt hij dat “we hetzelfde moesten doen voor minder geld. Wij zijn nooit gecompenseerd voor het volledig inrichten van een hele nieuwe organisatie. Bij een aantal gemeenten leidde dat tot financiële zorgen, want er werd nogal wat van ze gevraagd.”

“Zaanstad is een arme gemeente. Wij hadden niet de luxe om achterover te hangen. We zagen het als een kans. We zijn direct met die reorganisatie aan de slag gegaan en we wilden het meteen helemaal anders doen. Dat zit in de cultuur van onze organisatie. Wij willen de zaken altijd grondig doen, dat is de Zaankanter eigen. Daar was veel draagvlak voor, ook in de Raad.”

Vangnet

Die decentralisatie en de transformatie noemt hij een complete ‘reset’. ”We bepalen als overheid niet meer van bovenaf wat er moet gebeuren. De verantwoordelijkheid ligt nu bij de zorgprofessional in de wijk. Het gaat daarbij niet meer om waar de burger recht op heeft. Nee, het gaat erom samen te kijken hoe wij zijn situatie kunnen verbeteren. De mens is geprogrammeerd om met regels te werken, terwijl dat niet altijd per se tot de beste oplossingen leidt.”

“Waar ik zelf trots op ben, is dat we een vangnet hebben én dat we het mogelijk hebben gemaakt om maatwerk te bieden. Daar waar de regels knellen, worden ze opzij gezet en we hebben extra budget vrij gemaakt om maatwerk te leveren. Professionals mogen naar eigen inzicht handelen.” Hij noemt een voorbeeld. “Als iemand een huurachterstand heeft en de professional denkt dat er veel leed voorkomen kan worden als de gemeente een maand huur betaalt, dan kan dat. Als je daarmee een huisuitzetting kan voorkomen, is dat goed voor het betreffende gezin en is het uiteindelijk ook goedkoper voor de gemeente. Dat is spannend, want fraude en misbruik liggen op de loer. Maar uiteindelijk zie je dat die vroegtijdige maatregelen hun vruchten afwerpen. De zorgverlener die op die manier verantwoordelijkheid durft te pakken, wil ik het gevoel geven dat ik achter hem sta.”

Makkelijker met elkaar schakelen

De komende maanden wil Jeroen Olthof zich vooral inzetten om het fundament te versterken, zodat zijn opvolger, van welke politieke kleur dan ook, er zonder problemen mee verder kan. “Ook in de samenleving zie ik nu rust.” Hij is zelf pas tevreden als de mensen het wijkteam als van zichzelf beschouwen en niet van de overheid. “Dat gaat de goede kant op. Al zie je wel dat de administratieve last nog te hoog is en dat er nog veel te winnen is op gebied van preventie. Wel zie je dat de verschillende organisaties, jeugdzorg, politie, hulpverleners makkelijker met elkaar schakelen.”

Het is 80 procent communicatie, stelt hij vast. “We moeten laten zien wat we aan het doen zijn. En vooral laten we zien dat we het anders doen en dat we het voor die mensen die het nodig hebben beter doen. Dat zie ik in Zaanstad nu wel ontstaan.”

Maak innovatie mogelijk

Twee belangrijke zaken wil hij het Rijk, en de mensen die nu een kabinet formeren, meegeven. Ten eerste: Geef de lokale overheid de rust en de ruimte om zaken op orde te krijgen. Maar zorg ook dat er geld beschikbaar komt om innovatie mogelijk te maken, om nog meer vanuit preventie te werken. “Voorkomen is immers beter dan genezen.”

De komende tijd interviewt G32 nog vijf wethouders over de decentralisatie en de transformatie. Aan het einde mag de geïnterviewde een vraag stellen aan de volgende, de estafettevraag. Olthof heeft een vraag voor Tom Horn, wethouder in Haarlemmermeer: “Aan hem wil ik vragen: hoe leg je je prioriteiten bij het toewijzen van een sociale huurwoning? Er zijn allerlei bewoners die er recht op hebben, verwarde mensen, statushouders, mensen met een beperking en mensen die al heel lang op een sociale huurwoning wachten en er ook recht op hebben, maar wie krijgt als eerste de sleutel?”

De komende tijd organiseert Inclusieve Stad diverse bijeenkomsten over de verschillende experimenten in de City Deal zoals in Utrecht en Leeuwarden.

Dit interview is eerder gepubliceerd op de website van de G32.

 

Steden en Rijk leren elkaars taal spreken in City Deals

David Hamers op Kennissessie in Utrecht. Foto: Pieter Verbeek.

Het PBL evalueert op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken het instrument City Deals. Met deze Deals werken steden, het Rijk en andere partijen samen aan innovaties die nodig zijn om de transities te versnellen, die Agenda Stad voor ogen heeft. De informele manier van werken daarbij wordt gewaardeerd, zo blijkt uit de eerste verkenning, die nu klaar is. Onderzoeker David Hamers licht toe.

Waarom deze evaluatie?
“Voor het PBL was er een bredere aanleiding om te kijken naar de City Deals. We zien in Nederland namelijk ongelofelijk veel ambities in stedelijke regio’s, maar ook bij nationale overheden die ze projecteren op steden, om transities aan te pakken. Denk aan energietransitie of circulaire economie. Het gaat om grote complexe vraagstukken, waar geen hapklare oplossingen voorhanden zijn. Er zijn nieuwe manieren van werken voor nodig om ze aan te pakken. We zien dan ook steden heel ambitieus en serieus aan de slag gaan met deze transities en targets neerzetten. De ene is concreter ermee bezig dan de ander. Tegelijk ziet het Rijk steden ook als agents of change. Wij als PBL zijn geïnteresseerd om te kijken wat de twee overheidslagen op die manier van elkaar kunnen verwachten.”

Hoe werkt dat dan?
Duidelijk kwam naar voren dat het gaat om experimenteren en innoveren en dat we niet blijven hangen in abstracties. Steden moeten aan de slag gaan, dingen uitproberen, testen wat wel en wat niet werkt. Door te experimenteren kun je pas innoveren. We maken in dit onderzoek een verschil tussen vernieuwing en innovatie. De eerst gaat geleidelijk, de twee is iets radicaal anders. Daarvoor heb je nieuwe manieren van werken nodig. Dat vergt veel van de actoren die erbij zijn betrokken. Daarom wilden we als PBL inzoomen op de City Deals. Hoe werkt dat dan? We krijgen vanuit BZK het verzoek om nu al tijdens de uitvoering te kijken. Wat loopt lekker, wat niet? Het is een eerste verkenning. In het najaar komen we met de tweede fase.”

Zijn de City Deals een goed instrument?
“Ja, er is een hele nieuwe manier van werken ontstaan, met meer samenwerking in netwerkverband tussen verschillende overheidslagen. Het is een zogeheten multilevel manier van samenwerken, waarbij er een meer informele manier van communiceren bestaat. Die wordt goed gewaardeerd door de betrokkenen, zo blijkt uit ons onderzoek. We kunnen hier nog heel veel van leren, is de tendens. Elementen ervan zouden meer moeten landen in regulier beleid.”

David Hamers. Foto: Henriëtte Guest.

Heb je daar een concreet voorbeeld van?
“Stad en Rijk zouden bij regulier beleid al in een veel vroeger stadium om tafel kunnen gaan. Zo kunnen ze samen verkennen wat nodig is, voordat er beslissingen nodig zijn. Ze leren elkaars taal spreken, elkaars wereld kennen. Nu zie je vaak dat de twee werelden niet altijd even goed overeenkomen. In de City Deals komen die werelden samen, en dat wordt erg gewaardeerd. Daarnaast bieden de Deals ruimte om experimenten te organiseren en uit te voeren om innovaties te ontdekken. Die ruimte wordt helaas nog onvoldoende benut, zo hebben wij ontdekt.”

Stad en Rijk zouden bij regulier beleid al in een veel vroeger stadium om tafel kunnen gaan. Zo kunnen ze samen verkennen wat nodig is, voordat er beslissingen nodig zijn. Ze leren elkaars taal spreken, elkaars wereld kennen.

Wat kan dan beter?
“Steden zouden de bestaande ruimte binnen bestaande regelgeving beter kunnen benutten. Zoek de grenzen meer op, rek die regels op waar mogelijk. City Deals bieden daar de ruimte voor, dus gebruik die dan ook. Aan de andere kant kan ook het Rijk meer doen om steden hierin te helpen, door bijvoorbeeld wet- en regelgeving aan te passen, die experimenten en innovatie in de weg staat. Daar heeft het Rijk nog moeite mee. Het gaat vaak om lange processen, en aanpassing ervan ligt vaak gevoelig. Dit botst nog weleens. Steden willen vaak sneller acteren dan het Rijk. Het Rijk zou wat meer lef kunnen tonen, zeggen de respondenten dan ook. Faciliteren met alleen kennis is niet voldoende. Of dit stapje verder per se in de vorm van een City Deal moet gebeuren, weet ik niet. Wel kunnen de Deals helpen het beter in kaart te brengen, het bespreekbaar te maken en het scherp op de agenda te zetten.”

Hoe is de samenwerking door de City Deals verbeterd?
“Het heeft een nieuwe manier van werken opgeleverd. Steden komen makkelijker in contact met het Rijk. Ze vinden makkelijker een ingang, de lijnen zijn korter. Tegelijk bestaat dé ingang niet. Het Rijk spreekt niet met één mond. Er is verschil tussen de departementen en gemeenten voelen zich weleens verdwaald omdat het ene departement iets anders zegt dan een ander. En steden willen vooral handelen, dat is de kracht van steden. Als je verdwaalt is dat niet makkelijk. Agenda Stad draagt wel bij aan contact tussen departementen, maar het kan nog beter. Een andere kritische opmerking van respondenten is dat ook verkokering van budgetten experimenten en innovatie in de weg staat. Het blijkt nog moeilijk om over de geldpotjes heen te kijken en zaken meer met elkaar in verband te brengen als het gaat om financiën. Terwijl beleidsdomeinen met elkaar in contact brengen juist een ambitie is van Agenda Stad. Daar valt nog veel te winnen dus.”

Jullie doen een aanbeveling dat City Deals meer als beschermde omgeving kunnen fungeren. Wat bedoel je daarmee?
“City Deals zouden stedelijke experimenten moeten beschermen tegen de dominante instituties, zoals financiële verkokering en bestaande wet- en regelgeving. Die kunnen immers innovatie in de weg staan. Door ze af te schermen kunnen ze krachtiger worden. Het is net als een plantje in een kas. Je geeft die water en mest zodat het kleine plantje kan uitgroeien. Zo kunnen ook experimenten uitgroeien en sterker worden onder de bescherming van een City Deal, zodat het kan aansluiten bij bestaande trajecten en agenda’s, maar ook buiten bestaand beleid. Er moet structureel experimenteerruimte worden gecreëerd. Anders komt het moeilijk van de grond. Wat we hebben gezien in ons onderzoek is dat de City Deals die een grotere afstand van bestaand beleid hebben, dus innovatiever zijn, moeilijker van de grond komen. Transitie vergt innovatie en daar hebben we experimenten voor nodig. En die kunnen alleen worden opgeschaald en als een inktvlek worden verspreid, als ze uit de wind worden gehouden.”

City Deals zouden stedelijke experimenten moeten beschermen tegen de dominante instituties, zoals financiële verkokering en bestaande wet- en regelgeving. Die kunnen immers innovatie in de weg staan.

Ook het leerproces binnen de City Deals kan explicieter, stellen jullie. Kun je dat toelichten?
“Als je wilt experimenteren en innoveren zal je van te voren moeten afvragen wat je wilt leren. Het is een zoekend proces. Daar ben ik ook voorstander van. Zoek de ruimte op. Maar het werkt goed als van tevoren helder wordt opgeschreven wat je wilt bereiken. Daar kun je beter van leren. En dat is cruciaal voor innovatie. Je moet ook durven mislukken. Bij experimenteren hoort dat erbij. Je zoekt immers de grenzen op. Iedereen weet dat, maar in beleidsland kan men daar nog moeilijk mee omgaan. Daarom is rugdekking zo belangrijk. Zorg voor die beschermde omgeving. Dat je daar in een experiment mislukt is heel goed uit te leggen aan burger of gemeenteraad. Maar het vergt van ambtenaren een andere opstelling. Er komen gewoon hele andere leerprocessen kijken bij innovatie.”

Experimentele ruimte van City Deal Inclusieve Stad brengt mensen in beweging

Zaanstad is één van de vijf gemeentes die experimenteert met een nieuwe aanpak in het sociaal domein binnen de City Deal Inclusieve Stad. We vroegen projectleider Mark Koetsier waarom Zaanstad meedoet en welke lessen hij ziet in de experimenten rond deze City Deal.

Waarom doet Zaanstad mee met de City Deal?
“In Zaanstad zijn we bezig geweest met de armoedeopgave, en is er veel nieuws gegenereerd met o.a. het maatwerkbudget. Dit budget van rond de vier ton konden wijkteams inzetten waar zij dat als nodig beoordeelden, zonder tussenkomst van gemeenteambtenaren. Dat is best spannend: in deze setting geef je wijkteams een mandaat om te beschikken over gemeentelijke voorzieningen. Met deze pilot is de basis gelegd voor onze deelname aan de CityDeal, en merkte we dat de behoefte aan maatwerk breder is dan alleen armoedevraagstukken. Met de CityDeal willen we geleerde lessen delen, maar ook doortrekken naar andere opgaven in het sociaal domein.”

Het onderzoek dat is uitgevoerd aan het begin van de CityDeal bracht in kaart waar ‘systeemwereld’ en leefwereld in het sociaal domein botsten. Dit leverde de nodige knelpunten op. Welke zie je terug in Zaanstad?
“Zaanstad kent grotendeels dezelfde uitdagingen als de andere steden in de CityDeal, maar organiseert de ruimte voor de professional om te ‘doen wat nodig is’. We zetten in op ontschotting van regelgeving, met bijvoorbeeld een integrale verordening en één budget. We geloven dat er een  cultuuromslag nodig is bij professionals, om vervolgens de ruimte te pakken die wet- en regelgeving biedt. Zo’n transformatie is ook bij ons ambtenaren of de politiek nodig. Er blijkt nog een heilig geloof in beslisbomen en kaders om budgetten te beheersen. De meeste vragen die ik kreeg naar aanleiding van het maatwerkbudget is ook de angst voor misbruik van maatwerk. Onze wet- en regelgeving gaat nog vaak uit van wantrouwen of we denken toch te vaak in termen van ‘niet-willers’ en misbruik, in plaats van uit te gaan van ‘niet-kunners’ en welwillendheid. Door op casusniveau helder te maken dat dit wantrouwen ons op lange termijn ook geld kost en dat maatwerk juist kostenbesparend kan werken, willen we de business case maken om uiteindelijk in ons systeem meer ruimte te benutten en daarmee ook vertrouwen te geven aan het goede gesprek tussen inwoner en (wijkteam)professional.”

Welke experimenten voert Zaanstad uit in het kader van de City Deal?
“Concreet richten we ons bijvoorbeeld veel op schuldenproblematiek. Door steeds door te rekenen hoe een maatwerk-oplossing niet alleen een meer structurele oplossing biedt, maar ook proceskosten bespaart door bijvoorbeeld minder handhaving en minder kwijtscheldingen, laat je zien hoe je slimmer kunt werken. De overheid is vaak de grootste schuldeiser: maar je ziet vaak schizofrene situaties waar de ene afdeling handhaaft of schulden int, terwijl de andere afdeling dit moet compenseren met bijzondere bijstand, uiteindelijke bewindvoeringskosten en/of een traject schulddienstverlening. Dat kost veel geld, maar levert zowel overheid als burger niets op.”

Mark Koetsier, gemeente Zaanstad.

Hoe pakken jullie zo’n experiment aan?
“Door steeds weer aan de hand van zo’n casus te laten zien wat een maatwerkaanpak oplevert en hoe dit eruit ziet in de leefwereld. Door het verhaal van die burger te vertellen, krijgt ook de beleidsmaker op afstand een beter beeld van hoe processen het leven ‘aan de keukentafel’ beïnvloeden. We merken dat dit beleidsmakers en bestuurders helpt om te denken vanuit het gewenste doel, en niet vanuit de regelgeving. Een goed voorbeeld is dat van een dochter die aanklopte bij het wijkteam. De ouders waren dementerend, en moesten eigenlijk worden opgenomen in een instelling – een zorg-zwaartepakket onder de wet langdurige zorg (Wlz). Kosten: al gauw één ton per jaar. De dochter gaf aan een mantelzorgwoning in de tuin te willen laten plaatsen om haar ouders zelf te verzorgen. Dat kostte 40.000 euro. Er zijn dan twee opties: niks doen en de zorgverzekeraar de zorgkosten voor de instelling laten betalen (de perverse prikkel), óf vanuit het participatie-ideaal de mantelzorgwoning betalen. Dit  initiatief van de dochter om voor haar ouders te willen zorgen, zou je toch ook als overheid willen faciliteren. We zijn het gesprek met de zorgverzekeraar aangegaan, om de mantelzorgwoning wellicht samen te financieren. Helaas kunnen zij op basis van wetgeving alleen geld besteden aan zorg, en zo’n woning valt daar niet onder volgens de wet. Niet alleen moreel, maar ook financieel een gemiste kans. Deze casus laat heel concreet zien hoe regelgeving in de weg kan staan. Daarom is het nodig om tot een meer integraal stelsel te komen. In Enschede zijn ze hier bijvoorbeeld al een stap verder: hier is een gezamenlijk budget gemaakt tussen gemeente en zorgverzekeraar, waar die ruimte voor het maatwerk over de grenzen van de Wmo, Wlz en Zvw wel mogelijk is.”

Hoe reageren de burgers die ondersteuning krijgen vanuit de experimenten?
“Eigenlijk reageren ze heel verrast en blij op de geboden aanpak. Aan de andere kant is maatwerk voor sommige inwoners ook eng; je weet niet altijd waar je aan toe bent. Daarnaast is maatwerk kwetsbaar, omdat het afhankelijk kan zijn van veel factoren. De interpretatie van die ene professional wordt dominant, en dat maakt het wel spannend. Toch geloof ik dat het gelijkheidsbeginsel in dit verband een mythe is. Zoals voormalig minister Donner al zei: van gelijke gevallen gelijk, naar ongelijke gevallen ongelijk. Die uniciteit in mens en situatie moet je in het sociaal domein omarmen en júist het uitgangspunt van hulpverlening maken.”

Wat kunnen andere gemeenten leren van Zaanstad?
“Ons maatwerkbudget laat zien dat een brede geldstroom voor het sociaal domein succesvol kan zijn. Met zo’n innovatieve aanpak ben je vaak juist goedkoper uit, en door dat brede budget biedt dit weer kansen op een ander gebied. Daar is wel durf voor nodig, zeker bij kleine gemeentes waar het budget van het sociaal domein een enorme impact heeft. Schiet niet in de controlekramp, maar kijk verder dan je eigen budgetten en benut de kansen die daar liggen.”

Wat is jouw boodschap aan gemeenteambtenaren in het sociaal domein?
“Investeer in de competenties van die wijkprofessional en pak de ruimte. Laat je werk niet beheersen door mogelijke financiële risico’s of de angst voor misbruik van maatwerk of precedentschepping, maar maak gebruik van de ruimte die wetgeving biedt. Elk probleem is in zichzelf uniek, net als elk mens uniek is. Er is geen enkele beslisboom die de afweging kan maken wat een burger met een uniek probleem nodig heeft.”

Waar ben je het meest trots op tot nu toe?
“In deze hele zoektocht van de CityDeal was het wij-zij gehalte vaak hoog. De gemeente wees naar Den Haag, en vice versa. Juist door samen naar die casuïstiek te kijken, werp je ook als gemeente een kritische blik op jezelf. Door uit te gaan van die casussen, is wij-zij een wij geworden. Het mooie van de CityDeal is dat je van inwoner tot minister betrokken bent bij zo’n casus: iedereen kijkt mee. Het verhaal van de cliënt verbindt, en er wordt vaak onderschat hoe waardevol dit is. Vanuit een gezamenlijke opgave naar een gezamenlijke oplossing: dat is heel gaaf!”

Dit interview is eerder gepubliceerd op de website van Gemeenten van de Toekomst.