Blik op… Pact van Amsterdam

Nicolaas Beets speciaal gezant voor Europese Agenda Stad. Foto: Paul Voorham.

“De vaart zit er goed in”, zegt Nicolaas Beets in het online magazine Blik op BZK. Als speciaal gezant Europese Agenda Stad was hij de aanjager van het Pact van Amsterdam.

Waarin de lidstaten van de EU en veel andere partijen vorig jaar afspraken samen te werken aan een gezamenlijke stedelijke agenda. Een jaar later werden dinsdag 4 juli tijdens de bijeenkomst ‘Eén jaar Pact van Amsterdam’ de eerste resultaten gepresenteerd.

86 Europese steden

Rond twaalf stedelijke thema’s zijn partnerschappen gestart waarin 86 Europese steden, ministeries, EU-instellingen en stakeholders samenwerken aan thema’s als migranten en vluchtelingen, luchtkwaliteit, armoede, werkgelegenheid en huisvesting. Nicolaas Beets: “We hebben elkaar meer dan ooit nodig.”

Lees het hele artikel in Blik op BZK.

‘De stad houdt niet op bij de gemeentegrens’

Het is een jaar geleden dat het Pact van Amsterdam werd ondertekend en de Europese Agenda Stad van start ging. Jan van Zanen, voorzitter van de VNG en burgemeester van Utrecht trapt op 4 juli de bijeenkomst af, die in het teken staat van dit jubileum. ‘Er is een duidelijke wind in de rug gekomen voor steden.’

“Kijk in de stad gebeurt het”. Jan van Zanen schuift de lamellen van zijn werkkamer op de 20e etage van het Utrechtse stadskantoor opzij en laat zijn dagelijkse uitzicht zien: het stationsgebied en het centrum van Utrecht, en alle bedrijvigheid die daarbij hoort.

Trek naar stedelijke regio’s

Als voorzitter van de VNG én burgemeester van Utrecht is Van Zanen vanaf het begin betrokken geweest bij zowel de Europese als nationale Agenda Stad. Zijn stad is zowel deelnemer aan het Europese partnerschap Luchtkwaliteit als medeondertekenaar van een groot aantal City Deals. “Alive and kicking”, noemt hij dan ook de beweging achter Agenda Stad. “Het thema steden, of beter stedelijke regio’s zoals we het in Nederland kennen, is zeer relevant. Overal zie je in het land dat de afgelopen 5 tot 7 jaar de trek naar de steden toeneemt. Dat roept allerlei vragen op. Deze maatschappelijke trend is bijvoorbeeld van invloed op de voorzieningen en de economie van die steden. De vraagstukken waar Nederland en Europa tegenaan lopen zie je eigenlijk in het klein terug in de steden. Ze vormen een soort microkosmos. Met die werkelijkheid moeten we omgaan.”

Als voorbeeld noemt Van Zanen de groeiende vraag naar laadpalen voor elektrische auto’s. “Juist in steden zie je de beperkingen op het gebied van wet- en regelgeving waar je tegenaan loopt. En de samenwerking in onze stedelijke regio’s kun je benutten om zo’n vraagstuk op te pakken en mee te experimenteren. Daarom is het zo belangrijk dat steden op de agenda moeten blijven.”

Wat is uw indruk van de impact die het Pact van Amsterdam heeft gehad?
Van Zanen: “Europees stedelijk beleid is weliswaar internationaal, ingewikkeld en taai, maar het werken aan het Pact heeft dus enorm geholpen. Je ziet nu bijvoorbeeld dat ook in andere landen soortgelijke agenda’s ontstaan, onder meer in Italië en Duitsland. Deze aanjagende functie heeft het Pact van Amsterdam gehad. De steden zijn hier vooral ook zelf bij betrokken. Hou ze dus in de gaten. Ook tijdens de VN-Conferentie Habitat III, waar ik als delegatieleider was, was er veel erkenning voor het Pact. Je ziet de erkenning van het belang van gemeenten, niet alleen nationaal met de decentralisaties, maar ook Europees, groter worden. Klimaatdoelen, SDG’s, vluchtelingen, het zijn allemaal thema’s die vaak neerkomen op stedelijk niveau. Het Pact van Amsterdam bleek een prachtig voorbeeld voor andere landen. Ook vanuit Amerika noemden ze het een steun in de rug. Daar ben ik super trots op. Het is altijd beter wanneer een ander het zegt toch? We zijn er in Quito met zijn allen in geslaagd om een belangrijk markeringsmoment voor stedelijk beleid te bereiken.”

Jan van Zanen.

Hebben Europese steden volgens u meer invloed gekregen sinds het Pact van Amsterdam?
“Jazeker. Zodra je steden op de agenda zet gaan de instellingen bewegen. Kijk maar naar de vele partnerschappen die van start zijn gegaan. Er is een duidelijke wind in de rug. Aan steden en Rijk is het nu om dit om te zetten in beleid. Maar we zijn maar net begonnen. Daarom hoop ik ook dat Nicolaas Beets nog even mag doorgaan in zijn rol als Speciaal Gezant Stad. De Europese Agenda Stad is weliswaar taai en langzaam. Dat er nu een beweging is ontstaan waarbij stedelijke regio’s ertoe doen, is al heel wat. Ook mondiaal en op Europees niveau begint het besef steeds meer te ontluiken dat er niks kan worden gerealiseerd zonder ons steden. De positie van decentrale overheden wordt daarmee versterkt.”

Waarom niet?
“Dingen gaan sneller wanneer steden meedoen in een coalitie. Als je hun dynamiek en de kracht weet te gebruiken, geef je grotere betekenis aan het geheel, dan wanneer je een vraagstuk meer verspreid en breder benadert. Investeren in innovatie heeft het meeste effect in stedelijke regio’s. Hier vinden de uitvindingen en toepassingen plaats, Hier kun je de wet- en regelgeving aanpakken waar die deze belemmeren.”

Hoe ziet u de toekomst van Europese stedenbeleid?
“We moeten een vinger aan de pols houden. Als Nederland moeten we vooraan blijven lopen. De thema’s van de partnerschappen zijn allemaal morgen niet klaar, dus ik hoop echt dat de Europese Agenda Stad haar werk mag voortzetten. Ik verwacht dat de volgende stap de SDG’s zullen zijn, de duurzame klimaatdoelen van de VN. Die vormen een mooie kapstok om te kijken naar wet- en regelgeving en experimenteerruimte.”

Waarom is de rol van Speciale Gezant daarbij zo belangrijk?
“Ik denk niet dat we moeten pretenderen dat met het Pact van Amsterdam de hemel op aarde komt. De trek van mensen naar de stedelijke regio’s blijft vraagstukken opleveren op het gebied van wonen, werken en mobiliteit. Steden kunnen deze vraagstukken niet alleen oplossen, ze zijn daarbij ook afhankelijk van nationale en Europese wet- en regelgeving. Dit soort processen zijn vaak eindeloos en komen heel langzaam op gang. Je hebt als het ware een buitenboordmotor nodig die helpt de processen in beweging te komen. Dat kan Beets heel goed. De verbindingen die hij legt zetten dingen in gang. Je moet permanent iemand hebben die er mee bezig is. ”

Maar de Europese Agenda Stad blijft allemaal wel erg abstract toch?
“Je kunt inderdaad zeggen dat het allemaal nog heel erg abstract is, maar aan het eind van de dag zijn we wel met elkaar bezig met thema’s als energietransitie, mobiliteit en infrastructuur. En voor de bereikbaarheid van onze steden gaat het om de first and last mile. Hoe kunnen we concreet deze thema’s in onze eigen vraagstukken oplossen. Als Utrecht groeien we bijvoorbeeld als stad toe naar 400.000 inwoners. Dat brengt uitdagingen met zich mee. Het Centraal Station Utrecht heeft elke dag meer passagiers dan een topdag op Schiphol. We hebben weliswaar in Utrecht inmiddels meer fietsen dan mensen, maar er zijn tegelijkertijd fietsersfiles ontstaan in de stad. Hoe pakken we dat aan? Gelukkig is er vanuit Europa erkenning voor onze stedelijke vraagstukken. En die erkenning hebben de steden nodig.”

Utrecht centrum. Foto: Flick Creative Commons/Riccardo Meneghini.

Utrecht is als deelnemer aan verschillende City Deals ook echt betrokken bij de nationale Agenda Stad. Wat is jullie insteek?
“Als tweede economie van het land zijn we bewust vanaf het begin mee gaan doen. We hebben de jongste, snelst groeiende en hoogst opgeleide bevolking van de Nederlandse steden en onze economie is voor een kwart verbonden aan gezondheidsinstellingen, onderzoeks- en wetenschappelijke instituten. Dan kan het ook niet anders dan we als Utrecht inzetten op het thema gezonde stad. We hebben er belang bij dat de Agenda Stad tot stand komt. Ze bracht een nieuwe vorm van erkenning met zich mee dat in stedelijke regio’s de dynamiek zit met de meeste banen en de meeste innovatie. De onderwerpen zijn heel tastbaar, maar ze kunnen alleen worden aangepakt in groter verband.”

Hoe bedoelt u dat?
“In deze wereld zijn we nu eenmaal heel erg met elkaar verbonden. Het gaat niet alleen om de steden maar om de samenwerking en onderlinge afhankelijkheid tussen stad en regio. Ik roep altijd dat je je werk als gemeenteraadslid niet goed kunt doen, als je niet regionaal kunt denken. Gemeentegrenzen zijn eigenlijk fictie geworden. De stad houdt niet op bij die grenzen. Als het in steden en stedelijke regio’s goed gaat, heeft dat onmiddellijk effect op de omgeving. Dan gaat het ook goed in buurten en wijken en omliggende dorpen die zwakker zijn. Tegelijk kunnen wij nietsdoen als er elders in het land grote problemen zijn. Wij zijn als Utrecht al voor Agenda Stad de verbinding gaan opzoeken in de regio. Vraagstukken houden niet op buiten de gemeentegrens. Dat geldt ook voor landsgrenzen. We kunnen niet zonder de internationale dimensie. Daarom is de Europese stedelijke agenda zo belangrijk. Om samen te werken aan betere regelgeving, betere subsidies, betere kennisdeling en beterbestuur.”

Wat zou u op 4 juli willen meegeven aan de deelnemers aan de bijeenkomst?
“Hou vol, zet het voort. Dat is mijn belangrijkste boodschap.”

‘De campusbubbel doorbroken’- City Deal Kennis Maken verbindt groepen in de stad

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Er is in Nederland een kloof tussen de kennis op universiteiten en hogescholen en wat daarvan wordt toegepast in de praktijk. De City Deal Kennis Maken wil juist die kloof dichten en richt zich op het versnellen van oplossingen voor maatschappelijke opgaven in steden met hulp van onderzoekers, docenten en studenten. Sinds begin vorige maand is Rowinda Appelman aan de slag gegaan als projectleider.

Wie is Rowinda Appelman precies?
“Eigenlijk ben ik professioneel altijd bezig met innovatie, educatie en diversiteit, vaak in de rol als kwartiermaker of sociaal ondernemer. Na enkele jaren meedraaien op hoog niveau in de NAVO-wereld, heb ik vorig jaar als een van de eerste zeven Europeanen het Social Innovation Fellowship afgerond bij het U.S. State Department in Washington DC. Vervolgens ben ik aan de slag gegaan als kwartiermaker voor IMC Weekendschool en heb ik gewerkt aan de implementatie in zestien Nederlandse gemeenten van een nieuw concept in het primair onderwijs. Daarnaast leid ik het cohort van Global Shapers in Nederland voor het World Economic Forum en heb ik mijn eigen sociale platform opgezet voor Amsterdamse inwoners en expats, met nu 3.200 leden en 150 evenementen per jaar.  Zoals je ziet ben ik altijd bezig met het verbinden van mensen, het opzetten van nieuwe concepten en het werken met jonge mensen of onderwijs.”

Je bent gestart als projectleider bij de City Deal. Wat is precies je rol hierbij?
“Eigenlijk is mij gevraagd om aanjager, facilitator en ondersteuner ineen te zijn voor de City Deal Kennis Maken. Ik ben daarvoor bij het Regieorgaan SIA gedetacheerd. Dit impliceert dat ik momenteel met alle partijen kennis maak door het land heen, een inventarisatie maak van waar we reeds staan met verbindende concepten in alle steden, maar juist ook van wat er nog ontbreekt. Ik zet de strategie voor de City Deal op, verbind het netwerk op landelijk niveau en zorg er met name in het eerste jaar voor dat alle betrokken partijen tot een concrete agenda komen in hun stad en hiervoor de eerste stappen zetten.”

Kun je kort beschrijven wat de City Deal precies inhoudt? Wat willen de ondertekenaars met elkaar bereiken? En hoe ga jij daarbij helpen?
“De City Deal Kennis Maken wil een versnelling tot stand te brengen in het oplossen van maatschappelijke opgaven van steden door onderzoekers, docenten en studenten hierbij grootschalig te betrekken. Negen kennissteden hebben reeds getekend: Delft, Enschede, Groningen, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg en Wageningen. Amsterdam heeft aangegeven ook dit jaar te zullen tekenen. De steden in het Netwerk Kennissteden Nederland hebben een unieke uitgangspositie voor kenniscirculatie, omdat zij universiteiten, hogescholen en ROC’s in hun stad hebben. Daarnaast zorgt deze verandering ervoor dat er een rijke leeromgeving voor studenten wordt gecreëerd, en er door de intensieve samenwerking met de stad wordt gewerkt aan het verbinden van alle groepen in de stad: de campusbubbel wordt zo doorbroken.”

Rowinda Appelman. Foto’s: Regieorgaan SIA/Bart van Vliet.

In welke fase zit de City Deal nu?
“De City Deal zit nog in de beginfase. Eind februari is die officieel ondertekend en begin mei heeft er een bestuurdersdiner voor deze City Deal plaatsgevonden. Sinds het ondertekenen worden in elke stad de partijen bij elkaar gehaald, kerngroepen gevormd en een eerste verkenning voor samenwerking opgezet voor City Deal thema’s. Je ziet dat dit in sommige steden soepeler verloopt dan in andere. Veel steden hebben reeds een los samenwerkingsconvenant met sommige van hun kennisinstellingen. Dit helpt het proces, maar verwart tegelijkertijd ook hoe deze twee straks naast elkaar bestaan of juist in elkaar overvloeien. Al deze punten worden dit jaar besproken en vormgegeven; het is de kunst hierbij het hele netwerk bijeen te brengen en te zorgen dat alle steden vanuit de City Deal doordenken over een goede implementatie.”

Komt het netwerk vaak bij elkaar?
“Voor eind september wordt nu een ambtelijke bijeenkomst opgezet om door te praten met alle steden over het proces tot nu toe. Waar loopt men tegenaan en hoe willen wij de City Deal zien per stad, regio en op landelijk niveau. Daarnaast wordt een landelijke carrousel opgezet om in elke City Deal stad te laten zien wat er al gebeurt met behulp van thema’s en uitwisseling: zo inspireer je elkaar, leer je van elkaar en kijk je waar opties voor verdere verbinding en kopiëren zitten. Er wordt nagedacht over onderzoek naar de impact van een rijke leeromgeving op de studenten, docenten en stad als geheel, en er worden lijnen opgezet voor een goede implementatie van de City Deal in de komende jaren.”

‘We waren een Gideonsbende’

Utrecht, 4 april 2017 Roger van Boxtel (r) en Nico van der Putten voor het in aanbouw zijnde Hoog Catherijne. (Foto: Hans Roggen)

Blik op BZK, het digitale magazine van het ministerie van Binnenlandse Zaken, interviewde Roger van Boxtel en Nico van Putten over vier jaar grotestedenbeleid. ‘Er is nu een Agenda Stad. Ik sluit niet uit dat in de nabije toekomst het GSB nieuw leven wordt ingeblazen.’

‘Zullen we weer beginnen, Nico?’ Zodra Roger van Boxtel Nico van Putten de hand heeft geschud, is hij terug in de flow van het grotestedenbeleid. De vragen die de interviewer (Ida Stroosnijder, red.) heeft voorbereid, zijn nauwelijks nodig. De oud-minister en de inmiddels gepensioneerde beleidsmedewerker schetsen na vijftien jaar nog moeiteloos een beeld hoe zij samen met de steden werkten aan meer fysieke en sociale leefbaarheid, en meer werk. ‘We waren een Gideonsbende.’

‘Toen ik net minister was, maakte Albert Heijn bekend dat ze hun vestiging in de Bijlmer gingen sluiten vanwege overvallen en andere criminaliteit. Meteen heb ik de toenmalige baas van Ahold gebeld, Cees van der Hoeven, en hem gezegd dat dit het slechtste was wat die wijk kon overkomen. Hij verwees me naar Dick Boer, die toen net directeur bij Albert Heijn was geworden. Met hem heb ik afgesproken dat, als wij ons uiterste best zouden doen met extra politie-inzet, hij zou kijken of hij daar toch met zijn vestiging kon blijven. En dat is gebeurd. Dat was ook een deel van mijn rol als minister: zien wat nodig is en daarop actie ondernemen.’

Het interview vindt plaats tijdens een diner aan de overkant van het NS-hoofdkantoor. Op weg daar naartoe lopen we langs de bouwput waarmee Utrecht haar station en omgeving weer leefbaar wil maken. Andere steden, zoals Den Haag en Amsterdam, gingen Utrecht daarin voor. Van Boxtel: ‘Dat was het mooie van het grotestedenbeleid. Ik kan nog steeds de fysieke resultaten zien van wat we toen in gang hebben gezet. Ben je onlangs nog aan de achterkant van Amsterdam CS geweest? Prachtig toch, hoe daar een nieuwe opening naar het IJ is gemaakt?’

Weinig abstractie

Hij heeft zijn tijd als minister voor grotestedenbeleid ‘geweldig’ gevonden. ‘Ik zag direct resultaten. Er was weinig abstractie in mijn werk. Ik had de mogelijkheid om letterlijk met alle lagen van de samenleving in contact te komen. Bovendien werkte ik met mensen die een positieve grondhouding hadden van “we gaan er wat moois van maken”.’ Een van die medewerkers was Nico van Putten. Hij vertelt dat een aantal GSB-ambtenaren uit die tijd, van zowel de rijksoverheid als van de steden,  elkaar nog steeds zien. Nico: ‘We zijn makkers voor het leven geworden. Door deel uit te maken van het team voor het grotestedenbeleid, hebben we allemaal een karakterontwikkeling doorgemaakt. Velen van ons zijn mede daardoor tot verdere bloei gekomen.’

Gevraagd naar het geheim van de inspiratie en de energie die Van Boxtel en Van Putten beschrijven, is een aantal factoren te noemen: het intersectorale karakter van het GSB, de klik tussen personen en de niet-hiërarchische samenwerking tussen rijksoverheid en steden. Bovendien was er veel geoormerkt geld beschikbaar. Die les had Van Boxtel geleerd van Jacob Kohnstamm, zijn voorganger (staatssecretaris) bij het GSB. Kohnstamm haddat budget niet en moest daarom voortdurend aankloppen bij collega-bewindslieden. Daarom had Van Boxtel als motto ‘geen geld, geen Zwitsers’.

Hij kijkt terug op hoe zijn ministerschap tot stand is gekomen en welke piketpaaltjes hij direct heeft geslagen: ‘Aanvankelijk was ik kandidaat voor het fractievoorzitterschap van de Tweede Kamerfractie, maar ik verloor met één stem verschil van Thom de Graaf. Daarna ging ik voor een ministerschap. In de zomer van 1998 was de hele formatie rond, behalve de verdeling van de posten. Tijdens mijn héél korte vakantie hoorde ik dat ik grotesteden- en integratiebeleid had gekregen, als minister zonder portefeuille. Toen heb ik tegen Thom gezegd: “Ik kan dat alleen accepteren als ik een eigen begroting krijg. Bovendien wil ik vastgelegd hebben dat de vakministers niet aan mijn geld mogen komen”.’ De voorwaarden die Van Boxtel stelde, werden vervolgens vastgesteld in het constituerend beraad, de ‘oprichtingsvergadering’ van het nieuwe kabinet. Met de ‘drie tot vier miljard’ die hij tot zijn beschikking kreeg, ging hij voortvarend aan de slag. ‘Het kabinet was er in augustus, toen de begroting al langs grote lijnen vastlag. Maar, daar trok ik me niet zoveel van aan. Ik heb toen in korte tijd begrotingsstukken herschreven, waar natuurlijk niet iedereen even blij mee was. Ik houd nu eenmaal van onorthodox werken.’ Ook gingen de bestaande convenanten met de steden op de schop, ook al zouden ze een jaar daarna toch al aan vernieuwing toe zijn: het werden ‘doorstartconvenanten’. Van Boxtel: ‘Ik had een jaar kunnen wachten, maar ik houd er niet zo van om op m’n handen te zitten.’

Lees het hele artikel in het digitale magazine Blik op BZK.

 

‘Smart Cities zijn onmisbaar voor onze complexe samenleving’

Steden zijn allemaal in meer of mindere mate bezig met hun digitale transitie. Hans Nouwens, aanjager van het Nationaal Smart City Living Lab, dat op 8 juni van start gaat, wil de Smart City ontwikkeling naar een volgend niveau te brengen. Door meer samenwerking en opschaling en door meer druk om resultaten te leveren.

Vanuit de wereld van smart retail, -het bedrijfsleven heeft al lang de digitale strategie gemaakt-, stapte Nouwens in 2011 over naar de wereld van steden. De Smart Cities-beweging ging niet snel genoeg en als aanjager was het zijn taak om steden vooruit te helpen met hun digitale transitie. Nouwens werd vooral bekend met de Slimste Stad Verkiezing, een evenement dat hij zelf opzette met sponsoring en waarbij hij zelfs een eigen televisieprogramma op RTL7 had.

En nu is het tijd voor een volgende stap, stelt hij. Het kabinet nam eerder dit jaar de Nationale Smart City Strategie aan. En daarmee staat het nu serieuzer dan ooit op de agenda.

Wat is een Smart City? Het lijkt zo’n containerbegrip. Klinkt mooi, maar wat het precies is weet niemand.
“Ja dat klopt. Iedereen heeft ongeveer wel een beeld bij het begrip Smart City. Het gaat om de tijdwinst door digitalisering. Je ziet steeds meer steden digitaliseren. Dankzij de data die daar uitkomen ontstaan er nieuwe diensten. Denk aan lichtmasten die worden uitgerust met lucht- of geluidsensoren, of aan digitale vuilnisbakken. Die geven een seintje af voordat ze vol zijn om te worden geleegd. De Amerikaanse stad Philadelphia heeft zulke vuilnisbakken geplaatst in de stad. Dankzij de data die dit oplevert hoeft de vuilnisdienst daar veel minder vaak te rijden. Dat scheelt de stad per jaar 1 miljoen dollar en 5 fte. Daarnaast zorgt het voor minder dieseluitstoot en verkeersopstoppingen. Bijna alle objecten kun je digitaliseren. Denk ook aan parkeerplaatsen of waterbeheersing. Naast tijdswinst kan het ook meer veiligheid opleveren, het naleven van vergunningen wordt makkelijker. Een voorbeeld: 3D geluidscamera’s kunnen automatisch kijken of horeca de sluitingsuren naleven en veel sneller waarschuwen als ze het niet doen, zowel naar de uitbater, de handhaver als de omwonenden.”

Na het bedrijfsleven is dus nu de overheid aan de beurt? Hoe zit het met de burgers?
“Met de complexiteit van onze samenleving is de tijdswinst en inzicht die data opleveren onmisbaar. Met het inzicht is er directer en gerichter in te grijpen als dat nodig is. Voor burgers is het belangrijk dat met de informatie die ontstaat uit Smart Cities ze veel meer grip krijgen op hun eigen leefomgeving. Nu is er vaak nog een onbalans. De gemeente weet bijvoorbeeld meer over jouw omgeving, dan andersom. Straks kan je als burger veel meer zelf bij de informatie en word je meer baas over je eigen omgeving. Er ontstaat meer gelijkwaardigheid. Dit kan maar zo de redding van onze democratie betekenen.”

Zijn daar al voorbeelden van?
“Ja, het project Smart Emission in Nijmegen is daar een goed voorbeeld van. Daar meten burgers zelf de luchtkwaliteit en geluidsdruk om er vervolgens de discussie mee aan te gaan met bedrijven of overheid over hun leefomgeving. Met data geluidsmeters kunnen ze bijvoorbeeld aantonen dat het laden en lossen bij een supermarkt in de wijk inderdaad ’s morgens vroeg veel herrie oplevert. Dankzij data kun je verder kijken dan je voortuin. Het kan de betrokkenheid van burgers bij hun leefomgeving verbeteren en het eigen gedrag beïnvloeden.”

Je laat het klinken alsof de overheden nu echt de volgende stap moeten gaan maken. Hoe urgent is het?
“Door digitalisering kun je als overheid je stad veel efficiënter beheren. En aangezien dat met publiek geld gebeurt, kunnen ze er niet meer omheen. De grotere steden besteden daar honderden miljoenen aan. De G5 en G32 hebben het al hoog op de agenda staan. De beweging is niet meer te stoppen. Als het niet om het geld gaat dan zijn er ook veiligheids- of milieuredenen. Om het milieuakkoord van Parijs na te kunnen leven moeten de steden CO2-neutraler zijn. Maar hoe meet je dat dan? Dat meten kan nu al, en hoeft helemaal niet zo duur te zijn. Je wordt vanzelf politiek afgerekend als je het niet doet. Natuurlijk zijn er voorlopers, die op basis van de Nationale Smart City Strategie al thema’s hebben opgepakt. Vaak zijn steden individueel bezig. Waar ze over het algemeen nog aan moeten wennen, is dat data die zijn verzameld in de stad publiek toegankelijke data zijn, waar ook de digiwijze burgers hun plan op kunnen trekken.”

Iedereen probeert het dus een beetje op zichzelf uit?
“Ja, en met het Nationaal Smart City Living Lab willen we al dit werk bundelen. We zijn daarbij een bottom-up beweging, opgezet vanuit personen en bedrijven. Om te bewijzen dat deze aanpak werkt kunnen maximaal zeven gemeenten meedoen, meer kunnen we niet subsidiëren.”

Hans Nouwens.

Wat houdt het Nationaal Smart City Living Lab precies in?
“We bieden gemeenten onder meer fysieke units met sensoren aan, die ze kunnen inzetten. Daarnaast helpen we hen met alle communicatie eromheen, bieden ze projectmanagement aan en een uitgebreid trainingsprogramma. Daarin leren ze onder meer hoe je Smart City roadmaps opzet en innovatief kunt inkopen. We vragen per gemeente om 25.000 euro aan financiering mee te brengen. Dat bedrag wordt meer dan verdubbeld door de bij het Living Lab betrokken partijen. We hebben zeven gebieden gedefinieerd waar een gemeente uit kan kiezen. We eisen wel resultaten van de steden. Ze hebben tot volgend jaar mei. We werken een beetje als een startup, er moet wel wat druk op zitten.”

Hoe zit met de veiligheid? Als we straks een digitale samenleving hebben, zijn we dan niet helemaal kwetsbaar voor enge dingen als ransomware, zoals onlangs WannaCry?
“Natuurlijk weten we niet wat voor gevolgen digitalisering uiteindelijk op onze samenleving zal hebben. Smart Cities is zo’n grote ontwikkeling dat we met elkaar moeten hebben over veiligheid. Nu zitten we in de fase dat we de consequenties met elkaar nog niet kunnen overzien, maar het is een onderdeel van onze beschaving om hierover met elkaar in discussie te treden en met passende oplossingen te komen. We kunnen niet meer om het slimmer maken van onze leefomgeving heen. Het is net zo urgent en noodzakelijk als de energietransitie.”

De ambitie is dan ook om Nederland te exporteren als Smart City land. Zijn we zo’n voorloper?
“In Nederland zijn we nu eenmaal goed in innoveren. Daarbij hebben we onze zaakjes goed op orde. Andere landen kijken naar ons voor de zogeheten Humble Lamppost, lichtmasten die dankzij sensoren slimmer en duurzamer werken. Ze kunnen ook worden uitgerust met bijvoorbeeld luchtsensoren om tegelijk de luchtkwaliteit in de stad te meten. Vanuit Nederland, Duitsland en Italië werken we samen aan een standaardisatieproces, dat uiteindelijk voor andere landen toepasbaar is. Je moet immers van alles met elkaar afspreken, protocollen, systemen die op elkaar moeten worden afgestemd en informatiemodellen. Gelukkig hebben we hier organisaties voor die dit doen zoals Geonovum en de NEN die dit uitstekend nationaal en internationaal afstemmen. Als je alleen al in Nederland kijkt in hoeveel systemen we informatie vastleggen, dan is daar een wereld mee te winnen.”

Lees meer op de website van Slimste Stad.

Nieuwe democratie in een nieuwe stad

Van standaardisatie, het delen van data, tot 5G-netwerken. De immer veranderende informatietechnologie zorgt voor enorme veranderingen in onze steden. We moeten wel bijblijven. Daarom is Eindhoven binnen de Agenda Stad trekker van de digitale transitie die nodig is.

Met nieuwe digitale publieke diensten zoals e-health, e-government en op gebied van onderwijs en wonen, kunnen inwoners veel bewuster hun leven inrichten, bijvoorbeeld hoe energieneutraal ze wonen maar ook hoe gezond ze leven. Voor overheden biedt dat ook nieuwe uitdagingen. Hoe zorg je ervoor dat de openbare ruimte uitnodigt om meer te bewegen bijvoorbeeld, hoe word je een duurzame en gezonde stad?

Wethouder Design

Wethouder Mary-Ann Schreurs van Eindhoven.

Eindhoven heeft als smart city de ambitie om optimaal de kracht van technologie, ict en design voor haar inwoners in te zetten. Sinds 2010 heeft ze daar als eerste stad een ware wethouder Design voor aangesteld, Mary-Ann Schreurs (D66). In haar rol is zij aanjager van de digitale transitie. ‘Welke afslag we nu kiezen, bepaalt welke toekomst we straks creëren. Design helpt om het proces te organiseren om samen de culturele keuzes te maken die daarbij horen.’

Binnen de Agenda Stad, het interdepartementale programma waarin steden en rijk met maatschappelijke partners samenwerken aan de groei, leefbaarheid en innovatie in Nederlandse steden, is Eindhoven dan ook trekker van de City Deal Woonconnect.

Lees het hele verhaal in pdf. Of lees de hele e-zine over de i-samenleving van het magazine Publiek Denken.

 

 

‘Nederland als één bruisende, vitale en groene stad’

De grote steden in ons land blijven groeien en spelen een steeds belangrijkere rol voor onze welvaart en werkgelegenheid. In kleinere steden in ons land zien we juist leegstand, en staat het aantal toeristen, bewoners en ondernemers onder druk. Door meer een stedennetwerk te vormen kan heel Nederland profiteren van de groei van steden, pleit Erik te Brake, projectleider stad van de campagne NL Next Level. “Als één stad kan Nederland zich beter onderscheiden.”

De stad is een van de thema’s van deze landelijke campagne, die VNO-NCW samen met MKB Nederland en LTO-Nederland afgelopen zomer lanceerden. Met de campagne willen de organisaties uiteindelijk eind dit jaar een visie neerleggen voor een nieuw perspectief voor Nederland, waarmee we tot de wereldtop blijven horen.

eriktebrake

Erik te Brake, projectleider stad van de campagne NL Next Level.

Wat is het idee precies achter de campagne?
Erik te Brake: “Vanuit de brede groep werkgevers en ondernemers willen wij het kabinet de urgentie meegeven dat in de snel veranderende wereld er allerlei grote maatschappelijke uitdagingen zijn waar we samen als overheid en bedrijfsleven in moeten investeren. Denk aan de energietransitie, vergrijzing, immigratie en digitalisering van onze maatschappij. Veel van die uitdagingen vind je in steden. Er is een grote trek naar de steden, het aantal toeristen groeit, net als het aantal buitenlandse kenniswerkers. Niet voor niets worden steden steeds meer erkend als de economische motoren van ons land. Maar naast de verschillende agglomeratievoordelen die steden bieden, zijn er tegelijk ook uitdagingen.”

Middelgrote steden moeten zichzelf opnieuw uitvinden, is jullie boodschap?
“Ja, kijk bijvoorbeeld naar thema’s als vergrijzing en de trek naar de steden. Dat heeft een enorme impact op de soort woningen die nodig zijn en op de randen van de Nederland, waar jonge mensen steeds meer wegtrekken. In die delen van het land is het voor bedrijven lastig om mensen te vinden. Die gemeenten daar kennen een leegloop, maar ze moeten wel blijven voorzien in zorg en woningen. Je ziet deze gemeenten daarmee worstelen. Want wat is nog hun toegevoegde waarde naast die dichtbijgelegen grote stad? Hoe kun je je eigen stad bruisend houden en alle voorzieningen blijven bieden?”

Die ontwikkeling is volgens jullie dus een risico voor de stabiliteit van ons land?
“Ja, zeker als je vergelijkt met wat er internationaal allemaal gebeurt. Kijk bijvoorbeeld naar Engeland waar de bevolking onlangs voor Brexit instemde. In Londen en andere grote steden was de meerderheid pro-Europa, maar buiten die steden zie je de groep mensen, die het gevoel heeft dat ze niet kan mee profiteren van de kansen die er zijn, steeds groter worden. Dat is ook in Nederland het geval.”

Wat wil NL Next Level hier dan precies aan doen?
“Onze boodschap is dat we de groeikansen van de Nederlandse steden moeten benutten, door het aantrekken van talent, de ontwikkeling van smart city technologie om de steden leefbaar te houden. Maar, zeker net zo belangrijk, is dat we ervoor zorgen dat de kleinere steden ook meeprofiteren. Daarvoor moeten we beter gebruik maken van onze kracht: eigenlijk is Nederland een uniek polycentrisch stedennetwerk, dat bestaat uit kleine dichtbij elkaar gelegen steden. Daarmee moeten we ons als Nederland onderscheiden en beter positioneren. Dat kunnen we doen door ervoor te zorgen dat die steden elkaar niet beconcurreren maar onderscheidend zijn en samenwerken, en door ze beter met elkaar te verbinden met openbaar vervoer en infrastructuur.”

Hoe dan?
“Het Rijk moet eerst met een visie komen. Nu laat ze het beleid heel erg over aan de steden en dorpen zelf. Die hebben groei centraal daarbij staan, maar ze werken niet altijd even goed samen. Gemeenten in dezelfde regio concurreren bijvoorbeeld met elkaar om retail aanbod, terwijl ze juist moeten gaan samenwerken. Bij die visie hoort ook een investeringsimpuls vanuit het Rijk. Middelgrote steden en dorpen moeten immers een transitieslag maken om bewoners, bezoekers, toeristen en ondernemers te kunnen blijven aantrekken. En zo de nodige voorzieningen en stabiliteit blijven bieden aan hun inwoners. Het antwoord dat gemeenten en ondernemers het zelf uitzoeken, denk aan de decentralisatie, gaat voorbij aan de urgentie en de noodzaak van een nationale en regionale strategie voor steden en dorpen.”

Waar ligt de rol van het Rijk dan?
“Grootschalige transformaties in de stad komen niet of moeizaam van de grond. In dat geval kan het Rijk zorgen voor versnelling, om de nodige woningen te realiseren en winkels te transformeren of te verhuizen. Dat geldt ook voor het aantrekken en spreiden van toerisme. Hiervoor ligt een plan HollandCity klaar, maar de financiering ontbreekt nog. We moeten ervoor zorgen dat ook de kleinere steden beter bereikbaar zijn en ook interessant worden voor toeristen. Op basis van hun eigen unieke DNA. Daarbij helpt het om verbindingen te verbeteren en één gebruiksvriendelijke en betaalbare OV-pas voor heel Nederland in te voeren. We hebben immers genoeg interessante historische kleinere steden. Veel steden zijn bijvoorbeeld ook los van elkaar bezig met pilots voor smart cities. Het Rijk zou daar wat meer regie over kunnen voeren, en meer in kunnen investeren. Dit kan dan weer verder worden ontwikkeld door ondernemers en gemeenten. Zo gaan we de kansen van groeiende steden benutten, en kunnen middelgrote steden en dorpen daarvan meeprofiteren. Het eventuele risico op een tweedeling kunnen we zo vermijden. Dit willen wij op de politieke agenda zetten. Op 24 oktober organiseren we een bijeenkomst met politici, gemeenten, provincies en experts. De input uit deze bijeenkomst gaan we gebruiken voor een publicatie die richting kabinet gaat.”

Er zijn heel veel overeenkomsten in jullie campagne met Agenda Stad. Hoe past dit bij elkaar?
“Ik zie Agenda Stad als een soort eerste zet die is gemaakt, waarin steden kijken wat ze samen kunnen doen aan maatschappelijke vraagstukken en wat ze daarin van elkaar kunnen leren. Daar hebben ze afspraken over gemaakt in City Deals. De NL Next Level-aanpak moet dat versnellen en versterken. Agenda Stad is bovendien nog een beetje een overheidsfeestje. De Agenda Stad is goed bezig op allerlei terreinen wat ons betreft, maar we zouden nog wel wat meer ondernemers erbij betrokken willen zien.”

nlnextlevel_logo-1500x300

‘De kracht van de City Deal ligt in het netwerk’

De City Deal Klimaatadaptatie wil een doorbraak bereiken in de aanpak van klimaatadaptatie in Nederlandse steden. Dat wil ze met thema’s als veiligheid, klimaatrobuuste gebiedsontwikkeling en vergroening van de stad. Een van de belangrijkste opbrengsten is echter de unieke manier van samenwerken die is ontstaan, stelt Paula Ragetlie, lid van het coördinatieteam en een van de trekkers van de City Deal.

Veertien publieke partners en twaalf private samenwerkingspartners gaan het komend jaar aan de slag met het onlangs gepresenteerde Werkplan 2016-2017. De belangrijkste doelen daarin zijn om te werken aan de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie, pilotprojecten op te zetten in steden om te laten zien dat klimaatrobuuste oplossingen bijdragen aan een prettig en gezond leefklimaat, maar ook om belemmeringen weg te nemen op het gebied van wetgeving en financiën. De inzichten die worden opgedaan worden gedeeld met partners in binnen- en buitenland.

Paula Ragetlie

Paula Ragetlie

Klimaatverandering

Het opwarmende klimaat zorgt voor meer regenval. De afgelopen honderd jaar is deze regenval alleen al met 15 procent toegenomen. De hevige buien van de laatste tijd zorgden voor allerlei wateroverlast van inwoners van diverse steden. Deze urgentie is ook terug te vinden is in de thema’s van de City Deal.

Steden kunnen dan ook zeker een rol spelen in het terugdringen van de gevolgen van klimaatverandering, stelt Ragetlie. Ze is sinds begin dit jaar betrokken bij de City Deal als adviseur Bestuur en Samenleving namens de gemeente Dordrecht. “Dat besef van urgentie helpt enorm om op de thema’s van de City Deal meters te kunnen maken. Bestuurders, maar ook inwoners, verzekeraars, projectontwikkelaars en bouwers beseffen dat we niet alleen moeten versnellen in aanpassingen in de in inrichting van straten, tuinen en parkeerplaatsen, maar dat we ook het lef moeten hebben om te vernieuwen. Nieuwe problemen vragen om nieuwe, innovatieve oplossingen en aanpakken. En dáár willen we met deze City Deal ruimte voor maken.

Durf met elkaar dezelfde ambities uit te spreken

Zij is zelf het meest tevreden over wat de City Deal teweegbrengt als netwerk. “Het gaat om krachten bundelen. Vaak blijven we hangen in verschillende projecten die los van elkaar werken, met elk eigen budgetten en uitgangspunten. Een City Deal is een dynamische, informele netwerksamenwerking, waarbij een grote diversiteit aan partners elkaar vindt op inhoud en ambitie. De uitdaging ligt erin om bereid te zijn de eigen rollen los te laten om samen resultaten te bereiken. Durf met elkaar de belangen op tafel te leggen en te definiëren waar de gezamenlijke ambitie ligt.”

En zo stonden een kennisconsortium als Ecoshape en een bouwbedrijf als Heijmans net zo vooraan als de betrokken overheden bij de presentatie van het Werkplan begin deze maand in Den Haag. Deze nieuwe manier van werken is volgens Ragetlie het belangrijkst in de City Deal. “Hoe meer mensen deze nieuwe manier van werken overnemen, hoe beter. Hoe groter de groep, hoe meer daadkracht en kennis er is om complexe vraagstukken aan te pakken. Een spannend proces, dat soms schuurt en knarst, maar altijd uitdaagt tot nieuwe perspectieven en nieuwsgierig maakt. Hier ligt echt de meerwaarde van een City Deal.”

Gevraagd naar een praktijkvoorbeeld waarvoor creativiteit en integraliteit van belang zijn, noemt Ragetlie het gebruik van een geluidswal als waterkering. Welke regelgeving is dan van toepassing? Behoort zo’n wal bij de infrastructuur of toch meer bij waterveiligheid? Een ander voorbeeld is het project in Amsterdam, dat bier wil gaan brouwen met regenwater, maar voor de uitrol ervan aanloopt tegen regelgeving. “Wat krijg je? Dit soort voorbeelden valt tussen wal en schip in. Het Rijk moet slimmer gaan kijken naar de regels om nieuwe oplossingen niet bij voorbaat uit te sluiten.”

Anders benaderen

Uit de samenwerking tussen de verschillende partners en stakeholders ontstaan juist de nodige innovatieve oplossingen. “De complexe vraagstukken die we willen aanpakken in deze City Deal vragen vaak om geld”, legt Ragetlie uit. “Dat is er niet altijd meteen. Dus moeten we projecten anders gaan benaderen. Zo ontstaat de noodzaak om meer samen te doen met inwoners, woningcorporaties en bedrijfsleven, budgetten van verschillende overheden te ontschotten of eens buiten de grenzen te kijken naar subsidies, van de EU bijvoorbeeld. De lijn van het geld bepaalt immers. Voorheen ging die lijn vanuit het ministerie. Nu is het steeds vaker omgedraaid. Als je niet hand in hand de vraagstukken aanpakt, kun je ook geen verandering bereiken.”

Stadspark Dordrecht

Een concreet onderwerp dat door deze City Deal wordt opgepikt is een stadspark in Dordrecht, dat bij langdurige regenval ook langdurig onder water blijft staan. Burgers kunnen er dan geen gebruik van maken voor recreatie. “In deze City deal gaan we samen met de gebruikers van het park op zoek naar maatregelen die de recreatieve functie van het park versterken en tegelijkertijd een bijdrage leveren aan de klimaatbestendigheid van de wijk. We willen aantonen dat je met Nature Based Solutions meer rendement haalt en deze aanpak een serieus alternatief is voor meer traditionele ingrepen.”

Als Ragetlie één tip mag mee geven aan andere City Deals? “Wat ik echt geslaagd vind in de City Deal Klimaatadaptatie, is dat we een heel breed netwerk hebben opgezet met overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven en het initiatief écht bij de steden ligt. Steden in de breedste zin des woords: thema’s en projectvoorstellen komen voort uit de knelpunten die in stedelijk gebied ontstaan en dáár moeten worden opgelost, waarbij soms een waterschap de lead neemt, maar net zo vaak een bedrijf of gemeente. Dát maakt dat deze City Deal écht wat anders is én brengt dan de meer traditionele bestaande kenniskringen van de overheid, die we al jaren hebben.”

De City Deal sluit mooi aan bij het Deltaprogramma, dat nieuwe ambities bevat over een sterkere rol van steden bij klimaatadaptatie. Een van de doelen van dat plan is het klimaatbestendig maken van onze steden en dorpen.

 

 

‘Meer kansen voor stadmakers is goed voor de samenleving’

Waarmee zijn stadsvernieuwers het meeste geholpen? Die vraag stond centraal in de Challenge Stad van de Toekomst die Kennisland van april 2015 tot april 2016 samen met Pakhuis de Zwijger organiseerde. De publicatie ‘Stadmakers in Nederland’ biedt inzichten en trekt lessen over hoe we lokale bottom-up initiatieven het best kunnen ondersteunen. Pepijn Reeser van Kennisland licht toe. ‘Er is behoefte aan minder afstand tot gearriveerde partijen.’

Wat is het idee geweest om Challenge Stad te organiseren?
“De Agenda Stad is in 2013 vastgesteld in de Miljoenennota. Het idee ontstond daarbij om ook een bottom-up component te maken om te voorkomen dat er bij Agenda Stad alleen gearriveerde partijen, zoals overheden en bedrijven, met elkaar zouden samenwerken. Er gebeurt immers zoveel aan bottom-up initiatieven in de Nederlandse steden. We hebben toen besloten het in de groei- en wedstrijdvorm te gieten die de Challenge Stad is geweest. Die hebben Kennisland en Pakhuis de Zwijger ontworpen en uitgevoerd in overleg met Agenda Stad, het RVO en de Innovation Expo. Die samenwerking is goed verlopen en leidde tot een mooie Challenge Stad.”

pepijn21

Pepijn Reeser, cultureel adviseur Kennisland.

Is de Challenge Stad voor herhaling vatbaar?
“Ik denk dat het belangrijkste dat het heeft opgebracht het besef is dat er veel lokale initiatieven bestaan die veel baat hebben bij ondersteuning. De Challenge was daarvoor een goed instrument, omdat het in korte tijd veel betrokken bij elkaar bracht en we gericht actie konden ondernemen om doorbraken te realiseren. Ik ben groot voorstander van herhaling van een dergelijk initiatief, wel zou ik ervoor pleiten om een volgende keer het competitie-element niet te groot te maken. De waarde van de Challenge is juist dat de afstand tussen bottom-up en gearriveerde partijen kleiner is gemaakt. Samenwerking is wat mij betreft belangrijker dan competitie.”

De publicatie ‘Stadmakers in Nederland’ geeft ons een aantal belangrijke lessen mee hoe we de bottom-up initiatieven, de stadmakers, beter kunnen ondersteunen. Wat vind jij de belangrijkste?
“Dat is toch wel dat er een enorme behoefte is vanuit de stadmakers om de afstand tot overheden en grote bedrijven te verkleinen. Tijdens de Challenge Stad hoorde ik regelmatig dat de afstand tussen (nieuwe) burgerinitiatieven en gevestigde partijen erg groot wordt gevonden. Ze spreken een andere taal, kennen andere regels en hebben andere verwachtingen. Challenge Stad is een tool gebleken die tijdelijk een omgeving kan creëren waarin het dichter bij elkaar komt. Er bestaat ontzettend veel behoefte dat dat vaker gebeurt. Natuurlijk zijn niet alle burgerinitiatieven even kansrijk, ook binnen de 150 projecten die meededen aan Challenge Stad bestond veel verschil. Tegelijkertijd geldt ook voor de meest talentvolle, ambitieuze vernieuwers dat ze verder komen als de afstand tussen hen en gevestigde partijen wordt verkleind.”

Waarom is dat zo moeilijk?
“Een van de klachten die we hoorden onder de bottom-up initiatieven is dat er wel ruimte is voor nieuwe dingen, maar dat het vaak volgens de voorwaarden van de grote partijen moet gebeuren. Binnen de Challenge was bijvoorbeeld de vraag: wie wordt eigenlijk uitgedaagd? De nieuwkomers, of het hele systeem? Ik denk dat het resultaat het grootst is als iedereen bereid is om te leren. Bijvoorbeeld hoe er meer ruimte kan worden gemaakt voor bottom-up initiatieven, of waarom ze het eigenlijk doen. Of soms simpelweg door er aandacht aan te geven en te erkennen dat een initiatief waardevol is. Dat is iets dat voor overheden en bedrijven niet vanzelfsprekend is: een nieuwkomer wordt, ook als het een sociaal initiatief is, toch soms als bedreiging of als hobbyisme gezien.

De Challenge is geslaagd omdat veel initiatieven echt geholpen zijn om verder te komen met hun idee. Dat is enorm waardevol geweest. Tegelijkertijd is de belangrijkste les wat mij betreft dat we toe moeten naar lerende netwerken waarin alle betrokkenen van elkaar willen leren en dat daar nog veel winst is te behalen. Hoe meer dat in de toekomst gestalte krijgt, hoe sterker de stadmakersbeweging een bijdrage kan leveren aan een slimme, innovatieve samenleving.”

Kun je echt spreken van een stadmakersbeweging? Wie zijn dat dan?
“Jazeker, ook al is het wel een hele brede losse beweging. De projecten in Challenge Stad noemden zichzelf ook niet altijd letterlijk stadmakers, maar ze herkenden wel heel veel in elkaar. Ze hebben vaak dezelfde doelstellingen, dezelfde manieren van leven, kortom ze delen veel dezelfde karakteristieken. Ze streven allemaal naar actief burgerschap. En ja, je kunt spreken van een trend want er zijn heel veel stadmakers bezig op lokaal stedelijk niveau met allerlei verschillende stedelijke vraagstukken. Het is denk ik ook functioneel om ze het etiket stadmaker te geven: zo wordt sterker benadrukt dat het een fenomeen is dat overal in Nederland speelt. Het hielp sommige finalisten van de Challenge Stad ook in hun relatie met lokale overheden om zich zo te positioneren. Met zo’n label maak je de bottom-up initiatieven groter. Als beweging staan ze sterker dan als individueel project dat zich inzet voor de buurt.”

Wat gaan jullie nu precies doen met deze publicatie?
“Ik ga binnenkort naar het ministerie van Binnenlandse Zaken om er daar meer over te vertellen. We hebben de filosofie dat de Challenge Stad niet alleen ten goede moet komen aan de 150 deelnemende initiatieven, maar ook kennis moet opleveren over hoe je lokale bottom-up initiatieven het beste kunt helpen. Het is goed om daar met elkaar meer over in gesprek te gaan.”

Download de publicatie op de website van Kennisland.

Meer informatie over Challenge Stad en de winnaars.

De winnaars van de Challenge Stad. Foto: Pieter Verbeek.

De winnaars van de Challenge Stad. Foto: Pieter Verbeek.

 

 

Met de Health Hub etaleert Utrecht zich verder

Eind mei ondertekenden tien Utrechtse gemeenten samen met Rijk, kennisinstellingen en bedrijfsleven de City Deal Health Hub. Het moet de regio Utrecht nog meer op de kaart zetten met haar gezondheid gerelateerde economie. Een van de drijvende krachten achter de City Deal is Floris de Gelder, directeur van het Utrecht Science Park. Hij legt uit wat de City Deal voor de regio betekent.

Er is geen andere plek te bedenken in Nederland waar gezondheid gerelateerde wetenschappelijke instituten en bedrijven zo dicht bij elkaar zitten als op het Utrecht Science Park. Hier op een terrein van 300 hectare vind je naast de Universiteit Utrecht het UMC, het Wilhelmina Kinderziekenhuis, het Prinses Máxima Centrum, maar ook instellingen als het Hubrecht Instituut en TNO. Opgezet in 2011 als een gebied waar kennisinstellingen en bedrijfsleven meer samenwerken, hebben inmiddels verschillende grote bedrijven zich er gevestigd, waaronder Danone en Deltares.

Gezondheidseconomie

Ook ontstaan hier bedrijven, juist uit die kruisbestuiving van verschillende organisaties. Genmab is een life sciences instituut dat een betere methode ontwikkelt om kanker te behandelen. Vijftien jaar geleden opgezet door een medewerker van UMC en nu een beursgenoteerd bedrijf. Utrecht heeft zichzelf op de kaart gezet als gezondheidsstad. De gezondheidseconomie vormt ongeveer een kwart van de totale regionale economie in de regio, met zo’n 55.000 banen. In 2010 en 2013 is de regio Utrecht dan ook door de Europese Commissie uitgeroepen tot meest competitieve regio van Europa.

Niet geheel onlogisch dus om hier een City Deal Health Hub af te sluiten. De verschillende partijen hebben hierin afgesproken nog verder met elkaar op te trekken om die gezondheidseconomie verder te versterken. Vooral door de blik verder te richten dan de regio zelf. “De regionale samenwerking is natuurlijk niet nieuw, maar we hebben nu wel voor het eerst de schaal vergroot”, legt De Gelder uit. “Dat vind ik heel erg belangrijk. We zijn allemaal een schaal groter gaan denken. In plaats van de stad, hebben we het nu over de provincie, in plaats van Nederland hebben we het nu over Europa.”

Kern van de City Deal Health Hub is het inventariseren van knellende wet- en regelgeving. Ook voorzien de afspraken in het opzetten van pilots voor een regelarme of -vrije aanpak en de toepassing van bewezen innovatieve technologieën voor de ontwikkeling van een gezonde stad. De City Deal Health Hub bestaat uit vier pijlers: Vestigingsklimaat en campusontwikkeling, Utrecht als modelregio voor zelfmanagement, Talent en professionals en Gezonde wijken.

usc foto flickr creative commons henk-jan van der klusPensioenfondsen

Als directeur van het Utrecht Science Park zet De Gelder zich dan ook in voor de City Deal. Als belangrijke taak heeft hij het aantrekken van financiering. “We zijn momenteel druk bezig om ervoor te zorgen dat pensioenfondsen hier hun geld investeren, in plaats van dat te doen in de Verenigde Staten, zoals nu nog gebeurt”, vertelt De Gelder. “Mede door die opschaling is het makkelijker om te proberen die pensioengelden in Nederland te houden. De centrale overheid kan er immers bij helpen. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) speelt hierbij bijvoorbeeld een rol.” Het project met de pensioenfondsen wordt de komende drie maanden cruciaal. Naast het ministerie van EZ werkt het Utrecht Science Park ook samen met andere steden voor het aantrekken van financiering.

Centraal in de City Deal staat verder het stationsgebied van Utrecht. Dat wordt gebruikt als proeftuin voor nieuwe technologie, die wordt ontwikkeld op het Science Park. TNO heeft bijvoorbeeld sensoren ontwikkeld die luchtkwaliteit meten. De bijbehorende app en site waarschuwen burgers als die kwaliteit niet goed is en helpen hen zo gezonder te leven. De Gelder: “Dat wordt nu toegepast in het Utrechtse stationsgebied, een gebied dat twee keer zo druk is als bijvoorbeeld Schiphol. Het leuke van dit voorbeeld is dat TNO het meteen kan toepassen in het stationsgebied, voordat ze het verder ontwikkelt als exportproduct. De verbinding die groeit tussen de verschillende partijen is een van de grootste opbrengsten van deze City Deal.”

Verbinding

Op het Science Park is recent door die verbinding van verschillende partijen de bouw van het Prinses Máxima Centrum gestart. “Dit wordt een van de drie grootste kinderkankercentra ter wereld”, legt De Gelder uit. ”Alle kennis over kinderkanker vind je hier bij elkaar. De prognose is als we alle kennis hierover beter uitwisselen dat het genezingspercentage van deze ziekte flink zal stijgen. Het is efficiënt om bij elkaar te zitten, niet alleen deel je de kosten voor ontwikkelingen, het levert ook prestige op. Maar het belangrijkste is natuurlijk dat men verwacht dat het genezingspercentage van de kinderen kan stijgen van 75 procent naar 90 of 95 procent. Dat lukt alleen omdat de kennis allemaal bij elkaar zit. Met de Health Hub ontstaat er een goede schaal zodat er topkwaliteit kan worden geboden. En zo kun je een internationaal voorbeeld zijn. Je helpt niet alleen Utrecht verder, maar heel Nederland.”

Verder wordt er in de City Deal gewerkt aan een gebiedsverkenning voor de bereikbaarheid van het Science Park. Tijdens de Campus Party, waar de deal werd ondertekend, is er een Challenge opgezet. Er is een bedrag beschikbaar gesteld van 50.000 Euro voor het opzetten en ondersteunen van deze challenge, waarbij studenten uit de hele wereld meewerken aan het bedenken van creatieve oplossingen. “We vonden dat er ook echt iets concreets moest staan in de City Deal. Ik vind het heel belangrijk dat de City Deal iets markeert, dat er iets zichtbaar is en onmiddellijk kon worden overhandigd.”

Floris de Gelder, directeur van het Utrecht Science Park. Foto: Pieter Verbeek.

Floris de Gelder, directeur van het Utrecht Science Park. Foto: Pieter Verbeek.

Satellietlocatie

Health Hub gaat overigens verder dan de stad Utrecht alleen. Er doen in totaal tien Utrechtse gemeenten mee. Op het voormalige RIVM-terrein in De Bilt komt nu een satellietlocatie van het Science Park. Een grote Indiase multinational heeft zich hier in 2012 gevestigd en inmiddels is er al een tweede gevolgd. De Gelder: “De ontwikkeling en acquisitie doen we helemaal samen. Dit is immers een middel dat de hele regio verder kan versterken.”

Maar Utrecht richt niet alleen zijn blik naar buiten. Ook laat ze haar eigen wijken niet links liggen. Vanuit de City Deal helpen de partijen ook de wijken in de stad gezonder leven. Voor sommige wijken is dat dan ook nodig. De wijk Overvecht, in het noorden van de stad, is bijvoorbeeld bestempeld als de wijk waar de gezondheid het slechtst is van heel Nederland. De Gelder: “Dat is een enorm probleem. Voor een stad met zoveel kennis en kwaliteit van wonen moeten we daar echt wel iets mee doen.”