De Mobiele Stad: een podcast

Dit artikel verscheen eerder op onze zustersite Gemeentenvandetoekomst.nl

Hoe zorgen we ervoor dat ondanks het toenemend aantal woningen, de stad toegankelijk blijft voor mensen en goederen? En hoe kunnen we steden zo inrichten dat er minder verkeer nodig is? Hierover gaat de Mobiele Stad, een van de deelcongressen tijdens de Dag van de Stad op 29 oktober. Het is ook het onderwerp van een podcast-serie van Geert Kloppenburg. Hij is mobiliteitsexpert en gespreksleider bij de Mobiele Stad en zal ook tijdens het evenement een podcast opnemen. Eerder interviewde hij ondernemers, beleidsmakers en wetenschappers, waaronder Jeroen Kok van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur.

Dit artikel is het tweede deel in een driedelige serie over de Dag van de Stad.

Jeroen Kok (Rli, links) en Geert Kloppenburg in gesprek

Extra asfalt is zinloos

Zelden heeft een rapport zoveel stof doen opwaaien in Nederlandse media als Van B naar Anders van Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. Jeroen Kok is werkzaam bij deze Raad, een onafhankelijk adviesorgaan van de regering. In deze podcast licht Kok het rapport nogmaals toe: “Extra asfalt is echt volkomen zinloos en oplossen van knelpunten op deze wijze is miljarden verslindend duur en helpt niet. Dat geldt ook voor het spoor. De oplossingen moeten in de steden gezocht worden.”

Meer horen? Beluister hier de podcast.

Tijdens de Dag van de Stad kun je in de deelsessie ‘De mobiele stad’ samen met gespreksleider Geert Kloppenburg en vele sprekers nadenken over de vraag hoe de stad toegankelijk kan blijven voor mensen en goederen. Met bijdragen van Arie Bleijenberg (TNO, Business Director Infrastructuur) over  mobiliteit na het autotijdperk en Stefan Bendiks (Artgineering) en over de e-bike, ‘de stille revolutie’. In de deelsessie denken de deelnemers samen na over de betekenis van duurzaamheid en de manieren waarop je duurzaamheid in de wijk en de daarbij horende samenwerking realiseert.

‘Expertsessie kennismakelaars: verbindend doel als sleutel voor strategische samenwerkingen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op vrijdag 21 september vond in de universiteitsbibliotheek van de Universiteit Utrecht de tweede expertsessie voor kennismakelaars plaats. Tijdens expertsessies van de City Deal Kennis Maken brengen we verschillende groepen bijeen die zich bezighouden met het verbinden van kennisinstelling en stad, zoals onderzoekers, studenten en docenten. De bijeenkomsten zijn erop gericht om daarover kennis uit te wisselen. De afgelopen bijeenkomst brachten we wederom kennismakelaars bij elkaar. Zij jagen in de verschillende steden die zijn aangesloten bij de City Deal Kennis Maken samenwerkingen aan. Tijdens de expertsessie gingen zij in gesprek over het opzetten van strategische samenwerkingen. Hoe bundel je de krachten van verschillende partijen? Hoe zet je aan tot gezamenlijke actie? Daniël Wolfs, schrijver van het boek Magic Makers, bood hen daartoe inspiratie. Een belangrijke sleutel tot effectieve samenwerking ligt volgens hem in het vinden van een verbindend doel.

Tijdens de eerste expertsessie voor kennismakelaars stonden vier thema’s waar kennismakelaars tegenaan lopen centraal. Onder andere het borgen en delen van opgebouwde kennis rondom het verbinden van stad en kennisinstelling en het opstellen van een gezamenlijke agenda met partners. Aan de hand van enkele stellingen en vragen van de aanwezigen werkten we de thema’s uit. Tijdens de tweede bijeenkomst duiken we dieper in het smeden van strategische samenwerkingen. Daniël Wolfs, associate partner van Holland Consulting Group en schrijver van het boek Magic Makers, deelt zijn inzichten over het vormgeven van nieuwe samenwerkingen. Daarna gaan de kennismakelaars met elkaar in gesprek om de inzichten te vertalen naar hun eigen context. Hieronder delen we enkele belangrijke inzichten.

Verschillen omarmen

Als het gaat om samenwerken, moet je niet bang zijn voor verschillen, maar die juist omarmen. Want om een bepaald doel te bereiken heb je veelal verschillende partijen nodig, met verschillende talenten en krachten, en soms verschillende belangen. Ter illustratie vertelt Daniël Wolfs over het initiatief Give Back Box. Het initiatief biedt consumenten de mogelijkheid om na het ontvangen van een pakketje, bijvoorbeeld in het geval van kleding die online is besteld, de doos te vullen met eigen spullen die ze niet langer gebruiken en naar Give Back Box terug te sturen. Give Back Box verdeelt de spullen vervolgens over een groep mensen die deze hard kunnen gebruiken. Om dit initiatief te organiseren moeten veel verschillende partijen samenwerken, van online kledingwinkels tot aan maatschappelijke organisaties, met elk hun eigen belangen. Zonder het omarmen van verschillen, komt het initiatief niet van de grond.

Gezamenlijk doel als motivatie

Een gezamenlijk gedragen doel zet aan tot collectieve actie volgens Daniël Wolfs. Om te laten zien hoe dat er in de praktijk uitziet deelt hij een voorbeeld van een geldinzamelingsactie die hij vanuit zijn werk organiseerde voor Serious Request, het jaarlijkse radio-evenement van 3FM om geld op te halen voor een goed doel. Hij maakte daarvoor gebruik van een zogenoemde middelpuntzoekende strategie. Deze strategie zet datgene centraal dat samenwerkingspartners verbindt. In het geval van de inzamelingsactie was dat “belachelijk veel geld ophalen voor het goede doel”. Om hoeveel geld het precies ging, werd niet expliciet geformuleerd. En ook niet hoe het geld opgehaald moest worden. Door het gezamenlijke doel zo breed te formuleren, hebben veel collega’s van Daniël Wolfs zich – op hun eigen manier en met hun eigen talenten – ingezet om geld in te zamelen. Uiteindelijk was er meer dan honderdduizend euro opgehaald. Dat had vooraf niemand kunnen voorstellen. De kracht van een breed verbindend doel is dat het een veelheid aan partners kan motiveren om hun eigen kennis en talenten in te zetten om eraan te kunnen bijdragen.

Meer informatie?

De aanwezige kennismakelaars hebben bij het aanjagen van samenwerkingen in de steden waarin zij actief zijn ook te maken met een grote diversiteit aan partijen. Ben je benieuwd naar hoe de kennismakelaars samenwerkingen in hun stad smeden? Kom naar de Kennisdelingsdag op 2 november op de Hogeschool Rotterdam. Verschillende kennismakelaars zijn daarbij aanwezig om kennis uit te wisselen over hun ervaringen als strategische verbinders.

 

‘Humans of the campus’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Om grootstedelijke thema’s op een nieuwe manier aan te pakken, slaan steden en kennisinstellingen de handen ineen. Steden en kennisinstelling kunnen immers veel van elkaar leren. De ambitie om meer samenwerking te laten plaatsvinden tussen de kennisinstellingen en de stedelingen vloeit voort vanuit het gedachtegoed van de ‘engaged university’. De betrokken kennisinstelling staat middenin de samenleving en betrekt bewoners, ondernemers en andere partners actief bij het vergaren en overbrengen van nieuwe kennis. Meedoen aan onderzoeken, samen evenementen organiseren voor de buurt en het vergroten van buurtcohesie behoren tot de mogelijkheden om dit te bereiken. Een ander doel binnen deze samenwerking is het direct verspreiden van de vergaarde kennis van de instellingen.

À la Humans of New York, een populair fotoblog over inwoners van New York, hebben we portretten gemaakt van stedelingen die dichtbij een campus van een mbo, hogeschool of universiteit wonen. Hoe is dat nou om in de buurt van een kennisinstelling te wonen? En hoe ervaren bewoners de ambities van kennisinstellingen om meer in contact te staan met de omgeving? De portretten geven een kijkje in de ervaringen van bewoners met de ‘engaged university’.

Foto: Bas Nieuwenhuizen

“Ik werkte vroeger in het onderwijs. Ik vind jonge mensen ontzettend leuk en vind het fantastisch hoe zij zich ontplooien. Dat ontplooien kan natuurlijk hier in Leiden bij de universiteit, de hogeschool en het mbo-college. Ik drink vaak koffie bij Barrera tegenover de universiteit, daar kom ik veel in contact met studenten. Laatst vond ik een iPad in de buurt van de koffieplek. Toen ben ik samen met een groepje studenten op onderzoek uitgegaan om het adres van de eigenaar te vinden. Later die middag kreeg ik een telefoontje naar mijn atelier van een heel blije mevrouw. Op deze manier was er voor mij een connectie tussen mij als burger en de studenten. Gisteren werd ik ook benaderd door studenten voor een project. Ze vroegen of zij een foto van mij mochten maken. Natuurlijk vind ik dat prima. Ik vind het ontzettend leuk dat er die verbinding bestaat tussen diverse groepen zoals studenten en bewoners.”

Foto: Bas Nieuwenhuizen

“Ik vind het leuk om te wonen in Leiden in de buurt van de universiteit. Ik heb hier zelf gestudeerd en ben hier blijven hangen. Of er verbinding is tussen de universiteit en de buurt? Nee, er is nagenoeg geen verbinding met de universiteit hiernaast. De studentenverenigingen doen een briefje in de brievenbus wanneer zij een feest geven. Met de universiteit heb ik eigenlijk helemaal geen contact. Ik voel mij ook niet geroepen om die verbinding aan te gaan. Ik zou niet weten wat de universiteit voor de bewoners eromheen zou kunnen betekenen. Ik ben wel gek op de Hortus Botanicus, dat hoort natuurlijk wel een beetje bij de universiteit. Daar kom ik graag. Ik zie dat een beetje als mijn achtertuin. Daarnaast is het mogelijk om te eten bij de Faculteit Sociale Wetenschappen, ook als je niet studeert. Maar ook daar heb ik niet echt behoefte aan. Ik heb een groot netwerk en volgens mij zijn er ook genoeg maatschappelijke organisaties die verbinding leggen met bewoners.”

Foto: Bas Nieuwenhuizen

“Ik woon op vijftig meter afstand van een mbo-school in Haarlem, maar daar merk ik eigenlijk heel weinig van. Af en toe zie ik er een groepje jongeren staan of zitten wanneer ik langs loop. Of het een grote school is? Het is geen school waar enorme druktes naar binnen en buiten gaan in mijn ervaring. Ik heb verder geen contact met de school en er is mij ook niet bekend dat er initiatieven zijn in samenwerking met de buurt. Ik ben bijvoorbeeld nooit benaderd voor een onderzoek of evenement. Ik zie dan ook geen meerwaarde in de school voor de buurt. Mijn woonomgeving vind ik prachtig en de school past daar goed in. Het voegt niets toe, maar het neemt ook niets weg.”

Foto: Bas Nieuwenhuizen

“Hoe ik het vind om te wonen in de buurt van de Hogeschool van Amsterdam? Leuk! Er lopen veel studenten rond in de buurt. Dat heeft wel wat gezelligs. Er is alleen weinig verbinding met de buurt. Ze zouden mij best mogen benaderen voor deelname aan een onderzoek. Soms organiseren ze wel activiteiten. Sporten op het plein hiernaast bijvoorbeeld. De studenten zie ik veel in de cafés en natuurlijk lopen ze door de buurt. Ik vind het niet erg dat ik nog nooit een uitnodiging heb gekregen voor iets dat de studenten organiseren, maar het lijkt mij wel leuk om een keer zoiets mee te maken.”

Foto: Bas Nieuwenhuizen

“Ik woon al ruim 21 jaar in Amsterdam en heb de buurt behoorlijk zien veranderen. Zo zijn er een hoop nieuwe gebouwen bijgekomen, zoals de campus hier. Ik vind het perfect. Er zijn veel koffietentjes bijgekomen, omdat ze natuurlijk weten dat er veel klanten voor zijn. Er is verder geen contact tussen mij en de school. Er zijn af en toe studenten die de wijk doorgaan. Studenten van de modeacademie gebruiken mijn voordeur als achtergrond voor hun foto’s bijvoorbeeld. Dat vind ik prima, maar er is verder geen contact op zo’n moment. Qua faciliteiten hebben we een sportschool van de hogeschool om de hoek. Daar mogen buurtbewoners ook sporten. Dat heb ik een maand gedaan. Toen bedacht ik me toch dat ik wat te oud was tussen al de studenten. Ik kan het gebouw van de school wel in, maar heb het nog nooit gedaan. Het leeft eigenlijk langs elkaar heen en we bijten elkaar dus niet.”

Burger in de stad meer dan ooit in beeld bij nieuwe SURF-projecten

Afgelopen 6 april kwamen de SURF-onderzoekers van de zeven nieuwe ENSUF-projecten, de drie nieuwe Pop Up-projecten (ronde 2016) en enkele andere experts bij elkaar voor een korte, nadere kennismaking in Utrecht. Opvallende rode draad: de actieve burger in de stad komt steeds duidelijker in beeld bij het SURF-onderzoek.

Pieter Hooimeijer, wetenschappelijk directeur van VerDuS, zat de bijeenkomst voor en schetste eerst de context van de twee SURF-programma’s in het grotere geheel. Vervolgens kregen de aanwezigen een parade van korte presentaties voorgeschoteld. Een of twee vertegenwoordigers vertelden steeds kort waar het project om draait, wie er meedoen en hoe er maatschappelijke impact tot stand komt. Duidelijk werd welke raakvlakken er liggen tussen bestaande en nieuwe SURF-projecten.

Hooimeijer: `Heel mooi om te zien dat de stedelijke burger en initiatieven van onderop steeds meer aandacht krijgen in SURF-onderzoek. We zien dit terug in het lopende grote SURF-project R-LINK, maar nu ook in SmartUrbi, dat over aanjagende sleutelfiguren in wijken gaat, en in FloodCitiSense, waar burgers zelf neerslag gaan meten en zelfredzamer worden bij grote regenval. Ook Floodlabel – het andere project over wateroverlast – gaat uit van meer actie door de burgers zelf.`

Smart Cities

Na de presentaties reageerden twee gasten ‘van buitenaf’ op de onderzoekers. Maaike Lousberg van TNO is sociaal-psycholoog en houdt zich bezig met Smart Cities. ‘Ik ben blij om te zien wat er op wetenschappelijke terrein allemaal speelt en hoe de wetenschappelijk kennis te verbinden is met de praktijk. De projecten die nu gehonoreerd zijn, beslaan belangrijke onderwerpen voor smart cities. Het gaat hierin nu eens niet over energie en mobiliteit en ICT, maar over hoe burgers zelf aan zet zijn: burgerparticipatie 2.0.’

Jan Klinkenberg, netwerkmanager VerDuSMiriam Weber is senior onderzoeker/-adviseur bij de gemeente Utrecht, actief op het thema Gezonde Leefomgeving en verantwoordelijk voor de kennisagenda Gezonde verstedelijking. ‘De SURF-projecten zijn heel nuttig – zeker ook met dat accent op de burger. Voor ons is bij deze onderwerpen ook steeds de vraag van belang welke rol de gemeente kan spelen. Er spelen in Utrecht verschillende opgaven rond de groei van de stad, gezonde mobiliteit, de arbeidsmarkt, de voedselvoorziening. We willen ons beleid anders funderen: van ‘educated guess’ naar ‘evidence based’ en liefst ‘proven knowledge’. Dus ik wil iedereen graag uitnodigen om ook gebruik te maken van wat er in Utrecht allemaal mogelijk is op het gebied van onderzoek en experimenteren. Ik ben zelf ook betrokken bij de zogenoemde Kennisalliantie, een samenwerking van verschillende kennis- en praktijkpartijen in de provincie Utrecht. Het zou heel stoer zijn als we – ook via SURF – verder vorm kunnen geven aan kennis voor de praktijk.’

Projectoverschrijdend

Jan Klinkenberg sloot de bijeenkomst af door toe te lichten hoe binnen SURF kennis- en praktijkpartijen samenwerken in bijvoorbeeld de verschillende Communities of Research & Practice. ‘Maar het is ook belangrijk om als onderzoekers onderling – en projectoverstijgend – van elkaar te weten waarmee je bezig bent. Niet alleen vanwege de wetenschappelijke synergie, maar ook omdat sommige praktijkpartijen bij meerdere SURF-projecten betrokken zijn. Het kan handig zijn om je daarvan bewust te zijn en samen te werken.’ Ook wees Klinkenberg op het belang van kennisdeling via bijvoorbeeld de VerDuS-site. ‘We zullen jullie regelmatig vragen hoe het ermee staat. Laat het ons weten als je zelf evenementen organiseert en nieuws hebt. We delen het graag!’

Lees verder op de website van SURF.

Onderzoek naar kennis over geïntegreerde stedelijke ontwikkeling en URBACT

Sinds 2002 is URBACT een programma voor Europese Territoriale Samenwerking. Dit programma maakt het mogelijk voor steden om te netwerken, van elkaar te leren en de interne capaciteit te vergroten om geïntegreerd stedelijk beleid te ontwikkelen.

Recentelijk heeft URBACT de Nationale URBACT Punten gecontracteerd om communicatie over het programma in eigen taal te verspreiden en om bijeenkomsten te organiseren over URBACT. Platform31 zal deze rol de komende jaren gaan vervullen. Het directe aanspreekpunt hiervoor is Christiaan Norde.

Stedelijke thema’s

Dit onderzoek helpt het de Nationale Contactpunten om een beter beeld te krijgen van hoe professionals en gekozen vertegenwoordigers met stedelijke thema’s omgaan en hoe welke perceptie ze daarover hebben. De resultaten van het onderzoek zullen worden meegenomen om de toekomstige communicatie- en netwerkactiviteiten van het Nationale URBACT punt te verbeteren.

Werkt u bij of voor een gemeente? Zou u dan tot 6 minuten van uw tijd kunnen besteden om ervoor te zorgen dat het Nationale URBACT punt van Nederland u beter tot dienst kan zijn de komende jaren?

Het onderzoek kan met de link hieronder worden geopend. Mocht u binnen uw netwerk mensen kennen voor die onderzoek ook geschikt is, stuurt u de link dan gerust door.

https://nl.surveymonkey.com/r/9FM6ZN7

Alvast hartelijk dank voor uw medewerking. Meer informatie over URBACT is te vinden op de website van URBACT.

Financiering beschikbaar voor kleine onderzoeksprojecten rond stedelijke vraagstukken

Onderzoekers kunnen namens een consortium financiering aanvragen voor een klein project dat een nadere invulling geeft aan de Maatschappelijke Opgaven die genoemd worden in het SURF-programma (Smart Urban Regions of the Future). Met dit financieringsinstrument voor kleine kortlopende SURF-projecten kan de Raad van Toezicht van VerDuS inspelen op de behoefte aan kennis over nieuwe ontwikkelingen en ad-hoc vragen.

Er is behoefte aan bottom-up initiatieven om invulling te geven aan zogeheten ‘witte vlekken’ binnen de SURF-thematiek. Doel is dat de SURF Pop Up-projecten de kwaliteit en de relevantie van het SURF-programma als geheel verhogen gedurende de looptijd van het SURF-programma. Zo kan later in het programma bijvoorbeeld ook worden ingespeeld op nieuwe vragen die opkomen uit de vijf toegekende grote SURF-projecten en de toegekende middelgrote projecten (in het kader van JPI Urban Europe).

Geen deadlines

Er zijn geen deadlines: er kan doorlopend worden ingediend vanaf de openstelling in juli 2016. Het instrument sluit wel op donderdag 1 december 2016 om 14:00 CET. Echter, wanneer het beschikbare budget voor 2016 eerder is uitgeput, zal deze call for proposals vóór deze datum worden gesloten. Op de NWO-website zal worden aangegeven hoeveel budget er nog beschikbaar is. De informatie op deze website zal eens per maand worden geactualiseerd.

Kijk voor alle informatie over de Pop Up-call op de NWO-website.

Evaluatie Verwey-Jonker Instituut onderstreept succes City Deal Inclusieve Stad

Een flexibel budget geeft sociaal werkers veel ruimte en de mogelijkheid om buiten de gebaande paden te denken en handelen. Daardoor kunenen mensen beter geholpen worden, aldus het Verwey-Jonker Instituut dat de City Deal Inclusieve Stad evalueerde.

In de City Deal hebben Eindhoven, Enschede, Leeuwarden, Utrecht en Zaanstad, samen met het Rijk, afgelopen jaar geëxperimenteerd met alternatieve ondersteuningsvormen voor kwetsbare inwoners met complexe problematiek, met als doel betere ondersteuning bieden tegen hetzelfde budget.Het Verwey-Jonker Instituut concludeert in het rapport ‘Doen wat nodig is voor inwoners’ dat het kostenbewustzijn onder sociaal werkers toeneemt als zij meer keuzevrijheid hebben in de inzet van het budget voor maatwerk. De sociaal werkers ervaren hun werk daardoor ook als effectiever en bevredigender. Samen met inwoners zoeken naar eenvoudige maatwerkoplossingen kost weliswaar vaak meer tijd dan het toepassen van een formele regel, maar levert uiteindelijk ook meer op. De nieuwe aanpak wordt door inwoners gemiddeld met een 8,5 beoordeeld. Zij voelen zich beter en zijn minder depressief, zo blijkt uit het onderzoek onder ruim 85 casussen, waarbij 52 huishoudens en 43 sociaal werkers geïnterviewd zijn.

Vervolg

De vijf steden gaan de komende twee jaar samen met rijksuitvoeringsorganisaites door met de aanpak. De steden Amsterdam, Den Haag, Delft en Tilburg sluiten zich ook aan zetten onder de noemer ‘Eenvoudig Maatwerk’ in op het voorkomen van onnodig hogere schulden en menselijk leed als gevolg van bureaucratie. Hierin werken zij samen met onder andere het CJIB, SVB en CAK.

Tweede ronde SURF Pop Up 2017 opengesteld voor aanvragen

Voor Smart Urban Regions of the Future (SURF) Pop Up kunnen voor de tweede keer dit jaar aanvragen worden ingediend voor een klein project op het gebied van kennis en innovatie van steden en stedelijke regio’s.

SURF Pop Up maakt onderdeel uit van het programma SURF, dat deel is van het kennisinitiatief Verbinden van Duurzame Steden (VerDuS), en is een initiatief van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM), het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), NWO, Platform31 en NRPO SIA op het gebied van slimme stedelijke regio’s.

Financiering voor kortlopende projecten

Onderzoekers kunnen in deze call namens een consortium met tenminste één kennisinstelling en één publieke of private partner financiering aanvragen voor kleine, kortlopende projecten, waarbij ingespeeld wordt op de behoefte aan kennis over nieuwe ontwikkelingen en ad-hoc vragen binnen de SURF-thematiek. Aanvragen op het gebied van ‘Wonen en bebouwde omgeving’ en ‘Economie’ worden in het bijzonder op prijs gesteld. Een aanvraag kan zich richten op innovatief wetenschappelijk onderzoek, maar de financiering kan ook worden gebruikt voor kennisoverdracht, het ontwikkelen van een tool of het op een andere manier toepasbaar maken van het onderzoek.

Indienmomenten

Voor dit kalenderjaar werden al eerder twee indienmomenten aangekondigd; de tweede deadline dit jaar valt op 28 september 2017. Na deze deadline volgt een op zichzelf staande beoordelingsprocedure, waarbij de op dat moment ontvangen aanvragen met elkaar in competitie gaan. Er wordt naar gestreefd om aanvragers binnen 8 à 10 weken na de deadline te informeren over de besluitvorming. De nieuwe SURF Pop Up-projecten uit de eerste ronde van dit jaar, waarvoor tot 1 juni voorstellen konden worden ingediend, worden begin september bekend gemaakt.

Meer informatie over SURF Pop Up vindt u op de financieringspagina van NWO. Ook kunt u contact opnemen met de secretaris van SURF, Esther van der Wel, via mailto:[email protected]of (+31) 70 – 344 05 68. Meer informatie over SURF.

Hogeschool Leiden installeert lector Diversiteit

Saniye Çelik start in september als lector Diversiteit bij Hogeschool Leiden. Zij gaat aan de slag met de thema’s diversiteit en inclusie en hoe (toekomstige) HRM-professionals met deze thema’s omgaan in de beroepspraktijk. Samen met docentonderzoekers doet zij onderzoek naar ‘leren en innoveren’, ‘inclusieve organisatie’ en ‘verbinding met de samenleving’.

Omgaan met verschillen in de samenleving

Diversiteit heeft betrekking op alle zichtbare en onzichtbare verschillen in de samenleving en raakt daarmee elk individu. In de kern gaat het erom dat mensen verschillend mogen zijn en gewaardeerd worden om hun talenten en kwaliteiten. De praktijk laat zien dat dit niet zonder slag of stoot gaat. Publieke en private organisaties willen verschillen benutten om hun effectiviteit te vergroten. Daarom zoeken ze steeds meer medewerkers die weten wat er in de maatschappij speelt, en verbinding kunnen leggen met verschillende groepen die op sociaal, cultureel en economisch vlak van elkaar verschillen. Voor de toekomstige HRM-professionals is daarbij een belangrijke taak weggelegd. Het nieuwe lectoraat Diversiteit gaat hier een bijdrage aan leveren.

Kennisontwikkeling voor het onderwijs en het beroepenveld

Het doel van het lectoraat is kennisontwikkeling rond diversiteit en inclusie en de valorisatie ervan in de beroepspraktijk. De opgedane kennis wordt verwerkt in de opleiding Human Resource Management (HRM). Vanaf het begin van de opleiding gaan alle studenten HRM zich verdiepen in het thema diversiteit. Van eenvoudig naar complexe opdrachten in de hogere leerjaren.

De onderzoeksgebieden van het lectoraat zijn ‘leren en innoveren’, ‘inclusieve organisatie’ en ‘verbinding met de samenleving’. Leren en innoveren gaat over de wijze waarop organisaties de samenwerking tussen verschillende mensen kunnen bevorderen om van elkaar te leren en samen te innoveren. Voorwaarden hiervoor zijn de inclusieve cultuur van de organisatie en zeker ook het leiderschap. Het onderzoeksgebied ‘de verbinding met de samenleving’ stelt het omgaan met complexe diversiteitsvraagstukken in de beroepspraktijk centraal.

Over Saniye Çelik

Saniye Çelik is gepromoveerd aan de Universiteit Leiden op de business case van diversiteit in publieke organisaties. Ze werkt tevens als kennisadviseur bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en als onderzoeker bij de Universiteit Leiden. In de 25 jaar dat Saniye Çelik in verschillende functies heeft gewerkt bij de overheid – waarvan 17 jaar bij de politie – heeft zij zich verdiept in diverse vraagstukken die spelen binnen het publieke domein. Zij fungeert ook als coach voor rijksambtenaren en politie.

‘Alle klokken gelijk in een City Deal’

De Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) heeft een essay geschreven over de City Deals van Agenda Stad. Bij de transitieopgaven waar deze deals over gaan vindt samenwerking plaats op allerlei schaalniveaus: van nationaal, regionaal en lokaal tot internationaal. De grootste uitdaging zit hem in het samenbrengen van elkaars tijdspad. ‘Het gaat vooral om multi-temporal governance.’

Onderzoekers Jorren Scherpenisse en Martin Schulz hebben de City Deals in het essay ‘Werken met City Deals- invulling geven aan multi-temporal governance’ vanuit bestuurskundig perspectief onderzocht aan de hand van gesprekken met DG’s, directeuren en projectleiders. ‘In ons essay reflecteren we vanuit politiek-bestuurlijk perspectief op deze bijzondere werkwijze ”, stelt Scherpenisse.

Geen instrument, maar werkwijze

JorrenScherpenisse. Foto: NSOB.

Jorren Scherpenisse. Foto: NSOB.

Wat ze meteen benadrukken in hun essay is dat de City Deals niet als instrument moeten worden bekeken, maar als werkwijze. Met deze werkwijze kan de Rijksoverheid bijdragen aan het initiatief van steden om te komen tot duurzame maatschappelijke transities. “Het is misleidend om ze puur als instrument te zien”, legt Jorren Scherpenisse uit. “Er staat bewust weinig op papier, het gaat om een proces dat zowel voor als na de ondertekening niet vast staat. Het loopt bij elke deal anders. De bestuurders vanuit de verschillende partijen zoeken de ruimte voor wat nodig is.”

Van klimaat, energie, veiligheid, gezondheid tot de economische concurrentiepositie. Er liggen allerlei grote veranderopgaven waar steden hun transities in moeten maken.  “Wat je ziet is dat overheden het niet alleen kunnen, het Rijk niet, maar ook de steden niet. Ze zijn alleen te realiseren in samenwerking met vele partners, zoals bedrijven, maatschappelijke organisaties en verschillende overheden”, legt Martin Schulz, co-decaan van de NSOB uit. Deze multi-level governance krijgt veel waardering, onder meer door het nieuwe kabinet die in het nieuwe regeerakkoord zegt verder te willen gaan met de werkwijze van de City Deals.

Multi-temporal governance

Maar de onderzoekers van de NSOB laten nog een andere dimensie zien van de City Deals: de samenwerking in deze deals gaat ook om sturen op en in de tijd. Ze zijn een vorm van multi-temporal governance. “Het gaat bij de City Deals niet alleen om het juiste plan, de juiste partijen en de juiste plek, maar ook om de juiste tijd. Al die partijen die samenwerken hebben hun eigen urgente momenten, stippen op de horizon en begrotings- of verkiezingscycli”, benadrukt Jorren Scherpenisse, onderzoeker van de NSOB en promovendus op het thema tijd en bestuur. “De ene partij zit op die transitieopgave nog in een verkenningsfase, terwijl de ander juist al resultaat wil boeken. De partijen zijn het eens over de inhoud, maar niet per se over de tijd. Dat zien wij als een van de belangrijkste opgaven voor de City Deals. Vaak gaat het mis in bestuurlijke samenwerking doordat partijen zich in een andere fase bevinden, zoals je vaak ziet wanneer verkiezingen de samenwerking doorkruisen. Als de klokken van partijen niet gelijk staan en tijdbelevingen verschillen kan samenwerking zelfs tot stilstand komen. Waar de ene partij bezig is de lange lijnen uit te zetten, heeft de ander nu succes nodig om de inzet te legitimeren. Hoe breng je dat bij elkaar? Hoe kun je voortgang maken bij verschillende snelheden?”

Slim benutten van momenten

Martin Schulz. Foto: NSOB.

Martin Schulz. Foto: NSOB.

Daarvoor laat het NSOB-essay verschillende strategieën zien. Scherpenisse: “De start van elke City Deal wordt gemarkeerd door een feestelijke ondertekening, waarbij de partijen dat samen vieren op een podium. Dat geeft een flinke boost aan het thema. Maar vaak is de ondertekening niet het eindpunt van onderhandelingen, maar pas het begin. Met als risico dat partijen daarna verschillende kanten op willen, of toch andere thema’s prioriteit geven. Het feest is al gevierd, maar de samenwerking moet nog van start gaan. Na de ondertekening wordt het dus een opgave van synchronisatie van tijd tussen de verschillende partijen. Als dat lukt kunnen in de City Deal mooie resultaten worden geboekt. Dat kan bijvoorbeeld door het slim benutten van momenten. Denk aan het vieren van tussenresultaten en het afstemmen van tijdhorizonnen, zoals het formuleren van toekomstambities en doelen, waarmee je een gezamenlijk gevoel van urgentie bereikt. Het is een combinatie van concreet inhoudelijk bezig zijn en tegelijk de ruimte gaandeweg ontdekken in de tijd. Het gaat ook om afstemming van snelheden. Wanneer mag er worden geëxperimenteerd en wanneer wordt er opgeschaald? Door dat goed af te spreken ontstaat er ruimte voor verkenning en ontstaat er vermogen om te versnellen wanneer het kan.”

Door bijvoorbeeld een tijdsperiode af te bakenen voor fasen in de samenwerking kun je de verschillende cycli overbruggen van de partijen, voegt Scherpenisse toe. Zodat er een gemeenschappelijk proces ontstaat van agenderen, verkennen, uitvoeren en evalueren. “De kern is dat werken met deals synchronisatie tussen publieke en private partijen mogelijk maakt in de tijd, waardoor grote veranderopgaven die niet door regels of geld van de minister gerealiseerd kunnen worden tot stand worden gebracht in een coalition of the willing. In de City Deal kun je profiteren van elkaars momentum, er kan worden meegelift op de snelheid van anderen en samenwerking kan een katalyserende werking hebben.”

Voor bewindspersonen biedt het voortzetten en verder brengen van werken met City Deals dan ook winstkansen voor de volgende kabinetsperiode, aldus de auteurs. Keerzijde is dat er in de deal ook beperkingen zijn om in termen van timing en tempo eigen keuzes te maken en afwegingen te maken, los van andere partijen.

Grote transities

De City Deals zijn vooral bedoeld voor bijzondere opgaven, de grote transities, concluderen beide onderzoekers. Juist daar is een andere werkwijze nodig die niet volgens de traditionele departementale ritmes, routines en procedures gaat, maar juist ruimte maakt buiten de gebaande paden en kaders. De deal moet daarom niet te regulier worden. Schulz: “De kunst is om het werken met City Deals door te ontwikkelen tot een vanzelfsprekende werkwijze voor bijzondere opgaven. Andere instrumenten moeten we dan ook gewoon blijven gebruiken, zoals PPS, akkoorden, pacten, convenanten en al die andere instrumenten.”

De City Deal Inclusieve Stad is een interessant voorbeeld, vindt Scherpenisse. “De kwestie van multiprobleemgezinnen is een probleem van meerdere partijen. De partijen in de Deal waren hier al veel langer mee bezig, maar na de decentralisaties kwam er een momentum om hiermee ook samen met het Rijk een grote stap te maken. In de Deal is dit momentum verzilverd. Door al die aandacht en de experimenten uit die City Deal komen er concrete oplossingen in het sociaal domein naar boven. Nu nog lokaal, maar straks kunnen die ook op grotere schaal worden benut. Ze dragen bij aan de flow rond dit thema.”

Als een tandwiel

“Een City Deal is dan ook als een tandwiel in een raderwerk”, aldus Schulz. “Het zorgt ervoor dat de raderen in samenhang gaan draaien. Kijk naar de City Deal Binnenstedelijk Bouwen en Transformatie. Daar werd samen ontdekt dat parkeernormen een struikelblok zijn voor binnenstedelijk bouwen. Dan kun je dat kenbaar maken en opschalen en zo op allerlei plaatsen projecten in beweging laten komen door deze ene interventie.”

Natuurlijk loopt niet bij alle City Deals het proces even soepel. Vaak ging er na de ondertekening weer een onderhandelingsproces van start. Of partijen focusten te veel op eigen thema’s waardoor de tijdlijnen uit elkaar gingen lopen.“Belangrijk is het dat je steeds blijft zoeken naar synergie en synchronisatie”, aldus Scherpenisse. “Ook al heb je geld, genoeg mandaat en doorzettingsmacht, als partijen elkaar niet vinden in de tijd kan het mis lopen. Dat betekent niet dat alles tegelijkertijd moet of vooraf kan worden gepland, integendeel. Maar wel dat partijen proberen om elkaars tempo te faciliteren, in staat zijn om het momentum vast te houden en als katalysator te fungeren. Steeds met als achterliggend doel om niet alleen in de Deal resultaten te boeken, maar vooral op langere termijn bij te dragen aan transities. Multi-Temporal Governance is een strategische opgave wanneer al die partijen gezamenlijk willen bijdragen aan een transitie.”

Het NSOB essay ‘Werken met City Deals; invulling geven aan multi-temporal governance’ van Jorren Scherpenisse, Martin Schulz en Mark van Twist, is vanaf 30 oktober te vinden op de website www.nsob.nl/denktank.

1 bijlage