Derde Onderwijs Café: “Kennis delen en verbinden”

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Sfeerbeeld van het derde Onderwijs Café van de City Deal Kennis Maken Breda in het Innovation Square van de Breda University of Applied Sciences (BUas)

In een goed gevuld ‘Innovation Square’ van Breda University of Applied Sciences (BUas) vond 13 februari het 3e Onderwijs Café van City Deal Kennis Maken Breda plaats. Zo’n 70 aanwezigen kwamen op het event af. Een mooie mix van Bredase mbo en hbo onderwijsinstellingen zoals Avans Hogeschool, BUas, Curio, De Rooi Pannen en Sportleerbedrijf Breda en Bredaase organisaties als Amphia, REWIN, Stichting Breda Actief, Vitaal Breda, MOOIWERK, La Vuelta Holanda en gemeente Breda waren vertegenwoordigd.

Na de opening door Nico van Os, lid College van Bestuur van BUas, kon men vrij kiezen een pitch over een onderwijssamenwerking bij te wonen en hierover ervaringen en kennis met elkaar te delen. In twee rondes van elk een half uur werden in totaal 6 pitches gehouden:

1. Performatory: Breda als performance laboratory  (Ger Pepels van BUas)
Innovaties die sociale, ecologische, economische en/of culturele uitdagingen aanpakken. Zoeken naar versterking van de samenwerking rond uitdagingen in Breda en een indruk van de duurzame samenwerking met Parktheater Eindhoven.
2. Samenwerken? Doen! De zin en onzin van samenwerken (Peter Kole/Rik Ligthart van BUas)
Een minor van BUas waar onderwijs vorm krijgt in real-life projecten. Een terugblik op de ervaringen met samenwerkingen tussen gemeente, onderwijsinstellingen en andere (markt)partijen.
3. Waterfietsrace op de Singel (Alfons Heerink van Curio)
Hoe maken we samen met studenten de Waterfietsrace op de Singels of andere (jaarlijkse) evenementen in Breda succesvol? Intensief samenwerken en oplossingen bedenken voor praktische zaken.
4. Strijd tussen toerist en inwoner (Guido Aerts van BUas)
Steeds vaker staat het ‘governance vraagstuk’ op de agenda: hoe komen we tot ‘sustainable cities’? Ervaringen over de samenwerking met studenten in een project voor de Metropool Regio Amsterdam.
5. Urban Living Lab: Maak onderwijs met onderwijs! (Marcel Kesselring van Avans)
Een open innovatie omgeving, waarbinnen onderzoek, onderwijs, ondernemingen én inwoners, via co-creatie en participatief ontwerpen, samenwerken aan innovatieve oplossingen voor de stad Breda. Het kan!
6. ‘Out of the bus denken’: Arriva-BUas learning community (Hidde Westerweele van BUas)
De mobiliteitssector is in transitie en zorgt voor een verschuiving in de vraag van reizigers waarbij het openbaar vervoer centraal staat. Hoe? Met (toekomstige) experts en talenten die zich inzetten om samen aan vitale steden te werken.

Na afloop van de pitches was er voldoende ruimte om met elkaar het gesprek aan te gaan tijdens een  goed verzorgde netwerkborrel. De bijeenkomst werd als overzichtelijk ervaren en geeft mooi inzicht in waar het onderwijs mee bezig is. Daarnaast helpt dit initiatief bij kennis maken en kennis delen. Zo zegt Karin van Tilburg van Sportleerbedrijf Breda: “Voor mij is het Onderwijs Café kennis delen en leren van elkaar door bijvoorbeeld gebruikte methodieken over te nemen, maar ook (nieuwe) contacten te maken door elkaar face-to-face te spreken.”

City Deal Kennis Maken Breda

Onder de noemer City Deal Kennis Maken Breda zijn de Bredase onderwijsinstellingen en de gemeente Breda hun samenwerking aan het intensiveren en uitbreiden. Studenten, docenten en onderzoekers kunnen zo maatschappelijke opgaven sneller helpen oplossen. Ontwikkelde kennis kan beter worden benut en innovatie wordt versneld. Zo kan Breda zich ontwikkelen tot een verrijkte leeromgeving voor studenten. Met meer samenhang en meerwaarde voor de betrokken partijen en voor de stad.

Wil je meer weten over een van de pitches of City Deal Kennis Maken Breda? Mail je vraag naar Marjolein Rojo (Programmamanager City Deal Kennis Maken Breda) en zij verbindt je aan de juiste persoon.

25 juni vierde Onderwijs Café

Donderdag 25 juni is de volgende Onderwijs Café. Locatie is deze keer de Nederlandse Defensie Academie in het Kasteel van Breda. Noteer deze datum vast in je agenda. Graag tot dan en daar!

Ook op de hoogte blijven van de activiteiten en mogelijkheden die het Innovation Square van BUas biedt? Volg ze op LinkedIn.

Onderzoek naar vergrijzing in Tanthof

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Bewoners en professionals in gesprek aan een grote tafel vol met post-it briefjes tijdens de kennismarkt van het stadslab Vergrijzing op 7 februari

In Delft komt er een onderzoek naar de vergrijzing in de Delftse wijk Tanthof. Docenten en studenten van De Haagse Hogeschool, Hogeschool Inholland en de TU Delft gaan in een zogenoemd stadslab samen aan de slag. Ook de gemeente, maatschappelijke organisaties én bewoners doen mee. Ze gaan problemen, kansen én oplossingen in kaart brengen. “Ik ben ervan overtuigd als je met elkaar nadenkt over de vraagstukken in de wijk, je heel creatieve en inventieve ideeën kunt ontwikkelen”, zei burgemeester Marja van Bijsterveldt bij de aftrap van het stadslab.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

Kennis en talent

In het stadslab gaan de partijen met elkaar samenwerken om meer inzicht te krijgen in het vraagstuk en oplossingen te testen. Het stadslab komt voort uit de City Deal Kennis Maken Delft. Daarin zetten de drie kennisinstellingen en de gemeente zich sinds twee jaar in voor kennis- en talentontwikkeling. “De ervaring leert dat zo’n samenwerking interessante verbindingen oplevert tussen beleid, onderzoek, onderwijs en praktijk”, aldus Gerben Helleman van het stadslab.

Aan elkaar koppelen

Belangrijkste doelen zijn de samenwerking stimuleren en vragen van bewoners, de gemeente, woningcorporaties, zorg- en welzijnsinstellingen te koppelen aan docenten en opleidingen. Op die manier kunnen studenten met praktijkgerichte opdrachten aan de slag. Dat is goed voor hun ontwikkeling, maar ook goed voor de wijkbewoners. Het levert immers nieuwe inzichten op. Ook de gemeente Delft wil haar voordeel doen met de kennis en uitkomsten.

Kinderen het huis uit

Op dit moment is bijna een op de vijf inwoners van Tanthof 65 jaar of ouder. De woonwijk uit de jaren tachtig en negentig telt veel eengezinswoningen. Er wonen veel mensen waarvan de kinderen het huis uit zijn. Door de vergrijzing spelen er diverse vraagstukken, zoals: hoe kunnen ouderen langer zelfstandig thuis blijven wonen? Welke voorzieningen zijn nodig om te voldoen aan het groeiende aantal ouderen? Hoe voorkom je vereenzaming? Maar ook vragen van vitale ouderen die hoog opgeleid zijn en goed bij kas zitten, komen aan bod.

Verrassend goed en concreet

“De uitkomsten van een eerste workshop met tachtig bewoners waren verrassend goed en concreet”, aldus Reinout Kleinhans, universitair hoofddocent aan de TU Delft. Hij zag direct mogelijkheden voor een project. Daarin gaan studenten de precieze woonwensen onder de ouderen in Tanthof in kaart brengen. Ook de andere workshops leverden ideeën voor onderzoek op. Wijkbewoner Marianne Jurg: “Ik vind de aanpak met de kennisinstellingen heel positief. Zij hebben de kennis in huis, wij zijn maar leken. Hier wil ik de komende jaren bij betrokken blijven. Dit is in elk geval een goede start.”

Praktische resultaten

“Ik weet zeker dat we hier praktische resultaten uithalen”, vond Karin Schrederhof, wethouder Wonen, Wmo en Sport. Het viel haar op dat veel bewoners per se in Tanthof willen blijven wonen. “Dat is bijzonder.” Technische hulpmiddelen zijn volgens haar onmisbaar om mensen langer thuis te laten wonen. “Die moeten we beter en meer gebruiken. Dan gaat het niet alleen om stabiel internet, maar ook om toepassingen in huis. Docenten en bijvoorbeeld zorginstelling Ipse de Bruggen hebben daar al veel ervaring mee, dus daar kunnen we met elkaar veel van leren.”

1 bijlage

Model ‘Instellingsbrede visie op de verbinding met de samenleving’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Omslag van de brochure Instellingsbrede visie op verbinding met de samenleving

Het model ‘Instellingsbrede visie op de verbinding met de samenleving’ biedt praktische handvatten bij de invulling van het instellingsbeleid gericht op deze verbinding. In de negentien steden die meedoen aan de City Deal Kennis Maken zijn hoger onderwijsinstellingen samen met gemeenten, en vaak ook samen met het middelbaar beroepsonderwijs, bezig met het stimuleren van samenwerking gericht op het gezamenlijk werken aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Het doel is dat zo steeds meer studenten, docenten en onderzoekers participeren in deze vormen van samenwerking.

Op basis van de ervaringen en inzichten van de aan de City Deal Kennis Maken deelnemende hogeronderwijsinstellingen en gemeenten, en op basis van de vele gesprekken en gedeelde kennis binnen het netwerk, is een model ontwikkeld met zeven radars. Dit zijn allemaal elementen die aandacht, activiteiten en investeringen nodig hebben voor het instellingsbreed inbedden van de verbinding met de samenleving.

Deze zeven radars kunnen gebruikt worden om het gesprek te voeren tussen de verschillende instellingen en steden. Het beantwoorden van de vragen bij elk radar biedt namelijk een inkijk in de stand van zaken binnen de instelling: hoe zijn zij aan de slag gegaan met bijvoorbeeld de visievorming op verbinding met de samenleving? Of hoe zorgen zij voor docentprofessionalisering en waardering voor dit soort type onderwijs en onderzoek? En wat levert het op aan meerwaarde voor de student, en hoe wordt dit inzichtelijk gemaakt? Welke personen binnen de instellingen zijn hier allemaal mee bezig en hoe vinden zij elkaar?

In de afgelopen twee jaar is al veel gebeurd binnen de City Deal, en wordt er op verschillende plaatsen in ons land aan deze verbinding met de samenleving handen en voeten gegeven. Tegelijkertijd zijn er nog veel uitdagingen die aandacht behoeven, waaronder het concreet zichtbaar maken van de leeropbrengsten, en het vergroten en verduurzamen van de ingezette programma’s. Dit model biedt daartoe een gesprekstool om zo de kennis te kunnen blijven delen, en de gesprekken tussen de steden op een meer macroniveau te kunnen voeren.

In het voorjaar zal een reeks van thematische sessies rond de radars van dit model worden opgezet vanuit de City Deal Kennis Maken om te werken aan de genoemde elementen.

Bekijk het model in onderstaande pdf. Of lees de verschillende artikelen die bij een van de zeven radars horen.

‘City Deals hebben hun waarde als instrument wel bewezen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Frank Reniers

Dit jaar bestaat Agenda Stad vijf jaar. Inmiddels zijn er twintig City Deals gesloten in dit programma van Rijk en steden om economische groei, innovatie en leefbaarheid in de Nederlandse steden te versterken. Een mooi moment om programmamanager Frank Reniers aan het woord te laten. Want wat leveren die City Deals eigenlijk op? ‘Het is als een buitenboordmotor die zorgt voor versnelling van stedelijke vraagstukken.’

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Externe Verbinding.

Of het nu gaat om circulaire economie, klimaatadaptatie, voedselbeleid of om meer regelgeving op maat in het sociaal domein, de afgelopen jaren kwamen allerlei stedelijke vraagstukken op tafel binnen de verschillende City Deals, waarin Rijk, steden en stakeholders samenwerken. Reniers: “Het leuke van de City Deals is dat we zoeken naar transitiethema’s die nog niet bestaan in lopende organisaties. Het zijn thema’s, waar meerdere ministeries over gaan en die in meerdere steden spelen. Dit heeft tot nu toe geleid tot hele verrassende resultaten.”

Elektrische Deelmobiliteit

Afgelopen december heeft een aantal nieuwe partners de handtekening gezet om samen te werken met de City Deal Elektrische Deelmobiliteit en stedelijke gebiedsontwikkeling.

Als goed voorbeeld noemt Reniers de City Deal Elektrische Deelmobiliteit. “Er komen steeds meer mensen wonen in de steden. We willen niet dat die allemaal met een auto in de stad rijden. Daarom kijkt deze City Deal naar de bouw van appartementen waarbij de bewoners een deelauto hebben voor de deur. Die wordt opgeladen via zonnepanelen. De deelauto’s hebben een actieradius van 400 kilometer. Wat er aan het eind van de dag overblijft aan energie, gaat weer terug in het gebouw.”

Het model biedt veel voordelen, aldus Reniers: minder fijnstof, meer appartementen, minder verkeer. Maar hoe geef het je precies vorm? Bij deze City Deal zijn twee ministeries betrokken. BZK kijkt naar hoe de woontorens van het gas af kunnen, IenW bekijkt de mogelijkheden van de laadpalen en BZK past ook de bouwregelingen aan.”

Maar een gemeente wil niet weten wie precies waarover gaat, stelt Reniers. “Die wil dit probleem aan de voorkant opgelost zien. Daarom is deze City Deal een samenwerking van tien steden, twee ministeries, projectontwikkelaars en leveranciers van elektrische deelauto’s. Met elkaar zoeken ze uit welke auto’s geschikt zijn, wat voor abonnement mogelijk is en welke regelgeving nodig is. Als het werkt dan kunnen we het gaan opschalen naar meerdere steden. Dat vind ik het mooie aan City Deals. Je kijkt eerst of iets werkt en dan pas komt er geld aan te pas. Voor Elektrische Deelmobiliteit is onlangs subsidie van 5 miljoen vrijgemaakt om te kijken hoe we dit ook kunnen uitrollen op het platteland.”

City Deals brengen dus eerst vooral stedelijke vraagstukken in kaart om dan te zien wat nodig is.
“Het probleem is dat wanneer je wetgeving wilt aanpassen om een vraagstuk op te lossen, je altijd achter loopt. Een wetgevingstraject duurt vier jaar. Is een aanpassing gelukt, dan blijkt het probleem vaak al verouderd. Via een City Deal proberen we een probleem sneller te signaleren, nog voor het belegd is bij een ministerie. Dan pakken we het met elkaar op en zoeken we een nieuwe slimme werkwijze. In plaats van dat je begint met geld, ga je nu eerst met elkaar uitzoeken wat precies het probleem is en wat er nodig is om het aan te pakken. Je ontwikkelt als het ware eerst een business case. Het is als een soort buitenboordmotor die zorgt voor versnelling. En dat werkt steeds beter. Op de afgelopen Dag van de Stad hebben we vijf nieuwe City Deals aangekondigd. Inmiddels zijn dat er alweer tien in verkenning.”

Waar gaan deze nieuwe Deals over?
“Een voorbeeld is Smart Cities. Van auto’s, je huis, slimme lantaarnpalen tot je zorgbehoefte: alles wordt slim. Hoe ontwerp je dat nou zo, dat het toegankelijk wordt voor iedereen én echt wat toevoegt? Een ander thema is diversiteit. Van traditionele arbeidsmigranten, kennismigranten tot expats. Ongeveer de helft van de bevolking in onze grote steden is niet in Nederland geboren. Onze overheidsorganisaties zijn daar echter nog niet op ingericht. Ons systeem is nu nog vooral gericht op autochtone bevolking. In de City Deal Samenleven in de Wijk willen we kijken hoe we als overheid met die grote diversiteit moeten omgaan.”

Kennis Maken 

Reniers is vanaf de eerste dag betrokken geweest bij de City Deal Kennis Maken. Hoe kijkt hij zelf naar deze Deal?
“We zijn begin 2017 begonnen met een vaag idee, en het is mooi om te zien hoe succesvol het is geworden. Bijzonder vind ik bijvoorbeeld hoe de culturele verschillen van het begin overwonnen zijn. In het begin stonden steden en OCW redelijk tegenover elkaar, maar zijn ze elkaar steeds beter gaan begrijpen. Het succes is dan ook voor een groot deel te danken aan kwartiermaker Rowinda Appelman, die al experimenterend met de steden om tafel is gaan zitten. Typerend is dat ze er nu wordt gesproken over ‘mini-Rowinda’s’ om ook de projecten in de deelnemende steden aan te jagen.”

Wat vind je de belangrijkste opbrengsten tot nu toe?
“Net als de meeste City Deals zijn we begonnen zonder een grote pot geld. Toen bleek dat het werkte, maakte OCW meer geld beschikbaar. In de eerste fase stelde OCW in de Impulsregeling 1 miljoen euro beschikbaar. Dit jaar is de tweede fase gestart met 3,7 miljoen. Zo zorg je voor verdere opschaling van de City Deal. Er zijn nu in totaal 19 steden betrokken en ook de MBO’s doen steeds meer mee. Duizenden studenten zijn nu al via lokale projecten betrokken. En ‘community service learning’ is echt een begrip geworden in kennisinstellingen. De grootste opbrengst vind ik echter dat voorheen universiteiten en hogescholen nooit met het stadsbestuur spraken over inhoud. Het ging alleen over parkeerplaatsen, studentenhuisvesting of ontgroeningen. Daar is dankzij deze City Deal echt verandering in gekomen. Het leidt hopelijk tot langdurige samenwerking tussen steden en kennisinstellingen om stedelijke vraagstukken aan te pakken.”

Wat heeft 2020 in petto voor Agenda Stad?
“Volgende maand (maart 2020) sturen we een brief naar de Tweede Kamer, waarin we de resultaten van Agenda Stad laten zien en aankondigen welke City Deals we de komende jaren willen lanceren. Dat gaat dus over de huidige Kabinetsperiode heen. Het instrument City Deals staat volop in de aandacht. Het heeft zijn waarde bewezen. We staan de komende jaren open voor nieuwe ideeën voor City Deals. Die kunnen worden ingestuurd via onze website en via onze partners zoals de G4, de G40 en het Netwerk Kennissteden. Het komend jaar gaan we ons netwerk ook versterken met de Europese Agenda Stad. Dit jaar wordt Duitsland voorzitter van de EU en dat land wil daaraan weer een push geven in de vorm van het Leipzig Charter, een update van het ‘Pact van Amsterdam’. De partnerschappen (Europese City Deals red.) krijgen daarmee ook weer een impuls. De Nederlandse steden zullen daar ook van profiteren. En natuurlijk organiseren we in het najaar weer de Dag van de Stad in Heerlen, waar we weer een demonstratie geven van wat er allemaal speelt aan stedelijke innovatie in Nederland. Vorig jaar hadden we meer dan tweeduizend bezoekers.”

 

Frank Reniers.

De stad blijft dus een belangrijk onderwerp, ook voor de onderwijssector?
“Jazeker. In 2035 hebben we er in Nederland 1 miljoen mensen bij. Driekwart van hen gaat in de stad wonen, met name verspreid over de G4/40 steden. Dat gaat heel veel vragen oproepen. De kunst is om wendbaar te blijven en nieuwe manieren te vinden om hiermee om te gaan. Er komen nog heel veel spannende vraagstukken aan waarvoor we gezamenlijk met steden, ministeries én kennisinstellingen slimme oplossingen voor moeten vinden. Daar kijk ik naar uit.”

Heb je nog een tip voor projecten binnen de City Deal Kennis Maken?
“Wat me opvalt bij de City Deals is dat men altijd vol enthousiasme begint. Maar op een gegeven moment wordt het lastig omdat je toch onbewandelde paden inslaat. De bestuurlijke aandacht verdwijnt maar het vraagstuk is onverminderd groot. Word dan niet te snel ongeduldig. Geef elkaar de ruimte om te oefenen en te leren en steun elkaar daarin. De City Deal Kennis Maken is gegroeid van een visionair idee van een paar steden tot een krachtig netwerk met 19 stedelijke partners met een boel kennisinstellingen, strakke kennisdelingsdagen, mooie kennisreizen, maar vooral ook een boel studenten die nu op een andere manier les krijgen. Wees dus trots op wat is bereikt.”

Aan de slag met vergrijzing

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Bewoners en professionals in gesprek aan een grote tafel vol met post-it briefjes tijdens de kennismarkt van het stadslab Vergrijzing op 7 februari

Vergrijzing is een actueel thema in de woonwijk Tanthof, gelegen in het zuidwesten van de stad Delft. Bijna een op de vijf inwoners is 65 jaar of ouder, en dat aantal groeit. Begin deze maand trapte in de wijk een nieuw Stadslab af. Docenten en studenten van drie hoger onderwijsinstellingen in de stad gaan samen met gemeente, maatschappelijke organisaties én bewoners kijken naar de problemen, kansen en oplossingen rond vergrijzing.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

De jaren ’70 en ’80 wijk kende in 1993 nog maar 3 procent 65-plussers onder haar bevolking. Nu is het aantal ‘empty nesters’ flink gegroeid, huishoudens van het eerste uur, waarvan de kinderen het huis uit zijn. “Het is de levensfase waar deze wijk in zit”, vertelt Gerben Helleman, Kennismakelaar van de City Deal Kennis Maken in Delft, en projectleider van het nieuwe Stadslab. Door de vergrijzing komen er nu nieuwe vraagstukken aan de orde in de wijk. Goed om die dus met elkaar te bekijken, is het idee daarvoor. Het Stadslab is een meerjarig, interdisciplinair onderzoekstraject, waarbij studenten met praktijkgerichte vragen aan de slag gaan. Goed voor hun ontwikkeling, maar ook voor de wijkbewoners, de maatschappelijke organisaties en de gemeente, omdat het nieuwe inzichten oplevert.

Gerben Helleman.

De afgelopen jaren hebben vanuit de City Deal ruim duizend studenten van de Haagse Hogeschool, hogeschool Inholland en de TU Delft onderzoek gedaan naar verschillende stedelijke vraagstukken. Onder andere ook in Tanthof. Het Stadslab gaat echter anders werken dan de voorgaande onderzoeken, stelt Helleman.

Wat voegt het Stadslab precies toe?
Helleman: “Naast kennis- en talentontwikkeling is het vooral mijn doelstelling om zoveel mogelijk de wijk te betrekken bij de onderzoekstrajecten. Als kennismakelaar zit ik midden in de driehoek tussen kennisinstellingen, gemeente en wijkbewoners. We hebben in de wijk Tanthof al een aantal mooie onderzoeken gestart. Zo hebben studenten bedrijfskunde de vrijwilligers van een kinderboerderij geholpen met een financieel plan en heeft een stagiair van InHolland geholpen vervoers- en verkeersstromen in kaart te brengen. Er is net een groep studenten bouwkunde van de Haagse Hogeschool begonnen in opdracht van de bewonersvereniging om te kijken hoe je het best energiebesparende maatregelen kunt realiseren bij de koopwoningen. Dit zijn echter allemaal eenmalige onderzoeken, gestart vanuit één opleiding, één kennisinstelling en met een duidelijke kop en staart. De concrete studieopdrachten leveren duidelijk plezier op voor de studenten en nieuwe inzichten. Maar er spelen complexere vraagstukken in de wijk waar je het liefst meerdere vakgebieden aan laat werken in meerjarig onderzoek. Vergrijzing is er daar één van. Vandaar dit Stadslab.”

Hoe ben je gestart met deze samenwerking?
“Ik ben begonnen met het opstellen van een kennisagenda door vragen op te halen in de wijk. Daarvoor heb ik vele gesprekken gevoerd, en heb ik gebruik gemaakt van bewonersavonden, bewonersonderzoeken en diverse statistieken. Tegelijkertijd heb ik uit mijn eigen ervaring geput. Ik ken de wijk namelijk goed, omdat ik er zelf twintig jaar heb gewoond. Mijn familie woont er nog steeds. Op basis van al die input ben ik in de tweede fase echt van start gegaan als kennismakelaar om vragen te koppelen aan docenten en studenten die ermee aan de slag kunnen gaan. Een goede kennisagenda aan het begin is daarbij echt belangrijk.”

Waarom precies?
“Bij opleidingen staan logischerwijs  de leerdoelen van de studenten bovenaan, maar wij willen dat het onderzoek ook voldoet aan de wensen en verwachtingen van de gemeente en de wijk(bewoners). We willen voorkomen dat er een groep studenten de wijk in dendert met vragenlijsten die geen toegevoegde waarde heeft voor de lokale vraagstukken. Met een kennisagenda krijg je zicht op die vragen. Als makelaar zorg ik er vervolgens voor dat de belangen van de verschillende partijen worden behartigd en dat alle verwachtingen op één lijn komen. Zo werk je toe naar een eindproduct waar iedereen wat aan heeft.”

Gaan studenten van verschillende opleidingen er samen aan werken?
“Dat is wel waar we in het Stadslab Vergrijzing naar gaan streven. We moeten echter wel reëel zijn, dat dit niet altijd mogelijk is. Het afstemmen van de agenda’s in de verschillende curricula is erg lastig. Om te voorkomen dat ze los van elkaar onderzoek gaan doen, wil ik ernaar streven dat studenten minimaal in ‘estafettevorm’ onderzoek gaan doen of in een zogeheten ‘dakpanconstructie’. Bij die eerste aanpak begint de ene groep studenten met een onderzoek en neemt een volgende groep het over. Zo wordt het steeds diepgravender. Bij een dakpanconstructie komt de eerste groep na driekwart van het onderzoek in contact met de volgende groep. Zo krijg je een soort kruisbestuiving en kan de tweede groep ermee verder. Het lijkt mij een enorme winst als we een van deze vormen kunnen realiseren.”

Hoe krijg je als kennismakelaar vraag en aanbod bij elkaar?
“Dat is vooral hard werken en een groot netwerk opbouwen, zodat je op een gegeven moment enthousiaste mensen met elkaar kan verbinden. Daarnaast hebben we voor het Stadslab Vergrijzing op 7 februari een kennismarkt georganiseerd. Hier hebben we de vragen vanuit bewoners, maatschappelijke organisaties en gemeenten in contact gebracht met de aanbieders, de docenten van kennisinstellingen. Die bondjes die daar gesloten zijn, gaan we nu uitwerken in concrete onderzoeksopdrachten.”

Kennis delen op de kennismarkt van de kick-off bijeenkomst.

Wat voor vragen kwamen er ter tafel?
“Heel divers. Vergrijzing raakt immers verschillende beleidsterreinen: het wonen, de openbare ruimte, het voorzieningenniveau, etc.. Veel vragen gaan over hoe je als oudere langer zelfstandig thuis kan blijven wonen. Welke woningaanpassingen zijn dan nodig en welke (digitale) hulpmiddelen kunnen daarvoor worden ingezet? En als mensen toch willen verhuizen wat voor soort woningen zouden er dan moeten worden gebouwd? Moeten dat koop- of huurwoningen zijn? Moet het een bepaalde collectieve vorm zijn? Het zijn onderzoeksvragen waar veel docenten wat mee kunnen. Andere vragen gingen over gezondheid. Over het voorkomen van eenzaamheid. En over informele en formele zorg. Hoe kunnen we bijvoorbeeld mantelzorgers ondersteunen, of mensen met dementie, die langer in hun eigen woning willen blijven wonen? Er zijn vragen genoeg vanuit de wijk. Nu is het zaak deze te koppelen aan docenten.”

Wordt dit uiteindelijk een aanpak voor heel Delft?
“We zijn een beetje aan het pionieren. Wat werkt wel en niet van deze werkwijze  in Tanthof? We willen dat eerst in één wijk goed opzetten en de belangrijke lessen willen we dan delen met en gaan toepassen in de andere wijken. Mijn advies is dan om goed te kijken welk thema in die wijken speelt en welke kennisbehoefte er is. Pas daar je onderzoeksmethodiek en samenwerking op aan. Een Stadslab-methodiek is daarbij een van de opties, maar  is geen doel op zich. Sinds januari zijn we in Delft met het nieuwe impulsbudget begonnen. Het komend jaar richten we ons vooral op Tanthof. Het tweede jaar gaan we lessen delen met de andere wijken.”

Bewoners, professionals en kennisinstellingen in gesprek.

Bekijk het sfeerverslag:

Of luister naar het radio-interview op Stadsradio Delft over de City Deal Kennis Maken en het Stadslab:

 

Wat gebeurt er allemaal aan studentenopdrachten in de stad?

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Een medewerker van een Buurtwinkel voor Onderwijs, Onderzoek en Talentontwikkeling (BOOT) in gesprek met ouderen

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Interne Verbinding.

Van water passerende bestrating, bewegend leren op basisscholen tot het onderzoeken van nieuwe peer-to-peer methodiek in jongerenwerk. Amsterdam is voor veel studenten een interessante leer- en onderzoeksomgeving. Maar wat dragen deze onderzoeken nu precies bij aan de stad? En hoe krijg je het overzicht van wat er allemaal aan kennis wordt vergaard?

Esther Haverkort, programmamanager Urban Practice van de Hogeschool van Amsterdam, oriënteert zich momenteel in samenwerking met de gemeente Amsterdam op de mogelijkheden voor het stroomlijnen van studentenopdrachten in Amsterdam.

Esther Haverkort.

Wat was de aanleiding om dit onderzoek te doen?
“De stad kent grote, complexe vraagstukken, zoals inclusie en eenzaamheid of de energietransitie, en die vragen om een nieuwe manier van onderzoeken. De klassieke opdrachtgever-opdrachtnemer relatie bij de grootste vraagstukken in de stad werkt niet, omdat het nooit echt “klaar” is. Het moet juist gaan om langdurige samenwerkingen, waarbij je je voor langere tijd aan elkaar en aan een thema verbindt. Een belangrijk onderdeel daarvan is het met elkaar leren van het proces.”

“Op die manier committeren de partijen zich beter aan een thema dan bij kortstondige losse onderzoeksopdrachten rond de wicked problems van de stad. En ook heel belangrijk: hoe borg je de resultaten, of het nu gaat om praktijkgericht onderzoek of om een wetenschappelijke studie? Wat je nu namelijk ziet, is dat resultaten uit studentenopdrachten vervliegen of ergens blijven hangen. Ze worden te weinig gedeeld met collega’s of andere organisaties. En dat terwijl ze juist heel bruikbaar kunnen zijn voor meerdere partijen. In dit onderzoek wil ik dan ook de eigenschappen voor een goede gemeenschappelijke (leer)omgeving voor studentenopdrachten meenemen. Zodat we elkaar beter kunnen vinden, beter weten wat er al is aan ervaringen, onderzoeken en methoden, en daar beter op kunnen aanhaken.”

Je hebt daarin al ruim tien jaar ervaring. Eerst vanuit de Hogeschool van Amsterdam en toen bij de VU. Daarvoor en momenteel werk je ook bij de gemeente. Wat heb je zien veranderen in de studentenonderzoeken in de stad?
“Het belangrijkste is dat studenten steeds meer buiten de kennisinstellingen zijn gaan werken aan vraagstukken in de stad. Een goed voorbeeld daarvan zijn de Hubs die in de verschillende stadsdelen hun deuren hebben geopend, zoals de Buurtwinkels voor Onderwijs, Onderzoek en Talentontwikkeling (BOOT) van de Hogeschool van Amsterdam en Nieuw-West Studeert, een samenwerking rond Community Service Learning vanuit de VU en het Calvijn College. Hier kunnen studenten samen met bewoners programma’s opstarten aan de hand van hun behoeften.”

“Verder zijn er veel meer informele partijen aangeschoven bij de onderzoeken. Er is niet meer sprake van één uitvoerder in de wijk, maar van een heel palet aan organisaties op het gebied van zorg en welzijn. Er is een complexe sociale kaart ontstaan. Studenten verhouden zich daarbij vanuit hun eigen expertise en leveren zo een bijdrage aan de sociaaleconomische positie van de wijkbewoners. Studenten zijn ook wegwijzers voor bewoners in dat enorme aanbod van partijen. Dat is vrij goed gelukt vind ik, want er bestaat inmiddels rondom BOOT een unieke dynamiek tussen studenten en kwetsbare groepen in ontwikkelbuurten.”

Wat voor dynamiek precies?
“Het werkt goed hoe studenten zich opstellen richting bewoners. Ze zijn onafhankelijk en jong en idealistisch, en er is geen geschiedenis in tegenstelling tot instanties waar mensen in teleurgesteld zijn geraakt. Dat zorgt voor een bijzondere relatie. Dan zie je dat bewoners ineens wel willen leren formulieren in te vullen of hun kind willen opgeven voor begeleiding. Vanuit een laagdrempelige positie weten de studenten dat voor elkaar te krijgen. De kenniswinkels krijgen wel honderden bezoekers per week. In 10 jaar is BOOT onderdeel geworden van de wijk, en deze lokale infrastructuur is interessant voor onderzoeken door bijvoorbeeld lectoraten of de universiteit.”

 Wat is de volgende stap?
“We kijken hoe we de infrastructuren van kennisinstellingen in de stad kunnen gebruiken voor meer innovatieve experimenten binnen de maatschappelijke sector. Zodat het onderzoek en het aanbod aan diensten in de wijk innovatiever en gebruiksvriendelijker wordt.  Zo doen studenten in samenwerking met schuldhulpverlening bijvoorbeeld onderzoek in de diverse wijken om de impact van verschillende werkwijzen met elkaar te vergelijken. Opleidingen en faculteiten zijn al steeds meer multidisciplinair gaan werken. Mijn ambitie is dat we dit ook meer over de kennisinstellingen heen gaan trekken. Zodat we straks echt kunnen spreken van een Amsterdamse aanpak met inzicht, transparantie en samenhang in de stad. Wat is er nodig om onderzoeken en programma’s samen te voegen, hoe organiseer je een gemeenschappelijk kennisagenda? Elke instelling heeft zijn eigen unieke manier van werken, en dat is goed, maar laten we meer delen en meer van elkaar leren en de krachten bundelen voor maximale impact in de stad en vooral voor de mensen die dit het hardste nodig hebben. Om hier als student onderdeel van te mogen zijn lijkt mij een prachtige leer- en levenservaring.”

Zijn er niet enorm veel onderzoeken in Amsterdam? Hoe krijg je daarin een overzicht?
“Ja, dat klopt, maar die hebben we ook nodig. Omdat er steeds meer behoefte is aan bruikbare kennis, aan kennis delen en om wetenschappelijk onderzoek over de stad toegankelijk te maken voor een groot publiek, heeft de gemeente Amsterdam met de Amsterdamse kennisinstellingen afgesproken om samen een duurzame kennisinfrastructuur voor de stad te maken. Dit is ook de kern van de Amsterdamse City Deal Kennis Maken. Daarom heeft de Chief Science Officer van Amsterdam samen met de kennisinstellingen een nieuw onderzoeksplatform ontwikkeld waar onderzoekers van verschillende instellingen en van de gemeente hun onderzoek kunnen delen. Zo wordt inzichtelijk wie waaraan werkt en wat al is gedaan. Op 21 april wordt openresearch.amsterdam gelanceerd in Paradiso en wordt onderzoek door/voor/met/in Amsterdam zichtbaar op Internet voor wie dat nodig heeft.”

Haverkort gaat verder: “Ik ben geïnteresseerd in wat de rol is van studentenopdrachten in de stad en hoe we ervoor kunnen zorgen dat dit beter wordt georganiseerd en benut. In dit onderzoek naar studentenopdrachten ga ik kijken naar de spelers en de spelregels, naar succesfactoren en moeilijkheden en hoe we ervoor kunnen zorgen dat er beter en efficiënter wordt (samen)gewerkt.”

Wie worden betrokken bij je onderzoek?
“Behalve kennisinstellingen en de gemeente zijn ook maatschappelijke partners, zoals de openbare bibliotheek bijvoorbeeld, belangrijke stakeholders voor studentenopdrachten. Als dit onderzoek naar effectiviteit van studentopdrachten is afgerond, dan wil ik in een volgend onderzoek kijken naar een experiment van de Alliantie tegen Eenzaamheid, waar naast de HvA, de VU, project Vooruit en de gemeente ook een aantal ongewone stakeholders zijn toegevoegd, zoals de Regenboog Groep en het Leger des Heils. Partijen die werken met veel vrijwilligers die met eenzaamheid in aanraking komen. Uit eerder onderzoek van VU-studenten blijkt: er is een groep mensen met een kleine beurs die ook eenzaam zijn. Omdat ze het Huis van de Wijk niet weten te vinden, krijgen ze ook geen zorg. Moet je daarop beleid maken om ze daar naartoe te krijgen? Of het omdraaien? Het aanbod van winkeliers zorgt voor een bepaald ritme in de stad voor deze gebruikers op een bepaald moment van de dag. Daarna verdwijnt deze groep weer achter de voordeur voor de rest van de dag. Daarom wil ik partners als Albert Heijn, Ikea en de Hema bij dit experiment betrekken en hun ‘medeonderzoekers’ maken.”

Hoe werkt dat?
“Mensen die weinig te besteden hebben, eenzaam zijn, komen vaak op bepaalde momenten naar deze winkels, omdat bijvoorbeeld de koffie of het ontbijt hier goedkoop of gratis is. Zo ontstaat hier op natuurlijke wijze een community. Hoe krijgen we deze onverwachte partners zover dat ze participeren en onderdeel worden van de kennisinfrastructuur rond thema’s als schulden en gezondheidsvraagstukken? Dat maakt een kring van betrokkenen zoveel diverser. Welke rol kunnen de mensen achter de kassa spelen bij het signaleren van problemen?”

Wanneer is het onderzoek afgerond?
“Tot juli schrijf ik nog aan de thesis over een ontwerp voor een gedeelde leeromgeving in de stad om de condities te creëren die nodig zijn voor verandering. Mijn plan is om dit gezamenlijk met de partners in de stad te ontwikkelen. Ik hoop dat er een nieuwe manier van (samen)werken kan ontstaan die leidt tot effectiever, inclusiever en transparanter werken met elkaar aan innovatiever onderzoek en onderwijs in de stad. Uitwisseling met andere steden geeft ook ideeën over hoe wij dit goed kunnen doen. De City Deal is hiervoor een goed platform waar we inspiratie van anderen vinden en ook kunnen geven.”

Amsterdam. Foto Pieter Verbeek

Amsterdam. Foto Pieter Verbeek

Verbindingen leggen tussen verschillende werelden

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Utrecht Mobility Change

Complexe vraagstukken in de stad vragen om nieuwe manieren van werken en leren. De Hogeschool Utrecht (HU) heeft daarom per 1 november een nieuwe Lector Leeromgevingen aangesteld rond dat thema: Ilya Zitter (lectoraat Beroepsonderwijs, Kenniscentrum Leren en Innoveren). ‘Wat voor omgevingen kan het beroepsonderwijs samen met de buitenwereld ontwerpen om leerprocessen van professionals-in-opleiding uit te lokken?’

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Interne Verbinding.

Waarom wilde je met dit onderwerp aan de slag?
Zitter: “Vooral in het beroepsonderwijs, -hbo en mbo-, wordt het steeds leuker en uitdagender om onderwijs te ontwikkelingen op de grens met de buitenwereld. Ook wordt het steeds relevanter. Als ik kijk naar hoe we werken met de City Deal Kennis Maken en de ambities die we hebben om bij te dragen aan de kwaliteit van (samen)leven in een stedelijke omgeving, dan gaan we het niet redden met studenten die allemaal in hun klaslokaal blijven. Hoe leren we bijvoorbeeld met elkaar hoe we gezonder kunnen leven? Niet in de klassieke leeromgeving.  Wat voor leeromgeving dan wel nodig is, wil ik als lector gaan verkennen.”

Ilya Zitter.

Waarom zijn nieuwe leeromgevingen zo belangrijk?
“Het is de enige manier om op lange termijn de complexe vraagstukken in onze samenleving te kunnen aanpakken. Denk aan thema’s als energietransitie, digitalisering, positieve gezondheid en inclusieve samenleving. Er is niet één partij meer die deze vraagstukken gaat oplossen, geen één overheid of één buurtregisseur. Er zijn geen kant en klare oplossingen voor deze vraagstukken. Het vergt veel leren. Van iedereen: overheden, maatschappelijke organisaties, professionals in opleiding, werkende professionals en ook burgers. En het liefst samen. We willen toe naar een leven lang ontwikkelen, een samenleving waarin we met elkaar blijvend leren. Met dit lectoraat hoop ik daar een bijdrage aan te leveren. Zodat er leeromgevingen ontstaan waarin studenten, professionals, opleiders, onderzoekers en burgers samen leren en samen innoveren. Ik leg graag verbindingen tussen die verschillende werelden.”

Zijn er al voorbeelden van geslaagde leeromgevingen?
“Ja. We hebben bijvoorbeeld vanuit de City Deal met onze Challenge Alliantie een bijdrage geleverd het bedenken van innovatieve oplossingen voor het mobiliteitsprobleem rond de stad tijdens de Utrecht Mobility Challenge. In het verlengde van de Challenge Alliantie zijn we met de HU volop bezig met de ontwikkeling van een nieuwe minor ‘De Leefbare Stad’. Daar kijken we naar vraagstukken in de wijken en hoe de studenten van verschillende opleidingen in de regio Utrecht er samen mee aan de slag kunnen gaan. Het gaat niet om korte thema’s, maar om langlopende vraagstukken. Hoe langer studenten van verschillende opleidingen er aan kunnen werken, hoe meer het oplevert.”

Wat voor thema’s staan op de agenda?
“Een van de thema’s hebben we samen met de gemeente Utrecht bepaald: eenzaamheid in de wijk Leidsche Rijn. Via de studentenprojecten wil de gemeente weer dichter bij de burger komen. Een langdurige betrokkenheid is daarvoor belangrijk. De studenten zijn minimaal een half jaar in de wijk en hebben daar dan ook vaak een concrete plek in een buurtcentrum van waaruit ze werken. We zoeken daar nieuwe vormen van leren en werken. Hoe kan deze leeromgeving lerend voor iedereen zijn, voor de studenten, de maatschappelijke partners en gemeente, maar ook dus voor inwoners van de wijk? Die moeten zich niet lastiggevallen voelen door studenten met vragenlijsten. Daarom hebben we ook docenten aangesteld in de wijk die langer betrokken zijn en ervoor zorgen dat we dit vraagstuk echt verder brengen. Nieuwe leeromgevingen vragen nieuwe manieren van leren en werken.”

Hoe bedoel je?
“Er is gelijkwaardigheid voor iedereen. Kijk naar het onderwerp positieve gezondheid. De verantwoordelijkheid ligt daarvoor ook bij de mensen thuis. Er bestaat geen school voor positieve gezondheid. De professionals moeten leren ermee om te gaan, ook samen leren met burgers en met elkaar oplossingen bedenken.”

Wat voor andere vraagstukken komen al terug?
Een ander mooi voorbeeld van missie gedreven, challenge based onderwijs is Wonen 3.0. Dat is een leeromgeving bij de HU waar studententeams in interdisciplinaire teams meedoen aan (internationale) challenges, zoals de Solar Decathlon Challenge. Studenten vanuit diverse opleidingen ontwikkelen innovatieve en betaalbare oplossingen voor de uitdagingen op het gebied van duurzaamheid, circulariteit, CO2-reductie en energietransitie in en rondom woningen.

Wat is precies vernieuwend aan dit soort leeromgevingen?
“Het verschil is dat je niet, eerst iets leert en het dan gaat toepassen, maar dat je allemaal tegelijk leert terwijl je het aan het toepassen bent. Zo weet je elkaar sneller te vinden. Vaak staan leerprocessen nog los van elkaar. Burgers krijgen bijvoorbeeld voorlichting, bachelor studenten zitten op school, onderzoekers in hun laboratoria en beleidsambtenaren verrichten beleidsonderzoek. Het zijn parallelle processen, die met zelfde thema bezig zijn, maar dan wel langs elkaar heen werken. De laatste jaren is er een verdichting van die processen ontstaan, ze komen veel dichter bij elkaar. De versnippering neemt af.”

Studenten doen mee aan de Mobility Challenge in Utrecht. Foto: Pieter Verbeek.

Zijn Living Labs daar een goed voorbeeld van?
“Ja. Waarom zou je een nepsituatie creëren op de campus, terwijl je in een Living Lab samen met echte burgers in realistische situaties kunt leren en werken? Een heel stoer voorbeeld hoorde ik op de landelijke kennisdelingsdag City Deal Kennis Maken over de Onderwijsboulevard in Den Bosch. Daar worden verschillende verkeerssituaties uitgeprobeerd en getest. Zo’n uitprobeer-traject noemen ze een Living Lab. Het testen gebeurt met tijdelijke verkeersmaatregelen, zoals borden, hekken en markering.”

Hoe is de samenwerking rond de leeromgevingen met de partners in Utrecht?
“Die is erg goed. We hebben een hecht netwerk hier in Utrecht. Tegelijk is het wel moeilijk omdat we nog zijn georganiseerd in de structuren van opleidingen. De omslag om soepel over de grenzen van de opleidingen en ook over de grenzen van hbo en mbo samen te werken is nog volop aan de gang. Dat is nog wel ingewikkeld. We hebben als HU al meer dan 20 opleidingsinstituten, vier Kenniscentra en meerdere Centres of Expertise, dan zijn er al onze mbo-collega’s in de regio en de Centra voor Innovatief Vakmanschap. Voordat we gezamenlijk, lenig kunnen inspelen op vraagstukken kost dat de nodige tijd om dat goed te organiseren. Gelukkig weten de mensen elkaar steeds beter te vinden. We zijn al een stuk wendbaarder geworden. Ik zie in de leeromgevingen vooral blije studenten, docenten en betrokkenen uit buitenwereld zoals de werkende professionals, zo kunnen we samen echt bijdragen aan onze stad en regio.”

Een mentor voor alle jongeren in Rotterdam

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Een studente wijst met haar wijsvinger en kijkt lachtend naar een scholier waar ze de mentor van is. De scholier lacht terug

Sinds 2014 helpen studenten van Hogeschool Rotterdam scholieren in Rotterdam-Zuid als mentor, coach en maatje. Het programma Mentoren op Zuid is het grootste mentorprogamma van Nederland. Met budget uit de City Deal Kennis Maken gelden willen de Rotterdamse partners samen met het programma  komen tot een nog bredere inzet. Waaronder uitbreiding naar de noordkant van de stad en meer opleidingsinstituten en studenten betrekken. Projectleider Femke Posthumus van de hogeschool vertelt meer over wat dit inhoudt.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

Momenteel doen ruim 1200 studenten van verschillende opleidingen van de Hogeschool en twee klassen van Thomas More Hogeschool mee. De ambitie is dat dit in de toekomst uitgroeit tot tweeduizend. Twintig weken lang brengen deze studenten één uur per week door met een scholier in een van de wijken op Zuid. Aan het programma doen twintig basis- en middelbare scholen mee.

Studiepunten

Met hun werk als mentor verdienen studenten studiepunten. Daarvoor moeten ze onder andere een plan maken waarin ze hun leerdoel(en) vastleggen voor zichzelf. Ook stellen ze samen met hun hun zogeheten mentee, de leerling die ze begeleiden, doelen vast. Dat varieert van het verbeteren van de schoolprestaties, tot het tonen van meer initiatief, het versterken van sociale vaardigheden of leren maken van schoolloopbaan keuzes. “Het is vooral bedoeld voor jongeren die wat extra’s nodig hebben omdat ze in kwetsbare omgevingen opgroeien”, vertelt Posthumus, strategisch relatiemanager van de Hogeschool Rotterdam. “In Rotterdam zijn er best veel jongeren die op achterstand staan. Vooral voor deze groep hebben is dit programma op vraag van en samen met de partners opgezet.”

Wat is het idee achter het inzetten van studenten voor leerlingen?
“De mentoren zijn goede coaches voor de leerlingen. Het voordeel is, ten opzichte van professionele of oudere coaches, is dat ze niet ver van de leerlingen afstaan. Er is geen grote afstand. Daardoor kunnen ze goed als rolmodel dienen. Dat kan leiden tot het vergroten van kansen en verbeteren van studieprestaties, hebben we gezien. Leerlingen behalen betere resultaten, leren beter plannen, verbeteren hun sociale vaardigheden, vinden een bijbaantje en krijgen meer zelfvertrouwen. Het kan zijn dat op bepaalde scholen door deze betere schoolresultaten het rendement hoger wordt, zoals minder afstroom of hoger slagingspercentage in het vo bijvoorbeeld.”

Doen ook universiteitsstudenten mee?
“Nee, nog niet. De aanpak van Mentoren op Zuid is een op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd programma en tot nu toe vooral toegepast in het hbo. Begeleidend docenten en studenten krijgen een training voordat ze als begeleider en mentor aan de slag gaan, en leren daarnaast tijdens de wekelijkse aan het mentoruur aansluitende intervisie verder benodigde kennis en vaardigheden. Studenten van de Erasmus Universiteit doen niet mee aan het programma maar willen wel graag kennis delen en maken gebruik van de MoZ-methodiek bij een variant op het mentorprogramma en onderzoek hiernaar.”

Per 1 januari werken jullie aan een uitbreiding dankzij budget vanuit de City Deal Kennis Maken-gelden. Waarom hebben jullie daarvoor gekozen?
Sinds de start in 2014, zijn er in het programma ruim vijfduizend matches gemaakt tussen mentor en mentee, en worden de ruim 1200 mentoren van afgelopen jaar door hun mentees gewaardeerd met een 4,1 op een schaal van 5. Indrukwekkende cijfers, maar vanuit het Rotterdams City Deal samenwerkingsverband vinden we dat van zo’n succesvol programma er meer studenten en leerlingen, en daarmee de stad, zouden moeten profiteren. Zeker omdat er in Rotterdam vanwege achterstanden zoveel behoefte aan is. Het is een van de belangrijke speerpunten van het huidige College: gelijke kansen voor iedereen en bevorderen van burgerschap.

Studenten zelf leren de nodige vaardigheden in het werk als mentor en leren de grootstedelijke context kennen met alle vraagstukken die daar liggen. Rotterdam kampt als stad met meer achterstand, meer mensen in uitkeringen, dan andere steden. Er is grote behoefte om de kansen van jongeren te vergroten. Het een-op-een werken helpt jongeren met huiswerk, met het ontdekken van hun talent, opbouw van zelfvertrouwen en algemeen welzijn. Het aantal mentoren dat in Rotterdam-Zuid werkt met kinderen, is sinds 2014 sterk gegroeid, en het groeit nog steeds, zeker nu de City Deal gelden er zijn.”

Wat zijn de plannen met de uitbreiding precies?
“Mentoren op Zuid werkt nu vooral vanuit Hogeschool Rotterdam en vanuit Thomas More Hogeschool. We zien dat het programma bijdraagt aan het vergroten van de kansen van de jongeren. Daarom willen we de focus verbreden. Binnen twee jaar willen we met behulp van deze subsidieaanvraag extra trajecten realiseren. Om te beginnen meer onderwijsinstellingen betrekken, zoals InHolland en Codarts (de Hogeschool voor de Kunsten) én we willen een aantal trajecten implementeren in Rotterdam-Noord en. Hierdoor kan het aantal ontvangende scholen in het primair en voortgezet onderwijs uitbreiden. Daarnaast willen we het mbo erbij betrekken,  zodat studenten uit bepaalde opleidingen als mentoren van start kunnen.

Met de uitbreiding gaan we verder ook de monitoring uitbreiden en upgrades doen van programmamiddelen. We willen inzetten op een update van de mentorenapp en extra aandacht besteden aan promotie en kennisdelen, onder andere met een film en presentaties. Op die manier hopen we te stimuleren dat meer kennisinstellingen gaan werken vanuit de Mentoren op Zuid methodiek. Niet alleen in Rotterdam, maar uiteindelijk ook in de overige steden van de City Deal.”

Hoe bevordert het programma de samenwerking in Rotterdam?
“Ingestoken vanuit het feit dat we de kansen willen vergroten moet het een programma worden van de stad, van ons allemaal. Nu is Mentoren op Zuid een zelfstandige stichting met een programmabureau die hoofdzakelijk nog met studenten vanuit Hogeschool Rotterdam invulling krijgt. De verschillende partners van de City Deal hebben gezamenlijk de ambitie om Mentoren op Zuid in staat te stellen het zo uit te breiden dat het inclusief wordt voor alle Rotterdammers. Alle hoger onderwijsinstellingen en hebben dat uitgesproken in het kader van de City Deal. Een mbo instelling heeft zich ook al met een opleiding aangesloten. Met die gezamenlijke ambitie creëren we sociale impact. Iedereen ziet in de eigen organisatie ook die waarde om het programma inclusief te maken.

Doordat je met zijn allen bezig bent versterk je uiteindelijk de hele onderwijskolom in de stad. Van basis- tot hoger onderwijs. Het wordt van iedereen.”

Meer weten over Mentoren op Zuid: https://mentorenopzuid.nl

‘Uitdagingen kunnen we alleen aangaan door samen te werken’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
We zien van bovenaf vele deelnemers aan het Leiden Education Fieldlab met elkaar in gesprek tijdens een informeel moment

Een broedplaats waar onderwijsprofessionals met passie en een actieve rol binnen het onderwijs samen kunnen innoveren en onderzoeken. Sinds 2018 heeft Leiden zo’n plek midden in de stad: het Leiden Education Fieldlab, oftewel het LEF. ‘Je zult bij ons niets vinden dat alleen maar voor po is of voor mbo.’

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Interne Verbinding.

Het LEF is gestart vanuit een gezamenlijk verlangen om sectoroverstijgend met elkaar samen te werken, legt projectleider Sanne van der Linden uit. “Het was belangrijk dat er een plek kwam waar onderzoek en innovatie van het onderwijs de volle aandacht kreeg. Alle mensen in de onderwijssector verdienen een plek waar je geïnspireerd raakt en verbonden bent met onderwijsontwikkeling.”

Uit je eigen omgeving komen

Sanne van der Linden.

Het idee voor de broedplaats pitchte Van der Linden tijdens de Leidse Onderwijstafel aan de bestuurders van de verschillende onderwijsinstellingen. Die waren meteen enthousiast. Alleen over de vorm was men het niet meteen eens. Moest het LEF een rondreizend circus worden of een fysieke ontmoetingsplek? Van der Linden: “We hebben uiteindelijk besloten vooral mensen uit te nodigen om uit hun eigen organisaties te komen. Als je nieuwe dingen wilt doen, moet je naar een nieuwe omgeving komen. Anders word je te gekleurd door je huidige werkplek. Toen er een oud schoolgebouw vrijkwam grepen we onze kans. Daar hebben we deze mooie plek gecreëerd die dus heel goed is ontvangen.”

Sinds de start in het najaar van 2018, kende het LEF dan ook een vliegende start, aldus Van der Linden. “Het idee om met verschillende sectoren samen te werken wordt zo goed ontvangen dat veel mensen ons weten te vinden. Er ontstaan zoveel verbindingen en de fysieke ruimtes in onze broedplaats worden zo goed benut dat we voor nieuwe uitdagingen komen te staan, als het hosten, optimaal verbinden en zichtbaar maken van opbrengsten.”

Unieke samenwerking

De samenwerking in Leiden in het LEF is uniek, stelt Van der Linden. “Wij zijn met maar liefst dertien partners gestart. Alle onderwijslagen in de stad zijn betrokken: van kinderopvang tot universiteit. We hebben het allemaal in Leiden.” Daarnaast zocht ze nog andere partners erbij zoals het ondernemersfonds, musea, schoolinrichters, meubelleveranciers en Naturalis. “Daar hebben we voor gekozen omdat we het belangrijk vinden dat we niet alleen dingen doen in onze eigen context. Wanneer je op de grens van je eigen sector gaat zitten kom je pas echt in beweging komt. We willen juist ook buiten de scope van het onderwijs kijken.”

En dat is belangrijk, gaat Van der Linden verder. “We staan in het onderwijs momenteel immers voor hele grote uitdagingen. Denk aan digitale geletterdheid, maar ook het anders organiseren van het onderwijs wat hard nodig is door het ontstane lerarentekort. Die kunnen we alleen aangaan door samen te werken. Dat is ook een van de drijfveren geweest om te starten met het LEF. We hebben de ambitie om met elkaar het onderwijs te versterken, te verdiepen en te vernieuwen. Alles wat we doen in het LEF is daarom sectoroverstijgend. Je zult bij ons nooit iets zien wat alleen maar voor po is of voor mbo. Alles is voor alle sectoren toegankelijk. We willen die verschillende perspectieven van elkaar benutten. We bepalen nu met bestuurders en programmateam in welke innovaties we ons met elkaar in willen verdiepen?”

Vonk-activiteiten

De uitdagingen komen ook terug in de bijeenkomsten die het Fieldlab regelmatig organiseert onder de naam Vonk-activiteiten.  Van der Linden licht toe: “In deze bijeenkomsten ‘vonken’ we innovaties aan die interessant is voor meerdere doelgroepen. We laten met de aanwezigen de energie heen en weer stromen over het onderwerp en geven daarbij veel ruimte voor creativiteit. Elke vonkactiviteit eindigt met een gezamenlijke vraag, missie, pilot of ontwerp. Het is mooi om te zien hoe deelnemers altijd weer zin hebben om met elkaar het vervolg aan te gaan.”

Belangrijk dan ook is de follow-up, benadrukt Van der Linden: “Wat je vaak ziet is dat mensen bij een workshop helemaal enthousiast raken ergens over en dan vervolgens in de eigen organisatie terugkomen waar onvoldoende bedding blijkt te zijn om het idee verder uit te werken. Daarom zorgen wij er altijd voor dat een Vonk-activiteit eindigt met een gezamenlijke vraag, onderzoek, experiment of pilot. Daarna halen we de mensen weer samen die zich daaraan met elkaar hebben willen verbinden en begeleiden we de vervolgstap. Zo lopen er nu van al diverse follow-ups van onze Vonk-activiteiten die we vanuit het programmateam begeleiden.”

Studenten en leerlingen

Ook voor studenten en leerlingen is er een rol weggelegd in deze onderwijsvernieuwing. Juist hun expertise is nodig om de ontwikkelingen in het onderwijs goed te doorgronden, vertelt Van der Linden.” Hoe ervaren zij dingen, wat hebben zij nodig? Waar zien zij kansen? Een mooi voorbeeld is dat de jaarlijkse Nacht van de Leraar, een landelijk evenement waar 450 onderwijsprofessionals op af komen, waaronder veel leraren. Hier denken leerlingen en studenten mee over wat het thema moet worden.”

Studenten van de Pabo zijn nauw betrokken bij een Vonk-activiteit over Activerend Onderwijs in maart. Leerlingen van het vmbo verzorgen regelmatig de catering bij ons. Die denken mee over de hapjes en drankjes die passen bij een activiteit, maken ze en serveren ze uit. “We kijken steeds hoe kunnen we leerlingen en studenten betrekken in de beweging die we aan het maken zijn.”

Ook de relatie met de stad is hecht. Leiden is niet alleen een financiële maar ook een inhoudelijke partner. Van der Linden: “Onlangs was het avondsymposium Kennisstad Leiden waarin alle Leidse uitdagingen op tafel lagen. Onze stuurgroep en programmateamleden zaten aan die tafel om te kijken bij welke vraagstukken uit de stad LEF een rol kan hebben. Vanuit het netwerk van het Leidse onderwijsveld en zoeken we naar waar leerlingen en studenten een rol in kunnen spelen. Je probeert altijd te kijken hoe we LEF met de stad kunnen verbinden.”

City Deal

Wat is precies de link met de City Deal Kennis Maken? “We zijn steeds betrokken geweest bij de City Deal omdat we het belangrijk vinden om onze kennis te delen rondom het creëren van zo’n hub. In het land zijn er veel mensen die zo’n vergelijkbaar initiatief willen starten. Via de City Deal hopen we onze ervaringen te delen. Daarnaast leren wij weer van anderen hoe we studenten kunnen inzetten voor het LEF. Het werkt inspirerend.”

De belangrijkste les die Van der Linden vanuit haar ervaring wil meegeven aan anderen die ook zo’n broedplaats willen opzetten is dat je een dergelijk project goed voorbereidt. “Vanuit enthousiasme wilde men snel starten. Ik heb het moeten vertragen omdat ik eerst een goede basis wilde neerleggen om vanuit daar te starten. Eerst wilde ik vastleggen wie we zijn, wat we willen zijn, wat we doen, wat we willen bereiken. Uiteindelijk hebben we goed de tijd genomen om na te denken hierover, elkaar te ontmoeten en beelden uit te wisselen. De tweede les, daaraan gekoppeld, is dat je moet starten met energie. En dan geeft het niet dat niet iedereen dan gelijkwaardig instapt.”

Verbinding tussen de Stadjer en de Student

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Jongeren doen één-op-één een kennismakingsoefening tijdens de kick-off van het project SamenWIJS

Vijf jaar geleden startten de gemeente Groningen, zorg- en welzijnsorganisatie MJD en de Hanzehogeschool Groningen met het verbinden van studenten met stadjers, de inwoners van de stad Groningen. Sinds vorig jaar zijn stichting WIJ Groningen en de wetenschapswinkels van de Rijksuniversiteit Groningen hierbij aangehaakt. Dankzij nieuwe subsidie vanuit de City Deal Kennis Maken is de samenwerking naast de RUG ook uitgebreid met twee mbo-scholen in het project SamenWIJS. Op 27 januari 2020 was de officiële kick-off. Kersverse projectleider Denise Leidelmeijer stelt zichzelf voor en vertelt meer.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

SamenWIJS is een uitbreiding van het eerdere project WIJS. Wat houdt dit project precies in?
“Het samenwerkingsverband WIJS (Wijk Inzet door Jongeren & Studenten) startte vanuit het Akkoord van Groningen, de koepelovereenkomst tussen de gemeente en kennisinstellingen in Groningen. Doel van het project is het positief verbinden van studenten met andere inwoners van Groningen. Door ze in te zetten op vraagstukken uit het sociale domein, dragen zij bij aan het vergroten van de leefbaarheid van de gemeente. De deelnemende studenten krijgen daar studiepunten voor.

Denise Leidelmeijer.

Ze werken ze onder meer in de frontoffice van WIJS op twee locaties. Hier kunnen inwoners terecht met vragen, waarmee de studenten aan de slag gaan. Dit varieert van hele kleine dingen als ‘hoe werkt mijn telefoon?’ tot hulpvragen rond belasting. Ook worden er studenten aan vraagstukken verbonden door onderzoeksopdrachten uit de stad. Er is ook een juridisch steunpunt en een ondernemerssteunpunt. Mede dankzij de Impulsregeling City Deal Kennis Maken in 2018 is het project in de afgelopen jaren tot een professioneel project uitgegroeid.

De externe communicatie is versterkt en het project heeft banden aangehaald met de wetenschapswinkels van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Hier is de universiteit al 40 jaar bezig met het koppelen van maatschappelijke vraagstukken aan onderzoek door studenten.”

Dat sluit dus mooi aan. Logisch dat de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen van de RUG ook aansluit nu?
“Vanaf 1 februari sluiten ook de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen (GMW) en de mbo-scholen Alfa-college en Noorderpoort formeel aan bij het project SamenWIJS. We hebben nu dus een vrij unieke samenwerking van mbo, hbo en wo studenten. Daarnaast zijn studenten vanuit andere faculteiten van de RUG ook van harte welkom om deel te nemen aan SamenWIJS. Als doel hebben we om het aantal studenten die vanuit hun eigen opleiding bij WIJS betrokken is te laten uitgroeien tot ongeveer duizend.

Daarnaast gaan gemengde teams van wo, hbo en mbo-studenten samenwerken aan de wicked problems van de gemeente Groningen. Denk aan eenzaamheid en kinderarmoede. De focus ligt in beginsel vooral op het thema eenzaamheid. Dat hebben we gekozen omdat eenzaamheid overal aanwezig is. Het gaat niet alleen om ouderen maar ook om andere groepen. Ook studenten kunnen eenzaamheid ervaren.”

Wat moet dat uiteindelijk opleveren?
“We hopen dat we met SamenWIJS sneller en effectievere interventies kunnen ontwikkelen voor mensen die langdurige eenzaamheid ervaren in Groningen. Onze stad is samen met Wageningen de stad met het grootste aantal studentenhuishoudens. Die studenten leven toch in een eigen bubbel, apart van de stadjers. We willen die mensen met elkaar verbinden, het gaat om het samenleven met elkaar. Om tot een goede aanpak te komen zetten we SamenWIJS op in samenwerking met studenten en docenten van diverse niveaus en disciplines, en betrokken organisaties en inwoners van de gemeente Groningen.

Zo krijg je een multilevel, multidisciplinaire samenwerking die dieper leren, betrokken burgerschap van studenten bevordert en zorgt voor betere antwoorden op maatschappelijke vragen. Daar profiteren uiteindelijk de gemeente en haar inwoners weer van.”

Je bent in het najaar begonnen als projectleider SamenWIJS. Kun je wat meer vertellen over jezelf? Wie is Denise?
“Ik ben veertig jaar oud en werk nu 2,5 jaar als stagecoördinator voor de masteropleiding Onderwijswetenschappen bij de RUG. Ik heb zelf ook Onderwijskunde gestudeerd. Daarnaast ben ik coördinator van de Wetenschapswinkel Onderwijs, een van de zes Wetenschapswinkels van de RUG. Voordat ik bij de universiteit kwam werken heb ik iets heel anders gedaan. Na mijn afstuderen ben ik als officier instructeur onderwijskunde gaan werken bij de Koninklijke Marine. Ik heb er tien jaar gewerkt en ben in 2009 op uitzending geweest naar Afghanistan. Een erg mooie ervaring. Door bezuinigingen hield het op. Als geboren stadjer trok Groningen toch weer aan mij. Naast mijn werk aan de universiteit ben ik nog steeds reservist voor een paar dagen per jaar.”

Waarom heb je gekozen voor SamenWIJS?
“Bij Defensie was ik gewend om heel veel samen te werken. Bij een universiteit is dat anders. Masterstudenten zijn heel erg zelfstandig en zelfredzaam. Dus je zit meer in je eentje op kantoor. Ik miste een beetje de sociale component. SamenWIJS is daarvoor de oplossing. Ik zit dan zelf ook fysiek bij een van de twee WIJS locaties om van daaruit het project te leiden. Het is een mooie spin-off voor stageplekken, want die levert het project ook op. Het netwerken met diverse opleidingen binnen en buiten de RUG en de maatschappelijke kant spreken me enorm aan. Ik heb altijd vrijwilligerswerk gedaan.

Wat teruggeven aan de maatschappij vind ik heel belangrijk, wat doen voor de mensen die wat minder geluk hebben in het leven om te kunnen genieten van een goede gezondheid en betekenisvolle relaties. Ik ben heel enthousiast over dit project. Ik heb mezelf dan ook een beetje naar voren geschoven.”

Studenten van de opleiding Toegepaste Psychologie, kregen vanuit WIJS de vraag hoe ze de inwoners van de volkswijk Vinkhuizen geënthousiasmeerd kunnen krijgen voor de initiatieven op het Suikerfabriekterrein. Foto: Project Wijs.

Hoe ziet je werk eruit?
“Ik werk een dag in de week op een van de twee locaties en van daaruit leg ik de meeste contacten. De focus voor mij ligt op het houden van het overzicht. Het financiële plaatje maar ook het goed houden van de samenwerking tussen alle verschillende partners die we hebben. De sfeer is ontzettend goed in de groep. Ik vind het belangrijk dat er gelijkwaardigheid is tussen de partners. Ook onder de studenten. Mbo studenten hoeven niet op te kijken naar studenten van de universiteit. Iedereen brengt zijn eigen kennis en eigen achtergrond met zich mee. Ik hoop dat naar voren te krijgen, zodat iedereen naast het maken van mooie interventies ook persoonlijk een ontwikkeling doormaakt.”

Wat zijn concrete projecten die jullie in de planning hebben voor komend jaar?
“We gaan dus met heterogene groepjes studenten specifieke wijken in. We zijn nu bezig te bepalen welke wijken dat gaan worden. Door middel van ontwerpgericht onderzoek gaan we interventies ontwikkelen. Vanaf februari gaan de studenten eerst de wijken in om de vraag op te halen, en zo bepalen wat eenzaamheid precies inhoudt. Van daaruit gaan ze informatie analyseren. De wo studenten gaan daar wetenschappelijke inzichten aan koppelen. Het toepasbare, het praktijkgerichte gedeelte wordt aangevuld door mbo en hbo studenten. Al die informatie wordt gebundeld. Dan worden er doelen geformuleerd samen met de inwoners zelf. Uiteindelijk ontwerpen ze een aantal interventies die ze gaan testen in de praktijk.”

Hoe ziet je ideale scenario eruit van SamenWIJS over twee jaar?
“Ideaal zou natuurlijk zijn dat de eenzaamheid in de gemeente is verminderd en daarin een soort duurzaamheid wordt ontwikkeld. Dat wat we hebben bedacht ook een blijvend effect heeft. Dat wens ik voor de inwoners. Voor de studenten wens ik dat de samenwerking tussen de partners zodanig is uitgebouwd dat het doorgaand proces is. Dat het mag leiden tot nieuwe opdrachten die we kunnen koppelen aan bijvoorbeeld stages, dat het wordt ingebed in de reguliere onderwijsprogramma’s en de studenten veel van elkaar blijven leren.”

Kennismakingsoefening tijdens kick-off van project SamenWIJS. Foto: Alfa-college.

Meer weten over project WIJS? Kijk op: https://wijsgroningen.nl.