Verslag sessie ‘De rol van docenten en onderzoekers: uitwisseling landelijk’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Welke rol hebben docenten binnen het thema verbinding met de samenleving? Waar lopen zij tegenaan in de organisatie, projecten en begeleiding van studenten? In de werksessie met en over docenten, onder leiding van Erik Mooij (Hogeschool Utrecht), kwamen deze vragen aan bod. Net als de waardering van dit type onderwijs en onderzoek; hoe wordt het beloond?

Sprekers tijdens deze werksessie waren Geertje Tijsma (Vrije Universiteit Amsterdam), Daniel van Vliet (Erasmus University), Pim van Gestel (De Haagse Hogeschool) en Veronica Jurjan. (University of Twente).

VU: instellingsbrede aanpak

Tijsma begint met een passende quote van de VU, als het gaat om de kennis van studenten toe te passen in maatschappelijke vraagstukken: Door het gebruik van real-life cases, dilemma’s uit de samenleving en het betrekken van stakeholders – zoals de publieke sector, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties – wordt onderwijs relevant en waardevol.

Een instellingsbrede aanpak van de VU is het herontwikkelen van bestaande cursussen, om zo de maatschappelijke betrokkenheid van studenten en onderwijsprogramma’s te vergroten. Als barrières voor docenten om hier ook mee aan de slag te gaan, noemt ze: tijdgebrek, gebrek aan kennis, financiering en prioritering. Bovendien zou er behoefte zijn aan een coördinerende eenheid en evenzeer een belangrijk punt is de afwezigheid van interne en externe beloning. Tijsma ziet nog noodzaak voor aangepaste accreditatiecriteria, inbedden van deze activiteiten in het curriculum en systematische interne geldstromen.

Erasmus: communities of practice

Daniel van Vliet vertelt namens Erasmus University hoe zij positieve maatschappelijke impact proberen te creëren. Als projectleider Impact at the core, ziet hij erop toe dat onderwijsprogramma’s binnen de universiteit impact hebben op zowel, studenten, docenten als de buitenwereld. ‘Dat wil zeggen dat je maatschappelijke problemen aanpakt en de bouwstenen voor een oplossing vanuit de studenten komen. We combineren in het onderwijs kennis en theorie met probleemoplossende vaardigheden.’

Hoe bereikt de Erasmus University dit? Door een structuur te bouwen die impact gedreven onderwijs ondersteunt met faciliteiten en professionele docenten. Het betrekken van interne en externe stakeholders moet de transitie naar impact gedreven onderwijs versterken. Op de Erasmus University, met relatief veel faculteiten, is het belangrijk om kennis te delen en samen op te trekken. Communities of Practice, die worden gevormd door wat docenten en studenten als noodzakelijk aanstippen, maken het mogelijk om faculteit overstijgend te leren innovatie te versnellen.

De Haagse Hogeschool: minor sociale innovatie in stad en wijk

Pim van Gestel van de Haagse Hogeschool vertelt over een nieuwe minor die zijn werkgever is gestart: sociale innovatie in stad en wijk. Met praktijkopdrachten in Den Haag, Delft en Zoetermeer. De hogeschool zocht ‘echte’ opdrachtgevers.

Van Gestel draaide de minor bijna helemaal zelfstandig en volgend jaar met vier docenten. Teams bestonden uit studenten van vijftien verschillende opleidingen, waarbij hij nauwelijks kon voorzien uit welke disciplines studenten afkomstig zouden zijn. Dit was geen probleem: de verscheidenheid aan achtergronden maakte de teams van studenten sterker.

‘Het is belangrijk dat je structureert en faciliteert, maar zeker niet alles dichttimmert. De student moet ook de ruimte hebben om zelf initiatief te nemen en in een gat te springen. We zeiden dus: ga de wijk in en trek bij ons aan de bel als je inspiratie wil delen of wil sparren. We juichen de methode Skin in the game toe: beoordeel mensen op in hoeverre ze hun nek uitsteken, betrokkenheid tonen en kansen grijpen. Door studenten aan externe partners te koppelen, moeten zij wel presteren. Zij willen goed voor de dag komen: daar gaat een student ook harder door lopen’.

University of Twente

Veronica Junjan vertelt hoe het er bij het Enschede Lab van de University of Twente aan toe gaat. Docenten verzorgen workshops en begeleiden studenten. Zo ook voor het EnschedeLAB.

Binnen het EnschedeLAB werken studenten (minimaal tweedejaars) van 4 instellingen (AKI ArtEZ, ROC van Twente, Universiteit Twente en Saxion Hogeschool) samen aan de oplossing van een gemeenschappelijk probleem. Het gaat om studenten vanuit multidisciplinaire achtergronden en perspectieven. Docenten werken samen met collega’s van andere onderwijsinstellingen, iets wat Junjan ontzettend goed beviel in haar eigen werk. Een mooi voorbeeld van een nano-challenge die in het EnschedeLAB is gedaan: “Blik van de weg”: hoe richten we samen de stad in als we geen auto’s meer op straat parkeren in het centrum van Enschede? Bij alle nano-challenges wordt de Responsible Design Thinking-methode gehanteerd.

Verslagen zesde landelijke kennisdelingsdag CDKM

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Van een nieuwe financiële regeling van de City Deal, de afronding van 17 Corona Challenges tot wat er komt kijken bij het opzetten van nano-challenges. Van de rol van de gemeente tot de rol van docenten en onderzoekers. Op de zesde landelijke kennisdelingsdag van de City Deal Kennis Maken was er weer uit te wisselen en te delen voor de ongeveer 200 deelnemers vanuit de twintig betrokken steden. Hierbij een overzicht van de verslagen vanuit de verschillende sessies.

Plenaire sessie

Programmamanager Rowinda Appelman bracht het netwerk up to date over een bijzonder CDKM jaar in Corona tijd, en vertelde meer over alle recente ontwikkelingen, opbrengsten vanuit de 18 Corona Challenges in de steden. Daarnaast vertelde ze meer over de nieuwe financiële regeling.
Lees het verslag

Het opzetten van Nano-Challenges: alle tips & tricks

Wiro Kuipers, coördinator van het EnschedeLAB nam de deelnemers van deze werksessie mee in de wereld van de nano-challenges. Hierin werken studenten aan vragen die inwoners en samenwerkingsverbanden in Enschede hebben aangedragen. Hoe werkt zo’n nano-challenge effectief? Wat zijn de vier verschillende fases?  en hoe hier telkens weer nieuwe studenten en partijen innovatief aan verbonden worden met online en offline tools.
Lees het verslag.

De gemeente aan zet: strategie en aanpak vanuit de City Deal Kennis Maken

De rol van de gemeente binnen samenwerkingen als de CDKM blijft in constante ontwikkeling en soms moeilijk definieerbaar. Hoe dient bijvoorbeeld een gemeente intern de CDKM te borgen? Allemaal vragen die voorbijkwamen in deze sessie.
Lees het verslag.

Een kijkje in de keuken van Leiden: City Deal Kennis Maken in de praktijk

In deze lunchsessie namen programma adviseur Esther Haverkort en projectmanager Marieke van Haaren van het Leidse project Leren Met de Stad samen met Han Nijssen, programmamanager Leiden Kennisstad de deelnemers mee naar de succesvolle samenwerkingen in de sleutelstad in het kader van de City Deal.
Lees het verslag.

De rol van docenten en onderzoekers: uitwisseling landelijk

In deze lunchsessie begeleidde Erik Mooij (Hogeschool Utrecht) het gesprek over de rol van docenten en onderzoekers in de praktijk. Welke vaardigheden zijn er nodig om het onderwijs en onderzoek te geven dat meer verbinding zoekt met de samenleving? Meerdere gastsprekers uit de CDKM-steden vertelden hoe dit landelijk zich nu ontwikkelt.
Lees het verslag.

Landelijk doorpakken: structureel samenwerken

In deze gemoedelijke “Vraag maar raak” sessie ging Martin Schulz, co-decaan Nederlandse School voor Openbaar Bestuur in gesprek met Cees Hogendoorn (Avans) en Marcel de Heer (gemeente Breda) over de City Deal in Breda over structureel bestuurlijke samenwerking en grootschalige opschaling.
Lees het verslag.

Landelijk doorpakken: brainstorm over landelijke accreditatie, oorkondes en waardering rond het thema “Verbinding met de samenleving”

Verbinding met de samenleving roept veel vragen op qua accreditatie en waardering voor studenten. In deze lunchsessie leidde Rowinda Appelman een gemoedelijke brainstorm over beide thema’s. Met behulp van aftrappen vanuit Kim Duistermaat (Leiden University College) en Gisella Silva (Hogeschool Inhollad) werd gepraat over de landelijke ontwikkelingen en wensen rond het belonen van studenten voor hun inzet voor de samenleving naast het geven van studiepunten, hoe deze beloning eruit dient te zien, en hoe dit landelijk doorontwikkeld kan worden.
Lees het verslag.

Impact Meten, verslag sessie 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Het in kaart brengen van impact is altijd een lastige, vooral als het gaat om projecten rond verbinding met de samenleving. Hoe meet je de impact van deze projecten op de stad, op wijken, op bewoners? Maar ook de impact op studenten en hun leerdoelen? In deze sessie laten Erik Mooij en Rowinda Appelman een aantal voorbeelden de revue passeren.

Utrecht Challenges

Erik Mooij (HU) vertelt over hoe de Utrecht Challenge Alliantie de impact van de Challenges wil meten. “We hebben gekeken naar de uitdagingen. Hebben studenten er multi-level aan gewerkt? Vanuit verschillende disciplines en onderwijstypen? Waar zit de impact, welke zoektocht is er, hoe maak je het zichtbaar?” Belangrijk is het volgens Mooij om te beseffen dat er verschillende belangen zijn voor de partners. Dit soort projecten moeten bijvoorbeeld voor de stad iets anders opleveren dan voor de Economic Board of de burgers. Hoe zorg je ervoor dat je voor al die stakeholders de juiste impact hebt? Impact is volgens Mooij onder te verdelen in impact langs de lijnen van ondernemendheid, het effect op burgers en samenleving, het effect op human capital, en het effect op het leerproces. “We kijken met name naar brede vaardigheden. Is er sprake van interdisciplinaire samenwerking. Komt ieder eraan toe om zijn skills te gebruiken, worden er nieuwe skills geleerd? Voor de stad is het lastiger. Worden er op beleidsterreinen nieuwe inzichten opgedaan? De frisse perspectieven van studenten, de toekomstige bewoners van de stad. Het is best een zoektocht.”

Impact meten

Rowinda Appelman deed een rondje Nederland langs City Deal-betrokkenen met deze vraag over impact meten. Waarom doen we dit allemaal? Wat is het einddoel? ”Het begint met wanneer je vindt dat er impact is. Het liefst wil je impact voor de student, soms voor de studieontwikkeling, en soms voor de wijk”, zegt Esther Haverkort, HvA en Hogeschool Leiden. “Impact moet een centraal onderdeel van het proces zijn vanaf het begin”, is het advies vanuit het project BOOT, Hogeschool van Amsterdam. Het wordt te vaak nog gezien als een “moetje”, als een reflectie aan het einde van de rit. Programma’s zouden zo moeten worden opgebouwd dat de impact en de reflectie onderdeel zijn vanaf het begin.” Het meten van impact draagt zo niet alleen bij aan het inzicht geven in resultaten en samenwerkingen, maar biedt zo ook input voor het verbeteren van de rijke leeromgevingen in de stad, de doorwerking van projecten en de doorontwikkeling van het curriculum zelf. Het zorgt er zo voor dat de denkbeeldige cirkel van start tot eind weer rond is.

Een nauwe samenwerking met afdeling Onderzoek en Statistiek van de gemeente kan ook lonen om impact inzichtelijk te maken, zo blijkt in Arnhem, waar uit de Stadsmonitor blijkt dat de sociale cohesie in de stadswijken, waar Spark Centres van de HAN zitten, is toegenomen. Daarnaast toont de HAN hoe zij als hogeschool werken nu werken met Leeropbrengstformulieren voor Interprofessioneel Praktijkleren. De Wageningen University & Research is gestart met pilots rond grootschalige Impactmeting, na het maken van een overzicht van impactdoelen op kwalitatieve en kwantitatieve schaal. Op drie momenten, vanuit drie perspectieven (student, docent en opdrachtgever) wordt middels een diepte-interview gekeken hoe het gaat en wat het brengt. Doel van de pilots is om de motivatie en verwachtingen helder te krijgen, maar ook om feeling te krijgen voor wat er speelt en hoe het gaat.

WIJS

In Groningen meet WIJS vanuit de Hanzehogeschool Groningen de impact per doel aan de hand van de volgende categorieën: activiteiten, output (kwantitatief), outcome (kwalitatief) en impact. Maar, stelt Suzanne Kuik van WIJS: “het is lastig te meten of de zelfredzaamheid van bewoners echt wordt vergroot. Wat we vooral willen bereiken is dat de stad er beter van wordt, net als het ommeland. En dat studenten en stadjers een ander perspectief van elkaar krijgen. Er heerst nogal wat negatieve beeldvorming over studenten in de stad.” Laura Gottmer vult vanuit Tilburg University aan dat daar vooral wordt gekeken naar impact vanuit het KNAW rapport “Maatschappelijke Impact in Kaart” (2018), en toont aan de hand van een City Deal Kennis Maken project hoe kwalitatieve en kwantitatieve metingen in de praktijk plaatsvinden. Besloten wordt dat impact meten op een volgend CDKM evenement ook terug zal komen.

Van pilots naar grootschaligheid, verslag sessie 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Nu de City Deal Kennis Maken bijna vier jaar onderweg is en alle 20 steden prachtige pilotprojecten hebben lopen, komt de vraag naar boven hoe je van een pilot de overstap maakt naar grootschaligheid. Onderzoeker Suzanne Potjer (TwynstraGudde) is expert in het mogelijk maken van vernieuwing in het publieke domein en gaat in op die vraag in deze sessie. Ze gebruikt een aantal voorbeelden over hoe pilots succesvol groeien, zoals het dorp Reduzum in Friesland waar bewoners zelf bouwen aan een duurzame toekomst. Ze richten concrete kansen zelf in via samenwerking en komen vooruit door continu te leren door te doen. Al jarenlang heeft het dorp krimp voorkomen. Waarom lukt dit niet in andere regio’s? Dat komt omdat een experiment inherent is aan plek en context, stelt Potjer.

3 niveaus van experimenten

Potjer noemt drie niveaus van experimenten. Op lokaal niveau kunnen experimenten vernieuwende ideeën en oplossingen aandragen voor vraagstukken. Op horizontaal niveau staan experiment en praktijk naast elkaar. Ze willen leren van elkaar. Denk aan een netwerk van stadsmakers die bij elkaar komen in stadslabs om van elkaar te leren. Het derde niveau is het verticale niveau. En dat is de grootste uitdaging voor experimenten. Is er sprake van institutionele ruimte en steun? Hoe zijn relevante bestuurders en sleutelpersonen aangehaakt? Hoe zijn de pilots gekoppeld aan lopende ambities en programma’s? Hoe wordt er institutioneel geleerd van deze en soortgelijke projecten? Een voorbeeld is de Right to Challenge die de Afrikaandermarkt in Rotterdam gebruikte om de vuilnisophaaldienst over te nemen. Nu is de volgende stap daarin borging in wetgeving.

Hoe zit dat in de City Deal Kennis Maken? “Mensen vinden elkaar horizontaal wel”, stelt projectleider Rowinda Appelman. “Vooral verticaal is moeilijk.” Verticaal gaat verder dan alleen uitwisseling van mensen, ideeën en voorbeelden, legt Potjer uit. Het gaat om harde dingen als wet- en regelgeving, en financiering. Daar moet verandering van perspectief en andere manieren van werken aan vooraf gaan. De City Deals kunnen daarbij een goede rol spelen.

Geen tekentafelontwerpen

Maar experimenten kunnen ook weerbarstig zijn. Het zijn geen tekentafelontwerpen, stelt Potjer. “Experimenten zijn eigenlijk anti-ontwerpen. Hoe maak je een organisatie daar klaar voor? Je hebt pioniers nodig.”  Zoals Luuk van Tiggelen van de gemeente Ameland. Hij speelde als ambtenaar een sleutelrol om het eiland zo goed als volledig energieneutraal te maken. Zijn advies: “Soms moet je risico´s durven nemen. De wethouders en de gemeenteraad een paar keer per jaar meenemen in je verhaal. Tussen die momenten de vrije ruimte benutten. Vooral niet overal formeel toestemming voor vragen. Waar de vis zit gooi je een hengel uit.”

Ook heb je pionierende structuren nodig zoals financiën, beleid, nieuwe organisaties en samenwerkingen, zoals de City Deal Kennis Maken. De projectleiders van de City Deals hebben zelf allerlei impliciete kennis in huis. Trucjes, slimmigheidjes om de juiste sleutelpersonen aan te haken, in te spelen op formele structuren en het creëren van een beweging. Potjer benoemt het onderhouden van ‘zwakke verbindingen’, zodat je altijd weet wat waar speelt. Ook het inspelen op een momentum is belangrijk. Zoals de City Deal Voedsel liet zien. Toen twee jaar geleden de gemeenteraadsverkiezingen eraan kwamen, stuurde de City Deal een paragraaf rond over voedselbeleid.

Goed luisteren naar elkaar

En dat kwam terug in meerdere coalitieakkoorden. “Zoiets simpels kan een grote impact hebben. Verbindingen leggen is de kern van deze manier van werken”, aldus Potjer. Ook tussen bestuurders en de lagen eronder. Het komt geregeld voor dat een bestuurder zegt ‘we gaan ervoor’, en dat de ambtenaren eronder zeggen dat het niet kan. Daarnaast is de manager vaak degene die het bestaande systeem ophoudt, en niet altijd de bewegingsvrijheid geeft die gezocht wordt. “Het samenbrengen van al deze elementen is echte vernieuwing. Echt goed luisteren naar elkaar dus. Laat bestuurders praten met de mensen die onderwijs en onderzoek doen.”

Multi-level Leren, verslag sessie 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Een van de meest gehoorde termen in City Deal Kennis Maken projecten is multi-level leren. Maar hoe voer je dit in de praktijk nu goed uit? In de sessie “Multi-level leren: Praktische tips voor verdere vormgeving” vertellen Ilya Zitter, Miriam Jager en Denise Leidelmeijer over hun ervaringen. Multi-level leren gaat over grenzen heen, stelt Zitter, Lector Leeromgevingen in het Beroepsonderwijs (HU). Bijvoorbeeld tussen professionals en burgers of onderzoek en praktijk. “Grenzen kun je als obstakel zien, maar ook als kans. Vanuit andere manieren van kijken naar vraagstukken kun je veel leren.”

Voorbeelden van grensoverschrijdend leren vind je bijvoorbeeld in challenges, living labs en interprofessioneel leren. “Het is geen abc dat je even toepast”, benadrukt Zitter. Een gezamenlijke taal is dan ook handig. Daarvoor ontwikkelde ze een Kaleidoscoop met zeven gemeenschappelijke aspecten voor multi-level leren:

  • Mate van co-creatie met buitenwereld
  • Wedstrijdelement
  • Intra-/extracurriculair
  • Doorleefdheid van context & output
  • Temporeel
  • Ruimtes & instrumenten
  • Roldynamiek

In het samenwerkingsverband Wijk Inzet door Jongeren en Studenten (WIJS) in Groningen staat multi-level leren centraal, legt projectleider Denise Leidelmeijer uit. In dit samenwerkingsverband werken de gemeente, de Hanzehogeschool, WIJ Groningen, de Rijksuniversiteit Groningen, Noorderpoort en het Alfa-college samen. In het project SamenWIJS  werken vijf studententeams door middel van ontwerpgericht onderzoek en Design Thinking  aan de thema’s eenzaamheid en armoede. Een voorbeeld is het project Buurtmaatjes in de wijk Selwerd, waar bewoners al daadwerkelijk worden geholpen. Bijzonder volgens Leidelmeijer is dat vanaf dag één alle studenten in de projecten gelijkwaardig zijn. “Meteen verdwijnen de labels. Er ontstaan nieuwe groepen en een nieuwe identiteit.”

Ook in Arnhem en Nijmegen heeft projectleider Miriam Jager multi-level leren een grote rol gegeven in de projecten van de City Deal. En dat zijn er nogal wat. Onder de vlag van de City Deal zijn er in beide steden 22 Labs en werkplaatsen, 1200 tweedejaars studenten en honderd vierdejaars studenten die meewerken, en vijftig wijkdocenten. Daarnaast zijn er elf lectoraten verbonden.

“Al deze plekken zijn mooie opstapjes voor multi-level onderwijs. Hoe kunnen we samen optrekken met mbo en wo? De projecten komen binnen via de wijkdocenten en alliantiemakelaars. Het terugvloeien van kennis vanuit de projecten richting onderwijs kan nog wel beter”, beantwoordt Jager een vraag van een van de deelnemers. “Daar valt nog wel een en ander te leren. Het gaat nu vooral via olifantenpaadjes, maar moet meer vaste vorm krijgen. Impactonderzoek met de samenwerkende gemeenten is daarom ook zo belangrijk.” Het advies van Jager voor iedereen die met multi-level projecten werkt: “Ga vooral gewoon door. Je gaat tegen de stroom in, dat weet je.”

Deelname gemotiveerde bedrijven kan City Deals versterken, verslag 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In de laatste ronde van de deelsessies gaat Jan-Willem Wesselink in op de vraag hoe je bedrijven bij City Deals betrekt. Dat doet hij samen met ondernemer Edgar van Eekelen van ELBA REC, Media- en communicatiebureau, uitgever van o.a. Stadszaken.nl en ROM en mede-oprichter van de Future City Foundation waar Wesselink werkzaam is.

De sessie begint met een korte presentatie. Kort, omdat Jan-Willem aangeeft dat hij het gesprek met de deelnemers aan de sessie belangrijker vindt dan het ‘zenden’.

Jan-Willem stelt zichzelf voor. Hij is trekker van de City Deal Een Slimme Stad, vanuit de Future City Foundation. Die stichting maakt onderdeel uit van de Europese beweging Fiware en wil graag de brug slaan tussen technologie en de stad. “We brengen mensen samen die nadenken over de toekomst.” Op verzoek van het ministerie van BZK en de G40 heeft de Future City Foundation de City Deal Een Slimme Stad opgezet om de komende twee jaar te werken aan procesvragen over techniek in het ruimtelijk domein. Jan-Willem toont een slide met een indrukwekkende hoeveelheid logo’s. Dit zijn de partners in de City Deal, waaronder ook een aantal bedrijven. “We werken met kleine en met grote bedrijven, met techbedrijven en vastgoedbedrijven en partners die iets anders doen.” Met het overzicht wil Jan-Willem benadrukken dat ‘hét bedrijfsleven’ niet bestaat. Het is een mix van belangen, maar het zijn ook allemaal ménsen. “Het is meer een ‘movement of people’ dan een ‘’movement of business’.”

Dansvloer

Iedereen heeft zijn eigen redenen om mee te doen. Daarbij zijn er korte-, middellange- en langetermijndoelen te onderscheiden. “Het kortetermijnbelang is vaak gekoppeld aan de vraag ‘waarover gaat mijn volgende functioneringsgesprek’. Het middellangetermijnbelang raakt aan de vraag ‘waar wil ik of mijn organisatie heen?’ En het langetermijnbelang is wat iedereen bindt: hoe draag ik bij aan een betere wereld?” Voor de City Deal is hier vooral SDG11 van belang, het duurzame ontwikkelingsdoel van de Verenigde Naties dat streeft naar duurzame steden en gemeenschappen. Jan-Willem omschrijft de rol van de City Deal als ‘de dansvloer waarop iedereen elkaar kan vinden.”

Een belangrijke taak van de City Deal is om mensen en partijen aan elkaar te koppelen. “Daarvoor moeten we wel zorgen dat we weten wat de ander wil en we moeten zorgen dat alles werkt, geldtechnisch maar ook in het groepsproces.” Om dit te realiseren vinden wekelijks gesprekken plaats over groepen binnen de City Deal waar dingen niet goed gaan en wordt dit gespiegeld aan de groepen waar het wel goed gaat. Belangrijk is volgens Jan-Willem vooral ook dat het leuk is, omdat het werken in de City Deal voor geen van de partijen ‘core business’ is. “Dus houd het leuk en houd een beetje van elkaar. Of durf te dromen zoals Elon Musk, denk vanuit de Golden Circle maar maak het ook concreet!”

Het creëren van een ‘communitygevoel’ is erg belangrijk. Daar werkt de City Deal aan door vragen te delen op social media en door maandelijkse bijeenkomsten te organiseren waar vaak wel 200 mensen aan deelnemen. Je zou kunnen denken ‘waarom wil je die bedrijven erbij, want het is ook fijn om die zeurkousen die alleen maar over geld praten er niet bij te hebben?’, prikkelt Jan-Willem. Maar hoe meer inzichten hoe beter en de betrokkenheid van bedrijven leidt ook tot meer netwerken, wat voor gemeenten met concrete opgaven ook handig kan zijn. De samenwerking leidt tot meer kracht en verschillende perspectieven waarin iedereen zijn eigen ding doet.

Gelijke monniken, gelijke kappen

Na dit overtuigende pleidooi is de hamvraag hóe je dan die bedrijven betrekt. Jan-Willem geeft aan dat het zaak is de bedrijven aan te spreken op hun eigen belang, maar wel vanuit het centrale idee van de City Deal. Als partijen afhaken omdat ze de ambities van de deal niet delen, is dat ‘jammer, maar helaas’. Essentieel is ook dat alle partners meebetalen, want dit zorgt voor meer commitment. En: dat iedereen evenveel betaalt, want: ‘gelijke monniken, gelijke kappen’.

Uiteraard zijn er verschillen tussen bedrijven en overheden in een City Deal. Een bedrijf moet vooral geld verdienen. Overheden denken meer in termen van budget. Overheden hebben de luxe dat dingen soms niet door kunnen gaan, dat is voor bedrijven een stuk lastiger. En bedrijven denken vaak in een kortere tijdsspanne. Edgar, van ELBA REC, kan dat beamen: een scope van drie jaar is erg lang. Voor ons is één jaar het uitgangspunt. Maar als je écht ergens achter staat dan kan één tot drie jaar wel.” Edgar geeft aan dat ze graag een bijdrage leveren, maar dat er inderdaad ook geld verdiend moet worden. ELBAREC heeft in de deal geïnvesteerd, omdat ze er in geloven. En omdat ze een netwerk kunnen opbouwen waardoor er geld verdiend kan worden dat ze anders niet gekregen hadden.

Jan-Willem geeft aan dat het belangrijk is om hier eerlijk en transparant over te zijn, van beide kanten. “Wij kunnen de dansvloer leveren, maar we kunnen niet garanderen dat iemand verliefd op je wordt.” Edgar geeft aan dat er altijd ‘gelukzoekers’ zijn die meer komen halen dan brengen. Hij vindt dat je als overheid best kritisch mag zijn en dat het goed is om aan de voorkant duidelijk uit te spreken wat elke partij komt brengen en halen. En als bedrijf moet je dan ook eerlijk kunnen aangeven ‘ja, wij willen geld verdienen en dat moet ergens vandaan komen’.

Exclusief

Wat lastig kan zijn, aldus Jan-Willem, is dat bedrijven vaak exclusiviteit willen bedingen. In de City Deal is een bepaling dat de partners andere partijen kunnen weigeren. Tegen extra gemeentes die deelnemen zijn meestal geen bezwaren, bij nieuwe bedrijven kan dat anders liggen. “Je deelt toch vertrouwelijke kennis als bedrijf en je stelt je minder open op als er een concurrent bij zit.” Volgens Edgar is 100 procent exclusiviteit niet nodig, als je maar niet volledig overlapt in wat je kunt bijdragen en ophalen.

Jan-Willem schetst nog dat bedrijven kansen en risico’s anders beleven dan gemeenten. De risico’s worden zwaarder ervaren, maar bedrijven zijn tegelijkertijd ook opportunistischer. Er zijn ook bedrijven die je liever niet als partner uitnodigt. Dat zijn bedrijven die op korte termijn geld willen verdienen aan de deal. Die voegen volgens Jan-Willem vaak niet veel toe.

Na de presentatie is er ruimte voor vragen. Edgar bijt het spits af door aan de deelnemers te vragen of het überhaupt een issue is voor andere deals, het betrekken van bedrijven?

Nienke Fabries van de Fontys Hogeschool Eindhoven geeft aan dat zij in de Brainport Regio al lang samenwerkt met zowel gemeenten als bedrijven. Dat gaat eigenlijk best goed. Er worden wel verschillende samenwerkvormen gebruikt: de ‘partners in education’ voorzien in opdrachten voor het onderwijs. De ‘partners in innovation’ betalen een lidmaatschap en dragen mensen en innovatie bij. Dit laatste wordt o.a. toegepast bij de ICT-opleiding omdat de kennis daar zo snel ontwikkelt dat je een lerende community nodig hebt.

Studenten zijn het meest verschrikkelijke publiek

Jan-Willem vindt het interessant om te kijken naar een koppeling van de City Deal Een Slimme Stad met het onderwijs. “Wij ontwikkelen nieuwe tools in onze City Deal en die kun je goed toetsen door ze te onderwijzen.” Studenten zijn volgens Jan-Willem, in positieve zin, sowieso ‘het meest verschrikkelijke publiek’, want: ze zijn heel kritisch. Daniël van Vliet van de Erasmus Universiteit Rotterdam benadrukt dat er wel een goede interne structuur moet zijn, anders heb je niks aan het betrekken van bedrijven. Hij constateert dat de samenwerking met stakeholders en bedrijven om impact te realiseren voor de EUR, nogal gefragmenteerd is: “Mensen zijn netwerken aan het bouwen, maar weten nog niet goed hoe ze het intern kwijt kunnen.” Daarom worden nu rondetafelgesprekken gevoerd om te kijken waar de stakeholders echt behoefte aan hebben. En het maken van een ‘menukaart’ kan daarbij ook helpen.

Jan-Willem geeft aan dat hij het ook lastig vindt om aan universiteiten te laten zien waar je dan echt op samenwerkt in een deal. Daniël geeft aan dat dat het belang van die interne structuur onderstreept: werk je samen op onderzoek of onderwijs? Verwachtingenmanagement is ook belangrijk: soms is een universiteit zo kritisch dat ze misschien het aangeleverde vraagstuk in twijfel trekken. “Een netwerk bouwen aan de buitenkant is een ander spoor dan aan de binnenkant.”

Jan-Willem benadrukt dat je met meer dan 50 partners en vaak meer dan 150 deelnemers aan sessies, ook moet blijven uitleggen waar je mee bezig bent. En er begrip voor moet hebben dat niet iedereen dezelfde motivatie heeft. Daniël is benieuwd hoe er gereageerd wordt als een challenge voor studenten niet oplevert wat je er als City Deal van verwacht. “Mijn vader zegt altijd ‘koe, vergeet niet dat je een ooit een kalf was!’”, zegt Jan-Willem, die vindt dat er soms teveel focus is op het eindresultaat terwijl er vooral veel winst zit in gesprekken. “Studenten stellen vaak goede, belangeloze vragen. Misschien moet je dat als universiteit ook beter verkopen?”

Mismatch van belangen?

Johan vraagt zich af hoe je omgaat met een eventuele mismatch van korte- en langetermijnbelangen. Jan-Willem geeft aan dat de langetermijn niet zo’n probleem is, want iedereen wil een betere wereld. Wat de korte termijn betreft: de City Deal voert veel gesprekken met partners over de voortgang. Voor bedrijven is op de langere termijn vaak belangrijk dat je in het project gelooft. Volgens Edgar is het goede van de City Deal dat je als bedrijf ‘een concreet aanbod’ krijgt van wat het je kan opleveren, zoals contacten met netwerken.

Jan-Willem schetst dat nieuwe ideeën vaak geboren worden in het bedrijfsleven, maar dat die vaak moeilijk landen bij de overheid, terwijl die er vaak over gaat. “Daar loopt het bedrijfsleven vaak op vast: we hebben pratende vuilnisbakken, maar hoe verkopen we die?”, vult Edgar aan. Tegelijkertijd vindt Jan-Willem dat je als bedrijf ook moet zorgen dat je de overheid goed kent, als dat je klant is.

Norbert Ruepert is van de City Deal Kennis Maken in Utrecht, waar ze de Utrecht Challenge Alliantie hebben. Hij worstelt met het feit dat ze aan de ene kant de maatschappeljke opdracht hebben om studenten challenges te bieden in het maarschappelijk domein. Maar aan de andere kant willen ze ook het bedrijfsleven betrekken. Hij ziet een contradictie tussen die maatschappelijke vraagstukken en de mogelijkheden voor bedrijven om daar een verdienmodel aan te koppelen. “Dan loop je het risico dat je heel erg de boer op gaat, terwijl bedrijven denken ‘ja, fijn, maar ik zié het niet!’”

Jan-Willem denkt dat het kan helpen om in gesprek te gaan over waar het ‘misverstand’ zit. Overheden doen vaker mee dan bedrijfsleven omdat ze meer focussen op de lange termijn. Toch zit er ook winst in voor bedrijven, bijvoorbeeld omdat ze op zoek zijn naar goed personeel. Dan is het kansrijk om bedrijven in contact te brengen met talentvolle jonge mensen. Daarnaast is er volgens Jan-Willem de maatschappelijke verantwoordelijkheid: de Future City Foundation vraagt geen vergoeding voor lezingen omdat ze het belangrijk vinden om bij te dragen aan goed onderwijs. “Daar zou je bedrijven wellicht ook op aan kunnen spreken.”

Tot slot benadrukt Jan-Willem dat het ook al heel waardevol kan zijn dat je stakeholders met elkaar in gesprek brengt die elkaar eigenlijk nog niet zo goed persoonlijk kennen. Dat informele contact met potentiële klanten is voor bedrijven vaak heel waardevol. En het is altijd goed om met studenten te werken. Dan biedt je mensen aan die leuk zijn en dingen ontregelen, dat is een mooi aanbod!

 

Studenten creëren impact in de wijk: het Urban Living Lab Maastricht, verslag sessie 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In deze sessie maken we nader kennis met het collectief van de Hogeschool Zuyd en de Universiteit Maastricht dat vanuit de City Deal Kennis Maken buurtparticipatie stimuleert in twee Maastrichtse wijken. Rowinda introduceert Nurhan Abujidi, lector Smart Urban Redesign aan de Hogeschool Zuyd, die ons meeneemt in wat er goed gaat in het Urban Living Lab in Maastricht – en in wat er beter kan. Want dat laatste is volgens Nurhan ook belangrijk. Ze is benieuwd naar de mening van de andere deelnemers over gedeelde uitdagingen. Het doel is ten slotte om van elkaar te leren.

Het Urban Living Lab 2019-2022 is een samenwerking tussen Hogeschool Zuyd, Universiteit Maastricht en de gemeente Maastricht. Doel is om participatie van bewoners te stimuleren in de wijken Mariaberg en Randwijck, door de sociale organisatie en betrokkenheid te bevorderen. Daarnaast biedt het initiatief de kennisinstellingen ruimte om te innoveren met ‘learning by doing’: studenten uit hun comfortzone halen en van de stad hun leeromgeving maken.

Waar Mariaberg meer een ‘woongebied’ is, is Randwijck een publieke zone, met de campus, een ziekenhuis en bedrijven. Hoofdthema’s waar bewoners bij betrokken worden, zijn: Duurzaamheid & Klimaatadaptatie, Gezondheid & Bewegen, Meedoen & Ontmoeten en Schoon & Veilig wonen.

Het Lectoraat Smart Urban Redesign is in de regio Zuid-Limburg actief in zes living labs. Voor het Living Lab in Maastricht kan men dus buiten uit de ervaringen van de andere labs, waaronder de eerste, die in Kerkrade, waar men vijf jaar geleden begon. Door de lessen van die labs mee te nemen en ook de lessen uit Maastricht weer toe te passen in de labs in o.a. Heerlen en Geleen, op regionale schaal, probeert het lectoraat een langetermijn-leerproces te organiseren.

Interdisciplinair

Cruciaal daarbij is de interdisciplinaire aanpak. De stedelijke context is zo complex, vertelt Nurhan, dat de dialoog tussen disciplines nodig is. Die samenwerking is uiteraard niet eenvoudig. Er zijn vijf domeinen betrokken bij het Urban Lab: Creatief/ontwerp, Economie, Gezondheid, Sociaal-maatschappelijk en Techniek. Vanuit deze domeinen zijn 12 opleidingen van de Hogeschool Zuyd aangehaakt en 2 faculteiten van de Universiteit Maastricht. “We hebben een systeem gecreëerd dat deze samenwerking mogelijk maakt”, vertelt Nurhan trots. Over dat systeem zo meteen meer.

Nurhan schetst dat de aanpak niet slechts lokaal is. Door het organiseren van een Internationale Design Week, worden andere Europese universiteiten betrokken. Dit bevordert tevens een ‘vers’ perspectief op lokale vraagstukken, en de kans voor studenten om internationaal ervaringen uit te wisselen. Nurhan blikt alvast vooruit op één van de uitdagingen, voor ze het woord geeft aan haar collega Herwin. De academische universiteit en het HBO hebben namelijk een verschillende onderwijsaanpak. Het HBO is bijvoorbeeld veel meer pratijkgericht dan de universiteit. Dat maakt het, samen met de vele verschillende disciplines, studenten en docenten een complext opgave. Toch zijn inmiddels al meer dan 1000 studenten betrokken (geweest) bij het stadslab.

Herwin Sap, docent Architectuur bij Hogeschool Zuyd en ook actief deelnemer aan het Living Lab, vertelt hoe het onderwijs van met name de hogeschool is georganiseerd rond de City Deal. Herwin vertelt dat een collegejaar in vier blokkken ingedeeld kan worden en dat gedurende die blokken verschillende opleidingen meedoen. De blokken corresponderen met schaalniveaus in het Urban Lab. En hier zijn ook de aangehaakte opleidingen op afgestemd.

Zo is het schaalniveau van Blok 1 de wijk. Hier zijn onder andere de Hotelschool en de opleiding Gebouwde Omgeving op aangehaakt. De internationale Designweek staat centraal in het tweede blok, waarin op een deelgebied van de wijk wordt ingezoomd. In blok 3 staan deelprojecten in de deelgebieden centraal. Hier sluiten ook o.a. studenten Architectuur en Autonome Kunsten aan. En in blok 4 dragen studenten Communicatie & Mediadesign bij aan het uitdragen van de opbrengst.

Doel is om dus uiteindelijk met verschillende studenten in te zoomen van wijkniveau naar een concreet object in de wijk, zodat dat ook gerealiseerd wordt. Momenteel bevindt het Urban Lab zich aan het eind van blok 3. Hier wordt o.a. een ‘online stembus’ ingezet, waarmee buurtbewoners kunnen stemmen op verschillende oplossingsvarianten van studenten.

Aansluiten op curriculum

Belangrijk is dat de brede hoofdthema’s het voor veel verschillende opleidingen mogelijk maken om mee te doen. En door de verschillende schaalniveaus in de blokken kunnen opleidingen de deelname op een natuurlijke manier laten aansluiten op hun eigen curriculum, vanuit bestaande vakken. Het Urban Lab stimuleert kennisuitwisseling tussen de verschillende studenten. Zo is de opleiding Built Environment in Blok opdrachtgever en stellen de studenten een adviesvraag aan de Hotelschool. En vanuit Ergotherapie geven studenten workshops aan studenten Built Environment, zodat die in hun ontwerpproces rekening kunnen houden met mensen met een functiebeperking. Studenten organiseren onderling werkoverleggen en bereiden focusgroepen met buurtbewoners voor, waarvoor ze ook input verzamelen bij andere studenten. De informatie wordt met ons gedeeld en we nemen deze op in de catalogus of bibliotheek.

Het woord is vervolgens aan Michelle van Mulken die vertelt hoe de Universiteit Maastricht is aangesloten op het Urban Lab. Ze schetst dat het voor de UM lastig was om vanuit het curriculum goed op het lab aan te haken. De eerste deelnemers waren stagiaires van de opleiding Psychologie. Die droegen bij aan een research learning project over gentrificatie: hoe kijken bewoners er naar en hoe kijkt de gemeente ernaar? De studenten maaken een documentaire waarin ze focusten op eenzaamheid, veiligheid en overlast van hondenpoep. Enthousiasme is belangrijk om het Urban Lab aan het curriculum te verbinden. Dit was ook zo bij de 60 studenten van Public Health, die ondanks de Corona-crisis aan de slag gingen en verder borduurden op de wijkscans die waren uitgevoerd. Deze hebben ze als input gebruikt voor intervention design en intervention mapping.

Intercompetenties

Marlou Driessen is vanuit de opleiding Ergotherapie betrokken en houdt zich vanuit die achtergrond veel bezig met community development en ‘samenredzaamheid’. De interprofessionele samenwerking die ook in het lab zo belangrijk is, is al inherent aan het vakgebied Ergotherapie. Ze benadrukt het belang van ‘inter-innoveren’ in het onderwijs, door samen met bewust met een aantal thema’s aan de slag te gaan. Zo zijn er tien ‘intercompententies’ benoemd waar alle beroepen in geschoold zouden moeten worden.

Er is allereerst een methodiek ontwikkeld waarmee je vanuit verschillende perspectieven naar de wijk kunt kijken. En – belangrijk – hoe je daar de buurt bij betrekt! Zo werd gekozen voor de methode met de focusgroepen. Ook daarin gaan de onderwerpen steeds specifieker van wijkniveau richting deelproject. “Het is belangrijk de lijn voor de bewoners continu te laten zijn, terwijl er steeds andere studenten met deelprojecten bezig zijn”, benadrukt Marlou. Marlou’s focus daarbij is met name gericht op de transformatie van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving.

Als voorbeeld noemt ze studenten die regelmatig de buurt in gaan. En op verschillende tijdstippen, ook buiten collegetijdstippen, omdat op verschillende momenten weer andere dingen spelen. Er is een Buurtdag georganiseerd om afscheid te kunnen nemen van woningen die gesloopt werden. Marlou vond het belangrijk dat ook daar studenten bij waren, om zo de band met de buurt te versterken. Daarnaast is zichtbaarheid belangrijk. Om de betrokkenheid van de studenten in de wijk te tonen, wordt veel via de buurtkrant en op Facebook gecommuniceerd over de projecten.

Niet alleen de samenwerking van studenten en bewoners is belangrijk. Ook de gemeente is een belangrijke partner voor de studenten, vult Herwin aan. Hij laat een concreet voorbeeld zien waarbij van een integrale gebiedsvisie, via de Designweek is ingezoomd op een specifieke fysieke ruimte, resulterend in een vernieuwde hangplek voor jongeren.

Sleutels tot succes

Tot slot worden de Sleutels tot succes doorgenomen. Samenwerkingen als deze zitten niet in het DNA van kennisinstellingen en vergen veel praten. Dus onderhandelvaardigheden zijn belangrijk: ‘common ground’ kunnen vinden en verwachtingen managen. En je comfort zone durven verlaten. Dit vraagt om goed gecontroleerde processen, focus op resultaten en klein beginnen.

Uitdagingen zijn er natuurlijk ook, zoals de kennisdisseminatie. En: hoe bewerkstellig je een structurele samenwerking, zodat het als een natuurlijk proces gaat aanvoelen.

Meer informatie is vanaf 1 april te vinden op www.surd.nl.

Rowinda bedankt de sprekers en gaat in op de vragen die in de chat gesteld zijn. Zo is Edros benieuwd of de initiatieven van het lab altijd binnen de indeling van het onderwijs moeten passen. Herwin geeft aan dat de vraagstukken wel binnen het onderwijs moeten passen, maar dat de thema’s breed genoeg zijn om dat te borgen. Ellen is benieuwd of opleidingen gedurende het hele jaar participeren. Herwin geeft aan dat het Urban Lab het hele studiejaar doorloopt, maar dat verschillende opleidingen op verschillende momenten participeren. Lydie is benieuwd of het MBO ook meedoet. Nurhan kan zich voorstellen dat MBO-studenten een belangrijke rol kunnen spelen in het implementatieproces, maar het integreren van het MBO in het lab is nog een complexe klus. Het idee wordt wel dankbaar meegenomen.

Meerdere deelnemers zijn benieuwd naar de catalogus met deelprojecten. Herwin licht toe dat die vooralsnog alleen voor studenten beschikbaar is via Moodle en voor partners in het project. Maar er wordt gekeken hoe die breder gedeeld kan worden. Op de vraag of de wijkscans door studenten uitgevoerd worden, antwoord Michelle dat een deel al door gemeenten is uitgevoerd, maar dat studenten dan bijvoorbeeld nog dieper ingaan op de gezondheidsgegevens.

Er is ook interesse in de benoemde intercompetenties en er wordt gevraagd of die gedeeld kunnen worden. Marlou licht toe dat dit vanuit de zorgopleidingen ontstaan is en door de provincie gefinancierd is. Nurhan geeft aan dat dit met de City Deal-partners gedeeld kan worden. Ook naar de wijkscan-aanpak is vervolgens interesse bij de deelnemers aan de sessie! Herwin geeft aan dat die beschikbaar komt zodra alles netjes op de website gecategoriseerd is.

Onderzoeksmoe

Een andere vraag is: hoe voorkom je dat bewoners ‘onderzoeksmoe’ worden? Marlou ligt toe dat de focusgroepen juist zijn ingericht omdat bewoners aangaven dat er onderzoeksmoeheid dreigde door de vele vragen van studenten. Daarom zijn er nu kleine maandelijkse bijeenkomsten en alle verzoeken van studenten gaan via de focusgroep. Nurhan schetst dat het een leerproces is, het ontwikkelen van een systeem en vertrouwen creëren bij de lokale gemeenschap. Michelle merkt dat de gemeenschap graag meedenkt, maar dat dit ook verwachtingen schept die gemanaged moeten worden. Edros vraagt wie er behalve gemeente, kennisinstellingen en bewoners nog meer mee doen. Herwin noemt de woningcorporaties nog als belangrijke partner, en welzijnsorganisatie Traject. Marlou vindt het belangrijk de partijen die echt in de wijk actief zijn goed te betrekken.

Ellen is benieuwd wie de opdrachten formuleert en Nurhan geeft aan dat het lectoraat de opdrachtgever is, maar hierbij uiteraard de behoefte van de bewoners inventariseert. Het is belangrijk om de vragen aan verschillende studierichtingen ook op maat te formuleren. Herwin geeft een voorbeeld van het meewegen van behoeften uit de wijk: het vierde thema, Schoon & Veilig, werd nav feedback uit de wijk toegevoegd omdat dit randvoorwaardelijk bleek.

Han is benieuwd hoeveel begeleiding studenten nou krijgen in het Urban Lab. Herwin geeft aan dat de begeleiding gelijkwaardig is aan onderwijs buiten de City Deal, omdat er wordt aangesloten bij het bestaande curriculum. Wat een extra tijdsinvestering van met name docenten vergt, is het faciliteren van dwarsverbanden tussen opleidingen. Nurhan benadrukt dat het enthousiasme van betrokken opleidingen, docenten en studenten cruciaal is, omdat de bijdrage uit de City Deal de kosten van het project niet dekt. Marlou vult aan dat daarnaast haar eigen professionele ontwikkeling ook een belangrijke drijfveer is om mee te doen. “Door mee te doen word ik een betere docent die ook interprofessioneel samenwerkt.”

Marijke is benieuwd hoe docenten meegenomen worden, want zo’n innovatieve leeromgeving vraagt nieuwe vaardigheden van ze. Nurhan en Herwin geven aan dat docenten niet getraind worden, maar dat het scheelt dat docenten vrijwillig, vanuit een sterke intrinsieke motivatie meedoen. In een laatste ‘rondje’ langs de sprekers vraagt Rowinda aan elk van hen: wat zou je anders gedaan hebben of: wat raadt je mensen aan? Michelle zou de gemeente wat meer de lead gegeven hebben, dan zijn ze ook nog meer betrokken. Marlou benadrukt het belang om te focussen en niet in alles te verzanden. Door meer te structureren kun je meer bereiken. Herwin zou graag meer tijd willen voor het project en ziet nog kansen om de samenwerking tussen studenten verder te optimaliseren. Nurhan vindt het vooral belangrijk dat je in zo’n project ‘fearless’ bent. Ze kreeg in het begin veel kritiek omdat ze studenten bij het project betrok en omdat het veel geld koste, maar er is iets heel waardevols en innovaties uit gegroeid. “Je moet leren door te experimenteren. Van je fouten leer je en zo kom je op het volgende niveau!”

Na deze inspirerende boodschap bedankt Rowinda de sprekers en deelnemers voor de energieke sessie.

Verslag sessie over Kennisplatforms, 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Tijdens de deelsessie over Kennisplatforms onder leiding van Marieke van Haaren krijgen we een kijkje in de keuken van een drietal bestaande platforms. Marieke geeft aan dat ze namens Rowinda op zoek is naar een geschikt digtaal platform om resultaten te delen en benieuwd is naar de ervaringen van de sprekers met hun tools.

Open Research Platform

Socioloog en eindredacteur Thijs van Schijndel bij het spits af met een toelichting op het Open Research Platform Amsterdam. We zien een introductiefimpje waarin geschetst wordt dat het belangrijk is dat in Amsterdam niet in elk stadsdeel het wiel opnieuw hoeft te worden uitgevonden. Daarom is het goed één centrale plek te hebben voor alle onderzoeken over de Metropoolregio Amsterdam. Onderzoeken zijn goed te ontsluiten door relevante keywords en in online werkruimtes kan kennis gedeeld worden. De lijfspreuk van het ORP luidt ‘Onderzoek maak het verschil in de stad. Durf te delen’.

Vervolgens neemt Thijs ons mee door het Online Research Platform door zijn scherm te delen. Hij schetst dat er sinds 2017 gewerkt wordt aan duurzaam digitaal kennisplatform voor onderzoek. Veel tijd is gaan zitten in de juridische dimensie en de structuur van het platform. En in het vinden van de juiste software en het inspireren van ambtenaren tot samenwerking.

Op 1 juli 2020 is het platform live gegaan, met 150 redacteuren. Die zijn essentieel, zegt Thijs. Met zijn collega’s beheert hij centraal de dossiers en vervult hij een helpdeskfunctie ter ondersteuning van de decentrale redacteuren, die allemaal na een korte training aan de slag gegaan zijn en de dossiers van hun directie of faculteit beheren. De redacteuren beschrijven onderzoeken en koppelen de keywords eraan. “Deze redactionele structuur is door decentraal eigenaarschap en persoonlijk contact succesvol”, benadrukt Thijs. Er worden veel bijeenkomsten georganiseerd waar de redacteuren van elkaar kunnen leren.

Thijs geeft aan dat het platform meer is dan een kwantitatieve database. “We beheren een klein netwerk met grote impact.” Het platform is ook belangrijk omdat de Wet Open Overheid er aankomt, wat betekent dat we in de toekomst proactief onderzoeken moeten delen. “Je kunt zeggen dat we de WOO met ons Open Research Platform een stapje voor zijn”.

Marieke ziet dat er in de chat gevraagd wordt over de kennis nu of later ook benaderbaar is voor studenten. Thijs legt uit dat het platform uit drie lagen bestaat: een interne laag, een rode, semi-openbare laag voor onderzoekers en een open laag die ook toegankelijk is voor studenten. Thijs en zijn collega’s zijn ook in gesprek met o.a. een aantal studentenbladen om bijvoorbeeld door het instellen van een scriptieprijs studenten meer actief bij het programma te betrekken.

Thijs geeft aan dat deelnemers zelf bepalen in welke laag hun informatie beschikbaar komt. Maar alleen de redacteuren hebben het mandaar om informatie op de openbare laag te plaatsen. Standaard verschijnt informatie op de ‘middelste’ semi-openbare laag.

Er zijn veel onderzoekers die informatie standaard op niet-openbaar zetten. Vaak komt dat doordat onderzoekers gehouden zijn aan peer-review betaalmuren. “Een deel van onze missie is om kennisdeling meer te integreren in onderzoeken”, aldus Thijs.

Thijs legt uit dat de focus eerst op ambtenaren lag omdat daar het meest te winnen valt qua kennisdeling. Een aantal kennisinstellingen neemt al actief deel. Vanwege de focus op de Metropoolregio is onder andere het Center for Urban Studies al snel aangehaakt.

Op de chatvraag of de informatie ook relevant is voor Amsterdamse burgers antwoordt Thijs dat ze een collectie gemaakt hebben van onderzoek dat echt in het beleidsproces gebruikt is, om de impact en interactie echt zichtbaar te maken.

Onderwijskennis.nl

Vervolgens is het de beurt aan Celine Gladpootjes die ons als projectleider meer vertelt over het Kennisknooppunt. Celine is van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) dat zich richt op vier doelgroepen die op onderwijskennis.nl thematisch geordende kennis kunnen vinden uit onderzoek. Het is praktisch bruikbaar en ‘research informed’. Er is niet alleen informatie uit het hoger onderwijs te vinden, maar ook uit het lager-, middelbaar- en beroepsonderwijs. Doel is, zo vertelt Celine, om onderwijsinnovatie te stimuleren.

Op 15 januari is een pilotversie gelanceerd met vier themapagina’s. Ambitie voor het komende jaar is om stakeholders meer te betrekken bij de themapagina’s. “We willen ook van gebruikers horen hoe ze de site beleven, zodat er een en ander kunnen finetunen’. Er zijn bovendien twee nieuwe themapagina’s in ontwikkeling, waarvan een zich richt op maatschappelijke vraagstukken en de ander op de veranderende arbeidsomgeving. Ook willen ze graag uitbreiden door kennisdelingsevenementen te organiseren.

Projectmedewerker Roos van Lin laat ons de website zien. Belangrijk is dat de site een knooppunt is VOOR, maar ook VAN het onderwijs. De sector wordt dan ook actief betrokken in de doorontwikkeling. Bronnen worden thematisch gebundeld op de site en relevante bijeenkomsten, zoals deze City Deal-bijeenkomst, worden prominent uitgelicht. We zoomen in op een themapagina. Die zijn allen op dezelfde wijze opgebouwd, voor uniformiteit en herkenbaarheid. Het type bronnen dat je aantreft staat aan de rechterkant van de pagina vermeld. Samen met studenten is de basisinformatie over een onderzoek toegankelijk gemaakt. Daarnaast zijn er praktische handvatten zoals ‘tips en tool’ en vind je verwijzingen naar de bronwebsites zelf en ‘good practices’ van onderwijsinnovatie. In deze pilotfase zijn dat veelal Comeniusprojecten die door NRO gefinancierd worden. Tot slot worden op elke themapagina individuele onderzoekartikelen uitgelicht, inclusief samenvatting.

Uit de chat komt de vraag hoe bepaald wordt wat wel en niet op de site komt. Celine geeft aan dat er een set kwaliteitscriteria is en dat er voor plaatsing een grondige check plaatsvindt. Docenten hebben wel invloed op de content als ze samenwerken met groepen die die content ontwikkelen. En Celine vindt het belangrijk dat ze goed gevoed worden door stakeholders.

Roos vertelt dat er nu interviews plaatsvinden met gebruikers over hun ervaringen. Daarnaast zijn er de komende tijd nog technische doorontwikkelingen. Vervolgens zal de tool via o.a. social media breder verpsreid worden.

Op de vraag van Rowinda hoe de doorontwikkeling tot stand komt en met wie het platform daarover praat, geeft Celine aan dat ze gevoed worden door het veld en door de onderzoekslijn die ze uitzetten. Ze werken onder andere samen met de programmacommissie voor Hoger Onderwijs – die keuren alles goed voordat het gelanceerd wordt. Daarin praten o.a. onderwijsprofessionals en onderzoekers mee.

Eddie

Tot slot is het de beurt aan Aletta Baartmans van Stichting Education Warehouse, een onafhankelijke AMBI-stichting. Ze vertelt over ‘Platform delen met Eddie’. Doelstelling was om praktijkervaringen uit het onderwijs te verzamelen en delen. De diversiteit in het onderwijs is heel groot: er zijn gezamenlijke einddoelen maar er wordt op verschillende manieren onderwijzen. Er was al 15 jaar behoefte aan meer uitwisseling en kennis van ‘wat doet de ander?’

Dit blijkt ook wel uit de Faceboek-groepen over onderwijsvormen, die vaak tot de grootste Facebook-groepen behoren. “Wij streven ernaar dat onderwijsprofessionals bij de juiste informatie, inspiratie en collega’s kunnen komen”, vertelt Alette. De reden dat de voorziening er nog niet was, is dat het enorm veel werk is om relevante informatie te vinden, verzamelen, vast te leggen en verspreiden. “Wij zijn erg bezig met ‘hoe verzamel je de informatie en hoe zorg je dat die gevonden wordt, niet eenmalig maar keer op keer?”, zegt Alette. “En hoe verspreid je het en ververs je het? We willen dat informatie over 10 jaar nog relevant is.”

Tijdens het verzamelen merkte Alette en haar collega’s dat er veel voorbeelden van onderwijs online staan, maar nergens overzichtelijk bij elkaar gebracht worden. Vaak worden praktijkervaringen online gewisseld op projectpagina’s, maar verdwijnen die als het project is afgerond. Dus is er ook veel input voor het platform verzameld via het Lerarenontwikkelfonds voor het MBO en via het NRO. Voor Alette zijn de juiste kruisverbanden cruciaal: de statistieken van het platform tonen aan welke informatie gezocht wordt en dat kan weer aan het veld teruggekoppeld worden – aan dít onderzoek is blijkbaar behoefte. Het verzamelen is vormgegeven in leerwerkbedrijf, waar mbo/hbo/wo-studenten vanuit o.a. communicatie-, IT- en onderwijs-opleidingen samenwerken.

Daarop aanhakend wordt vanuit de chat gevraagd hoe de continuïteit geborgd wordt. Allette geeft aan dat studenten deelnemen vanuit een vak of een langer lopende stages. Talenten met een proactieve houding worden via een nuluren-contract langer aan het programma verbonden. Zo wordt er continu aan de groep redacteuren gebouwd. De rol van de studenten is volgens Arlette heel belangrijk. “Zo kunnen we alles goed en met frisse energie up-to-date houden.”

Op technisch gebied legt Arlette uit dat er een rijkgevulde ‘backend’ is waardoor verschillende typen applicaties gebouwd kunnen worden en aan bestaande platformen gekoppeld kunnen worden. Zo kan de informatie uit het platform breder verspreid worden. Een voorbeeld hiervan is de site Lesopafstand.nl, waar voorbeelden worden gedeeld. Daarnaast worden ook andere netwerken ondersteund, zoals Slimfit in het primair onderwijs.

In de chat wordt gevraagd of er op Eddie bestaande content geplaatst wordt of dat er ook redactie wordt gevoerd. Arlette geeft aan dat er meestal een redactieslag plaatsvindt op content van anderen. Zo wordt er een update en een samenvatting toegevoegd, ook voor de zoekmachine-optimalisatie.

In de chat wordt opgemerkt dat er wel heel veel platforms zijn en je dus ook op veel plekken moet zoeken. Is daar een oplossing voor? Arlette geeft aan dat het de vraag is of je ooit op één plek alles zult kunnen vinden. Maar daarom is het belangrijk om het als een gezamenlijk eco-systeem te zien, waarbij platforms van elkaar zouden moeten willen dat ze gevonden worden. “We moeten waken voor ‘featuritis’, waarbij we alleen kijken wat nog meer kán, maar juist ook kijken: wat is er allemaal elders al?”, aldus Arlette. Daarbij is het belangrijk om de kennisdeling als collectieve opdracht met open mind op te pakken en naar elkaar door te verwijzen.

Marieke vraagt zich na alle inspirerende bijdragen af of de sprekers nog adviezen hebben voor de anderen die nadenken over een platform Roos van Lin geeft aan dat het belangrijk is om goed na te denken over het doel van je platform: wat wil je dat de gebruikers er mee gaat doen en wat moet het dan bevatten? Marieke is nog op zoek naar ene manier om een platform voor verschillende doelgroepen, van bewoner tot student tot onderzeker, toegankelijk te maken. Thijs adviseert dat je het niet per sé altijd groter moet willen maken en alle groepen moet willen betrekken. “Door de scope klein te houden, zoals wij doen door ons op Amsterdam te richten en op ambtenaren, onderzoekers en ontwerpers, hebben we meer focus.

Ook Alette benadrukt dat er nog geen platforms zijn die alle informatie bieden voor alle doelgroepen, maar dat dat juist het belang van een ‘ecosysteem van platforms’ benadrukt. “Het is ook veel duurzamer om bij bestaande structuren aan te sluiten. Dan kun je het makkelijker morgen.”

Met dit inzicht sluit Marieke de inhoudelijke en inspirerende eerste deelsessie af.

 

Verslag sessie over University of Bristol, 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Faculteit natuurkunde van de University of Bristol. Foto: Chris Bertram/Flickr Creative Commons
Faculteit natuurkunde van de University of Bristol. Foto: Chris Bertram/Flickr Creative Commons

In 2019 bezocht de City Deal Kennis Maken de stad Bristol om langs te gaan bij de University of Bristol, een innovatieve en baanbrekende universiteit rond Community & Public Engagement. Nu twee jaar later vertelt Kate Miller, Hoofd Public Engagement, in een sessie hoe het ervoor staat met de implementatie ervan.

Covid-19

De universiteit van Bristol is echt opgericht voor de stad, met het idee om iets terug te geven aan de stad. “Toch hadden we heel lang de focus op onderzoek, dat vooral iets voor ons opleverde”, vertelt Miller. Nu staat Engagement voorop, en is er een heel team aangesteld om de verbinding met de stad te houden. “Twee belangrijke gebeurtenissen dwongen ons er meer over na te denken: Covid-19 en de Black Lives Matter beweging”, vertelt Miller. “In Bristol zijn veel protesten geweest bij het standbeeld van slavenhandelaar Edward Colston. Plots moesten we nadenken over onze rol als universiteit in de slavernij. Deze twee gebeurtenissen hebben impact gehad op elk niveau, en dingen in een stroomversnelling gebracht. Ons bestuur staat nu nog sterker voor Public Engagement.”

Sleutelrol tegen ongelijkheid

Wat doet de universiteit rond de twee gebeurtenissen? “Een aantal voorbeelden: er is samenwerking met het Bristol Museum bij een debat rond kunstvoorwerpen uit koloniaal Nigeria. Onze medicijnenstudenten moesten door corona meteen de frontlinie in, onze scheikundestudenten hebben gewerkt aan de productie van handreinigingsmiddelen. We hebben onze parkeerplaatsen op de universiteit opengesteld voor zorgmedewerkers. Er wacht ons echt verandering als instituut. We willen een sleutelrol spelen in ongelijkheid en racisme tegengaan. We werken samen met het gemeentebestuur. Onze mensen zitten in commissies en intern hebben we een antiracisme werkgroep. We hebben nog geen strategie. Maatschappelijke betrokkenheid wordt wel tot op het hoogste niveau erkend.”

Of het ook zo zou zijn zonder Covid-19 of Black Lives Matter? Miller weet het niet, “Het heeft ons in ieder geval ertoe gezet om na te denken waar we goed voor zijn en wat ons echte doel is.” Miller bespreekt vervolgens hoe de lijnen binnen de universiteit lopen, en hoe het Public Engagement team fungeert aan de hand van doelen die zij elk jaar nalopen en aanscherpen. Meer informatie over de aanpak in Bristol via http://www.bristol.ac.uk/public-engagement/. Of lees de presentatie in de bijlage.

Verslag landelijke kennisdelingsdag City Deal Kennis Maken

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Ruim 200 docenten, kwartiermakers, projectleiders, bestuurders en professionals, betrokken bij de City Deal Kennis Maken, kwamen op 12 maart samen in de online sessies van de landelijke kennisdelingsdag. De uitwisseling van ervaringen, best practices maar ook uitdagingen smaakt alleen maar naar meer. Een uitgebreid verslag.

Of het nu gaat om bijpraten met Kate Miller van de universiteit van Bristol, leren over hoe je impact meet van je project of nieuwe samenwerkingen in de ouderenzorg met hulp van studenten. In acht sessies werden de leden van het City Deal Kennis Maken netwerk op hun wenken bediend. Klik door op de sessies waar je meer over wil lezen.

Digitale kennisplatforms

Hoe zet je digitale kennisplatforms in voor kennisdeling en kenisbenutting? Hoe start je een dergelijk platform als stad, hoe neem je de partners hierin mee en hoe betrek je mensen bij het inzetten van een dergelijk platform? Al deze praktische vragen komen terug tijdens een demonstratie van drie succesvolle platforms: openresearch.amsterdam, landelijk kennisknooppunt www.onderwijskennis.nl en delen.meteddie.nl.
Lees verder

Multi-level leren

Multi-level leren wordt steeds vaker als term ingezet, maar hoe voer je dit in de praktijk nu goed uit? Vanuit zowel mbo, hbo als wo kant passeren in deze werksessie voorbeelden en tips de revue, met aandacht voor het goed begeleiden van multi-level aanpakken, het correct inbedden in het curriculum, en het meenemen in de aanpak van de Centers of Expertise en Centra voor Innovatief Vakmanschap.
Lees verder

De toekomst van ouderenzorg: samenwerking rond Health

Nieuwe samenwerkingen rond ouderenzorg in samenwerking met ActiZ, landelijke branchevereniging van en voor 400 zorgorganisaties. Adjunct-directeur ActiZ Charlotte Vromans, kijkt naar overlappende onderzoeken, innovaties en samenwerkingskansen met studenten, docenten en onderzoekers binnen de City Deal.
Lees verder

Van experimenteren naar opschaling

Hoe maak je als stad de overstap van pilot naar grootschaligheid, en hoe stimuleer je bestuurders om commitment te tonen voor grootschalige veranderingen? Suzanne Potjer (TwynstraGudde) is expert in vernieuwing in het publieke domein, en nam de 20 City Deal steden mee in goede aanpakken en voorbeelden.
Lees verder

Hoe gaat het nu met… de University of Bristol?

Kate Miller, Head of Public Engagement van de University of Bristol geeft een update naar aanleiding van de CDKM studiereis in 2019. Een innovatieve en baanbrekende universiteit rond Community & Public Engagement. Hoe staat het er nu voor met de implementatie? Wat hebben zij geleerd?
Lees verder

Een kijkje in de keuken van Maastricht

In de City Deal Kennis Maken projecten in Maastricht zijn ondertussen meer dan 1.000 studenten actief. In deze werksessie vertelde het lokale team onder leiding van lector Nurhan Abujidi over de samenwerking tussen de partners, de projecten in de wijken Randwyck en Mariaberg, het betrekken van buurtorganisaties en bewoners, en hoe zoveel verschillende opleidingen en faculteiten betrokken kunnen zijn.
Lees verder 

Het in kaart brengen van impact

Het in kaart brengen van impact is altijd een lastige, vooral als het gaat om projecten rond verbinding met de samenleving. Hoe meet je de impact van deze projecten op de stad, op wijken, op bewoners? Maar ook de impact op studenten en hun leerdoelen? In deze sessie doken wij de materie in.
Lees verder

Structureel samenwerken met het bedrijfsleven

Hoe ga je als stadsbestuur en kennisinstelling structurele samenwerking met het bedrijfsleven aan in complexe projecten? Jan-Willem Wesselink ging in deze sessie in op deze samenwerkingen en liet praktische voorbeelden en aanpakken zien.
Lees verder