Hoe krijg je de opgedane kennis terug naar de samenleving?

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Hoe kunnen studenten bijdragen aan een veiligere maatschappij? In de nieuwe bacheloropleiding Security Studies aan de Universiteit Leiden gaan ze in de praktijk aan de slag te gaan met ‘real-life’ vraagstukken op het gebied van veiligheid. Met hulp van de onderzoeksregeling City Deal Kennis Maken onderzochten programmadirecteur Daan Weggemans en onderzoeker Saskia Postema hoe deze nieuwe innovatieve onderwijsvorm het best ingevuld kan worden.

Waar draaide het onderzoek Integrated Learning: Van de collegezaal naar de praktijk en weer terug precies om?
Postema: “Wat we hebben willen onderzoeken is wat de beste manier is om de koppeling tussen wetenschap en studenten enerzijds en samenleving anderzijds vorm te geven. In integrated learning brengen we maatschappelijke vraagstukken in het academisch onderwijs, en de studenten naar de praktijk. Zij doen wetenschappelijke kennis en ervaring op in geïntegreerde projecten. Maar hoe zorg je er daarna voor dan dat dit weer terugkomt bij de maatschappij, en dat het werken aan maatschappelijk vraagstukken ook echt een deliverable oplevert voor de maatschappij en omgeving?”

Daan Weggemans.

Daan Weggemans.

Wat was de aanleiding voor dit onderzoek?
Weggemans: “Security Studies richt zich op het doen van onderzoek naar veiligheid. Daar passen heel veel links en verbindingen met die praktijk in, om het zo tastbaar mogelijk te maken. De onderzoeksregeling was een mogelijkheid om daar echt bij stil te staan: een idee te ontwikkelen en te theoretiseren en het tegelijk praktisch handen en voeten te geven en verbindingen te leggen met de praktijk. We zitten in de regio Den Haag-Leiden, een plek waar je duizend en één kansen hebt om iets met veiligheid te doen. De regeling gaf ons de luxe om een jaar lang deze onderwijsfilosofie uit te werken. We kunnen hiervan de komende jaren de vruchten plukken. Het is namelijk een cirkel dat we elk jaar gaan herhalen. We hebben twee Integrated Learning vakken in het programma Security Studies die we hier structureel aan hebben gekoppeld. Hierin laten we studenten aan de slag gaan met praktijkvragen, en dat willen we elk jaar gaan ophalen. Dankzij de regeling hebben we het goed in de steigers kunnen zetten.”

Wat hebben jullie concreet gedaan in het onderzoek?
Postema: “Onze aanpak was tweeledig. Allereerst lag de focus echt op de theoretische fundering die we rond wilden krijgen. Wat is nou precies die onderwijsfilosofie van integrated learning? Waar bestaat het uit? Wat zijn de essentiële stappen die nog vaak missen om die laatste link te slaan, terug naar de maatschappij? Het andere deel was gericht op de slag maken richting praktijk, en ervoor te zorgen dat studenten ook de middelen hebben om hiermee aan de slag te gaan. Dat betekende echt het professionaliseren van de twee vakken. In deze vakken krijgen studenten heel veel ruimte om zelf aan de slag te gaan met vraagstukken van partners uit de veiligheidssector en uit de omgeving. Als ze bijvoorbeeld gevraagd worden om een beleidspaper te schrijven of om een podcast af te leveren of andere vormen waarmee ze gedragsverandering kunnen stimuleren, dan moeten ze dat echt op een professionele manier kunnen doen. Dan gaat het dus om de aanschaf van podcast- of filmapparatuur en software.”

Weggemans: “We hebben daarvoor eerst een rondje langs de velden, -gemeenten, politie en andere relevante veiligheidspartners-, gemaakt om input op te halen. Waar zitten jullie mee? Waar willen jullie nou een antwoord op van onze studenten? We hebben bijna 250 studenten per jaar, dat is een leger aan denkkracht. Stel maar vragen. Wij helpen studenten bij het zoeken van een thema, of een onderwerp voor een paper. We hebben bewust gekozen bij de twee vakken voor niet-traditioneel wetenschappelijke output. In plaats van een wetenschappelijk paper, dat nauwelijks wordt gelezen, kiezen we voor een podcast, een filmpje, documentaire, of een change campaign of ondernemersplan.”

Postema: “We hebben als laatste een conferentie georganiseerd waar de studenten hun oplossingen moesten presenteren. De partners waren allemaal verrast door de kwaliteit van waar de studenten mee gekomen waren: de ideeën waren origineel, en de invalshoeken verfrissend. Het interdisciplinaire karakter van het programma draagt heel erg bij aan wat de studenten kunnen doen voor deze partners in de maatschappij. Daarom wilden sommige partners dan ook de samenwerking voortzetten. Dit soort domino-effect is ook iets wat we graag willen.’

Wat voor concrete thema’s en vraagstukken kwamen aan de orde?
Postema: “Voor de politie waren studenten bijvoorbeeld bezig met een aantal onderwerpen die inspeelden op protesten en demonstraties. Wat is de rol van de politie daarin? Wat voor trends zijn er te herkennen? Dit was een onderwerp wat heel erg leefde onder studenten. Er zijn een aantal podcasts en change campaigns gemaakt. Andere onderwerpen waar onze studenten aan werkten waren sex trafficking, veiligheid in het uitgaansleven en coronamaatregelen. Ook voor het Veiligheidshuis in Leiden mochten studenten een opdracht doen, namelijk om te kijken welke factoren verbeterd kunnen worden in het contact met inwoners. Daar hebben studenten een beleidsadvies over geschreven dat op dit moment in overweging wordt genomen.”

Saskia Postema.

Saskia Postema.

Wat zijn de belangrijkste conclusies? Wat zijn de belangrijkste lessen uit het onderzoek?
Weggemans: “Ik denk dat de belangrijkste conclusie is dat dit een leervorm is waarbij dus zowel vanuit de praktijk als vanuit de studenten behoefte aan is. Het helpt studenten verder, het is didactisch veel groter dan wanneer we het allemaal op de klassieke manier in de collegezaal vertellen. De studenten komen nu op plekken, ze horen dingen over wat we in de praktijk doen. Het is het waard om die verbinding te blijven leggen en met elkaar eerst te weten wat er speelt, er vervolgens mee aan de slag gaan.”

Zijn er lessen uit jullie onderzoek die je kan meegeven aan het CDKM-netwerk?
Weggemans: “Hoe groot het potentieel van de studenten voor de praktijk is, dat is een enorme les waar we met zijn allen op door moeten gaan. Je kan echt steden en landen beter maken door de studentenpopulatie te benutten. Zorg ervoor dat ze het leuk vinden, voor hen is het een enorme leerervaring. Dat het twee kanten opwerkt is voor mij de reden waarom het zo leuk is, en we ermee doorgaan in de komende jaren. Constant kunnen we ons afvragen wat er speelt en waar we bij kunnen helpen?”

Postema: “Ook de connectie en het contact onderhouden met het netwerk, niet alleen lokaal maar ook daarbuiten, is denk ik ook heel belangrijk. Alles is tegenwoordig in de wereld zo met elkaar verbonden, dat het ook erg onlogisch is om het alleen op lokaal niveau aan te pakken en niet te kijken naar de complexiteit daarbuiten. Juist die interdisciplinaire aanpak is daarvoor heel erg geschikt.”

Studenten van Security Studies aan het werk.

‘Verbinding is essentieel voor kennis maken’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De City Deal Kennis Maken in Arnhem heeft onder meer de ambitie om in de wijken een multilevel learning community op te zetten rond maatschappelijke opgaven als duurzaamheid en kansengelijkheid. Dat gaat niet vanzelf: stakeholders spreken elkaars taal niet en partners worden moeizaam betrokken in de samenwerking. Met hun onderzoek willen Wietske Kuijer, Saskia Weijzen en Cassandra Onck kijken hoe het beter kan. ‘Verbinding is essentieel.’

Het onderzoek ‘Verhoging van leerpotentieel in de samenwerking rondom gezondheid en kansengelijkheid’ is gesubsidieerd vanuit de City Deal Kennis Maken Onderzoeksregeling. “In dit project willen we onderzoeken hoe het leerpotentieel van de betrokken stakeholders in de samenwerking rondom maatschappelijke vraagstukken in de wijken kan worden verhoogd”, licht Wietske Kuijer, lector Responsief Beroepsonderwijs aan de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN) toe. “Zodat de samenwerking kan worden versterkt, en impact worden vergroot. We kijken wat er werkt, voor wie en onder welke omstandigheden.”

Beroepen van morgen

wietske kuijer

Wietske Kuijer.

Uiteindelijk is het doel om het onderwijs zo te veranderen dat studenten gaan werken aan beroepen van morgen. Want dat is nodig, stelt Kuijer. “Wat we zien is dat de vraagstukken steeds complexer worden en vragen om meerdere perspectieven. Dat vraagt om responsiviteit en nauwe samenwerking met het veld

De aanleiding voor dit onderzoek is de landelijke beweging die gaande is, waarbij studenten, professionals en burgers steeds meer samen met elkaar leren en werken. Kuijer: “Zo ook bij de HAN. Als je echt wil bijdragen aan de maatschappelijke opgave dan werkt het alleen door het met elkaar te doen. met elkaar in dialoog te gaan en samen te werken. Maar hoe dat precies moet weten we allemaal niet precies. Laten we dat vastpakken en kijken in die lokale context wat er gebeurt. Hoe werken mensen samen? Hoe leren ze om samen met daadwerkelijke vraagstukken aan de slag te gaan? Door samen te leren èn te werken ontwikkel je kennis, en dat is relevant voor het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken.”

Saskia Weijzen, hoofddocent social work aan de HAN, is een van de onderzoekers,  die het vraagstuk bekijkt vanuit de insteek van sociaal-maatschappelijke innovatie. “Ik zie dat deze beweging bij heel veel opleidingen in het beroepsonderwijs te vinden is. Die nemen steeds meer hun publieke verantwoordelijkheid voor het maken van een betere wereld. En dat is toch ook de focus van de City Deal? Dat studenten, professionals en inwoners samen werk te maken van maatschappelijke vraagstukken in de wijk. Hoe creëer je zo’n leeromgeving?”

Kansengelijkheid en gezondheid

De onderzoekers mochten meekijken in twee wijken in Arnhem waar City Deal-projecten rond de vraagstukken kansengelijkheid en gezondheid plaatsvinden. Daar maakte ze eerst kennis met de wijkdocenten om een beeld van de rijke leeromgeving te krijgen. Artistiek onderzoeker Cassandra Onck van ArtEZ (University of Arts) , betrokken vanuit het lectoraat Art Education as Critical Tactics, maakte naar aanleiding daarvan  spoken word en poëzie “Ik heb de verhalen van de wijkdocent vertaald. Zij werken als stuwende kracht in die wijken, om vaak met moeite samenwerkingen met partners in stand te houden.”

saskia weijzen

Saskia Weijzen

Na de eerste ontmoeting gingen de drie onderzoekers terug de wijken in om een verhaallijn te maken met de betrokken mensen rondom een concreet project. Daarbij hebben ze iedereen uitgenodigd die belangrijk is geweest voor het project. Een van de projecten was bijvoorbeeld om niet-westerse allochtone ouders te betrekken bij een taalcursus zodat ze thuis een meer taalrijke omgeving kunnen vormen voor hun kinderen in de voorschoolse leeftijd. “In de verhaallijn hebben we gekeken waar dit idee om samen te werken aan dit project begon”, legt Weijzen uit. “Hoe was de situatie toen en hoe nu? Wat waren kritische momenten.” Bij het maken van de verhaallijn was de doelgroep zelf, de ouders die moesten meedoen aan de taalles, afwezig. Ook de betrokken professionals ontbraken. Wel waren er beleidsmakers aanwezig die de taalcursus hadden bedacht. “Heel zichtbaar werd dat de heel erg direct betrokkenen rond deze kwestie niet betrokken zijn. Terwijl de onderwijscontext wel oververtegenwoordigd was, docenten en studenten. Het leven zelf in die wijk dus niet.”

Ruimte voor ontmoeting

Waarom de bewoners ontbraken op de bijeenkomsten is niet precies duidelijk, vertelt Kuijer. “Wel waren de projecten een stuk kleinschaliger toen we ermee startten in de wijk, dan nu. Er was meer ruimte voor ontmoeting. Nu hebben we met elkaar opgeschaald en is er een instroom elk semester van nieuwe studenten. De focus ligt nu meer op projecten binnenhalen en zorgen dat studenten aan het werk kunnen, dan op het maken van tijd en ruimte om daadwerkelijk samen te werken en te leren. Dat ligt niet aan de intenties van de mensen. We hebben gehoord dat iedereen het gedachtengoed van samen leren en samen werken heel erg omarmt. Ik denk dat tijd een belangrijke factor is.”

De intenties om te verbinden zijn er zeker in de wijk, tegelijkertijd hebben we ook gezien dat het belang van het verbinden is onderschat, vertelt Weijzen. “We hebben er in dat contact nauwelijks iets over teruggehoord. Studenten wisten eigenlijk niet hoe ze met een doelgroep in contact moesten komen.. Je moet over je grens heen kijken om kennis te maken met de ander.” Toch konden de projecten wel slagen zonder die interactie, zowel door de ogen van de opleiding als door de ogen van opdrachtgever, bleek uit het onderzoek.

Een belangrijke conclusie van Weijzen, Onck en Kuijer is dan ook dat de toevoeging van zulke projecten niet alleen de oplossing van problemen in de wijk is, maar dat het echt gaat om het samen creëren en daarvoor moet je echt kennismaken. “Het gaat om ontmoeten en verbinden”, legt Kuijer uit. “Dat is niet zo eenvoudig als we denken, daar moet je echt tijd voor maken. Verbinden is essentieel gebleken. Op het moment dat je dit soort initiatieven start moet je daar ook heel bewust mee bezig zijn. En misschien wel kennismaken als doel neerzetten in plaats van als middel om tot een oplossing komen van maatschappelijke vraagstukken. Dat is een van onze aanbevelingen. Kennismaken is eerst belangrijker dan kennis maken.”

Cassandra Onck

Cassandra Onck.

Eigenlijk is dat hetzelfde, stelt Onck. “Als je kennismaakt met elkaar maak je kennis met elkaar. Dat kan gaan van persoon tot persoon maar ook om elkaars wereldbeeld en elkaars manier van denken. Daar zitten grote verschillen waar snel overheen wordt gestapt door studenten en docenten. Kijk bijvoorbeeld naar het project van de taalles. Er was bedacht dat de niet-westerse ouders thuis meer Nederlands moeten gaan praten. Zonder iets te weten over het leven van die mensen, of ze hun kinderen daadwerkelijk tweetalig opvoeden of niet? Wij weten dat ook niet, want we hebben ze niet ontmoet.”

Project geslaagd?

Is het project dan wel geslaagd zonder de mensen te ontmoeten? Kuijer: “Vanuit de professional was het geslaagd, die had het gevoel meer handvatten te krijgen om mee aan de slag te gaan. De student heeft veel geleerd en weet nu beter zijn rol te vinden als (toekomstig) professional in het veld. Vanuit ons paradigma en perspectief vinden wij het niet zo geslaagd omdat we eigenlijk hebben gezien dat er niet met de juiste betrokkenen is samengewerkt. Die vraag moet je eigenlijk altijd stellen: werken we in dit project met de juiste mensen samen?

Weijzen: “Is ons eigen onderzoeksproject wel geslaagd? Wij hebben ze ook niet gezien of gesproken of aan de tafel gekregen. Terwijl wij wilden onderzoeken wat nu het leerpotentieel verhoogt in de samenwerking rond de maatschappelijke vraagstukken hebben we die samenwerking niet aangetroffen. Daar hebben we best mee geworsteld. Daarom zijn we op een aantal adviezen gekomen waarvan  we denken dat ze kunnen gaan werken. De essentie ligt dan in het verheffen van kennismaken tot centraal doel van zo’n leeromgeving.”

Ook de wijkdocenten worstelen ermee, vertelt Onck. Dat kwam ook naar voren uit ons onderzoek. Er wordt veel van ze gevraagd. Toen we onze bevindingen teruggaven leidde dat dan ook tot emoties. Sommige wijkdocenten voelden zich weinig gehoord in hun worsteling. Door alle drukte waren ze van het pad afgeraakt van wat ze wilden doen in hun werk. Het gesprek daarover gaf hernieuwde energie om daar weer naartoe te bewegen met de projecten.

Studenten werken aan de Corona Challenge in Arnhem.

Studenten werken aan de Corona Challenge in Arnhem.

Wat voor lessen kan de City Deal uit het onderzoek leren? “Gezamenlijk kennis maken vraagt om een lerende houding van iedereen. Leren tijd kost van alle betrokkenen”, aldus Kuijer. “Als je echt wil leren samenwerken, maak dan tijd en ruimte voor die daadwerkelijke ontmoeting en kennismaking. Wees voorzichtig met het te snel opschalen van dit soort initiatieven om te zorgen zoveel mogelijk studenten betrokken zijn. Als je echt impact wil hebben met elkaar in die lokale context en rond die maatschappelijke vraagstukken dan werkt opschalen nu eerder averechts dan dat het zou bijdragen aan de aanpak van die vraagstukken.”

Op de landelijke kennisdelingsdag van de City Deal vertellen Kuijer, Onck en Weijzen meer over hun onderzoek en hun bevindingen in een workshop. Daarin staat, hoe kan het ook anders, de kennismaking centraal in relatie tot impact maken.

‘Docenten moeten kunnen meeveren’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Het werken aan real-life opdrachten in rijke leeromgevingen krijgt een steeds prominentere plek in alle bachelor en masteropleidingen van de Wageningen University and Research (WUR). Wat is daar allemaal voor nodig onder de docenten om dat goed te begeleiden? Projectleider Hanna Eppink doet daar met het team Society Based Education onderzoek naar in het door de City Deal Kennis Maken gefinancierde onderzoek ‘Ontwikkeling interventietool voor docenten om maatschappelijke vraagstukken structureel te verbinden aan academisch onderwijs.’

De WUR streeft naar het opleiden van ‘engaged engineers’: academische professionals die tijdens hun studie disciplinaire en interdisciplinaire kennis opdoen als tevens kennis en kunde ontwikkelen om duurzame maatschappelijke transities te begrijpen en te faciliteren. Zo heeft Society Based Education in het vorig academisch jaar ruim 250 real-life opdrachten gekoppeld aan het Bachelor en Master onderwijs van de WUR. Het streven van Society Based Education, onderdeel van de afdeling Education Support Centre van de WUR, is dat bachelor- en masterstudenten zoveel mogelijk tijdens hun studie kunnen werken aan een real-life opdracht.  We werken op het grensgebied van onderwijswijs en maatschappij.

Society Based Education, actief partner in het initiatief CDKM Ede-Wageningen, ondersteunt docenten om deze rijke leeromgevingen vorm te geven. Want het ontwerpen en aanbieden van een leeromgeving die een complex, ongestructureerd en open karakter heeft, kan best wel uitdagend zijn. Niet alleen vraagt het van studenten hele nieuwe skills, zoals samenwerken, empathische vermogen, systemisch denken en handelen. Ook docenten moeten hele nieuwe vaardigheden inzetten. Voor hen kan het best wel een cultuurverandering zijn om onderwijs te ontwikkelen en te geven dat gericht is op de verbinding met de samenleving. In november zal uit het onderzoek blijken wat er allemaal precies nodig is. Eppink en team vertalen deze resultaten naar een interventietool voor docenten.

Hanna Eppink.

Hanna Eppink.

Wat moet het onderzoek opleveren?
Eppink: “Met dit onderzoek wilden we meer inzicht krijgen waar docenten nou tegenaan lopen wanneer ze dit type onderwijs willen integreren in hun eigen onderwijs. We willen hen heel graag stimuleren om onderwijs meer vorm te geven in samenwerking met de maatschappij.”

Waarom is dat voor jullie zo belangrijk?
“We doen dat voor de authentieke leerervaring van de student en daarnaast vinden we het ook belangrijk dat er maatschappelijke waarde wordt gecreëerd. We merken dat studenten heel erg gemotiveerd raken als ze in contact komen met die maatschappelijke opgaven. Dan weten ze beter waarom ze studeren, het geeft een idee van hun latere carrière. Studenten leren hun kennis toe te passen in een praktijksituatie, leren samenwerken met andere studenten, maar ook met andere mensen die niet academisch zijn opgeleid. Dat is een belangrijke skill om bij te kunnen dragen aan de maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan,  , zoals klimaatverandering. Dit soort uitdagingen vereist dat je kan samenwerken en over je eigen discipline heen kunt kijken.”

Wat houdt het onderzoek precies in?
“Dit onderzoek heeft als doel om systematisch te onderzoeken wat de docenten zien als de meerwaarde om in hun onderwijs een authentieke casus te integreren voor henzelf en voor de student, of zij een structurele samenwerking ambiëren met maatschappelijke partners, wat zij verwachten van opdrachtgevers, zien als essentiële docentvaardigheden om dit type onderwijs te kunnen geven, welke uitdagingen ze tegenkomen en hoe zij denken deze uitdagingen te kunnen overbruggen. We hebben gekozen voor actieonderzoek, samen met mijn collega’s van Society Based Education hebben we interviews gedaan. We zijn nu bezig met het analyseren van de data, en hebben twee keer een team brainstormsessie gehad. Als team reflecteren we op de resultaten om te kijken wat we nu doen, en wat we beter kunnen doen om de docenten te begeleiden.”

Kun je al wat resultaten delen wat jullie zijn tegengekomen?
“Wat de docenten zien als meerwaarde van het werken met maatschappelijke casussen is dat studenten echt intrinsiek gemotiveerd zijn om maatschappelijk bij te kunnen dragen. De betrokkenheid van de studenten, bij deze onderwijsvorm, is groot. Wat me ook opviel is hoeveel docenten een flexibele houding als belangrijk benoemden. Als docent moet je kunnen meeveren, de controle durven loslaten aangezien iedere casus weer anders is. Daar moet je mee om kunnen gaan als docent. Je hebt natuurlijk leerdoelstellingen die je wilt behalen in je vak. Je hebt je ambities. Maar elke casus heeft zijn eigen uitdagingen. Hoe ga je daarmee om, hoe beoordeel je dat nou aan het eind? Daar zijn behoorlijk wat vragen over. Ook moet je met deze vorm van onderwijs veel meer een relatie opbouwen met een student. Het is heel wat anders dan een hoorcollege geven. Het begeleiden van de groepsprocessen werd gezien als een uitdaging. Hoe doe je dat nu precies? Het is niet vanzelfsprekend: om samen te werken en daarop te kunnen reflecteren en feedback over te geven aan elkaar. Docenten hebben vragen over wanneer je ingrijpt, wanneer niet?”

Nu werken jullie dus de analyses uit. Wat ligt er straks in november? Een onderzoeksrapport of interventietool?
“Eigenlijke beide. De volgende stap in het onderzoek is om focusgroep discussies te organiseren. Een drietal verdiepende meetings met docenten om nog beter zicht te krijgen op waar ze tegenaan lopen. Denk bijvoorbeeld aan het beoordelen van complexe vaardigheden. We gaan een verdiepende meeting organiseren door vooraf bij de individuele docenten meer ervaring en vragen op te halen. Dat willen we koppelen aan experts, didactische deskundigen die veel weten over beoordeling, om bij hen ook nog expertise en kennis op te halen. In de meeting brengen we ieders ervaring en expertise bij elkaar. Het resultaat van de meeting is naast uitwisseling van ervaringen een factsheet  of naslagwerk, die beschikbaar wordt gemaakt voor een bredere groep docenten.

Hoeveel mensen werken aan het onderzoek?
“We zijn met acht mensen die meewerken aan dit onderzoek; het doen van interviews, reflecteren op de resultaten en het organiseren van de verdiepende meetings. Ook zijn er drie critical friends betrokken bij het onderzoek om de objectiviteit te waarborgen, omdat je zelf twee petten op hebt: als onderzoeker en deel van het team Society Based Education. Carla Oonk is gepromoveerd op het onderwerp regioleren en is werkzaam bij de leerstoelgroep Education and Learning Sciences als onderwijscoördinator, docent en onderzoeker. Zij is uitgenodigd om met haar expertise de onderzoeksopzet, uitvoering en resultaten kritische te evalueren. Daarnaast is Erik Heijmans, hoofd van de afdeling Education Support Centre uitgenodigd om kritisch mee te denken over het onderzoek als tevens de haalbaarheid van de interventietool te bewaken. Mattijs Smits is assistent professor bij de leerstoelgroep Milieubeleid en is uitgenodigd om vanuit docentperspectief kritisch mee te denken.”

Wat kunnen andere universiteiten en steden van jullie onderzoek leren? Wat zou je graag willen meegeven?
“Bij CDKM is het model ontwikkeld met al die verschillende knoppen. Dit gaat echt over de docentenknop. Hoe kun je docenten begeleiden met ondersteuning en training om dit type onderwijs te geven? Ook zijn we een onderwijskundig procesmodel  aan het ontwikkelen. Een model dat als basis kan dienen voor het voorbereiden van een vak waarin studenten leren door te werken aan een maatschappelijke opgave. We onderscheiden 5 hoofdfases; vertrekpunt (leerdoelstellingen vak/ambitie docent, beginsituatie student, docent en maatschappelijke partner), acquisitie van opdrachten, matching van opdrachten aan studenten, uitvoering en afronding & evaluatie (nazorg maatschappelijke partner, evaluatie of de doelstellingen zijn bereikt) Bij deze 5 ontwerpstappen worden voorbeelden genoemd. Dat zou ook zeker door andere docenten kunnen worden gebruikt.”

Jullie zijn maar een klein team. Zijn jullie een beetje ondersteund door de universiteit hierin?
“Jazeker. Dit soort onderwijs komt terug in de visie van de WUR. In haar onderwijs ambieert de WUR om studenten op te leiden tot kritische academische professionals, die wereldwijd een bijdrage kunnen leveren aan duurzame oplossingen voor mondiale uitdagingen. We willen studenten opleiden die effectief kunnen samenwerken in multiculturele en multidisciplinaire teams. En daar hebben we dit type onderwijs voor nodig.”

Studenten aan het werk in Wageningen. Foto: Flickr CC/Webted.

Leren samenwerken door rollenspel in rijke leeromgeving

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Spoorzone in Delft. Foto: Wattman/Flickr CC.
Spoorzone in Delft. Foto: Wattman/Flickr CC.

Hoe leer je nu beter dan in de praktijk? Op de TU Delft coördineert Peter de Jong het ontwerpvak BK6ON5, een verplicht vak voor derdejaars Bachelors van de faculteit Bouwkunde. Het staat ook wel bekend als ‘de Managementgame’. Aangezien deze rijke leeromgeving ontzettend veel lessons learned bevat voor het City Deal netwerk heeft De Jong deze in een onderzoek op een rij gezet.

Vanuit de City Deal Onderzoeksregeling is De Jong aan de slag gegaan om de verschillende projecten in kaart te brengen. Samen met studenten heeft hij daarvoor de website City Deal Managementgame opgezet, waar hij alle cases die zijn gedaan in het vak beschrijft. In zijn onderzoek kijkt De Jong naar wat het didactisch concept is achter de managementgame, en hoe dit binnen andere steden, niveaus en contexten kan worden toegepast. “In hoeverre werkt het? Dat is wat ik met dit onderzoek wil laten zien.  Juist door die cases op een rijtje te zetten, en de verschillende insteken, wordt dat duidelijk. Door de samenwerking met al die partners is het enorm verrijkend wat er uit komt, zowel voor de stad als het onderwijs.”

Het is niet alleen een rijke leeromgeving om te bestuderen, maar de uitkomsten van die studie zijn ook weer zeer bruikbaar voor de betrokken gemeenten. En dat past helemaal bij de doelstellingen van de City Deal Kennis Maken, stelt De Jong. “De City Deal is bij uitstek een perfecte bijdrage voor mijn vak. De combinatie onderwijs en gemeente is in feite waar wij helemaal voor staan. Het paste zo nauw op mijn activiteiten dat het naar mijn smaak perfect bij elkaar kwam en ook om het verder te brengen. Ik heb elk jaar een nieuwe case, ik zoek naar nieuwe relaties bij gemeenten en partners om daar die versterking verder te brengen. Dat de City Deal als project er tussen kwam en geeft me de mogelijkheid om die continue relatie goed te duiden en te illustreren.”

Kijken uit verschillende rollen

Peter de Jong.

Het vak loopt al sinds 2013. De jarenlange relatie met de gemeenten en andere partners in de samenleving, maar ook de innovatieve opzet van het vak en de nauwe samenwerking tussen docenten en studenten zijn allemaal lessen waar City Deal partners van kunnen leren. Om de daadwerkelijke impact van de uitkomsten in de stad niet te vergeten. De Managementgame is eigenlijk een rollenspel wordt de praktijk van een

gebiedsontwikkelingsproces gesimuleerd. Studenten krijgen ieder een professie toegewezen en werken in groepen aan een Masterplan voor het gebied. Zo leren ze kijken vanuit verschillende rollen, van landschapsarchitect, vastgoedontwikkelaar tot bestuurder van een gemeente. De studenten zijn er erg enthousiast over: “Het is in onze ogen een van de bijzonderste vakken van de Bachelor Bouwkunde. We hebben geprobeerd de impact die ON5 heeft op mens, op de faculteit, en op de stad concreet te maken in het kader van City Deal Kennis Maken”, aldus studenten op de website.

Elk jaar wordt in de Managementgame een actuele casus aan studenten voorgelegd. Van de Herontwikkeling van Blaak in Rotterdam, de Campus van de TU Delft, herinrichting van de Spoorzone in Delft tot de Alexanderpolder in Rotterdam. In kleine groepen gaan studenten tien weken lang aan de slag met de analyse en formuleren ze een ontwikkelingsvisie voor de komende 50 jaar. Allerlei maatschappelijke vraagstukken komen aan de orde. Van klimaatverandering, economische ontwikkeling, verschuivende politieke verhoudingen, een meer circulaire economie tot een inclusieve samenleving.

Maar hoe start je nu met zo’n casus? “Er zit een redelijke toeval in”, vertelt De Jong. “Ik zoek de projecten in de buurt. Van Dordrecht tot Delft. Het is namelijk belangrijk dat studenten er met enige regelmaat naar toe kunnen. Je ziet dat in de loop der jaren er een opbouw is geweest van contacten, dat tot het een en ander leidt. Het gebeurt vaak door ervaringen uit het verleden, vanuit eerdere samenwerkingen, of via andere hoogleraren. Zo ben ik in Schiedam en Dordrecht terechtgekomen.

Delft-Zuid

Dit jaar staat Delft-Zuid als casus op het programma. Er liggen vraagstukken rond de ontwikkeling van de campus van de TU Delft, studentehuisvesting en samenwerking met bedrijfsleven. “Maar het is bij de ontwikkeling van dit gebied juist goed om het in groter geheel te bekijken”, aldus De Jong. “De keuzes die er worden gemaakt rond de campus hebben ook veel invloed op hoe bepaalde andere gebieden zich ontwikkelen. Als de universiteit station Delft-Zuid, -wat nu al Delft Campus is gaan heten-, serieus weet in te passen in de plannen kan het station veel meer betekenis krijgen voor wat eromheen gebeurt. Voor wijken als de Kabelhof, Schieoevers, maar ook de herontwikkeling van allerlei nieuwe wijken. De campus is naar buiten toe gericht, maar door de grote vraag naar woningen ligt de campus voor die het weet ingesloten door de stad. Er speelt hier een vorm van segregatie: de inwoners van de wijk Tanthof voelen zich gepiepeld, dat het station Delft-campus gaat heten. Waarom is het niet meer ons station? Ik denk dat dit een verkeerde insteek is geweest. Ik denk zelf dat zo’n stationsontwikkeling vanuit veel bredere visie moet worden opgezet om zo’n doel te bereiken. Het gaat niet alleen om wat universiteit ermee wil bereiken, maar juist ook zo’n wijk als Tanthof die er achter ligt.”

De studenten gaan er zich over buigen in het ontwerpvak. “Juist het ontwerpen van zo’n visie past daar goed bij”, denkt De Jong. “Van planoloog tot stedenbouwkundige en landschapsarchitect. Al die disciplines halen we erbij om tot een geïntegreerd antwoord te komen voor de komende vijftig jaar 50 jaar.” Elke casus komt twee keer per studiejaar terug als vak. “De eerste vier tot vijf weken concentreren we ons op kennisontwikkeling, daarna gaan we aan de slag met de rollenbenadering en het maken van de visie, die we aan het eind presenteren aan de partners. Nu werken we met een groep van honderd studenten. In februari zullen dat er driehonderd zijn. Dat zijn dertig teams van tien man, dus dertig visies. Dat resulteert in een enorme rijkdom voor de aangesloten partners.”

Hoe ziet De Jong dat de Managementgame werkt? “Dat zie ik vooral in het enthousiasme van de studenten die daarmee bezig zijn. Ik ben heel blij te kunnen zeggen dat dit het leukste vak is, want dat zeggen de studenten. Juist door de casebenadering is de samenwerking met de gemeenten elke keer verschillend. Achteraf blijken gemeente erg veel waardering te hebben voor die rijkdom die het heeft opgeleverd. Vooral ook omdat het hun ogen heeft geopend dat de samenwerking heel efficiënt kan zijn. Je ziet wel stukken van onze plannen terugkomen in die strategie van bijvoorbeeld Spoorzone in Dordrecht of M4H in Rotterdam.”

De campus van de TU Delft.

Groot realiteitsgehalte

Wat kan het City Deal netwerk leren? “Dat is hoe belangrijk de lokale verbinding is. Zoals Delft samenwerkt met de universiteit en omliggende gemeenten, voor en met elkaar. Je zou ook andere universiteiten op dezelfde manier kunnen aanspreken op dat soort verbanden. Een van de aspecten die het vak zo leuk maken is het grote realiteitsgehalte die het krijgt. En dat het ook echt impact heeft.”

Een van de aansprekende voorbeelden daarvan is Schiedam. De Jong: “In het station hebben de studenten samen met de gemeente een posterpresentatie gegeven voor inwoners van de stad, die we een rijkdom aan ideeën wilden meegegeven. Maar daar was niet iedereen blij mee. Er waren mensen bij die zeiden wat flik je me nou? Ga je op mijn volkstuin huizen bouwen? Beter kon ik het niet illustreren dat er daar een man zich persoonlijk geraakt voelde door wat de studenten bedenken. Dat is heel direct, heel effectief, en heeft ook voor Schiedam een belangrijk verhaal van realisme.”

Het gaat immers om mensen, aldus De Jong. “Mijn boodschap met het vak is dan ook dat het gaat om de samenwerking met de vele partijen en dat je daar rekening mee moet houden. Het is veel meer dan een academisch verhaaltje, van doe maar theoretisch alsof het echte mensen zijn. Nee, je hebt hier een echte opdrachtgever, die ook feedback geeft, en echte mensen waarom het gaat.”

Het leren samenwerken is voor De Jong dan ook 50 procent van het vak. Uiteindelijk na je opleiding wanneer je architect of stedenbouwer wordt, besef je dat je nooit meer alleen werkt. Dat is wel heel belangrijk dat je dus kan. De bouw is een vak waar je elkaar steeds tegenkomt dus netwerken is ook cruciale vaardigheid. Of je elkaar nou leuk vindt of de tent uitvecht, de enige zekerheid is dat je elkaar weer tegenkomt. Dat samenwerken zit ook in de inhoud van dit vak. Zorg dat mensen betrokken zijn, zorg dat je elkaar in de waarde laat en elkaars kracht weet in te zetten. Daardoor kun je als groep juist goed presteren. Het gaat om communicatie en onderlinge waardering. Dat is juist op die leeftijd een belangrijke binnenkomer.”

‘Impact in je eigen omgeving’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De band tussen de stad Leiden en de Universiteit Leiden is al eeuwenlang sterk. Dankzij de  City Deal Kennis Maken heeft die band weer een extra dimensie gekregen het afgelopen jaar. Rector magnificus Hester Bijl is vooral trots op de verbinding die is ontstaan met de verschillende partners in de stad. ‘Als je met een goede vraag de juiste mensen bij elkaar hebt, wordt het echt goed.’

Sinds februari dit jaar is Hester Bijl de eerste vrouwelijke rector magnificus van de Universiteit Leiden, Nederlands oudste universiteit. Het is een logische stap in haar indrukwekkende carrière. Al eerder was ze op de TU Delft de eerste vrouwelijke hoogleraar bij Lucht- en Ruimtevaarttechniek, en in Leiden was ze vicerector.

Hoe gaat het in Leiden met de City Deal Kennis Maken?
Bijl: “Het gaat hartstikke goed. De Universiteit Leiden is natuurlijk historisch al heel sterk verbonden met de stad. De Universiteit was destijds in 1575 een cadeau aan de stad voor het moedig weerstand bieden aan de Spanjaarden. Sindsdien is de verbinding tussen stad en universiteit eigenlijk steeds sterker geworden en vandaag de dag werken we op een aantal punten intensief samen met de stad en haar inwoners.. We zijn heel erg blij met het project City Deal Kennis Maken waarmee we  dit borgen in het onderwijs en studenten daarbij betrekken. Dat doen we onder ander met het project Leren met de Stad, dat een onderdeel is van Leiden Kennisstad. Hier hebben we het programma City Deal Kennis Maken ondergebracht.”

Hester Bijl, rector magnificus van de Universiteit Leiden.

Hoe gaat de samenwerking met de partners?
“Je ziet wel dat het af en toe even zoeken is, omdat we allemaal verschillende organisaties zijn. Dus soms moet je even uitzoeken wat de goede vragen zijn en wat de goede aanpak, elke organisatie is immers anders.. Op de universiteit zijn al veel mensen heel enthousiast bezig maar de City Deal is nog niet heel breed bekend bij onze onderzoekers en docenten. Daar werken we nog aan. Maar er is al veel bereikt en er is veel enthousiasme onder studenten maar ook onder medewerkers van de gemeente voor dit project.”

Ben je zelf als rector erbij betrokken?
“Jazeker. We hebben dit project  natuurlijk ondergebracht bij Leiden Kennisstad en daar is ons College van Bestuur bij betrokken. Ook ik als rector schuif daar aan. Een keer per jaar komen de betrokken besturen bij elkaar, dus burgemeester en wethouders samen met bestuurders van de hogeschool en universiteit. Ik zie natuurlijk ook de projectleider regelmatig. We zijn nu in de fase van een nieuwe aanvraag schrijven [of indienen? – CvO]. Daar ben ik natuurlijk nauw bij betrokken. Ik vind het zelf echt een hartstikke mooi project. Het laat zien hoe je als universiteit vlakbij in je eigen omgeving impact kan hebben in de samenleving. We kunnen ons dus direct inzetten voor de stad waarin we zijn gevestigd.”

Wat voor thema’s maken het succes van de City Deal in Leiden?
“We hebben gezocht naar bestaande samenwerkingen die we al hadden lopen in de stad, zoals rond het thema duurzaamheid. Vooral bij sociale wetenschappen is dat heel goed gelukt. Daar hebben we echt gekozen voor actuele thema’s die echt leven. Denk aan eenzaamheid onder wijkbewoners maar ook onder studenten zelf. Ook diversiteit, inclusie, cybercrime en preventie zijn heel actuele thema’s. Omdat we een brede universiteit zijn, kunnen we vanuit verschillende opleidingen putten die daaraan bijdragen. Nu zijn we bezig met een nieuwe fase en daar willen we toch wel een breder overkoepelend thema aan koppelen, natuurlijk in samenwerking met de hogeschool en stad. Dat wordt het thema Health & Wellbeing. Gezondheid en welzijn: dat is wat breed leeft in de gemeente- en de samenleving –  en waar we als universiteit ook sterk  in. Dat is dus win-win en zal in de nabije toekomst de de focus worden.”

Hoe staat het met die nieuwe fase?
“We doen nu de aanvraag. Vanaf 2022 gaat het lopen. Leren met de Stad wordt dan verder geïntensiveerd en dan dus vooral langs de lijnen Health & Wellbeing. Daar werken we dan aan in projecten maar ook in Leren met de Stad op locatie. Hier leveren studenten op locatie in een wijk een bijdrage aan die wijk, samen met bewoners en maatschappelijke organisaties. We gaan het vanaf dit academisch jaar dit inhoudelijk invullen en programmeren. Het helpt ook dat we zijn aangesloten bij het Leids Preventieakkoord, een ander programma waarin 40 partners samenwerken om Leiden gezonder te maken..”

Gaat dat werken in de wijk de relatie tussen studenten en Leidenaars verbeteren?
“Goede vraag. Ik weet niet of we daar ooit onderzoek naar hebben gedaan. Voor studenten is het in elk geval heel goed om in contact te komen met wijkbewoners. Ze  hebben onderzoek gedaan naar eenzaamheid en bijvoorbeeld een project opgezet waarin soep werd uitgedeeld om te kijken of dat dan bindend werkt en helpt. In sociale achterstandswijken hebben studenten onderzocht  waar behoefte aan is. Er is een stadscriminoloog aangesteld, die onderzoek gedaan heeft naar de veiligheid in de stad. De studenten worden zich zo veel bewuster van die bewoners en de stad en wat zij nodig hebben. Aan de andere kant kunnen die bewoners zien wat studenten allemaal doen en wie ze zijn. In Leiden valt het wel mee met de spanning tussen studenten en bewoners. Natuurlijk zorgen studenten wel eens voor overlast, het zijn jonge mensen die op zoek zijn naar nieuwe vriendschappen en plezier maken met elkaar. Daarom is het zo ook zo belangrijk om de bewoners en studenten dichter bij elkaar te brengen.”

Academiegebouw Leiden. Foto: Jannes Linders/Flickr CC.

Hoe staat het met het mbo? Is dat al aangehaakt bij de City Deal?
“Nee, dat is nog niet het geval maar ik sluit niet uit dat dit in de toekomst nog gebeurt.

Waar ben je het meest trots op?
“Ik ben vooral trots op hoe we de verbinding tussen mensen tot stand hebben gekregen. Onze studenten zien nu de meerwaarde van hun kennis en merken concreet welke bijdrage ze daarmee kunnen leveren aan de samenleving. Dat we samen onderzoek doen aan concrete vraagstukken uit onze directe omgeving, vind ik geweldig. We hebben bijvoorbeeld Meet & Match-bijeenkomsten georganiseerd, waar we docenten en ambtenaren ondersteunen in de samenwerking. Dat succes willen we zeker behouden.”

Is er nog een belangrijke geleerde les in jullie samenwerking, die je zou willen meegeven aan andere steden?
“Waar je altijd  mee moet beginnen is de inhoud. Is het vraagstuk belangrijk voor de stad, klopt het met de kennis die wij hebben en bij de partners die erbij betrokken zijn? Je moet dus vanuit de inhoud de wetenschappers en studenten erbij zoeken.. Als je met een goede vraag de juiste mensen bij elkaar hebt, dan wordt het echt goed. Dan barst er enorm enthousiasme los.”

De City Deal Kennis Maken zit nu ook in een nieuwe fase. Wat is volgens jou goed om verder te ontwikkelen?
“Waar het landelijke netwerk bij helpt, en verder bij kan helpen, is kennis delen: leren met en van elkaar. Elke regio heeft het project net weer wat anders ingestoken, zowel inhoudelijk als qua aanpak. We merken hoe leuk de uitwisseling is tijdens de bijeenkomsten en in het netwerk. Van best practices, maar ook worst practices. We staan nu met zijn allen voor het vraagstuk: hoe schaal je dit nu op binnen je organisatie en binnen je regio? Dat is het volgende vraagstuk en daar is ook weer die kennisdeling met elkaar voor nodig. In alle opzichten weer een mooie kans om dit project weer verder te brengen.”

Welke vaardigheden doen studenten op in de wijken?

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In Utrecht werken studenten Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht in de wijken samen met bewoners en lokale organisaties aan  maatschappelijke vraagstukken. Maar welke vaardigheden leren zij daar nu precies bij? En hoe kunnen ze die inzetten voor een zo sterk mogelijke samenwerking tussen alle partners in de wijk? Docent en onderzoeker Stef Dingemans leidt met steun van de onderzoeksregeling City Deal Kennis Maken het SENECA-onderzoek, dat dit wil beantwoorden.

Jullie onderzoek is gekoppeld aan de cursus Onderzoek in de wijk – community  engaged learning . Wat is het idee daarachter?
Dingemans: “Het is een pilotcursus waarin we ons richten op community engaged learning. Deze bijna onderwijsvorm wint steeds meer terrein op universiteiten en hogescholen, ook binnen Utrecht. We proberen in deze pilotcursus deze relatieve nieuwe vorm van onderwijs op te zetten, ermee te experimenteren, en te kijken welke waarde het kan hebben binnen ons huidige curriculum. Hebben we er iets aan? Wat kunnen we er uit halen? Het uiteindelijke doel is een sterkere vorm van samenwerking tussen onderwijs en maatschappij creëren. of we een brug kunnen slaan naar de stad Utrecht.”

Wat voor vraagstukken komen aan de orde?
Vanuit ons departement houden we ons vooral bezig met ruimtelijke vraagstukken: hoe beweegt de mens zich in de ruimte. Welke impact heeft de ruimte op de mens, en andersom. Dat gebeurt vooral heel veel theoretisch en middels (stads)excursies. Met de pilotcursus willen we hier een stap in verder gaan, door op lokaal niveau de interactie tussen Universiteit en stad te bewerkstelligen. Door de vragen uit de buurt, uit de wijk, uit de stad naar voren te brengen en daar hopelijk direct een bijdrage aan te kunnen leveren.  De City Deal Kennis Maken en de bijbehorende onderzoeksregeling sloot daar zo perfect op aan. Eigenlijk wilde we al verder met de pilot dus het kwam als geroepen dat we nu ook kunnen onderzoeken wat de studenten hier nu daadwerkelijk leren

Stef Dingemans.

Stef Dingemans.

Wat houdt het onderzoek precies in?
“Het onderzoek is vernoemd naar de Romeinse filosoof Seneca. Een van zijn beroemde quotes is: je leert niet voor de school, maar je leert voor de maatschappij. Dat hopen we ook te organiseren, zodat studenten voortaan niet alleen bij mij in een klaslokaal zitten en luisteren naar allemaal mooie verhalen en theoriën over die buurt. Maar dat ze daadwerkelijk naar die buurt toegaan en daar in contact komen met de bewoners en organisaties en uiteindelijk veel meer leren hoe het letterlijk er in de praktijk uitziet. Met dit onderzoek brengen we in kaart wat ze nu echt leren, welke vaardigheden ze opdoen binnen zo’n rijke leeromgeving, zoals de wijk of buurt. Binnen die pilotcursus, zoals kenmerkend is voor community engaged learning, is het hele idee dat je altijd onderwijs uitvoert met een maatschappelijke partner.Je moet wel interactie hebben met wijkbewoners, wijkinitiatieven, maatschappelijke organisatie. Gezamenlijk ga je op zoek naar een probleemstelling om aan te werken. Uit de literatuur komen allerlei vaardigheden naar voren die daarvoor nodig zijn. Denk bijvoorbeeld aan samenwerken, communicatie, netwerkvaardigheden en aanpassingsvermogen. We proberen nu door het onderzoek voor ons te duiden wat ze echt leren. We zijn nu bezig met het verzamelen van data.”

Kun je al iets zeggen of ze die vaardigheden in de cursus ook opdoen?
“Ik durf te beweren, en daar durf ik mijn hand voor in het vuur te steken, dat ze flexibiliteit gaan noemen. Dat heeft ermee te maken dat we deels werken op de universiteit en deels op locatie. In de tussentijd moeten ze individueel, vanwege corona, naar de wijkbewoners thuis. Ze spreken af, ze maken wandelingen door de buurt. En zo komen hun leefwerelden bij elkaar. Af en toe zeggen mensen ineens af, of ze laten niks weten, of de communicatie met de organisatie loopt wat moeilijk. Ik merk dat daar af en toe wat onvrede zit bij de studenten. Zeker als ze dan een opdracht moeten inleveren. Flexibiliteit (en begrip) is dus heel belangrijk. Komende week gaan we meer diepte-interviews afnemen waarmee we uiteindelijk deze vraag proberen te beantwoorden.

Utrecht Jaarbeursgebied. Foto: Pieter Verbeek.

Utrecht Jaarbeursgebied. Foto: Pieter Verbeek.

Waar vindt de pilotcursus precies plaats? Heeft corona nog impact gehad?
“Het hele idee is om een duurzame relatie op te bouwen met daar waar je je onderwijs wilt uitvoeren. We hebben twee jaar heel bewust gekozen om die band op te bouwen in de wijk Lunetten, in zuid Utrecht. De buurtbewoners zien elk jaar dezelfde docenten, ze weten dat de studenten niet alleen maar komen om informatie op te halen, -met enquêtes langs de deuren lopen en daarna niet meer terugkomen-, maar er vindt echt een wisselwerking plaats. Wat speelt er in de wijk, waar lopen de mensen tegenaan geografisch of planologisch gezien. En hoe kunnen wij ze echt helpen daarbij? Dan kunnen we echt die interactie opzoeken tussen bewoners en universiteit. Dat is nog altijd het streven.We zijn nu twee keer in Lunetten geweest met deze pilot, vorig jaar zou de derde keer zijn geweest en dan dit jaar de vierde editie Vorig jaar is helaas niet doorgegaan vanwege corona en dit jaar was het niet mogelijk om de cursus goed uit te zetten in Lunetten.

Hoe zijn jullie verder gegaan?
“We hebben het moeten omgooien, en zijn een schaalniveau hoger gaan kijken, naar de stad Utrecht. Dat doen we in samenwerking met maatschappelijke organisatie New Dutch Connections (NDC), een Utrechtse organisatie die zich inzet voor nieuwe bewoners in de stad, zoals statushouders, vluchtelingen en allerlei mensen met een klein sociaal netwerk. We werken nu met hen samen om dat netwerk te vergroten binnen Utrecht. We proberen deze mensen te helpen de immigratie stap zo goed mogelijk te nemen. Het komt er praktisch op neer dat we studenten hebben gekoppeld met statushouders. Ik heb bijvoorbeeld een college gegeven over sociale netwerken, hoe werkt dat dan? Hoe zit dat in elkaar? De volgende stap is dat ze de sociale netwerken van elkaar in kaart brengen. Het hele idee is dat ze uiteindelijk in de tien weken de mensen zo goed mogelijk op weg kunnen helpen om hun zogenaamde droom te verwezenlijken. Die dromen verschillen per persoon. NDC noemt ze heel mooi ‘dromenjagers’ en future citizens. Samen proberen we de dromen te verwezenlijken van deze nieuwkomers in Utrecht.”

Hoe past jullie onderzoek bij de City Deal Kennis Maken?
“Ik denk vooral dat ons onderzoek wat bijdraagt omdat we in kaart brengen wat je allemaal kunt leren door deze nieuwe vorm van onderwijs. De City Deal richt zich heel erg op het samenbrengen van maatschappelijke vraagstukken en het hoger onderwijs. Onze pilot doet dat al. We werken aan een maatschappelijk vraagstuk, dat niet vanuit onszelf komt, maar vanuit de buurt.  Eerder in Lunetten, gingen studenten met ouderen wandelen in de wijk. Die ouderen brachten allerlei relevante problemen naar voren waar ze tegenaan lopen. Een voorbeeld:  er is vanuit de ouderen heel weinig interactie met andere bevolkingsgroepen in de wijk, zoals groepen met andere leeftijden, andere nationaliteiten. Het is heel leuk om daarvanuit met die studenten op pad te gaan, zodat zij uiteindelijk antwoord kunnen geven waar het aan ligt. Dat past supergoed bij de City Deal. Ons onderzoek zal een mooie toevoeging zijn aan de kennis die er al over is. Wat voor soort vaardigheden zijn er al om te leren, en op de langere termijn hoe kunnen wij binnen het departement, maar ook andere opleidingen en iedereen die met de City Deal bezig is, hier lering uit trekken. Kunnen ze ons onderzoek daarvoor gebruiken? En dat is wat het waardevol maakt denk ik.”

Utrecht straatbeeld. Foto: Pieter Verbeek.Wanneer is het klaar?
Voor de zomervakantie leveren we een onderzoeksrapport op. Tegelijkertijd maken we een kleine documentaire. Studenten worden vanaf het begin gefilmd tijdens dit proces. Een groot onderdeel daarvan is dat studenten iedere week zelf een vlog opnemen. Reflectie is namelijk ook een vaardigheid die studenten volgens de literatuur opdoen in community engaged learning. De vlogs worden de basis voor de documentaire. Het gehele proces laten we zien middels een short story, die een mooie blik geeft wat we nu eigenlijk die tien weken hebben gedaan.”

Wil je nog iets meegeven aan het City Deal netwerk?
“Ja. Het is super waardevol om de interactie op te zoeken met de omgeving waarin je gevestigd bent als onderwijsinstelling. Het is echt belangrijk is om in de stad die verbinding op te zoeken met lokale organisaties en zo mogelijk ze aan te sluiten bij je studieprogramma. Voor alle partners is het ontzettend waardevol is om samen een duurzame relatie op te bouwen, dat er ook echt geïnvesteerd wordt in toekomstbestendige plannen en projecten. Dat heeft op langere termijn voordeel voor zowel de studenten, die vaardigheden leren, die vaak veel relevant zijn voor het veld en maatschappij, als voor de organisaties die weer kunnen leren van de studenten. Het heeft echt een versterkend effect.”

Kennisknooppunt deelt kennis uit onderzoek met hoger onderwijs

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Sinds begin dit jaar kunnen onderwijsprofessionals terecht op de website Onderwijskennis.nl voor de meest recente wetenschappelijke inzichten, publicaties, kennisbronnen en tools over relevante thema’s. Het is een initiatief van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Projectleider hoger onderwijs Céline Gladpootjes en projectmedewerker Roos van Lin vertellen meer over het online kennisknooppunt.

De website Onderwijskennis wil onderwijsonderzoek en de onderwijspraktijk met elkaar verbinden. Of je nu beleid ontwikkelt of je onderwijsontwerp wilt vernieuwen, , met kennis uit onderzoek verbeter je  als onderwijsprofessional je dagelijkse werk, stelt Gladpootjes.

State of the art onderzoek

“Met Onderwijskennis.nl willen we kennis uit onderzoek toegankelijk en overzichtelijk maken, zodat jij als professional deze wetenschappelijke inzichten in de praktijk kunt toepassen. De hoofdgedachte erachter is dat we een landelijk kennisknooppunt worden waar je state of the art kennis uit onderzoek kunt vinden. We zijn niet het enige platform dat dit biedt, maar onze focus ligt op het bundelen van deze kennis aan de hand van actuele thema’s die aansluiten op de behoefte van onderwijsprofessionals. . We zijn uniek omdat we research informed informatie toegankelijk beschikbaar maken en presenteren. Dit gaat dus om informatie die is getoetst aan de wetenschap en bruikbaar is voor de praktijk.”

Céline Gladpootjes en Roos van Lin.

Vier thema’s voor het hoger onderwijs

Op 15 januari is de website live gegaan. Inmiddels is het kennisknooppunt sectorbreed. Voor het hoger onderwijs biedt Onderwijskennis.nl op dit moment wetenschappelijke publicaties, kennisbronnen en tools op vier actuele thema’s. Het thema Blended en online onderwijs gaat over het effectief combineren van online en fysiek leren. Onderwerpen die hier te vinden zijn onder meer digitale didactiek, online interactie, zelfregulatie en het faciliteren van docenten. Het thema inclusief onderwijs gaat over de toegankelijkheid van het onderwijs. Hier vind je informatie over uitval, switchen, BSA, gelijke kansen en succesvol diversiteitsbeleid.

Meer over de ontwikkeling van docenten in het hoger onderwijs is te vinden in het thema Docentprofessionalisering. Professionele identiteit, waardering van docenten en de (flexibele) vormgeving van professionaliseringstrajecten zijn hier de onderwerpen. Het vierde thema is Instromen in het hoger onderwijs. Hier valt kennis te halen over verzorgen van een goede start voor aankomende en nieuwe studenten. Bijvoorbeeld met informatie over (problematische) zelfselectie, eerlijke gronden voor selectiecriteria en verschillende selectiemechanismen. Het aantal thema’s wordt de komende tijd nog uitgebreid.

Landelijk kennisknooppunt

“Bij ons vind je over elk onderwijsthema een toegankelijke samenvatting met wat we weten uit onderzoek”, beschrijft Roos van Lin. “Ook tref je kennisbronnen aan die je kunt benutten bij specifieke vraagstukken en bij praktische verbeteringen en vernieuwingen. Daarnaast hebben praktijkvoorbeelden en verdiepende onderzoekspublicaties een  belangrijke plek.” Gladpootjes: “Als NRO voeren we de regie op het onderwijsonderzoek, zowel wetenschappelijk, als praktijkgericht-als beleidsonderzoek. De opbrengsten daaruit willen we clusteren. We zijn de website nu iteratief aan het door ontwikkelen. Juist in co-creatie met stakeholders willen we de site laten groeien tot een echt kennisknooppunt. We verwijzen ook door naar bronnen op andere platforms, zodat we traffic kunnen genereren naar elkaars websites. Uiteindelijk moet er zo een mooi ecosysteem ontstaan van kennis. Zoiets kan je niet alleen doen, we moeten het in co-creatie doen met het veld. Idealiter wordt Onderwijskennis.nl dus hét landelijke kennisknooppunt voor alle sectoren in het onderwijsveld.”

City Deal Kennis Maken

De thema’s zijn ook interessant voor de City Deal Kennis Maken, stelt van Lin, vooral het nieuwe thema, dat nu wordt uitgewerkt: de verbinding van hoger onderwijs met de samenleving. “Daarin liggen twee focussen. Ten eerste is er de samenwerking aan maatschappelijke vraagstukken en ten tweede de voorbereiding op een veranderende arbeidsmarkt. Belangrijk is dat we samen met stakeholders en onderzoeksgroepen de juiste bronnen en publicaties hiervoor verzamelen. In juli zal een eerste versie live gaan, die we dan iteratief verder door ontwikkelen. In september moet dit thema echt vorm krijgen.”

Geen vergaarbak van onderzoek

Is de website dan een plek waar iedereen zijn onderzoek delen? Nee, legt Gladpootjes uit. “We werken met een kwaliteitskader, er worden eisen gesteld aan bronnen. We willen echt een platform zijn waarop je zeker kan zijn dat interventies die je hier tegenkomt effectief zijn in de praktijk. We staan garant voor kwaliteit. Daarom kijken we altijd naar mogelijkheden om onze kenniscommunity en het netwerk uit te breiden. Iedereen is welkom om op onze site te komen kijken en contact met ons op te nemen. Maar we willen echt geen vergaarbak van onderzoek worden, of een database. We selecteren wat het meest relevant en bruikbaar  is. We willen niet dat bezoekers in een moeras van informatie blijven steken.

Website Onderwijskennis.nl

De homepage van Onderwijskennis.nl.

Onderwijskennis.nl werkt samen met allerlei partijen. Naast de City Deal Kennis Maken zijn dat onder meer het ComeniusNetwerk, Nuffic, ECIO, SURF, Teaching & Learning Centres, VSNU en Vereniging van Hogescholen (VH). Gladpootjes: “We ontsluiten kennis voordocenten, maar ook voor lerarenopleiders, onderwijskundigen en beleidsmedewerkers binnen onderwijsinstellingen en op landelijk niveau. e. Of je docent bent of beleidsmedewerker, ons doel is dat je zo snel terechtkomt bij de juiste bronnen. Zo vormen we een brug tussen onderzoek en praktijk.”

Neem een kijkje op Onderwijskennis.nl.

City Deal Maastricht is klaar voor structurele borging

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Maastricht. Foto: Pieter Verbeek.
Maastricht. Foto: Pieter Verbeek.

In weinig andere steden hebben al zoveel studenten meegedaan aan de City Deal Kennis maken als in Maastricht. Vanuit de Hogeschool Zuyd alleen al deden een kleine duizend studenten mee met projecten in de wijken. Opschaling is wat betreft Luc Verburgh, voorzitter college van bestuur van de hogeschool, dan ook niet nodig. “Nu gaat het om het structureel borgen van de projecten.’

Verburgh is sinds september 2017 werkzaam als voorzitter van het college van bestuur van Zuyd. Daarvoor werkte hij in de Randstad, als voorzitter van het college van bestuur van het ROC Zadkine in Rotterdam en daarvoor van het Wellantcollege, een agrarisch opleidingscentrum met 22 locaties in de gehele Randstad. Voordat Verburgh de onderwijswereld betrad deed hij de nodige ervaring op in allerlei consultancy-, management- en bestuursfuncties in het bedrijfsleven, onder meer bij Accenture, KLM, SNT Group en ClientLogic.

Hoe bent u als voorzitter betrokken bij de City Deal?
Verburgh: “Ik ben op meerdere manieren betrokken. Ten eerste via de directe relatie die ik onderhoud met lector Nurhan Abujidi en haar team dat actief bezig is met de City Deal Kennis Maken. Daarnaast ben ik betrokken via de samenwerking met de gemeente Maastricht met wie we de afgelopen twee jaar ons hebben gericht op de City Deal. Samen met de betrokken wethouders heb ik de kick-off van de City Deal in 2019 gedaan. Ik volg het dus vanaf het prille begin op de voet. Als bestuurder heb ik af en toe geholpen om de multidisciplinaire aanpak, waarvoor we hebben gekozen, een duwtje te geven, er aandacht voor te vragen. In die zin heb ik het steeds van redelijk dichtbij gemonitord. Ik vind het belangrijk, want het sluit helemaal aan bij onze strategie. Daarom kijken we er ook op een niet-vrijblijvende manier naar.”

Luc Verburgh.

Luc Verburgh.

Kunt u dat toelichten?
“We zijn een regionale hogeschool. Dat betekent dat we een impact willen maken op de regio waarin we zijn gevestigd: Midden- en Zuid-Limburg. Natuurlijk doen we dat al omdat we een redelijk grote werkgever zijn voor de drie steden waarin we zijn gevestigd. Ook met onze programma’s op het gebied van onderzoek en onderwijs willen we die impact maken.”

En dat lukt aardig in de projecten in de wijken toch?
“Ja. We hebben gekozen om te werken aan waardevolle wijken. Er zijn hier, met name in Zuid-Limburg, een aantal wijken die te vergelijken zijn met Rotterdam-zuid. Het zijn wijken met achterstanden en meervoudige complexe problemen. Dat heeft nog steeds te maken met de sluiting van de mijnen veertig of vijftig jaar geleden. Je ziet hier de derde generatie kinderen opgroeien, die geheel afhankelijk is van de overheid voor hun inkomsten. Er is veel armoede, criminaliteit en er zijn veel mensen die niet meedoen. Vandaar dat wij hebben gekozen voor dit thema. Onze studenten, docenten, onderzoekers en lectoraten willen bijdragen aan de verbetering van deze wijken. In Maastricht kwam alles bij elkaar voor ons. Onze strategische keuze, een landelijk programma dat de onderzoek en onderwijs verbindt met de regio en een stad die een rijke leeromgeving wil zijn. Vanaf het begin was het duidelijk dat de City Deal niet maar een speeltje van OCW of van een lector is, maar dat het echt om iets belangrijks gaat. Het sluit helemaal aan bij de keuzes die wij hebben gemaakt.”

Het zit dus wel goed met de verbinding tussen hoger onderwijs en stad in Sittard, Heerlen en Maastricht?
“Op alle drie de plekken zijn we aanwezig als werkgever, maar brengen we ook dynamiek naar de steden. Maastricht zou een hele saaie stad zijn zonder studenten. Er wordt wel eens gemopperd over het aantal studenten, en dan ook nog al die internationale studenten. Je moet er toch niet aan denken dat ze weg zouden gaan? Dan heb je geen jonge populatie meer over. Ze wonen, werken, leven, maken plezier, bezoeken culturele evenementen, doen aan sport. Dat is ongelofelijk belangrijk voor een stad. We hebben nu ook gesprekken met Heerlen. Die stad zou graag willen dat we weer met onze vestiging terug het centrum in komen en ook daar levendigheid brengen. Van studenten op terrasjes tot collega-docenten die een hapje gaan eten tussen de middag. Er is steeds meer erkenning voor die relatie. Op het tweede niveau is er de verbinding dat we jonge mensen leveren voor de arbeidsmarkt, die na hun studie hier blijven hangen om te werken. Als ze blijven doet dat echt wat met de economische levendigheid en inkomen in je stad. Tegenwoordig wil elke wethouder daarom wel kennisinstellingen binnen de grenzen. Het levert jongeren op die de arbeidsmarkt opgaan. Dat maakt je stad aantrekkelijker, ook weer voor bedrijven.”

Hoe gaat het met de stad als rijke leeromgeving?
“Er wordt in de drie steden dus gebruik gemaakt van de kennis, ervaring en toegepast onderzoek van Zuyd. Helaas gebeurt dat nog enigszins beperkt. Het zijn natuurlijk nog jongeren in opleiding en we zien dat de steden nog maar voorzichtige pogingen doen om ze  in te zetten. Sittard-Geleen heeft bijvoorbeeld het Legal Lab opgezet, waarin studenten onder leiding van docenten inwoners helpen met juridisch advies voor bewoners. Hier zie je hoe betekenisvol de inhoudelijkheid van studenten kan zijn. Het raakt aan de beroepskant van het onderwijs. Op sommige terreinen onderzoeken gemeenten hoe ze onze lectoraten kunnen aanhaken, zoals in waardevolle wijken. Ze moeten kiezen: huur ik een  adviesbureau in, of maak ik een opdracht voor studenten? Als Zuyd wil ik niet concurreren met adviesbureaus, maar vooral mooie projecten samen opzetten waarin onze studenten kunnen meegroeien naar de arbeidsmarkt. Je wilt ze toch niet meegeven, dat als ze carrière willen maken ze deze regio moeten verlaten? Ik vind dat de gemeenten hier nog wel wat actiever in mogen worden.”

Waar maakt het zo moeilijk dan?
“Natuurlijk is het ingewikkeld om een vertaling te maken van ideeën naar projecten. Je ziet dat gemeenten bij die vertaalslag aanlopen tegen de beleidscyclus. Al snel krijg je te horen dat het eerst moet worden uitgezocht, of het wel of niet kan. Gemeenten zijn bang voor de kans op rechtszaken, vergunningstrajecten of kampen gewoonweg met bezuinigingen. Het maakt het enthousiasme wel wat minder voor studenten, die krijgen het gevoel dat ze bezig zijn voor Jan met de korte achternaam. Als student doe je mee met een project omdat je verschil wilt maken. Als je dan te horen krijgt dat er niks mee mag of kan worden gedaan, motiveert dat ook niet echt.”

Zuyd hogeschool in Heerlen. Foto: Zuyd. Hoe zouden we dat kunnen doorbreken?
“Daarvoor zouden we de verwachtingen moeten aanpassen. Of we moeten het meteen aanpassen aan het beleidskader. Daarvoor moet de rol van gemeenten vanaf het begin nadrukkelijker worden in de projecten. Zodat het realiteitsgehalte voor de implementatie groter wordt. Het is een zoektocht. Ik heb dan ook liever dat een gemeente ons benadert voor hulp bij een vraagstuk. Dan is de betrokkenheid groter.”

De City Deal staat nu voor een nieuwe fase, waarin opschalen centraal staat. Hoe kijk je daartegen bij jullie in Zuid-Limburg?
“Voor mij hoeft het niet per se groter. We hebben nu al een ongekend aantal studenten betrokken bij de City Deal. Het mag in de volgende ronde best wel wat kleiner weer. Waar het echt omgaat is dat we de City Deal structureel borgen in de cyclus van gemeenten en hogeschool en universiteit. Zodat een project qua tijdsaspect voor iedereen op een handig moment komt en iedereen er klaar voor is. Niet dat je te horen krijgt dat een idee of project pas volgend jaar past in het gemeentebeleid. Of dat wij als hogeschool zeggen dat we het pas volgend jaar kunnen meenemen in een minor. Het is geen kwestie van u vraagt wij draaien natuurlijk. Wij moeten ook van te voren plannen maken, projecten koppelen aan minoren. Als we het beter kunnen aansluiten op de planning van iedereen vergroten we de impact van de projecten en zorgen we ervoor dat er echt iets mee gebeurt. Je vergroot de betekenisvolle lading voor studenten. Er is een probleem en daar ga je mee aan de slag. Het gaat om het echie. Het inbedden van de inzet van studenten voorkomt vrijblijvendheid. Het liefst heb je ook een gemeenteambtenaar nodig die er tijd voor vrijmaakt. Gemeenten moeten er ook actief wat van willen maken.”

Zorgt betere verankering van de City Deal in het onderwijs dus voor meer enthousiasme?
“Jazeker. Bij de Universiteit Maastricht kregen ze weinig studenten enthousiast om mee te doen met de projecten. Dat lag niet aan de universiteit, maar de aan de verankering van het onderwijs. Tip: wil je flink meedoen? Dan moet je het koppelen aan het reguliere onderwijs. Door het mee te nemen in de reguliere onderwijsprogrammering is in ieder geval een deel van de begeleiding als onderdeel van het onderwijs gefinancierd. Bij de universiteit lukte dat niet, wij hebben het wel weten te combineren met onze minoren en het zo echt weten te borgen in ons onderwijs. Daarom deden er zoveel studenten mee. Als die borging lukt, maakt dat het leven een stuk makkelijker.”

Locatie Maastricht. Foto: Zuyd hogeschool.

Locatie Maastricht. Foto: Zuyd hogeschool.

Nieuwe samenwerkingen ontstaan in Leiden dankzij City Deal

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In 2019 is Leiden in de City Deal Kennis Maken samen met de Universiteit Leiden en de Hogeschool Leiden gestart met het project Leren met de Stad. Hoe staat het er mee twee jaar later? Een gesprek met kwartiermakers Marieke van Haaren en Esther Haverkort.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

Leren met de Stad is een echt Leids platform voor concrete en structurele samenwerking tussen hogeschool, universiteit, gemeente en maatschappelijke organisaties. De samenwerking is erop gericht om vraagstukken uit de stad op te lossen, in samenspraak met de bewoners.

Marieke van Haaren.

Hoe gaat het met de samenwerking nu na twee jaar?

Marieke: “Momenteel verloopt de samenwerking rond allerlei thema’s goed. In tegenstelling tot andere steden, waar ze bijvoorbeeld een of meerdere wijken hebben uitgekozen, zoals Delft en Maastricht werken we in Leiden rondom thema’s. Meestal benadert de gemeente ons kennisinstellingen om samen te werken. Een van de belangrijke thema’s is eenzaamheid. Dit vraagstuk is natuurlijk juist groot vanwege corona, onder jongeren, studenten maar ook ouderen. De gemeente heeft daarvoor een plan van aanpak opgesteld en heel expliciet aan de universiteit en hogeschool gevraagd mee te denken voor de uitvoering ervan en onderzoek te doen naar de interventies die dan straks worden uitgevoerd. Via dit thema worden we ook weer verbonden aan allerlei maatschappelijke organisaties. Dat is leuk. Door een aanbesteding vorig jaar zijn een aantal nieuwe organisaties in het sociaal domein bijgekomen in Leiden. Zij zijn ook actief op het thema eenzaamheid. Zo ontstaat weer een mooie samenwerking.”

Aan wat voor thema’s werken jullie nog meer?

Marieke: “Een ander mooi thema is de Weerbare Stad. Dat gaat over hoe je als stad straks na corona weer levendig wordt en dat mensen weer hun dingen gaan doen. Ook daarvoor heeft de gemeente de kennisinstellingen opgeroepen om mee te denken. Begin van dit jaar is daarvoor een onlinebijeenkomst georganiseerd. Dan zie je hoeveel wetenschappers zich met zo’n thema bezighouden, in alle uithoeken van de universiteit en hogeschool. Hoe zorgen we ervoor dat al die kennis ten goede komt aan de stad, om deze mooier en leefbaarder te maken? Een ander thema is de Gezonde Stad. We kijken binnenkort hoe we daarin ook citizen science een plek geven. Het Citizen Science Lab in Leiden is daarbij ook betrokken. Ook zijn we actief rond criminaliteit en cybercrime. Daar hebben we al een aantal jaar goed overleg over met de gemeente en politie. Een aantal studenten loopt nu in het kader daarvan stage bij de gemeente. Dit is een mooie manier om de kennis ten goede te laten komen aan beleid.”

Sinds begin dit jaar hebben jullie een kenniswinkel ‘Leren met de stad op locatie’ geopend in de wijk? Hoe gaat het daarmee?

Esther: “We hadden eigenlijk september vorig jaar de kenniswinkel willen openen. Dat lukte door corona niet. Sinds 8 februari zijn we open op een echte locatie in de wijk Leiden Noord. Hier werken studenten, in samenwerking met bewoners, aan activiteiten die bewoners ten goede komen. We zitten in Het Gebouw samen met allerlei andere maatschappelijke organisaties, waaronder welzijnsorganisaties, een bibliotheek en een school. De wijk Leiden Noord is een wijk met veel uitdagingen, maar ook met veel nieuwbouw. Er zijn veel bewoners die er al heel lang wonen, maar ook nieuwkomers die in grotere koopwoningen zijn gekomen. Er zijn nieuwe verhoudingen ontstaan. Een van de vragen van de gemeente aan ons is hoe we cohesie kunnen verbeteren binnen dit deel van de stad. Er wordt nu veel naast elkaar geleefd, in plaats van met elkaar.”

Esther Haverkort

Esther Haverkort.

Hoe gaan jullie dat aanpakken?

Esther: “De kenniswinkel is erop gericht dat we dat doen wat nodig is en daar waar het nodig is. Dus we hebben een enquête gehouden onder bewoners om te peilen wat de wensen zijn en wat er speelt. Naast de maandag dat de studenten met elkaar werken hier op de kenniswinkel lopen ze rond in de wijk om bewoners te spreken. Om de wijk te voelen, proeven en ruiken. We maken daarvoor ook gebruik van bruggenbouwers  in de wijk, mensen die al actief zijn in de wijk, zoals professionals en vrijwilligers. Vanaf september gaan we een spreekuur inrichten waar wijkbewoners terecht kunnen met juridische, maatschappelijke of financiële vragen. Zo hebben we al een adviespunt belastingaangifte.”

Dat het contact van studenten met buurtbewoners wat oplevert werd onlangs duidelijk. Dankzij een student van Leren met de Stad kwam het nieuws naar buiten dat de belastingdienst opnieuw in de fout ging met toeslagen.

Wat voor studenten werken in de kenniswinkel?

Esther: “Dat zijn studenten van zowel hogeschool als universiteit, van toegepaste psychologie tot antropologie, van hbo-rechten tot sociale juridische dienstverlening. De studenten zijn echt een team met elkaar. Het zijn gemotiveerde studenten die met hun studie echt het verschil willen maken. Wat leuk is dat iedereen zijn eigen discipline en wensen meeneemt. Mooi van het studiepunten verdienen via de kenniswinkel is dat je een beetje architect bent van je eigen studie. Er werken acht studenten ‘vast’ maar in totaal zijn er 125 studenten bij betrokken. Een student culturele antropologie maakt momenteel een documentaire over het werk van Bewonersvereniging de ‘Zwijgers van Noord’, waarvoor Ali Riza Kundak soep maakt voor de wijk en deze rondbrengt.”

Hoe gaat het met Corona Challenge in Leiden?

Marieke: “We zijn redelijk laat begonnen maar de Challenge loopt nu nog. Er zijn twee groepen die onderzoek doen naar de gevolgen van corona op tegenstellingen tussen groepen. De eerste groep is onderdeel van een breder onderzoek van een hoogleraar vanuit de faculteit rechten. Ze heeft een honours class georganiseerd met studenten die dat echt in de stad met bewoners gaan onderzoeken. De andere is een groep van toegepaste psychologie van de hogeschool die aan hetzelfde vraagstuk werken.”

Marieke, twee jaar geleden zei je dat het je droom was dat om echt interdisciplinair samen te werken met de studenten van de universiteit en hogeschool. Kunnen we concluderen dat die droom is uitgekomen?

Marieke: “Ja, op locatie lukt dat dus aardig goed. De studenten uit al die verschillende opleidingen en vakken vinden elkaar daar in de kenniswinkel, ook al is dat fysiek nu maar één dag in de week mogelijk. Maar ik ben ook eerlijk. Het interdisciplinair samenwerken, en dan met name het multilevel samenwerken, blijkt wel veel taaier te zijn dan ik twee jaar geleden had gehoopt. Ik ben zelf overtuigd van die samenwerking voor beide kanten. Als je het echter koppelt aan het onderwijs loop je heel snel aan tegen praktische problemen, zoals leerdoelen en eindtermen van de betreffende vakken; het is heel lastig om die op elkaar aan te sluiten. Hoe leuk docenten het ook vinden, ze zeggen meteen ja maar het past niet.”

“We moeten dus echt nog aan de slag binnen de instellingen hoe we daarmee kunnen omgaan. Dat we echt willen koppelen aan het onderwijs maakt het dus complex. Maar het werkt niet om het buiten het curriculum te doen. Kijk naar de Challenges. Studenten doen er graag aan mee, een dag of twee dagen zijn ze super enthousiast. Op het moment dat ze het niet kunnen verbinden aan een onderwijsactiviteit, in het kader van een vak, stage of minor, blijft het vaak bij dat enthousiasme en is het veel moeilijker om daarna de interventie die ze hebben bedacht ook echt uit te voeren.”

Hebben jullie in Leiden nog de ambitie om het mbo er ook bij te betrekken?

Esther: “Zeker. Han Nijssen, die namens de gemeente deel is van ons team, is daarop gebrand. We hebben momenteel onze handen vol aan deze keten maar we hopen met de doorstart van de subsidieregeling om de keten compleet te maken met mbo, en wie weet ook het voortgezet onderwijs. Mijn droom is het om al vanaf het basisonderwijs je onderwijs in te richten met een blik naar buiten. Het is eigenlijk gek dat je daarmee pas gaat beginnen nadat je de primaire en middelbare periode hebt afgerond. In Amsterdam zijn scholen die hier al mee bezig zijn. In Nederland hebben we altijd behoefte aan meetbaar resultaat. Wat heeft iets opgeleverd? Maar ben ik fan van de Amerikaanse hoogleraar Bob Bringle. Die zegt: ‘I don’t care. It must be better learning.’ Het gaat om het leereffect. Maatschappelijk gericht onderwijs zie ik echt een onderwijsinnovatie die hoort bij deze tijdsgeest. Die is het waard om in te investeren, in alle lagen van het onderwijs.”

4 jaar City Deal Kennis Maken: ‘Tijd voor een nieuwe fase’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In 2017 trapte de City Deal Kennis Maken af. Nu gaat de City Deal een nieuwe fase in, met een nieuwe financiële regeling. Programmamanager Rowinda Appelman kijkt terug op vier jaar City Deal en vertelt meer over de nieuwe koers. ‘We gaan het nu echt op een andere manier doen.’

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Organisatie & Sturing.

De City Deal is in 2017 van start gegaan. Waar staan we nu vier jaar later?

“Eigenlijk zijn we ooit begonnen vanuit het idee van de toenmalige minister Jet Bussemaker en het position paper van het Netwerk Kennissteden, die allebei iets wilden doen met verbinding met de samenleving. Toen hebben we alle universiteitssteden benaderd om te gaan meedoen. We hadden verwacht dat er maar drie of vier mee zouden doen, maar dat waren er dus tien van de elf universiteitssteden. Daarbij hebben we het tweede jaar besloten uit te breiden naar alle steden in Nederland met grote hogescholen. Ook al deze steden reageerden enthousiast op deelname. Zo kwamen we dus al heel snel uit op 19 steden. Begin dit jaar is Eindhoven als 20e stad toegetreden.”

Rowinda Appelman.

Maakt het samenwerken met zoveel partners het niet juist complexer? Hoe begon je?

“Ik weet nog dat mensen naar de City Deal keken en zeiden ‘jeetje wat een hoop partners’. Hoe ga je dat doen? We zijn klein begonnen. We zijn gestart met een heel klein beetje geld voor wat evenementen en mijn salaris. In 2017 ben ik gestart met een grote ronde door Nederland waar ik drie maanden lang met iedereen kennis heb gemaakt en heb opgehaald wat de wensen en verwachtingen zijn. En wat het einddoel moet zijn voor die verbinding met de samenleving. Dat is zo’n breed begrip. Hoe pak je dat aan? Het allerbelangrijkste bleek de groep van ontzettend gemotiveerde mensen die hielpen een olievlekwerking aan de City Deal te geven. Top-down is belangrijk, bestuurders moesten er wel achter staan. Maar vooral de bottom-up was essentieel.”

Kun je dat uitleggen?

“Je moet met elkaar bouwen aan het einddoel, met inspraak voor alle lagen en expertises. Het moet namelijk voor iedereen iets toe te voegen hebben. Daarom hebben we gezegd dat elke stad haar eigen strategische agenda maakt, omdat elke stad zelf het beste weet waar iets het verschil kan gaan maken. Vanuit die agenda kun je zien op stadsniveau wie mee moet doen. Daarnaast heb je oliemannetjes nodig. Wie zijn de verbinders in de stad? Veel van mijn tijd in het eerste jaar is gaan zitten in het vinden van de juiste mensen. Per stad, hogeschool of universiteit heb je een of twee mensen nodig die dit gaan doen. Om die beweging te krijgen. Zo heb ik een netwerk kunnen opbouwen van mensen die én doeners zijn én ook zo sterk naar buiten konden richten dat ze hun eigen mensen konden meekrijgen, maar ook hun bestuurders.

We zijn met een eigen aanpak per stad en de juiste mensen van iets kleinschaligs vrij snel naar iets groots gegroeid. Dat is te danken aan de piramidestructuur ik al snel ben gaan bouwen. Aan de bovenkant één keer per jaar een studiereis naar een ander land ter inspiratie. Dan daaronder twee keer per jaar een landelijke kennisdelingsdag voor uitwisseling tussen alle betrokken mensen uit de twintig steden. Daaronder weer één keer per kwartaal een intervisiebijeenkomst voor alle trekkers van de twintig steden en daar weer onder maandelijks expertsessies, webinars en bij elkaar op bezoek. Die structuur werkt enorm goed. We hebben in bijna vijf jaar echt hele mooie dingen gezien. We zijn bijvoorbeeld in Essen Gent, Bristol en Helsinki geweest met grotere delegaties per stad. Dat heeft enorm veel gebracht.”

Had je vier jaar geleden verwacht dat je nu verder zou zijn met de City Deal?

“Misschien in een naïef beeld wel, maar tegelijk weet je hoe moeilijk dit soort transitiefases zijn op zo’n grote schaal. De visie veranderen van een universiteit, hogeschool, gemeente of ROC doe je niet een twee drie. Je ziet dat de City Deal bijdraagt doordat het terugkomt in de strategische agenda’s, niet alleen in die van het ministerie, maar ook in de strategische visies van instellingen. Je ziet dat het hele systeemdenken over civic universities of verbondenheid en teruggeven aan de stad – wat heel erg hangt op valorisatie – steeds vaker terugkomt. Ook is er meer besef dat we het in Nederland toch met elkaar samen doen. Het is beter samen te werken dan op zo’n klein landoppervlak met elkaar te concurreren. Tegelijk zie je dat dit soort pilots best wel moeilijk zijn. Samenwerking met de stad is een lastig begrip. Ik heb gemeenten zien worstelen met hun rol als trekker van hun eigen coalitie als stad. Hoe haal ik die hulpvraag uit de stad, hoe help ik instellingen om zich neer te zetten in die stad? Hoe beleg ik dit in mijn eigen gemeente? Stadsbesturen vinden dit nog heel lastig. Nog best vaak kijken ze naar een universiteit of hogeschool met het idee dat juist die aan de bak moeten. Het heeft dus tijd nodig.”

Rowinda Appelman interviewt een van de trekkers uit de steden op de landelijke kennisdelingsdag.

Kennis Maken is een van de meest succesvolle City Deals. Elke stad is bezig met een agenda, studenten werken concreet aan problemen in wijken. Het is echt landelijk uitgerold. Wat is het succes van de aanpak?

“Dat zijn twee dingen. Er is in de eerste fase nooit een competitie-element geweest. Elke stad kon voor het eerst vanuit gelijk toegekend geld met elkaar uitwisselen. Leiden hoefde niet in competitie met Rotterdam. En ten tweede dwong je eigenlijk alle partners in de stad om met elkaar samen te werken, omdat het een gezamenlijke aanvraag was. Dus de TU Delft kon niet alleen met de gemeente aanvragen, het moest samen met de hogescholen. De gezamenlijkheid zat hem in de strategische agenda per stad voor de CDKM. Ik heb me wat verkeken op het opstellen daarvan. Daar zijn sommige steden wel anderhalf jaar mee bezig geweest; ik ging ervan uit dat er al veel langer overleg over deze onderwerpen was in de steden. Uiteindelijk zie je dat het als een dieselmotor langzaam op gang komt. En dan loopt het, en vallen al die puzzelstukjes samen. Het zoeken van de juiste mensen, het gedwongen samenwerken met een agenda en die piramidestructuur. Op die manier is het echt een levendig netwerk geworden, waar mensen elkaar vinden en open problemen voorleggen. Door het werken met pilots ontstaat er steeds meer visie waar het landelijk naartoe moet. Dat is eigenlijk het doel geweest van City Deals in het algemeen: werken aan die wicked problems.”

En niet vergeten je eigen rol hierin?

“Ja, ook mijn eigen rol is belangrijk. Je merkt dat de energie het allerbelangrijkst is bij deze City Deal. Je doet echt op motivatie mee. Je gaat veranderingstrajecten in die ontzettend lang duren. Ik weet dat ze daarom zochten naar iemand die er energiek en gemotiveerd in kon staan. Die alle lagen bij elkaar kan brengen en vooral dat het niet allemaal te gewichtig hoeft te zijn. Je bent bezig met experimenteren dus je moet snel de klappen van de zweep kennen, niet lullen maar poetsen, gewoon gaan met elkaar. Daarnaast hebben we elke stad vrijgelaten in hun keuze. Dat maakt het soms moeilijk. Voor ons op landelijk niveau is het moeilijker generaliseren, maar het werkt daardoor wel. We hebben vijf groepen gemaakt. De ene groep is bezig uit te breiden of bestaande initiatieven te verbeteren, de tweede gaat alles inzetten op stadslabs, de derde focust op Challenges om daar met studenten te werken aan multidisciplinaire vraagstukken, de vierde groep zit heel erg in de wijk, de laatste groep gaat thematisch aan de slag.”

Waar ben je vooral trots op?

“Een van de dingen waar ik trots op ben is het samenbrengen van alle partijen. Juist door het in al die steden op zoveel verschillende manieren te doen hebben ze de partners van de CDKM geïnspireerd om het radarmodel voor verbinding met de samenleving te ontwikkelen. Alle aspecten waar je aan moet werken staan daarin. Die wisseling van lokaal en landelijk werkt goed in deze City Deal. Ook ben ik natuurlijk trots op de mooie projecten in de steden die lopen, het onderzoek dat nu wordt gedaan vanuit de onderzoeksregeling, maar ook op de landkaart met al die projecten. Natuurlijk moet ik niet alle Corona Challenges vergeten, die nu lopen. Daarnaast ben ik trots dat bestuurders meer met elkaar uitwisselen, in sommige steden zelfs wekelijks. Om het jaar hebben we het bestuurdersdiner waar nagenoeg alle bestuurders met de minister aanwezig zijn.”

Nu staan we voor een nieuwe fase. Wat gaat er gebeuren?

“Omdat er zo hard gewerkt is en er zoveel pilots zijn gedraaid die succesvol zijn gebleken, en er zoveel leeft in het netwerk, is het nu tijd voor een nieuwe stap. Eigenlijk willen we toe naar waarvoor we de City Deal zijn begonnen. Alle partijen hebben getekend voor het grootschalig inzetten van docenten, studenten en onderzoekers in de stad, voor het oplossen van de maatschappelijke opgaven van die stad. Je moet op een gegeven moment die stap gaan maken, die transitie van pilotfase naar grootschaligheid. Je moet er naartoe gaan bewegen. Voor ons is het na vier jaar pilots en met elkaar verkennen en dingen uitproberen echt nu tijd voor die volgende fase. Om te gaan werken aan die grootschaligheid.”

Wat betekent dat concreet voor de City Deal?

“De City Deal financiering wordt met drie jaar verlengd voor 2022-2025. Daarvoor heeft het ministerie van OCW 5 miljoen euro toegekend. Bij de nieuwe aanpak blijft een groot deel van de opzet van het netwerk hetzelfde. De piramideaanpak, kennisdeling en communicatie blijven allemaal bestaan, net als een programmamanager zoals ik. De stuurgroep en het bestuurlijk overleg met de minister gaan ook door. Wat verandert is dat we nu niet meer het versterken van de samenwerking in de stad op kleinere schaal financieren, en. dus ook niet meer de kennismakelaars. We financieren nu een ander deel: de stap naar grootschaligheid. Er staat een nieuwe regeling live vanuit NWO en Regieorgaan SIA, waar de instellingsbrede aanpak centraal staat. Je merkt dat vanuit het netwerk de afgelopen maanden continu is teruggekomen dat men niet weet hoe de stap van pilot naar grootschaligheid gezet moet worden. Hoe verleg je financieringsstructuren daarvoor? Hoe bed je deze manier van werken in het curriculum in? Hoe train je docenten hiervoor? En hoe maak je de samenwerking tussen stad en kennisinstelling structureel? Vandaar een nieuwe getrapte financiële regeling.”

“Met het eerste deel om dit soort vragen te verkennen. Zodat er voor deze instellingsbrede aanpak een implementatieplan kan worden ontwikkeld. De 5 miljoen is er dan voor bedoeld om deze plannen ook echt in werking te zetten, zodat we met elkaar echt van start kunnen gaan richting grootschaligheid en inbedding. Die implementatieplannen worden de eerste focus in de nieuwe aanpak. Ik denk dat deze nieuwe fase nodig en goed is. Je hoopt dat de elementen die we nu niet meer financieren zichzelf na vier jaar hebben bewezen.  En dat steden ook door willen met de samenwerking met elkaar. En dat posities als kennismakelaars ook terugkomen en ingebed worden in de grootschalige aanpak.”

Waar gaat het naartoe uiteindelijk. Wat is dan precies grootschaligheid?

“Je wil uiteindelijk het onderwijs en onderzoek grootschalig verbinden aan die maatschappelijke opgaven van steden. Dat blijkt heel lastig voor een hogeschool of universiteit. Het vergt veel meer samenwerking met externe partners. Je zal ook permanent geldstromen moeten verleggen. Doel is om juist als City Deal de komende tijd zo’n grootschaligheidsaanpak op te zetten en om die verbinding met de maatschappelijke opgaven in het curriculum te krijgen. Op die manier zorgen we er eigenlijk voor dat het straks binnen elke opleiding een plek kan krijgen en het onderdeel wordt van het DNA van een hogeschool of universiteit. Dat zorgt ervoor dat je instellingsbreed kleur moet bekennen. Een aantal partijen die nu meedoen zullen de stap misschien niet willen maken. Die zagen de City Deal als een paar projecten, of niche. Maar we hebben de City Deal ondertekend voor grootschaligheid, dus we moeten daar de komende jaren naartoe gaan werken. Nu komt eigenlijk alles samen waar we vier jaar voor hebben gewerkt. En dat is ervoor zorgen dat al die pilots echt geïnstitutionaliseerd raken in je onderwijs en onderzoek. Zodat dat het een plek krijgt, duurzaam wordt, en studenten er straks voor kunnen kiezen in hun opleiding. Ik kijk enorm uit naar deze volgende fase.”

Inspiratie delen op een van de landelijke kennisdelingsdagen van de City Deal Kennis Maken.