‘Het gaat uiteindelijk om de impact, de wereld beter maken’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Wageningen University Campus.Foto: Rob Oo/Flickr CC.

Of het nu met Society Based Education, de Stadsagenda of de City Deal Kennis Maken is, Wageningen werkt al langer samen met haar hoger onderwijs aan maatschappelijke vraagstukken. Rens Buchwaldt, lid van de Raad van Bestuur van Wageningen University & Research, kijkt trots naar de verbinding die is ontstaan. ‘Onze studenten zitten hier om de wereld te verbeteren. Met dit soort instrumenten kun je daar inhoud aan geven.’

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Organisatie & Sturing en Externe Verbinding.

Hoe gaat het met de verbinding stad en hoger onderwijs in Wageningen?

Buchwaldt: “Als universiteit zijn we een enorme factor in de stad. Wageningen is een gemeente van minder dan 50.000 inwoners. Wij hebben 12.000 studenten waarvan het grootste deel hier in de stad woont. Daarnaast hebben al met al op de WUR 6500 mensen in dienst waar ook een groot deel in Wageningen woont. Dat is dus een enorm punt in die verbinding. Daarom hebben we twee jaar geleden de Stadsagenda opgezet samen met de gemeente Wageningen, waarmee we gezamenlijk complexe uitdagingen oppakken in of rondom Wageningen. Daarmee willen we samen kennis en expertise opbouwen en de verbinding universiteit en stad vergroten. De Stadsagenda gaat verder maar heeft dus veel dezelfde doelstellingen als de City Deal.”

Rens Buchwaldt.

Rens Buchwaldt.

Wat is het aandeel van de City Deal aan projecten?

“Als je kijkt naar 2020 was een derde van alle student gerelateerde initiatieven en onderzoeksprojecten onder de vlag van de City Deal, de rest onder de Stadsagenda of ons onderwijsprogramma Society Based Education, waarin de WUR actieve samenwerking zoekt met bedrijven, startups, kennisinstituten en ngo’s om studenten te koppelen aan relevante en betekenisvolle sociale vraagstukken. We hebben dus veel meer verbinding in de stad. Deze afdeling houdt zich bezig met challenge-based learning, juist in de interactie met de maatschappij. Studenten verdienen credits door projecten echt in de omgeving te doen. onder begeleiding van docenten of senior onderzoekers .”

Wat voegt de City Deal daar dan aan toe?

“Zowel de Stadsagenda als Society Based Education sluiten helemaal aan bij de doelstellingen van de City Deal. De City Deal is dus een logisch instrument waar we gebruik van maken in wat we als een bredere opgave voor ons zelf zien. En dat is Wageningen-eigen. We zijn een erg praktisch gerichte universiteit die werkt aan maatschappelijke en relevante domeinen als voedsel, natuur en gezondheid. Onze studenten zitten hier om de wereld te verbeteren. Met dit soort instrumenten kun je daar inhoud aan geven.”

Zijn er City Deal-projecten waar u een warm hart voor heeft?

“Een project van het afgelopen jaar wat ik zelf heel bijzonder vind heet Lekker Lupine. Lupine is een soort boontje dat in Nederland kan worden verbouwd, een beetje een oude groente. En daaromheen is een project opgetuigd om te kijken wat je er allemaal mee kan.  Kan je er gerechten mee maken? Is het geschikt voor moestuinen, zodat mensen het zelf kunnen verbouwen?  Kan je er afzetkanalen verzinnen? In dit project is hier enorm veel energie in gestoken. Het is een voorbeeld van een typisch Wagenings project: een voedselproduct met allerlei goede eigenschappen richting milieu en gezondheid, dat biologisch te telen is en onderdeel is van de protein shift. Weg van dierlijke eiwitten richting plantaardige eiwitten. Het biedt alle uitdagingen die je tegenkomt bij een product dat niet bekend is.”

“Hoe zorg je ervoor dat consumenten geïnteresseerd raken? Hoe organiseer je de keten? Hele fundamentele vraagstukken die je op grotere schaal in allerlei voedselsystemen tegenkomt. Echt een interessant miniproject dat helemaal in de geest van de City Deal past. Een ander interessant project waar studenten van de WUR in het kader van de City Deal mee bezig zijn geweest vorig jaar is voedselverspilling. Naast toegepast onderzoek hebben we projecten in de buurt opgezet om voedselverspilling tegen te gaan, zoals soep maken van restproducten en dit weer beschikbaar maken via lokale retail.”

Is dat succes echt te danken aan de City Deals?

“Goede ideeën hebben vele vaders. Uiteindelijk is de hoeveelheid geld in de City Deal beperkt dus we sprokkelen geld bij elkaar om daar zoveel mogelijk mee te doen. Dat geldt niet voor Society Based Education. Als onderdeel van ons onderwijsaanbod heeft dat gewone middelen. Geld moet je altijd twee keer omdraaien voordat je het verstandig kan uitgeven. Dat maakt juist zo mooi als je extra middelen hebt om iets net wat groter aan te pakken, langer door te zetten of meer mensen op te laten aanhaken. Daarom probeer ik de drie stromen juist heel erg bij elkaar te brengen. Of het nu iets is van de City Deal, de Stadsagenda of Society Based Education. Het gaat om het maken van impact, het bijdragen aan onze doelstellingen om, heel kort gezegd, de wereld beter te maken.”

Hoe verloopt de samenwerking met alle partners?

“Ik denk dat het lokaal allemaal prima loopt, als onderdeel van een bredere verbinding. De City Deal is een van de extraatjes die ons ertoe dwingt elkaar op te zoeken. Omdat we zijn aangesloten met twee steden, als  Ede-Wageningen, is er een programmateam met vertegenwoordigers van de vier partners. We leggen in dat team de verbinding tussen de WUR en  CHE, samen met de coördinatoren bij beide gemeenten. Die verbinding was er voorheen niet. Dat is echt te danken aan de City Deal. In het landelijke CDKM overleg leren we weer vanuit andere steden. Tegelijkertijd leren wij anderen weer over initiatieven en ideeën die hier plaatsvinden. Ik ben vanuit de Wageningen University & Research (WUR) de bestuurlijke trekker, maar op bestuurlijk vlak is het natuurlijk allemaal wel wat beperkt. Ik blijf op de hoogte hier dankzij de mensen die hier in Wageningen mee bezig zijn, maar op landelijk niveau is de interactie tussen bestuurders maar één keer per jaar, ook maar online. Maar daar draait het uiteindelijk ook niet om.”

Met oog op de toekomst: wat is volgens u belangrijk voor de City Deal? Wat heeft het nodig?

“Net als voor de meeste projecten is enige financiële zekerheid op langere termijn wel belangrijk. Als projecten van jaar tot jaar lopen is het heel moeilijk om iets op te starten. Voordat je het in kannen en kruiken hebt, en iets hebt opgebouwd heb je namelijk een lange doorlooptijd nodig. Een aantal programma’s wil je ook een aantal jaren doorzetten, dus continuïteit biedt de nodige zekerheid. Natuurlijk zijn er altijd grenzen aan wat politiek gecommitteerd kan worden, maar dit lijkt me heel erg belangrijk. Hoe eerder je daar helderheid over hebt hoe eerder je er voor kan zorgen dat alles wat er nu staat niet een beetje zenuwachtig wordt. En voorkom je dat mensen zeggen dat ze zich liever richten op andere dingen.”

“Waar ik verder voor wil waarschuwen dat we moeten waken voor het direct effect willen meten. Zorg ervoor dat je zicht hebt juist op de afgeleide opbrengsten. Hoe de City Deal bijdraagt aan elkaar knopen van initiatieven en ontwikkelingen  zodat je grotere resultaten kunt boeken. Het verantwoorden van bestedingen is natuurlijk belangrijk maar hou bij het effect en de impact ook oog voor de indirecte effecten. Er moet genoeg vrijheid blijven, er moeten niet te veel regels omheen komen. Dat zorgt ervoor dat de uiteindelijke impact juist minder wordt. Dat zou voor mij voor de toekomstige inrichting van de CD mijn belangrijkste advies zijn. Hou die vrijheid om naar eigen inzicht verstandige dingen, en raak niet vast aan een op een verantwoording van bestedingen waardoor je juist de synergie met andere dingen misloopt.”

Campus van de WUR.

City Deal Kennis Maken: ‘Het systeem opschudden’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Bewoners en professionals in gesprek aan een grote tafel vol met post-it briefjes tijdens de kennismarkt van het stadslab Vergrijzing op 7 februari

Van stadslabs, leerwerkplaatsen tot Challenges. In de twintig steden van de City Deal Kennis Maken wordt volop geëxperimenteerd. Alle steden willen de opgebouwde samenwerking tussen onderwijs en stad verder brengen. Maar hoe bouw je door? Hoe stap je uit de cirkel van experimenteren, richting echte inbedding en langdurige samenwerking? Co-decaan Martin Schulz van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB), en een van de auteurs van de publicatie Experimenteren en Opschalen, geeft tips.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Externe Verbinding.

Het EnschedeLAB heeft als een van de einddoelen om de relatie met de stad en haar burgers te versterken door verbeterde vraagarticulatie. De City Deal in Den Haag wil uiteindelijk een samenwerkingsstructuur opbouwen die ontmoeting, kennisdeling en adaptief onderwijs faciliteert. Het einddoel in Leeuwarden is structurele inbedding van de living lab methodiek en experimenteerruimte in de curricula van de aangesloten onderwijspartijen. In Delft wil het Stadslab Tanthof de geleerde lessen ook in andere Delfste wijken toepassen en Utrecht gaat haar aanpak met de Challenges uitbouwen, professionaliseren en verankeren in een triple helix verband rondom opgavegericht werken. Kortom, opschalen staat overal op de agenda. En dat is niet meer dan logisch, stelt Martin Schulz, want zeker bij City Deals komt de vraag al snel om hoek kijken hoe er opgeschaald kan worden. “Experimenteren en opschalen zijn automatisch met elkaar verbonden.”

Bewijs of beweging?

Martin Schulz. Foto: NSOB.

Martin Schulz. Foto: NSOB.

Voordat je als experiment een stap verder kan zetten richting inbedding of opschaling moet je jezelf eerst twee vragen stellen, legt Schulz uit. “De eerste vraag gaat over de opbrengst van het te ontwerpen experiment. Is het experiment gericht op het verzamelen van bewijs, bijvoorbeeld of een aanpak werkt in de praktijk, of wil je er vooral beweging mee genereren of misschien wel allebei?”

Is een experiment gericht op bewijs, dan moet je het zo inrichten dat de kans op een bewezen praktijk zo groot mogelijk is, aldus Schulz. Dat kan op allerlei verschillende  manieren. “Ontwerpers kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om een breed net met mogelijke oplossingen uit te werpen, maar ook het testen van een belofterijke aanpak is mogelijk. Ze kunnen kiezen voor een test in een gecontroleerde omgeving, als in een laboratorium, of juist contextgedreven oplossingen zoeken die vooral in die specifieke omgeving werken. Hoe je experimenteert, maakt uit voor het bewijs dat je vindt.”

Is een experiment gericht op beweging, om bijvoorbeeld actoren aan te zetten om iets te gaan doen, iets te veranderen, dan is het principe anders, legt Schulz uit. “Het experiment beoogt dan belanghebbende actoren in beweging te brengen. Ook dat kan weer op verschillende manieren. Vooraf ontworpen, of in een opkomend emergent proces waarin de stappen gaandeweg worden bedacht, op basis van wat de praktijk brengt. De vraag is ook wat er precies in beweging moet komen. Moeten er oplossingen worden bedacht, of is het proces er vooral op gericht dat er via het experiment capaciteit ontstaat om nader te experimenteren en met dit vraagstuk aan de slag te gaan?”

Oogsten of opschudden?

Ten tweede is er de vraag of je met opschaling wil oogsten of opschudden of misschien wel beide? Wil je bewijzen verspreiden, praktijklessen delen binnen het bestaande pad? Of wil je het systeem, het pad zelf, opschudden? Bij de eerste vorm kan het gaan om het overbrengen van informatie vanuit het experiment, maar ook om professionalisering van de werkwijze. En wat is oogsten eigenlijk? Is dat een lineair proces, waarin de doorwerking steeds wat meer door het veld gaat? Of is het eerder exponentiële groei, waarbij de groei zelf ook groeit en in snel tempo het veld doordrenkt?”
Als voorbeeld van een experiment met bewijs noemt Schulz de innovatievouchers die het ministerie van EZK vijftien jaar geleden heeft ingevoerd om het mkb innovatiever te maken en kennisdeling en ondernemerschap te stimuleren. Aan de achterkant verzamelt het ministerie daarover bewijslast. Werkt het? Levert het echt innovatie op?

Bij zowel opschalen als opschudden gaat het om weer een andere beweging, aldus Schulz: “Je experiment heb je dan uitgevoerd omdat het bestaande systeem niet gaat zoals je wilt. De lessen uit het experiment gebruik je om dit systeem te destabiliseren. Het kan bijvoorbeeld door vooral te richten op de bestaande kanalen, maar ook door juist de bestaande regimes te doorbreken en nieuwe partijen in positie te brengen om tot nieuwe oplossingen te komen. Het kan door actief belemmeringen voor vernieuwing weg te nemen, zoals regelgeving, maar ook door deze vooral te agenderen en daarmee in het gesprek te brengen. Zo zijn er verschillende wegen om tot opschudding te komen, die ontwerpers ter hand kunnen nemen. Destabiliseren is vaak ongemakkelijk maar je moet het accepteren, het hoort bij systeemverandering. Opschudden is dan ook vaak een gevoelig thema. Het raakt aan de politiek en aan allerlei verschillende maatschappelijke belangen. Maar het is nodig om echt verandering te creëren.”

Een voorbeeld van een experiment met beweging zijn de aardgasvrije wijken. Waar op lokaal niveau de proeftuinen vooral zoeken naar bewijs, heeft het landelijk programma rond al die lokale proeftuinen echt een beweging in gang gezet.

Studenten werken samen aan de Sustainable Campus Challenge.

Studenten werken samen aan de Sustainable Campus Challenge in Utrecht.

Kennis Maken als beweging

En hoe zit het bij de City Deal Kennis Maken? “Ik heb meer kennis van opschalen en minder van deze specifieke deal, maar ik kan me voorstellen dat het hier ook gaat om beweging creëren, om de langdurige verbinding tussen kennisinstellingen en maatschappelijke partners op te zetten”, aldus Schulz. “Hoe zorg je ervoor dat de experimenten echt de maatschappelijke problemen oplossen? Of dat de studenten de nodige kennis opdoen? Hoe oogst je? Hoe ga je die oogst op andere plekken krijgen? Zoals je ziet heb ik vooral veel vragen voor opschaling. Want het begint met vragen stellen. Wat is je eigen strategie? In onze publicatie Experimenteren en Opschalen bieden we voorstellen voor maatschappelijke initiatieven hoe ze experimenten en opschaling kunnen vormgeven en daarvoor een strategie kunnen ontwikkelen.”

Opschaling in de City Deal Kennis Maken zou volgens Schulz langs twee kanten kunnen worden verkend: of verder binnen de eigen onderwijsinstelling of breder onderwijs of richting de maatschappelijke partners, de gemeente maar ook bijvoorbeeld betrokken bedrijven. “Hoe zorg je ervoor dat het ook beklijft bij die andere kant? Wat de City Deal Kennis Maken vooral lijkt te willen is het systeem opschudden. Er is een nieuwe praktijk van werken, en die willen de verschillende steden mainstreamen, tot het nieuwe normaal maken. Maar dat gaat niet vanzelf, je zal er continu aandacht aan moeten blijven geven. De vraag is hoe. Ga je het faciliteren? Geef je verandertraining of cursussen? Opschalen gebeurt niet het is iets wat je doet. Je moet er actief aan werken. Ik vrees dat opschaling elke keer maatwerk is. Er bestaat geen makkelijke methode, geen Haarlemmerolie. Elk experiment is uniek. Het wiel opnieuw uitvinden is juist nodig. Hét antwoord bestaat gewoon niet. Het lijkt me heel leuk en interessant om hier op de landelijke City Deal Kennis Maken dag op 18 juni op de de landelijke Kennisdelingdag City Deal Kennis Maken verder over te praten.”

‘Studenten hebben echt een frisse blik’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Studenten aan het werk. Foto: Brooke Cagle/Unsplash.
Studenten aan het werk. Foto: Brooke Cagle/Unsplash.

De komende jaren moet het Central Innovation District (CID) in Den Haag uitgroeien tot een aantrekkelijk internationaal knooppunt. Naast de fysieke opgaven in dit stadsdeel liggen er ook de nodige sociale opgaven. Daarvoor heeft de stad de hulp ingeroepen van studenten. In de Challenge Herontwerp Structuurvisie CID hebben vijftien studenten van verschillende kennisinstellingen en opleidingen meegedacht over de inrichting van het gebied. Lector Katja Rusinovic van de Haagse Hogeschool en Jetse Siebenga, programmamanager Urban Studies aan de Universiteit Leiden vertellen wat dat opleverde.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

Het Central Innovation District (CID) is het economisch hart van Den Haag, gelegen tussen de drie stations Hollands Spoor, Centraal Station en Laan van Nieuw Oost-Indië (NOI). Momenteel werken er in het gebied 90.000 mensen en studeren er ruim 30.000 mensen. De komende twintig jaar moet het CID echt uitgroeien tot aantrekkelijk gebied waar innovatie, security centraal staan naast economische groei, en waar heel Den Haag de vruchten van plukt. Onlangs werd de ontwerp structuurvisie door de gemeenteraad afgekeurd, omdat een aantal punten extra aandacht moeten krijgen. Waaronder een aantal sociale opgaven, die door corona alleen maar groter zijn geworden.

Hoe zorg je met de inrichting van het CID er voor dat deze problemen minder worden? Welke aanpassingen zijn in de huidige structuurvisie noodzakelijk? Hoe kan de gebouwde omgeving juist nu ontmoeting tussen wijkbewoners stimuleren? Studenten vanuit verschillende opleidingen van de Universiteit Leiden, De Haagse Hogeschool en InHolland zijn in de Haagse Corona Challenge aan de slag gegaan met dit soort vragen. Binnenkort presenteren ze de tien aanbevelingen die zij de gemeente hebben meegegeven online op een website.

Beeld uit de Structuurvisie. Foto: Central Innovation District.

Hoe zijn jullie begonnen?

Rusinovic: “De gemeente heeft ons benaderd om mee te kijken hoe we de sociale opgaven in de wijk beter kunnen verbinden aan de fysieke en ruimtelijke opgaven. Hoe verhouden thema’s als eenzaamheid, sociale cohesie, gezonde levensstijl en het voorkomen van ongelijkheid zich tot die fysieke opgaven? Toen de City Deal Kennis Maken langskwam met de Corona Challenge leek het ons mooi om de Structuurvisie van de CID te koppelen aan de anderhalve meter samenleving én de sociale opgaven in het gebied. Gezondheid, ongelijkheid en eenzaamheid zijn bij uitstek vraagstukken die door de coronacrisis urgenter zijn geworden. Het belang van groen om je heen, naar buiten kunnen en een gezonde leefstijl hebben we allemaal ervaren het afgelopen jaar. Eenzaamheid onder jong en oud is juist door corona alleen maar gegroeid. En hoe zorg je ervoor dat bewoners uit minder goede wijken worden betrokken en dat er niet alleen maar een gebied ontstaat dat superaantrekkelijk is voor de hoger opgeleide bewoners? En waarbij een belangrijke bestaande groep wijkbewoners wordt vergeten als het gaat om voorzieningen? Daar wilden we dus met studenten mee aan de slag gaan. Zo is de Challenge ontstaan. Jetse en ik hebben van gedachten gewisseld en via Jetse zijn we in contact gekomen met Hugo Pilate, die het allemaal via online sessies kon vormgeven.”

De Challenge heeft dus helemaal online plaatsgevonden?

Siebenga: “Ja. Voor dit project hebben we gekozen voor het whiteboard platform Miro. We hebben alle studenten uitgenodigd voor vier workshopsessies en hun plannen hebben ze gepresenteerd aan de gemeente in een vijfde bijeenkomst. Als eerste zijn ze aan de slag gegaan met een visie op het CID. Wat moet het zijn? Welke vraagstukken spelen er, en waar wil de gemeente extra naar kijken? De studenten hebben vervolgens in groepjes gewerkt aan personalia rondom de problemen in het gebied. Hoe kan Lia, een jonge vrouw met een visuele beperking, bijvoorbeeld door de stad navigeren en tegelijk zinvolle interacties hebben? Hoe kan de 45-jarige David, net gescheiden, in zijn weekendroutine nieuwe mensen leren kennen en gezond blijven? Hoe bewegen zij zich door Laan van NOI van morgen?”

Jullie hebben het vooral over Laan van NOI in de Challenge?

Siebenga: “Ja we hebben gekozen voor dit concreet afgebakende gebied. Laan van NOI moet een enorme transporthub worden, waar veel mensen in- en uitstromen. Er verrijst straks een groot campusgebouw, het Security Campus. Op Miro hebben de studenten het allemaal uitgetekend hoe de personages hier straks hun dagelijkse routes lopen. Zo hebben ze aanbevelingen kunnen doen voor de inrichting van deze openbare ruimte. Een leuk idee was bijvoorbeeld om te werken met gekleurde lijnen op de grond die je naar de juiste voorzieningen brengen. Als ik naar een park wil moet ik deze kleur volgen, voor een restaurant volg ik een andere kleur. Een van de mooiste reacties vanuit de gemeente bij de presentatie was dan ook dat de plannen voor het CID nu eindelijk ook verbonden zijn aan mensen.”

Katja Rusinovic.

Katja Rusinovic.

Rusinovic: “Een mooi voorbeeld is dat in drie van de vijf presentaties kinderen in terugkwamen, terwijl in de structuurvisie het woord kind misschien één keer valt. Het gaat juist om de mens als vertrekpunt te nemen voor de inrichting van je gebied. Dat is bijna tegengesteld aan hoe zo’n structuurvisie tot stand komt. Daar gaat het vooral om functionaliteiten en meters en hoe hoog mag je bouwen.

Siebenga: “In de huidige fase van het project is dat menselijke deel nog heel ver weg. Ik vind dan ook dat de studenten er goed in geslaagd zijn om de mensen in het CID alvast een gezicht te geven. Bij de presentatie zag ik dat het wat mensen met de mensen die die bij de dienst stedelijke ontwikkeling werken. Ik hoop dat het verhaal over de mensen nog lang bij ze blijft..”

Wat heeft dit nu opgeleverd?

Siebenga: “Voor de gemeente heeft het dus tien concrete aanbevelingen opgeleverd, die we binnenkort bekendmaken. Voor het onderwijs heeft ook wat opgeleverd. Ik heb gesprekken gehad om ook Miro te gebruiken binnen de universiteit. Er zijn nu een aantal docenten die er mee aan de slag gaan. Ook komt er binnenkort bij ons een training in het gebruik van Miro.”

Gaan jullie vaker zo’n Challenge doen?

Rusinovic: “Ja wat mij betreft wel. Ik kan me voorstellen dat deze manier van samenwerken ook tussen verschillende kennisinstellingen en opleidingen voor herhaling vatbaar is. De vorm van een Challenge is heel aansprekend. Je kan er makkelijk studenten mee werven. Omdat het aanvullend is op een curriculum is het ook makkelijker om het op een bepaalde manier te organiseren. Studenten doen echt mee omdat ze het leuk vinden. Wat ik heel bijzonder vond is dat je met dit project ook de verschillende afdelingen binnen de gemeente Den Haag met elkaar hebben weten te verbinden. Miro is als instrument voor gemeenten dan ook erg interessant. Het gemak waarmee ambtenaren via deze manier in gesprek kwamen met studenten was groot mooi. Ik kan me voorstellen dat je als gemeente dit instrument ook gebruikt om met bewonersgroepen in gesprek te gaan.”

Hebben jullie nog lessen opgedaan die je wilt delen met de City Deal?

Rusinovic: “Ik denk dat de belangrijkste les is hoe we deze Challenge online hebben weergegeven en hoe je op deze manier studenten van verschillende kennisinstellingen en opleidingen samen kunt brengen. Dat kunnen andere steden ook gebruiken. Ook dat de gemeente vanaf het begin zo betrokken was is leuk voor de studenten. Die krijgen het gevoel dat er ook echt iets gebeurt met hun input.”

Jetse Siebenga.

Jetse Siebenga.

Siebenga: “Ik denk dat onze Challenge ook heeft laten zien dat het onderwerp ook belangrijk is. Met het CID hadden we een project in huis dat enorm tot de verbeelding spreekt. Het heeft een internationale connotatie en is een manier van denken over steden die hip en happening is. Dat is ook belangrijk voor studenten. Wat me echt opviel is dat studenten echt een frisse blik hebben. Het is als een soort sprankeling, als een steen in het water.”

Gekleurde lijnen

Matteo is een tweedejaars student Urban Studies en deed mee aan de ‘Collaborative Urbanism’ challenge. “Het was een geweldige gelegenheid om met gemeenteambtenaren te praten. Ik heb een goed idee gekregen van wat ze denken en willen en hoe herontwikkelingsprojecten in de praktijk werken. Wat me opviel was de complexiteit van zo’n project. Het was ook interessant om in contact te komen met studenten van andere opleidingen.” Een van de ideeën die de groep van Matteo aandroeg, was om gekleurde lijnen op de stoep te creëren die anderstaligen en kinderen naar hun bestemming (een park, sociale dienst) leiden. Dit wordt op luchthavens gebruikt, maar is nog nooit geïmplementeerd in een stedelijke omgeving. Lees het hele interview met Matteo.

 

 

Leren samenwerken met andere perspectieven

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Studenten aan het werk in leerwerkplaats in de wijk Spijkerkwartier. Foto: HAN.
Studenten aan het werk in leerwerkplaats in de wijk Spijkerkwartier. Foto: HAN.

Samenwerken met professionals van andere disciplines en niveaus is nog niet standaard een vaardigheid die je leert tijdens je studie. Terwijl het later wel onmisbaar is in je werk. In Arnhem en Nijmegen kunnen studenten hiermee ervaring opdoen in leerwerkplaatsen. Judith Stoep, onderzoeker en docent Pedagogische Wetenschappen en Onderwijswetenschappen aan de Radboud Universiteit, kijkt naar de opbrengsten van deze rijke leeromgevingen in haar onderzoek, dat is gesubsidieerd in de CDKM Onderzoeksregeling.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Studenten en Externe Verbinding.

Dat interprofessioneel samenwerken complex is, bewijzen de sociale wijkteams wel in de jeugdzorg. Sinds de decentralisatie in 2015 is de jeugdzorg zo georganiseerd dat deze teams de zorg en ondersteuning integraal aanbieden in de wijken. Het klinkt mooi, maar in de praktijk blijkt het heel erg lastig te zijn. De professionals in de teams zijn namelijk onvoldoende voorbereid op het toepassen van nieuwe werkwijzen die noodzakelijk zijn voor een gezamenlijke ondersteuning van kinderen en jongeren. Het is dus urgent dat de professionals van de toekomst, de studenten van nu, leren hoe dat moet, dat samenwerken met andere disciplines in een team.

Leerwerkplaatsen

Weinig andere regio’s kennen al zoveel initiatieven waar studenten ervaring kunnen opdoen met interdisciplinair samenwerken als Arnhem en Nijmegen. Op initiatief van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) zijn er de afgelopen jaren in verschillende wijken in beide steden leerwerkplaatsen opgezet, vanuit de urgentie dat de studies in het hoger onderwijs onvoldoende zijn toegerust om hun studenten voor te bereiden op samenwerking met professionals van andere disciplines. Inmiddels zijn ook de Radboud Universiteit en ROC Nijmegen aangesloten bij deze leerwerkplaatsen. Geïnspireerd door de City Deal Kennis Maken en de Nijmeegse beweging Ieder Talent Telt werken docenten en studenten van verschillende opleidingen in deze leerwerkplaatsen samen aan grootstedelijke thema’s in het sociale domein. Zo leren de studenten hier zowel multilevel als interdisciplinair samenwerken, in verbinding met professionals in de wijk.

In verbinding leren voor kind en jeugd

Het afgelopen collegejaar is in de wijk Nijmegen-Noord de leerwerkplaats In verbinding leren voor kind en jeugd opgericht, waarin alle drie de onderwijsinstellingen samenwerken. Het is het startpunt voor het gelijknamige onderzoek onder leiding van Judith Stoep. “In deze leerwerkplaats werken we samen vanuit vijf verschillende opleidingen, die gelieerd zijn aan het thema zorg aan jonge kinderen (tot 12 jaar).” Van de Pabo en Pedagogiek op de hbo, Pedagogische Wetenschappen aan de RU tot opleidingen als pedagogisch medewerker en onderwijsassistent op het ROC.

Stoep: “Elke opleiding heeft zijn eigen perspectief hierbij. Het onderwijsaanbod op de Pabo is weer heel anders dan het aanbod bij de opleiding tot pedagogische medewerker bijvoorbeeld. We zien dus aan de ene kant dezelfde doelstellingen in het opleidingsprogramma’s die gericht zijn op zorg of onderwijs, maar aan de andere kant andere accenten en abstractieniveaus. En dat is precies de context, waarin je later in de praktijk terechtkomt. Dan moet je samenwerken in een team met professionals die verschillende achtergronden hebben. De een heeft meer een zorgprofiel en de ander is opgeleid voor het onderwijsveld en de onderwijsniveaus zijn wisselend. Ze doen daar heel goed werk, maar lopen wel eens tegen drempels aan, omdat ze de perspectieven van zorg en onderwijs niet goed samen kunnen brengen. Dat lijkt een van de bedreigende factoren voor het succes van deze wijkteams.”

Judith Stoep.

Betekenisvolle context

Hoe dat komt? “Studenten leren tijdens hun studie niet echt hoe ze moeten samenwerken met studenten van andere opleidingsniveaus en andere opleidingen, om vanuit andere perspectieven te kijken naar problemen van kinderen en jongeren”, legt Stoep uit. “En dat is precies waarom we deze leerwerkplaats hebben opgezet, om ze die praktijk te laten ervaren. In de betekenisvolle context van de wijkgerichte leerwerkplaats krijgen de studenten de gelegenheid om elkaars expertise te zien, te gebruiken en kennis uit te wisselen. De leeromgeving wordt niet begrensd door de muren van de onderwijsinstelling, maar wordt gevormd door de maatschappelijke context waarin zorg en onderwijs voor het jonge kind wordt geboden, en door de personen die daarin een rol spelen: ouders en kinderen, wijkprofessionals zoals pedagogisch medewerkers in de kinderopvang, leden van sociale wijkteams, wijkmanagers, leraren, onderwijsassistenten en orthopedagogen”.

Onderzoek

Met het project willen Stoep en de andere onderzoekers verschillende facetten van het leren in een wijkgerichte leerwerkplaats beschrijven vanuit het perspectief van zowel de studenten, als van de docenten, wijkprofessionals en andere partners, zoals de gemeente Nijmegen. Zo wil ze de effecten van gezamenlijk leren in een rijke leeromgeving vaststellen. In welke mate zijn de studenten succesvol in het behalen van de leerdoelen van hun eigen opleiding? En hoe zit het met het samenwerken? “Studenten leren tijdens hun studie meestal wel om samen te werken, maar met gelijkgestemden”, aldus de onderzoeker. “Ze komen niet in situaties terecht waar er verschil van mening is over de juiste aanpak, zoals wel gebeurt in de wijkteams. Denk bijvoorbeeld aan een fysiotherapeut en een orthopedagoog die samen kijken naar een kind. Hun visies, die gebaseerd zijn op verschillende opleidingstradities, moet je zien samen te brengen in één aanpak. Dat is ingewikkeld, je weet niet welke kennis de ander heeft en hoe je elkaar kan aanvullen.”

Wat helpt is om studenten er beter op voor te bereiden, stelt Stoep. “In wijkteams zijn veel professionals en partners verbonden. Contact met elkaar is dus ontzettend belangrijk. De student moet zich dan ook in de opleiding bewust worden van de maatschappelijke context waarin hij of zij komt te werken. Een orthopedagoog werkt al lang niet meer alleen in een kamertje met een kind aan het oplossen van een ontwikkelingsprobleem. Die moet in de ondersteuning van een kind rekening houden met andere professionals en partijen. In de leerwerkplaats kunnen alle studenten oefenen met die samenwerkingscompetenties, in het echt, bij een realistisch probleem. We hopen op basis van de data duidelijk te maken hoe belangrijk deze vorm van authentiek leren is. Ik hoop dat we deze gezamenlijk aanpak de komende tijd kunnen doorzetten, op basis van de onderzoeksresultaten.”

Studenten aan het werk in een leerwerkplaats. Foto: HAN.

Lichtpuntje in coronatijden

Het initiatief In verbinding leren voor kind en jeugd in Nijmegen-Noord is in ieder geval succesvol gebleken. In totaal hebben het afgelopen semester 9 studenten meegedaan vanuit vijf opleidingen en drie niveaus. Ondanks corona konden ze toch fysiek op locatie, en op de scholen in de wijk, werken. Stoep: “Het was voor de studenten vaak een lichtpuntje in de coronatijd, zeker voor de mbo’ers. Alle praktijkopdrachten vielen weg. Het was voor hen de enige keer in de week dat ze elkaar fysiek zagen en het gevoel hadden echt onderwijs te krijgen.”

Afgelopen september zijn de studenten gestart. Het onderzoek zit nu in de fase van interviews met alle betrokkenen, waaronder de studenten, wijkdocenten en andere partners. Begin juni zullen de resultaten van het onderzoek officieel worden gepresenteerd. “In ieder geval is nu al duidelijk geworden dat de leerwerkplaats een betekenisvolle leercontext biedt. Studenten leren samenwerken en betekenen tegelijk iets voor de wijk.”

City Deal in Enschede: ‘Met elkaar bereik je veel meer dan alleen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De verbinding tussen samenleving en onderwijs is niet nieuw in Enschede. Sterker nog, al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw werkt de Universiteit Twente samen met het bedrijfsleven. Nu werken dankzij de City Deal Kennis Maken en het EnschedeLAB studenten aan concrete vraagstukken uit de wijken. ‘Dat is echt van maatschappelijk belang’, stelt de Enschedese wethouder onderwijs June Nods.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

In hoeverre bent u betrokken bij de City Deal?
“Bestuurlijk ben ik erg betrokken bij de City Deal. Als wethouder heb ik onder andere onderwijs en innovatie in mijn portefeuille. Ik vind het ontzettend belangrijk dat onze leerlingen en studenten betrokken worden bij onze maatschappij. Maatschappelijke stages helpen hier bij, maar ook het EnschedeLAB. Want via het EnschedeLab dagen wij studenten uit om hun denkkracht en creativiteit in te zetten voor maatschappelijke vraagstukken uit onze stad.”

In Enschede is de verbinding onderwijs met de samenleving al echt een traditie?
“Jazeker. We waren zelfs de eerste stad in Nederland waarvan de universiteit nadrukkelijk deze verbinding zocht. Dat is te danken aan Harry van den Kroonenberg, rector magnificus in de jaren 80. Die had een vooruitziende blik en staat ook wel bekend als de geestelijke vader van de ondernemende universiteit. Hij dacht datgene wat we aan de universiteit bedenken kunnen we ook vermarkten. Tegenwoordig vinden we dit niet meer dan logisch. Maar toen was het echt vernieuwend. Deze ondernemende houding heeft ervoor gezorgd dat veel spin-offs van de universiteit zich op en nabij het universiteitsterrein vestigden. Dit gebied heet Kennispark Twente en hier zijn vandaag de dag meer dan 400 bedrijven gevestigd. Demcon is een van die spin-offs die inmiddels is uitgegroeid tot een multinational. Een bedrijf dat velen kennen door de productie van beademingsmaskers in de coronatijd.”

Hoe vindt de verbinding daar precies plaats?
“Veel bedrijven op het Kennispark zijn spin-offs van de universiteit. Dit zorgt vaak voor een duurzame relatie tussen beide partijen. Het is een ideale vestigingslocatie met de universiteit op loopafstand en de aanwezigheid van talent. Toen Kennispark 40 jaar geleden ontstond was het de eerste innovatiecampus van Nederland. Om die aantrekkingskracht te behouden krijgt het nu een upgrade, een ontwikkeling die gerealiseerd wordt in de komende twintig jaar. Als gemeente jagen we dit aan en faciliteren we deze ontwikkeling. Uiteindelijk moeten de bedrijven en de universiteit het samen doen. De gemeenteraad heeft de stedenbouwkundige plannen hiervoor onlangs goedgekeurd.”

“Het idee is dat het Kennispark echt een community wordt waarbij duurzaamheid en vergroening een grote rol spelen, en de auto’s uit het straatbeeld verdwijnen. Het moet een parkachtige omgeving worden waar mensen ook een frisse neus kunnen halen, waar restaurantjes zijn, waar reuring is. Dat is wat onze jonge ondernemers en mensen die bij de bedrijven gaan werken nodig hebben.”

Wat gebeurt er allemaal qua City Deal in Enschede? Is het Kennispark daarbij bijvoorbeeld betrokken?
“Wel in de zin dat leerlingen de bedrijven bezoeken. Dat bestaat al langer dan de City Deal. Dat zit hem echt in het EnschedeLAB. Daar zitten een heleboel mooie projecten in, dat is echt aansprekend. Wat gemist wordt, nu helemaal vanwege corona, is dat het programma nog niet in het curriculum is opgenomen. Dat is natuurlijk ook ingewikkeld, want hbo, universiteiten en mbo hebben natuurlijk allemaal een ander soort curricula.  Maar het zou zo mooi zijn als studenten er ook studiepunten voor zouden kunnen krijgen.”

“Met de studies die zijn stilgevallen is het voor studenten nu extra hard aanpoten en zullen ze minder snel kiezen voor extracurriculaire activiteiten zoals de activiteiten aangeboden door het EnschedeLAB, als daar geen studiepunten te behalen zijn. Er moet brood op de plank komen dus wat dat betreft wordt het lastiger vermoed ik om hiervoor te kiezen. Ik wil een pleidooi houden om het wel in die curricula op te nemen. Want het is maatschappelijk van enorm groot belang dat ze meedoen. Dat is belangrijk voor de maatschappij, maar ook voor de studenten zelf om betrokkenheid te krijgen met wat er gebeurt om hen heen.”

Hoe zouden hoger onderwijsinstellingen dat kunnen organiseren en stimuleren?
“Het lijkt me dat dit wettelijk gefaciliteerd moet worden door de onderwijskoepels. Ik weet dat het complex is om de curricula tot stand te brengen maar welke regelgeving eronder zit weet ik niet.”

Wethouder June Nods

Wethouder June Nods

Wat zou u graag nog willen zien doorontwikkelen in de City Deal?
“Ik ben zelf bij het Netwerk Kennissteden trekker van de ecosystemen. Dat zijn we aan het opzetten. Wat ik graag zou willen is dat we een soort roadmap creëren van alle verbindingen tussen bedrijven, onderwijsinstellingen en gemeenten. Wanneer bijvoorbeeld iemand uit Italië komt kijken naar wat er gebeurt in Nederland als innovatieve delta, dat deze persoon ook snel de juiste partijen bij elkaar vindt. Bijvoorbeeld als je iets zoekt op het vlak van de medische technologie dat je dan meteen naar de goede universiteit wordt geleid, de goede faculteiten en de juiste bedrijven die zich daarmee bezighouden.”

“Het begint allemaal met de samenwerking tussen de verschillende campussen. Juist dan kan je elkaar versterken en hoef je niet met dezelfde dingen bezig te zijn. Het zou mooi zijn als de City Deal komende jaren blijft inzetten op de regionale verbindingen die zijn ontstaan tussen onderwijs en samenleving, maar ook zou helpen met het nationaal en internationaal profileren van alle initiatieven.”

Wat wilt u nog meegeven aan het landelijke City Deal-netwerk?
“Ik ben enthousiast over de samenwerking. Ik denk dat je met elkaar veel meer kunt bereiken dan ieder voor zich. En dat is alleen maar goed voor de internationale herkenbaarheid van Nederland. Als wij erkenning krijgen als de innovatieve delta van Europa zou dat een fantastisch resultaat zijn. Daarom is een plek waar al die kennis is verzameld en waar Nederland op de kaart komt zo belangrijk. De City Deal kan daar een mooie bijdrage aan leveren.”

Novi-conferentie 31 maart: Digitalisering en innovatie als instrumenten voor de NOVI

Dit gaat over de City Deal Een Slimme Stad, zo doe je dat

Op 31 maart vindt de NOVI-conferentie online plaats. Praat mee tijdens onze sessie ‘Zo transformeer je naar een slimme, duurzame en gezonde stad – Digitalisering en innovatie als instrumenten om de NOVI te realiseren’. In deze online talkshow nemen we u mee in hoe digitale innovatie en transformatie bijdragen aan de verduurzaming van de fysieke leefomgeving. Aan de hand van voorbeelden, zoomen we in en uit; van de sensor in de straat tot aan slimme duurzame oplossingen voor heel Nederland.

Meld u aan via www.noviconferentie.nl

Datum en tijd: 31 maart 2021, 12.45-13.30 uur
Locatie: Online
Doelgroep: Deze conferentie is bedoeld voor bestuurders, volksvertegenwoordigers, ambtenaren en experts die te maken hebben met de inrichting van de schaarse ruimte in Nederland.

We gaan in gesprek met

Jan-Bert Dijkstra– Ministerie van IenW – Directeur programma Mobiliteit en Gebieden
Robin Kroes – VodafoneZiggo – Executive Director Strategy, Insights & Integration
Anita Nijboer – Kennedy van der Laan – partner en advocaat
Shahid Talib – Heijmans – directeur smart cities
Marieke van Wallenburg – Ministerie van BZK – directeur-generaal Overheidsorganisatie (DG OO)
Wim Willems – G40 – Wethouder Apeldoorn; mede voorzitter G40 themagroep smart cities
Jan Willem Wesselink – Projectleider City Deal ‘Een slimme stad zo doe je dat’ en Future City Foundation

Programma
12.45u                Welkom– door Jan-Willem Wesselink
12.50u                Introductie – Wat bedoelen we met digitalisering?
13.00u                Wijkniveau –Wat zien we in de toekomst op ons afkomen in de fysieke leefomgeving, kunnen we daar op anticiperen? En wat levert het op?
13.10u                Stadsniveau – Hoe komen we van pilots en livinglabs naar schaalbare toepassingen
13.20u                NOVI – Wat zijn (ongekende) mogelijkheden én hoe kunnen overheden, bedrijfsleven en kennisinstituten daarmee, samen, duurzaam invulling geven aan de Nationale Omgevingsvisie?
13.30u                Afsluiting

Deelnemen is gratis. Meld u aan via www.noviconferentie.nl

Innovatie Expo 8 april: ‘Hoe bestuur je een slimme stad’ met staatssecretaris Knops

Dit gaat over de City Deal Een Slimme Stad, zo doe je dat

Donderdag 8 april gaan we tijdens de Innovatie Expo 2021 in gesprek met de staatssecretaris van BZK Raymond Knops, bestuurders en innovatieve bedrijven in discussie over de uitdagingen van het besturen en innoveren in een slimme stad. Meld u aan voor het online event ‘Hoe bestuur je een slimme stad’ en praat mee tijdens het online rondetafelgesprek.

Aanmelden voor de Innovatie Expo kan via www.innovatieexpo2021.nl.

Datum en tijd: donderdag 8 april, 10.15 – 11.00 uur
Locatie: Online, deelname is gratis
Voor het programma en de aanmelding kunt u hier kijken.

We gaan in gesprek met: 

  • Raymond Knops (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)
  • Jeroen Hoencamp (VodafoneZiggo)
  • Barbara Kathmann (Partij van de Arbeid)
  • Wim Willems (Gemeente Apeldoorn)
  • Michiel van Willigen (Gemeente Zwolle)
  • Jan Willem Wesselink (Future City Foundation)

Programma

10.15 u Welkom 
10.20 u Introductie: wat bedoelen we met digitalisering?
10.25 u Waarom is het belangrijk dat steden en Rijk het thema smart city oppakken?
10.30 u Hoe verandert digitalisering en technologisering je rol en rolinvulling als bestuurder? Hoe kun je van daaruit kansen benutten?
10.35 u Wat is de meest kansrijke stap die we nú moeten zetten om te komen tot slimme steden waar het fijn leven is?

Achtergrond
In een slimme stad worden door internet en technologische toepassingen objecten en gebruikers daarvan in de fysieke ruimte met elkaar verbonden tot een intelligent netwerk. Iedereen kan met elkaar communiceren. Afstand wordt minder relevant en de samenleving veel flexibeler. Hierdoor ontstaan nieuwe kansen om steden duurzamer te maken, maar dit vraagt ook om randvoorwaarden van de overheid op het gebied van privacy van burgers en gebruikers.

Hoe veranderen de processen die steden gebruiken bij het ontwerpen, inrichten, beheren en besturen van een slimme stad? En hoe gaan we de nieuwe techniek zo inzetten dat we én kansen benutten én een betere leefomgeving krijgen, én dat we dat op een democratische manier doen.

Er is veel verwevenheid tussen het stedelijke en het digitale domein. Inwoners zijn erbij gebaat als instanties en overheid breder kijken dan hun eigen taak. Rijk, provincies en gemeenten, slagen er samen met bedrijven en maatschappelijke partners steeds beter in om te denken vanuit de mensen in de stad, en niet sec vanuit wet- en regelgeving. Maar ook lokale initiatiefnemers en het bedrijfsleven worden gestimuleerd om te kijken naar het totaalplaatje.

Meer weten?
Kijk voor het volledige programma van de Innovatie expo op www.innovatieexpo2021.nl en meld u aan voor het online rondetafelgesprek.
Wilt u alvast meer lezen over hoe het onderwerp, vraag dan het boek ‘Zo bestuur je een slimme stad’ aan.

Tilburg viert succes Challenge ondanks corona

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Tilburg werkt in de City Deal om ervoor te zorgen dat alle kinderen kunnen meedoen. Het motto: ‘Ieder kind een goede start.’ De afgelopen maanden konden studenten en jonge professionals meedoen aan de City Deal Challenge Tilburg, waarin zij ideeën konden inbrengen voor maatschappelijke jeugdvraagstukken. Eind februari maakte de Tilburgse wethouder onderwijs en jeugd Marcelle Hendrickx de winnaars bekend. Projectleider van een van de Tilburgse City Deal projecten Liesbeth Faas kijkt met trots terug op wat is bereikt.

Ondanks alle pogingen van de City Deal partners in Tilburg, Tilburg University, Fontys Hogescholen en de gemeente, zijn er nog steeds kinderen en jongeren die tussen wal en het schip dreigen te vallen. “Het is een actueel onderwerp”, vertelt Liesbeth Faas van Fontys Hogescholen en een van de initiatiefnemers van de Challenge. “Nog steeds maakt het verschil in Tilburg, maar ook in heel Nederland, in welke wijk je wieg staat en hoe je een start maakt in je leven. Dat is al langer bekend, maar met de challenge wilden we studenten er bewuster van maken. De gemeente Tilburg is heel erg bezig hoe we ervoor kunnen zorgen dat kinderen zonder achterstand aan hun schoolcarrière beginnen. Toch weten we nog steeds niet alle kinderen en hun ouders te bereiken in die eerste vier levensjaren.

“In de City Deal helpen studenten de gemeente al met onderzoek hoe we dit wel kunnen verbeteren”, gaat Faas verder. “Deze projecten wilden we met deze City Deal Challenge Tilburg een extra boost geven. We wilden studenten laten kennismaken met waar wij mee bezig zijn. Ook wilden we hen, in deze coronatijd, meer met elkaar in verbinding brengen.”

Drie Challenges

De City Deal Challenge Tilburg bestond eigenlijk uit drie challenges, drie vraagstukken afkomstig vanuit de3 huiidge City Deal Tilburg projecten waar de deelnemers op konden reageren. In de challenge Smart Start stond de vraag centraal: hoe help je kinderen uit kwetsbare gezinnen zich goed te ontwikkelen? Uit onderzoek blijkt dat degenen die opgroeien in gezinnen met een sociaaleconomische achterstand risico lopen zich minder goed te ontwikkelen. Zij leren minder goed, en hebben minder kansen dan hun leeftijdsgenoten in andere gezinnen. En dat zijn er best wel veel. In Nederland groeien 110.000 kinderen op in langdurige armoede, krijgen 400.000 jongeren jeugdhulp, waarvan 50.000 tijdelijk niet thuis wonen.

Liesbeth Faas.

Liesbeth Faas.

In de Challenge Wijkinterventies luidde de vraag: hoe zorg je dat kinderen van ouders voor wie Vroeg en Voorschoolse Educatie (VVE) waardevol is, meer gebruik maken van die voorziening? VVE werkt goed, zo is bewezen. Kinderen met risico op een achterstand worden door de ondersteuning taalvaardiger, kunnen zich beter concentreren en hebben een grotere woordenschat. Nu moeten dus alleen de instanties de ouders van deze kinderen nog beter zien te bereiken.

De laatste categorie was een vrije keuze. Elk idee om kinderen in de leeftijd van 0-12 jaar een goede start te geven, is welkom. De vraagstukken zijn ontwikkeld door experts vanuit de praktijk die tijdens het traject nauw betrokken bleven. Vlak voor de kerstvakantie moesten de deelnemers hun ideeën op 1 A4 inleveren. Experts beoordeelden de inzendingen en per categorie gingen twee winnaars door naar de hackathon die begin dit jaar online plaatsvond. Door coronaomstandigheden duurde deze geen 24 of 48 uur, zoals normaal, maar kregen de studenten langer de tijd. Op 25 februari mochten de zes geselecteerde teams hun idee online pitchen in de finale, en maakte een jury van experts vanuit zowel Tilburg University, Fontys hogescholen en de gemeente de winnaars bekend. Het ging allemaal boven verwachting goed, stelt ze. “Het is toch coronatijd en je vraagt heel wat van mensen om mee te doen aan boven curriculaire opdrachten en ontwikkelprojecten. We zijn erg tevreden over het aantal deelnemers en de opbrengsten.”

Drie winnaars

In de eerste categorie won Femke Jansen, beleidsmedewerker bij Plein013, met haar idee voor een platform dat het totale plaatje in beeld brengt van partijen die betrokken zijn bij opgroeiende kinderen. Door data, good practices en pilots te delen, ontstaat er meer overzicht en voorkom je dat mensen buiten de boot vallen. Zij werkte voor haar oplossing samen met een datateam. In de categorie wijkinterventies won het team van Fanne Conijn, Yara Linssen, Jolie Muhar en Valerie Lange. Deze studenten keken naar waarom meer dan de helft van de doelgroep geen gebruikmaakt van VVE en concludeerden dat de huidige communicatie beter kan. Ook zij kwamen met het idee voor een toegankelijk online platform in heldere taal, diverse andere talen en met veel interactieve elementen. Het platform willen ze promoten door kleurpotloden en kleurplaten met een prijsvraag uit te delen op GGD-locaties, bij huisartsen en bij de voedselbank.

In de categorie vrije keuze won Karlijn van Hombergs oplossing. Zij wil een peuterbox in het leven roepen, met onder meer speelgoed dat goed is voor de ontwikkeling van peuters. Volgens haar wordt veel energie gestoken in het bereiken van kersverse ouders, maar niet in ouders van peuters. Met de peuterbox wil ze hen bereiken. Ze besprak de oplossing al met de GGD, Sterre Kinderopvang, R-Newt en de gemeente Tilburg.

Uitvoeren in de praktijk

Nu staan de winnaars voor de volgende fase: het uitvoeren van de ideeën in de praktijk. Daarbij hoopt het projectteam van de City Deal Tilburg het netwerk verder te benutten en samen met ambtenaren van de gemeente en onderzoekers van Fontys Hogescholen en Tilburg University via wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek maatschappelijke opgaven in de stad aan te pakken. “Vanuit de City Deal willen we de ideeën echt verder brengen. We hebben daarover al gesprekken gehad met het Innovatie Netwerk Jeugd en Sterk Brabant, die daar ook oren naar hebben. Samen gaan we ons best doen om tot implementatie te komen.”

Dat corona hackathons en challenges in de weg staat, moet het werk niet belemmeren vindt Faas. Ze adviseert andere steden en City Deal-teams het toch gewoon te gaan doen. “Natuurlijk hadden we de hackathon het liefst fysiek gedaan. Nu hebben de teams er over langere tijd aan kunnen werken en dat heeft zich uitbetaald in meer verdieping. We zijn erg trots op wat dat heeft opgeleverd. Er zijn hele mooie business cases uitgekomen en mooie verbindingen gelegd, ook al moest het online. Deze opbrengsten hadden we niet willen missen.”

Werken aan dezelfde grote beweging in de City Deal

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Er gebeurt al heel veel in Arnhem en Nijmegen onder de vlag van de City Deal Kennis Maken. ‘Het zet mensen echt in doestand’, stelt Rob Verhofstad, voorzitter van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) dan ook. Samen met projectleider Miriam Jager denkt hij na wat een volgende stap zou kunnen zijn. ‘We moeten het niet te klein maken. We zijn onderdeel van een grotere beweging.’

Dat er vier jaar een beweging ontstond in de vorm van de City Deal Kennis Maken om steden en kennisinstellingen was eigenlijk heel vanzelfsprekend, stelt Verhofstad. “Eigenlijk werd het zelfde inzicht op meerdere plekken in het land bedacht. De City Deal maakt veel beter helder en duidelijk maakt wat eigenlijk onze missie is. Waarom zijn wij op aarde? Nou, om ervoor te zorgen dat we een bijdrage leveren aan maatschappelijke uitdagingen. Dat zijn grote woorden maar het is wel zo. Als HAN doen we dat aan de ene kant met praktijkgericht onderzoek en aan de andere kant door in te zetten op human capital. We willen mensen op de juiste manier helpen om zich te ontwikkelen tot innovatieve ondernemende professionals.”

“Dat doen we dus niet door in een ivoren toren te gaan zitten en ons op te sluiten op de campus. We willen juist tijdens het hele proces van het opleiden en onderzoek doen de driehoek opzoeken: onderzoek, onderwijs en beroepspraktijk. Daarom kostte het de HAN dan ook geen enkele moeite om aan te sluiten bij de City Deal. Wat ik mooi vind aan City Deal is dat we er niet alleen over praten, maar dat er echt studenten bezig zijn en samenwerken met mbo en universiteit.”

Waar zie je dat allemaal gebeuren in Arnhem en Nijmegen?

Jager: “Een goed voorbeeld is dat het Rijn IJssel College bijvoorbeeld in het dorp Westervoort, net buiten Arnhem, een praktijk-leerroute heeft, waarbij wij zijn aangesloten met onze studenten. Daar zijn we daadwerkelijk aan de slag gegaan met thema’s die daar spelen, zoals eenzaamheid of armoede onder agrariërs. Groepjes studenten werken samen met professionals en onderzoekers. Dat moet je wel echt goed faciliteren, alleen dan is het betekenisvol. Studenten willen iets betekenisvol doen, daarom kiezen ze voor hun opleiding, zeker op het hbo en mbo.

Verhofstad: “Dat betekenis geven is echt heel waardevol. We hebben het vaak over uitdagingen met een hoge abstractie, zoals de energietransitie. Dat klinkt heel groot. Je moet niet denken dat je in je uppie in een semester de energietransitie kan oplossen. Juist in dit soort projecten en hybride leersituaties worden grote doelen terug gesneden naar iets wat je kan aanraken. En dat vind ik het mooie van dit soort projecten. Studenten kunnen zeggen dat ze op de fiets stappen om ergens naartoe te gaan waar ze werken iets dat leidt tot een stapje in de goede richting van de energietransitie of inclusieve gezondheid.”

Hoe gaat het met de samenwerking tussen de verschillende onderwijsniveaus?

Jager: “Het gaat om dat we de olifantenpaadjes bewandelen. Voor een student moet je gaan vertalen wat je hier aan het doen bent. Waarom zit ik hier met een mbo’er? Nou, omdat de wereld erbuiten ook zo uitziet. We hebben elkaar nodig als het gaat om energietransitie of kansengelijkheid, complexiteit van de zorg. De wereld ziet er zo uit. En daar word je voor opgeleid. Ook mbo’ers vragen waarom ze met hbo-studenten moeten samenwerken. Dat moet je dus goed kunnen uitleggen. Je moet bepaalde competenties leren die je niet in de schoolbanken leert. Die vertaling, die olifantenpaadjes, zijn essentieel.”

Staan we aan het begin van een tijd waarin multi-level standaard wordt?

Verhofstad: “Ja uiteindelijk wel. Het is namelijk in niemands belang om in een bubbel te blijven werken. Dat werkt niet. Je moet erboven uitstijgen. Dat heeft niks met altruïsme te maken maar dat het een werkzaam element is om te komen tot een innovatief, goed werkend ecosysteem. Zowel op het vlak van onderzoek, als op het vlak van human capital uitdaging. Kijk eens naar een groot bedrijf als onderzoeksinstituut Imec, hier in Nijmegen. Dat staat bekend als zeer kennisintensief, maar het overgrote deel van de mensen die er werkt is mbo-geschoold. Je kunt niet alleen maar denken dat je er bent als je alleen richt op kennisintensief en al dat andere veronachtzaamt.”

Er was al heel wat samenwerking in de twee steden tussen de kennisinstellingen aan maatschappelijke vraagstukken? Wat voegt de City Deal Kennis Maken precies toe?

Rob Verhofstad. Foto: Eva Broekema.

Rob Verhofstad. Foto: Eva Broekema.

Verhofstad: “Het is niet zo dat de City Deal een idee heeft bedacht dat er nog nooit eerder was. Wat het toevoegt is dat het werkelijk mensen in de doestand zet. Dat versnellen en verbinden, is volgens mij wat de toegevoegde waarde is van de City Deal Kennis Maken en wat er uit voort is gevloeid.”

Jager: “Het maakt praktisch wat al aanwezig is. Ik had de Corona Challenge geschreven, daar zou een event voor komen, dat niet doorging. Daarom wilde ik een actie doen om wat te doen met welzijn van studenten. Wat gebeurt er vervolgens? Bestuurders haken aan, maar ook POZ-GGZ bellen me en zeggen een enorme toename te zien van studenten die het slecht hebben. Studentenhuisvesting belt me ziet dat ze wegkwijnen. Gisteren ben ik nog door een soort Rotary-achtige club gebeld die studentenwelzijn als project wil oppakken met geld en middelen. Dat is wat er ontstaat. Je zet iets in de wereld en het heeft een aanzuigende werking.”

Wat denken jullie dat een volgende stap kan zijn voor de City Deal?

Verhofstad: “Dan moet ik denken aan de NASA en haar missie: We put a man on the moon. De hele bureaucratische organisatie daar is terug te brengen tot deze ene missie. Als je daar aan de poort komt en je vraagt de portier wat hij precies doet, zegt hij we put a man on the moon. Daar denk ik wel eens aan ook als ik de projecten zie van de City Deal Kennis Maken. Het zou mooi zijn om ook af en toe die verbeelding aan de macht te brengen. Dat je inderdaad kunt zeggen dat het klein lijkt wat je doet, -het gaat immers maar om wat studiepunten-, maar dat je werkt aan energietransitie of aan inclusieve gezondheid. Je helpt mee de stad CO2-neutraal te maken. Als City Deal Kennis Maken ben je onderdeel van een grotere beweging. We moeten het niet te klein maken.  Je kunt als mbo- of hbo-student wel degelijk onderdeel zijn van iets groots. Ook als je gediplomeerd bent en de arbeidsmarkt op gaat. Je doet het ergens voor. Je doet ertoe. Je bent in staat om bij te dragen. Dat zou ik ons gunnen, dat we dat ons voornemen. Het stelt wat voor allemaal.”

Hoe beweeg je iedereen binnen de City Deal richting die zelfde missie?

Verhofstad: “Bijvoorbeeld door in kaart te brengen wat er al allemaal gebeurt rond een thema. Dan zie je dat het niet toevallig is. Er is veel meer samenhang dan je op het eerste oog ziet, als je in een van die onderdelen ziet. Ook daar kan de City Deal Kennis Maken een rol in spelen.”

Miriam Jager.

Miriam Jager.

Jager: “Zorg dat je de satellietjes verbindt en van elkaar weet wat je doet. Doe het samen, zorg ervoor dat je elkaar de bal toespeelt. Heel concreet verbinden we in Arnhem de City Deal aan Arnhems Studiestad. Deze city marketing gaan we benutten om dit soort verhalen op te halen en te laden met mooie projecten. Het is een vehikel om dat grotere verhaal te vertellen. Energietransitie en kansengelijkheid zijn de thema’s in Arnhem. Groen, creatief en vrij zijn de kapstokken. Als je dat gaat laden en vullen met dit soort verhalen dan wordt het ook zichtbaar.”

Hoe moet de City Deal een vaste plek krijgen in het onderwijs?

Verhofstad: “Dit is niet iets wat erbij kan. Het is daarom nu al onderdeel van het instellingsplan. We noemen het werken in de driehoek. We hebben echt de overtuiging dat onderzoek beter doet als je dat niet vanuit je ivoren toren doet, maar vanuit de maatschappij. De hele stad als campus dus. En ook dat je niet mensen sec opleidt op een campus maar ook in de driehoek onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk. Dat sluit een op een aan bij de doelstellingen van de City Deal Kennis Maken.”

 

City Deal voegt wat toe aan Brainport-samenwerking

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Eindhoven. Foto: Rutger Heijmerikx/Unsplash.
Eindhoven. Foto: Rutger Heijmerikx/Unsplash.

Sinds begin dit jaar is Eindhoven als twintigste stad aangesloten bij de City Deal Kennis Maken. Tijd om eens kennis te maken met kwartiermaker en aanjager Nienke Fabries. Samenwerking tussen kennisinstellingen en maatschappelijke partners is er niet nieuw, vertelt ze. ‘De City Deal is een mooie kans om alle initiatieven in beeld te brengen en kansen te benoemen.’

 Wie is Nienke Fabries?
“Ik werk bij Fontys Hogescholen als consultant regionale samenwerking en ben in die functie aan de slag gegaan als aanjager bij de City Deal. Ik geloof heel erg in verbinding in de agenda van de stad en onderzoeken en onderwijs van de kennisinstellingen. Hiervoor werkte ik bij de Hogeschool Rotterdam, waar ik samen met Carolien Dieleman, en later anderen, heb geholpen bij het oprichten van het Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie, dat  zich richt op vraagstukken vanuit Nationaal Programma Rotterdam Zuid. En zo heb ik ervaring opgedaan in het zoeken naar win-win in de samenwerking tussen de gemeente en de kennisinstellingen in de stad, en het betrekken van studenten bij wat er gebeurt in hun stad

Waarom is er al zoveel samenwerking tussen stad en kennisinstellingen in Eindhoven?
“Eindhoven kent al heel lang een cultuur van samenwerken. Waar in veel regio’s de City Deals vaak een impuls zijn om de samenwerking tussen gemeenten en kennisinstellingen te bevorderen, was die al lang goed geregeld in de Brainport-regio. Toen de regio jaren terug zware economische klappen kende hebben de gemeenten, kennisinstellingen en het bedrijfsleven de handen ineengeslagen om te kijken hoe ze er als regio er goed kunnen uitkomen. Dat groeide uit tot een intensieve en ongelofelijk succesvolle samenwerking in het Brainportverband.”

Nienke Fabries.

Nienke Fabries.

Waarom is Eindhoven als universiteitsstad nu pas aangesloten bij de City Deal?
“Ook al ben ik een groot voorstander van de City Deals, wij als partners, -naast Fontys zijn dat de stad, TU/e en Summa College-, vonden altijd dat het wat moest toevoegen aan Brainport. Ook mag het er niet los van komen. Brainport draait echt om high tech innovatie en de maakindustrie, maar brede welvaart en leven lang ontwikkelen zijn ook belangrijke thema’s. Hoe ga je in een stad die draait op enorme slimheid en innovatiekracht ervoor zorgen dat iedereen meekomt? Ik vond het jammer dat wij als enige universiteitsstad geen City Deal projecten hadden, terwijl het gedachtengoed helemaal in ons DNA zit. Brainport gaat veel over technische innovatie, de wonderen van ASML, over mobiliteit en zorg, medische industrie en energie. We vonden dat we meer moesten laten zien wat we allemaal doen aan maatschappelijke innovatie.”

Wat gaan jullie doen in Eindhoven met de City Deal?
“In Eindhoven willen we niet meteen de subsidie aanvragen omdat we eerst willen kijken wat dit toevoegt omdat we al zoveel doen. Het is heel belangrijk dat je met elkaar uitspreekt hoe belangrijk de samenwerking is. We zetten programma’s van onderwijs en onderzoek in voor de stad, terwijl de stad de kennisinstellingen juist gebruikt voor zijn eigen innovatie. Met elkaar moeten we nadenken hoe we elkaars krachten kunnen inzetten, zodat er gave dingen gebeuren waarbij we ons echt hardmaken voor de bewoners van de stad. Ik houd zelf niet zo van wat ik even noem “ellende safari’s”, oppervlakkige bezoeken aan stadsdelen waar problemen zich opstapelen. Dat vind ik niet respectvol naar de bewoners. Je moet je langdurig committeren en echt gewoon je inzetten om een gebied te versterken. Zoals via Living Labs, of duurzame programma’s. Wij hebben in Eindhoven gekozen met elkaar voor het thema Leven Lang Ontwikkelen in de breedte. Iedereen in de stad kan meedoen. We inventariseren nu wat we al allemaal doen en waar we op willen plussen. Hoe gaan we daar een goed programma van maken wat we verbinden aan al die andere netwerken in de stad die al met dit thema bezig zijn.”

Kun je al een concreet voorbeeld geven?
“Ik kijk nu bijvoorbeeld binnen minoren hoe we goede hackathons kunnen organiseren. Ik zou heel graag een hackathon willen doen over hoe je digitalisering inzet bij Leven Lang Ontwikkelen. Ook willen wij aansluiten bij het netwerk Impact040, een netwerk van het bedrijfsleven, gemeente, TU en Fontys dat zich inzet voor maatschappelijke vraagstukken van Eindhoven. We werken dus al veel samen dus we hoeven niet veel tijd te steken in elkaar vinden. De lijntjes zijn kort. Ook doen we al veel onderzoek naar Leven Lang Ontwikkelen, en hoe je zorgt dat je je leven lang nieuwsgierig blijft en wil blijven leren. We willen gebruik maken van de netwerken die Eindhoven al heeft, zoals het netwerk vanuit  de bibliotheek dat veel programma’s heeft opgezet om mensen bij te scholen. Hoe kunnen wij vanuit de inzet van studenten en onderzoek daaraan bijdragen? Ik denk bijvoorbeeld zelf aan programma’s waarin studenten worden ingezet als tutor of mentor, of onderzoek kunnen doen. Nu in de coronatijd zijn er mensen die hun baan verliezen, die hebben ook weer scholing nodig. Hoe kunnen we hen helpen? Kunnen we studenten inzetten in wijkcentra met taalles bijvoorbeeld? Ik zou het heel gaaf vinden als bijna elke student ook zelf bezig is met leven lang leren en anderen daarmee helpt. Ofwel als vrijwilliger of in het onderwijs. We moeten wel goed kijken wanneer het zinvol is om ze in te zetten. Er zijn dus gerichte programma’s nodig.

Wat is de rolverdeling binnen de City Deal?
“Ik ben aanjager en kwartiermaker. Ik heb in Joep Huiskamp een counterpart bij de TU/e. Verder zijn vanuit het Summa College Renate Reijmers en vanuit de gemeente Anja Willems betrokken. Binnenkort gaan ook de Design Academy en het Sint Lucas College meedoen. Dat is echt top. Er is straks geen kennisgebied wat wij niet hebben. We vinden elkaar goed dus nu wil ik dat we baanbrekende programma’s gaan maken waarbij we gebruikmaken van de netwerken. Het moet een iteratief proces zijn.”

Wat gebeurt er in Eindhoven vanuit de samenwerking stad en hoger onderwijs rond corona?
“Summa levert veel bijdragen door studenten in te zetten om te helpen bij de teststraten. Vanuit de Fontys hebben wij een corona Impact Community en proberen wij vanuit economische opleidingen advies te geven aan bedrijven hoe ze zich uit de crisis kunnen innoveren. Een soort consultancy dus. Studenten social studies en ICT hebben veel gedaan voor het installeren van laptops voor verzorgingstehuizen, omdat daar de ICT kennis niet heel sterk is. TU/e heeft de campagne TU/e against covid lopen, met allerlei challenges. Omdat we zo’n goed ecosysteem hebben aan hybride werkomgevingen, zoals de industriecampus BIC (Brainport Industries Campus), kunnen studenten in Eindhoven nog enigszins praktijklessen krijgen en afstuderen. Vergeleken met andere steden hebben we dan ook relatief weinig stage- en afstudeerproblemen. Toen corona net begon riep de Eindhovens fabrikantenkring op om zoveel mogelijk met stages te komen. Iedereen voelt zich wel verantwoordelijk voor elkaar.”

Wat zou je graag ophalen uit CDKM-netwerk?
“Het is altijd erg leuk om te horen hoe anderen het organiseren. En dan hoor ik niet alleen graag de mooie verhalen maar ook vooral waar ze tegen aanlopen. Daar leer je van. Wat zijn struikelblokken en hoe ben je die overkomen? Je moet continu hobbels in samenwerking overwinnen. Onderzoeksprojecten afstemmen op de samenleving is als olie met water mengen. Onderwijs en onderzoek hebben een eigen ritme, de samenleving heeft een volledig ander ritme. Je moet kijken hoe je toch vormen vindt om ze te kunnen samenbrengen. Dat lukt alleen maar door het te doen, aan te passen en bij te stellen. Ik hoop heel erg dat we in het netwerk daar aandacht voor hebben met elkaar. Ik wil ook graag eerlijke verhalen delen.”

Wat wil je verder zelf meegeven?
“Ik geloof in het ideaal van de City Deal en hoop dat we de focus houden waar het om draait. En dat is dat we studenten beter, waardevoller en uitdagender onderwijs bieden en ook de stad waar je bent gevestigd beter maken. Volgens mij gaat dat heel goed, onder meer dankzij iemand als Rowinda Appelman. Daar mag OCW de handen voor dichtknijpen. Ze is echt een grensverlegger. Die heb je echt nodig hiervoor.”

Fontys in Eindhoven.

Fontys in Eindhoven.