Kennisdelingsdag in Leiden: ‘We hebben elkaar hard nodig bij de maatschappelijke vraagstukken’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op 11 november was het weer zover. Het netwerk van de City Deal Kennis Maken mocht weer bij elkaar komen om kennis en ervaringen uit te wisselen, kennis te maken en kennis op te doen. En dat gebeurde op een hele bijzondere plek, het Naturalis in Leiden.

Terwijl schoolklassen hun weg vonden in het museum naar de vele zalen waar ze kennismaakten met de rijkdom van de natuur en biodiversiteit, trapte in de plenaire zaal op de eerste verdieping de Leidse stadsdichter Zoë van de Kerkhof de landelijke Kennisdelingsdag af.

Nieuwe aanjagers

Sinds kort nemen Roselinde Wijnands en Christiaan Seemann de rol van Rowinda Appelman over als programmamanagers van de City Deal. Daarom stelden ze zichzelf voor en namen de ongeveer 120 aanwezigen even kort mee in waar de City Deal vandaan komt, waar we staan en waar we naartoe gaan. “We zijn trots om als nieuwe aanjagers het stokje over te nemen van Rowinda.”

Christiaan Seemann en Roseline Wijnands, de twee nieuwe aanjagers van de City Deal.

Christiaan Seemann en Roseline Wijnands, de twee nieuwe aanjagers van de City Deal.

De City Deal bestaat nu vijf jaar en zit in de tweede fase van inbedding en opschaling. “Er is ongelofelijk veel gebeurd”, kijkt Seemann terug. “Het verbinden van de stad aan de kennisinstellingen heeft rijke leeromgevingen opgeleverd, waarbinnen niet alleen kennis wordt teruggeven aan de stad maar waar studenten ook niet reguliere vaardigheden kunnen opdoen in ‘echte’ onderwijs- en onderzoeksprojecten. Met die vaardigheden kunnen ze later weer bijdragen aan het versneld oplossen van de wicked problems in de steden.”

Er zijn inmiddels twintig steden aangesloten, urban labs, challenges en andere leeromgevingen hebben het licht gezien, ook wordt rechtstreeks samengewerkt met inwoners, bijvoorbeeld via citizen science. Afgelopen jaar is er een leertraject geweest met vier leermiddagen rond het thema opschaling en op 30 november vindt het bestuurlijk Diner Pensant plaats met de minister van OCW. Twee keer per jaar worden landelijke kennisdelingsdagen georganiseerd, de volgende daarvan zal in juni 2023 in Amsterdam zijn. Natuurlijk is het grootste nieuws dat dankzij de vijf miljoen extra subsidie de City Deal Kennis Maken de komende drie jaar verder kan.

Leiden heeft genoeg te vieren

Een van de mensen van het eerste uur is burgemeester Henri Lenferink van Leiden. Vanuit het Netwerk Kennissteden stond hij aan de wieg van de City Deal. “Van meet af aan was er al sprake van ontzettend veel enthousiasme. En dat zie ik nu nog steeds. Het is dan ook fijn te zien dat deze dag hier in Leiden plaatsvindt. En dat het idee wat aan de grondslag van de City Deal lag, nog steeds hier de hoofdmoot is: de relatie tussen stad en hoger onderwijs verstevigen en van elkaar leren. Hoe betrek je onderzoekers en studenten bij vraagstukken van de stad en kan je tegelijk de stad en samenleving aanbieden als veld voor onderzoek en als leeromgeving waar studenten in aanraking komen met praktische vraagstukken. Het is fantastisch te zien dat dit is gelukt.”

Burgemeester Henri Lenferink van Leiden.

Burgemeester Henri Lenferink van Leiden.

Leiden heeft ook genoeg te vieren, aldus de burgemeester. “Vandaag heeft Leiden een nieuwe samenwerking afgesloten in Leiden Kennisstad met de mbo-instellingen in de stad. Daar zijn we hartstikke blij mee. Daarnaast is Leiden dit jaar European City of Science en vinden er elke dag van het jaar evenementen plaats.”

Drie thema’s voor Leiden

Leiden heeft momenteel drie thema’s centraal staan in de samenwerking met de kennisinstellingen: biodiversiteit, cultuur en cultuurhistorie en gezondheid. Alex Verkade, hoofd positionering van Regieorgaan-SIA praatte verder over deze thema’s in de stad met een aantal vertegenwoordigers van het hoger onderwijs. Zo is het inzetten van inwoners bij wetenschap heel belangrijk, stelde Maaike Romijn, plaatsvervangend directeur van Naturalis. “Ten eerste is citizen science heel belangrijk vanwege het verlies van biodiversiteit. Het is meer dan ooit belangrijk om mensen mee te nemen en in contact te brengen met biodiversiteit. Elk kind, elke student, elke professional hebben we nodig. Ook is citizen science een serieuze wetenschappelijke tool om relevante data mee te genereren. De app Obsidentify is bijvoorbeeld in Leiden ontwikkeld.”

Ook gezondheid en welzijn zijn hele belangrijke thema’s voor de stad, vertelde Joeri van den Steenhoven, lid CvB van de Hogeschool Leiden. Hij nam de aanwezigen mee in zijn programma van de afgelopen week, waarin hij onder meer had meegedacht over de groei van het aantal mensen dat op het Bioscience Park werkt, -nu 20.000 maar binnen vijf jaar 28.000-, hij was ook betrokken bij de start van het Healthy Society Center, waarin samen met inwoners wordt gewerkt aan een gezondere stad. Daarnaast heeft hij samen met het LUMC gekeken hoe de gezondheidsverschillen onder de inwoners van de wijk Stevenshof kunnen worden teruggebracht en een lezing gevolgd van een lector over datatechnieken die worden ingezet om de verborgen biodiversiteit in de stad in kaart te brengen. “En dat slechts in één week!”

Annetje Ottow, voorzitter van de CvB van de Universiteit Leiden, vertelde verder over het derde thema, cultuur en cultuurhistorie en over de vele mooie parels, collecties en onderzoek dat er plaatsvindt in de stad. “We delen leerstoelen met musea als Boerhaave en Naturalis. In een speciaal interdisciplinair programma kijken we wat we nog meer kunnen doen met de collecties.”

De aanpak van de City Deal is vooral gericht op maatschappelijke vraagstukken. En dat is volgens Romijn heel urgent. “Die vraagstukken hebben impact op ons allemaal. We hebben elkaar hierbij hard nodig, en moeten met elkaar aan de slag, beter vandaag dan morgen.” Uit de aanpak leren studenten de goede focus te vinden, benadrukte Ottow. “Ze zien wat er dagelijks gebeurt in de wijken en dat nemen ze mee in de toekomst.” Dat is vooral te zien in het programma Leren met de Stad, stelde Van Steenhoven. “Hier werken studenten van hbo, wo en mbo samen en onderzoeken concrete vragen van inwoners. Het onderwijs vindt plaats in de stad. Dat is de kracht. Dit willen we de komende jaren op veel meer plekken oppakken en opschalen.”

Stadscriminoloog

Na het plenaire deel verspreidden de deelnemers zich over deelsessies, die op verschillende plekken in het Naturalis-gebouw plaatsvonden. In de sessie Lokale Voorbeelden vonden bijvoorbeeld rondetafelgesprekken plaats met Leidse onderwijs- en onderzoeksvernieuwers. Als eerste stad heeft Leiden een eigen stadscriminoloog aangesteld, Marianne Franken. Ze vertelde over het unieke project, waarin zij als promovendus de veiligheid in de stad vanuit een brede blik onderzoekt. Hoe kan die veiligheid worden verbeterd en de samenwerking tussen de verschillende partijen verduurzaamd? Ze gaat daarvoor echt met de politie op pad en zelf de wijken in. Ze begint binnenkort met de dataverzameling. Uiteindelijk moet er een ‘relevante Leidse insteek’ uit volgen, waarbij het belang van de universiteit wordt verbonden met de stad. Wat kun je met de uitkomsten in de praktijk doen?

“Veiligheid is vooral beleving en daardoor moeilijk te meten. Het is daarom interessant er langer in te investeren en dit diepgaand uit te werken.” Franken zet ook masterstudenten van de universiteit in bij haar onderzoek. Strategisch adviseur Djulianti van de Ven van het team Veiligheid van de gemeente Leiden is blij met de komst van de stadscriminoloog. “Alles wat ik tegenkom, sluis ik door naar Marianne. Dat is ook het doel van de City Deal: op elkaar voortbouwen. Marianne legt een basis neer. Straks kunnen we heel gericht over vier jaar zeggen waar nog meer onderzoek naar nodig is en waar de samenwerking met andere partijen kunnen intensiveren.” Franken wordt als stadscriminoloog dan ook gefinancierd uit de verschillende partijen, zoals gemeente, politie en universiteit.

Ondernemershub moet alle partijen inspireren

In de sessie over innovatiecampussen en labs maakten deelnemers kennis met de werkplaats Sociaal Domein, de strategische alliantie Leiden-Delft-Erasmus universiteit. Bastiaan de Roo, directeur, vertelt over PLNT, een hub voor ondernemende studenten die al sinds 2016 bestaat. “We kwamen erachter dat Leiden, ondanks de vele kennisinstellingen en een hoogopgeleide bevolking, weinig te bieden had voor startups. Daarom hebben we PLNT opgezet, voortbouwend op een bestaande community van ondernemende studenten.” PLNT laat startups ontstaan en laat ze groeien. Wij stimuleren, faciliteren en ondersteunen talent om innovatief ondernemer te worden.”

Leiden is een van de weinige universiteitssteden die zo’n ondernemershub voor studenten heeft. In de vestiging aan de Langegracht zijn nu al 55 huurders gevestigd, zijn horeca, collegezalen en werkplekken te vinden. Per jaar doen tien nieuwe startups mee. Het gebouw wil zoveel mogelijk werelden bij elkaar brengen. Medewerkers van gemeente, studenten en andere medewerkers van kennisinstellingen en de vele partners in de stad komen hier samen. “We willen dat het een inspirerende plek is.” De gemeente betaalt de huur van het pand, en vanuit de hogeschool en universiteit is er subsidie van 450.000 euro per jaar. Die is net weer vastgesteld voor de komende zeven jaar. Verder krijgt PLNT inkomsten uit de verhuur van ruimtes en werkplekken. Sinds twee jaar is ook mboRijnland aangehaakt.

In andere sessies vertelden wethouder Fleur Spijker en strategen van de gemeente Leiden over de gemeentelijke strategie en gingen Jaap Valkenburg en Wâtte Zijlstra in gesprek over hoe je studenten efficiënt en effectief betrekt bij nieuw beleid en het programmeren van onderzoek en onderwijs in de stad.

Landelijke innovaties

Een kennisdelingsdag van de City Deal Kennis Maken is natuurlijk niet compleet zonder een sessie waarin innovaties vanuit het landelijke netwerk worden gedeeld. Zo presenteerden Ulrike Wind en Michael Go van de WUR de landelijke pilot Microcredentials. “We geven al lang certificaten uit voor korte opleidingen en cursussen. Moeten we niet het uitgeven van al die certificaten uniform maken, door het digitaal te maken? Een set microcredentials, kan daarbij helpen. We zijn dit afsprakenstelsel al aan het bekijken met 32 instellingen en OCW. EduBadges zijn een mooi vehikel daarvoor.”

Rozemarijn van Toly en Linda de Vreede praatten de deelnemers bij over het Leertraject Brede Vaardigheden, dat is opgezet door OCW om samen met een aantal kennisinstellingen in het land te verkennen welke brede vaardigheden studenten opdoen in rijke leeromgevingen. Programmamanager Frank Reniers van Agenda Stad lichtte toe hoe de City Deal aanpak wordt uitgebreid met Town Deals. Sara Muller van Het Groene Brein vertelde over haar rol als onderzoeksmakelaar in opdracht van BZK.

Imane Haidour en Iris den Hartog vertelden meer over de mogelijkheden van de maatschappelijke diensttijd (MDT) voor het onderwijs. Maud Stamsnijder is net gaan studeren en lichtte de MDT vanuit haar rol in het jongerenpanel. Ze gaf een aantal voorbeelden, zoals Haagse Helpers. In Den Haag worden in dat initiatief studenten gekoppeld aan statushouders. In andere projecten maken jongeren muziek met mensen met een beperking of in verzorgingshuizen. MDT is in 2018 vanuit het regeerakkoord gestart en neergezet als rijksbreed programma. Het is inmiddels een platform met wel vierduizend aangesloten organisaties. De doelgroep is jongeren tussen de 12 en 30 jaar. De maatschappelijke diensttijd is vrijwillig. Veel scholen koppelen het al aan burgerschapsopdrachten.


In een andere sessie vertelde Joshua Cohen over het Leertraject rond het concept Opschaling, dat het afgelopen jaar binnen het netwerk plaatsvond. Hij deelde de lessons learned, keek vooruit op de vervolgaanpak en formuleerde met de aanwezigen toekomstvisies op de City Deal Kennis Maken.

Citizen Science

In de sessie over citizen science en de samenwerking met externe partners vertelde Hanna Eppink (WUR) over de samenwerking met de bibliotheek. Stadslab Wageningen is opgezet om te zorgen voor ontmoeting en om inwoners uit te nodigen om mee te denken over luchtkwaliteit. Het Stadslab helpt inwoners met het doen van onderzoek naar de wijk of buurt. WUR heeft speciaal voor de ontmoeting van studenten, onderzoekers, wetenschappers en inwoners een idee ontwikkeld voor een Science Tinder, een app waarom net als met Tinder je kan swipen en iemand kunt vinden die ook met hetzelfde thema bezig is of wil meewerken aan je vraag. “Zo willen we mensen bij elkaar brengen.”

Het idee kreeg veel enthousiasme onder de deelnemers, want het is laagdrempelig en herkenbaar. Maar er moet wel voldoende vraag en aanbod zijn anders haken mensen snel af. Ook moet er wel actief een facilitator zijn die zorgt voor werving en promotie. De data uit de app kunnen weer worden gebruikt om trends te signaleren.

Er was ook volop enthousiasme over de inzet van inwoners bij onderzoek. Dat Leiden een snorkelaarster in dienst heeft om de kwaliteit van het water in de grachten te onderzoeken kreeg bijvoorbeeld veel sympathie. Ook werd de City Deal Kennis Maken zelf geroemd. “Het is echt een geoliede machine, waarin we elkaar kunnen vinden. Juist dat je elkaar ontmoet op zo’n dag zorgt voor meer verbindingen. Het zou meer dan twee keer per jaar moeten plaatsvinden.” Een aantal deelnemers pleitte voor het opzetten van een extra intervisie club.

Agenda Stad verbindt de passie. ‘Dan kan je ook echt wat bereiken’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Zeven jaar geleden introduceerde het interbestuurlijke programma Agenda Stad een hele nieuwe manier van werken. Steden startten samen met bedrijfsleven, onderwijs en samenleving een samenwerking rond domeinoverstijgende vraagstukken onder de naam City Deal. Na 29 afgesloten City Deals, twaalf actieve Deals en negen in verkenning, -waaronder ook de eerste Town Deal-, is Agenda Stad actiever dan ooit, vertellen programmamanager Frank Reniers en Dealmaker Steven Kroesbergen.

De City Deal Kennis Maken is een van de langst lopende deals van het programma Agenda Stad, dat is ondergebracht bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Nog steeds staan in dit programma de City Deals centraal, waarin koplopers werken aan innovatie en doorbraken om oplossingen voor ingewikkelde opgaven te creëren.

De meest recente City Deal, genaamd Slim Maatwerk, werd op de Dag van de Stad eind oktober afgesloten. Deze City Deal experimenteert hoe mensen langer kunnen blijven thuis wonen door digitalisering en onderzoekt tegelijkertijd of personeelstekorten daardoor kunnen worden opgelost. Dat gebeurt samen met gemeenten, aangezien zij verantwoordelijk zijn voor de Wmo en Jeugdzorg.

De werkwijze verspreiden

Wat is de stip aan de horizon? Waar gaat Agenda Stad nog naartoe? “Inhoudelijk hebben we natuurlijk de ambitie om zo goed mogelijk resultaten te halen uit die City Deals en acute problemen van gemeenten te helpen oplossen”, legt Reniers uit. “Minstens zo belangrijk is dat wij onze werkwijze verspreiden. De manier van werken, waarbij een opgave centraal staat en waar iedereen zich om heen verzamelt, niet alleen overheden, maar iedereen die je nodig hebt voor die opgave. Het is de systems in the room approach. Iedereen houdt een stukje van de puzzel vast, die we uiteindelijk alleen gezamenlijk kunnen leggen. De insteek van je gaat erover of niet, daar werken we heel hard aan om vanaf te komen.”

Steven Kroesbergen, Dealmaker bij Agenda Stad.

Steven Kroesbergen, Dealmaker bij Agenda Stad.

Ook in de Town Deal die nu start ligt een mooie ambitie, legt Kroesbergen uit. “Daarin willen we de collega’s van het Rijk losweken van hun beleidsafdeling om hen een paar dagen per jaar te laten meewerken in een gemeente aan lokale urgente vragen. Wat we hebben geleerd in zeven jaar City Deals is dat je pas echt wat leert als je het ervaart, als je de mensen ontmoet, en ter plekke ziet waar het om gaat. Het organiseren van die ontmoeting, dus niet alleen overheid, maar ook met hoger onderwijs of bedrijfsleven, is volgens mij ons belangrijkste doel. Het leuke van dit werk is dat we samenwerken met allemaal mensen die echt wat willen bereiken. Die passie willen we verbinden. Dan ga je ook echt wat bereiken.”

Kennispartners

En de City Deal Kennis Maken speelt daarbij een belangrijke rol, stellen ze allebei. “De hbo en universiteit zijn nu echt een kennispartner geworden van de gemeente, en dat was voor de City Deal Kennis Maken niet”, vertelt Reniers. “Dat vind ik een hele mooie ontwikkeling. Ik vind het onbegrijpelijk eigenlijk dat voor deze City Deal de besturen van gemeenten en kennisinstellingen niet met elkaar praatten over opgaven in de stad, een gemeenschappelijke agenda maken en of samenwerking daarbij mogelijk is. Dat gebeurt nu wel! Die samenwerking heeft heel veel positieve effecten, zowel voor de stad als voor de studenten zelf. Het leidt tot beter stedelijk beleid en meer betrokken studenten omdat hun opleiding direct is gekoppeld aan hun eigen leefomgeving. En dat komt nu echt tot uiting vijf jaar later. Dat is een enorme stap. Zeker met de opschaling waar we aan werken om straks elke student in zijn studietijd kennis te laten maken met opgaven uit de stad.”

Town Deals

Maar City Deals zijn vooral gericht op grotere steden. Het meest opvallende van de nieuwe koers van Agenda Stad is dan ook de komst van een nieuw instrument, de Town Deals, die gericht zijn op middelgrote en kleine gemeenten. Dit komt voort uit de ambities van het nieuwe kabinet, legt Reniers uit. “De opgaven waar Nederland voor staat zijn van enorme omvang en complexiteit. Denk aan klimaatadaptatie, energietransitie en het komen tot sterke en gezonde steden en regio’s. Dit vraagt in toenemende mate om over organisatiegrenzen heen samen te werken zoals we doen in City Deals. Dit is niet alleen van belang in steden, maar voor alle gemeenten.”

Op het VNG Congres in juni kondigde Agenda Stad dan ook de eerste Town Deal aan, dat gaat over aantrekkelijk wonen en vestigingsklimaat. “Veel kleinere gemeenten hebben te maken met vergrijzing, ontgroening en een voorzieningenniveau dat daalt”, legt Kroesbergen uit. “Met de Town Deal proberen we, net als met de City Deals tot vernieuwende aanpakken te komen. De methodiek is iets anders omdat wij daarin vanuit Agenda Stad wat meer gerichte expertise gaan organiseren richting de gemeenten.”

Ontwerpdenken

Wat is er verder nieuw aan het hernieuwde programma van Agenda Stad? “We werken nu veel meer aan ondersteuning van de City Deals”, gaat Reniers verder. “Zo hebben we inmiddels een Loket Ontwerpkracht geopend om ontwerpers te binden aan City Deals.”

Kroesbergen vult aan: “Daarmee willen we nu een volgende stap mee maken om het ontwerpdenken echt een vaste plek te geven binnen de City Deals. Er zijn heel veel verschillende manieren hoe je dit kan inzetten. Onze twee collega’s zijn daarvoor nu methoden aan het ontwikkelen.”

Ook heeft Agenda Stad een onderzoeksmakelaar ingehuurd om hogescholen en universiteiten te binden aan City Deals, gaat Reniers verder. “Ook hebben we een Subsidieradar, die gaat kijken of we meer subsidies kunnen ophalen voor City Deals. Verder wordt onze Community of Practice verder doorontwikkeld, waarin we ervaringen en kennis tussen City Deals uitwisselen. Momenteel is AEF bezig met een mid-term review onderzoek naar wat de acht City Deals van de afgelopen twee jaar hebben opgeleverd.”

Ook heeft Agenda Stad de allereerste Chief Exploration Officer, Suzanne Potjer, natuurlijk ook bekend binnen de City Deal Kennis Maken. Reniers: “Zij doet verkenning op het gebied van experimenteel bestuur, en heeft als taak om te kijken waar de innovaties zitten, zowel bij overheid als bij bedrijven, en te stimuleren dat we beter van elkaar leren. Waar kunnen we als Agenda Stad van leren? Ze heeft een vrije rol en is veel in gesprek met allerlei partijen daarover.”

Frank Reniers, programmamanager Agenda Stad.

Frank Reniers, programmamanager Agenda Stad.

Dealmakersopleiding

Daarnaast is er een duidelijke link met het hoger onderwijs in Agenda Stad, stelt Kroesbergen. “Vanuit een City Deal is het altijd goed om naar de link met kennisinstellingen te kijken. Die zijn dan ook vaak aangesloten. Met de kennismakelaar zetten we daar nu de volgende stap in. Ook zelf als innovatieprogramma proberen we ook echt het goede voorbeeld te geven. Aan de ene kant staat het kennis maken centraal in de City Deals, daarnaast ook het opleiden. We hebben altijd een rijkstrainee in ons programma, die we ondersteunen om zichzelf te ontwikkelen. Ook hebben we een mbo-stagiair in ons team kunnen opnemen. De diversiteit bij de overheid is namelijk best wel een aandachtspunt. We kijken naar onze vaardigheden wat we zelf doen en willen vanuit Rijksoverheid de brug leggen richting. Aan de ene kant moet je begrijpen wat er speelt onder de motorkap van de rijksoverheid. Aan de andere kant moet je met beide benen in die samenleving kunnen staan. Dat vraagt dus om een hele andere manier van werken.”

Daarom is Agenda Stad gestart met een eigen Dealmakersopleiding in samenwerking met de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB). “Zo willen we deze manier van werken professionaliseren”, legt Kroesbergen uit. “Als ik kijk naar de rijksoverheid werken we steeds beter interdepartementaal samen. Dat zie je in allerlei verschillende programma’s die zijn opgestart. Alleen een betere samenwerking met gemeenten is de volgende stap die we als rijksoverheid kunnen maken.”

Wat voor kwaliteiten heeft een Dealmaker nodig?  Reniers: We onderscheiden drie typen ambtenaren: secretarissen, experts en makelaars. De overheid heeft de laatste jaren vooral ingezet heeft op experts, op mensen die bijvoorbeeld alles weten over bouwvergunningen of energietransitie, en op secretarissen, die zorgen dat de minister goed is geïnformeerd en dat alle stukken gereed zijn. De schakelfunctie tussen de vaklui en de secretaris, en zeker het schakelen naar buiten toe, met bedrijven, kennisinstellingen en andere overheden met de andere ministeries, is juist nu heel hard nodig, en dus in opkomst.”

“Daarom scouten we nu bij Agenda Stad op de makelaars die deze rol hebben. Of je het nu hebt over grenswerkers, Dealmakers of boundary spanners, het zijn mensen die zowel begrijpen wat er in hun eigen vakgebied speelt als zich kunnen verhouden tot medeoverheden en bedrijven en daarmee samenwerkingen kunnen smeden.”

Een van de belangrijkste vaardigheden die een Dealmaker moet hebben is kunnen kennismaken. “Daarom vind ik de naam van de City Deal Kennis Maken zo sterk”, stelt Kroesbergen. “Als Dealmaker organiseer je een ontmoeting met partijen die elkaar anders niet hadden getroffen. Vervolgens is het aan jou om die partijen uit te dagen om anders te gaan werken dan voorheen. Tegen een gemeente zeg je bijvoorbeeld dat deze goed kan samenwerken met een mbo-instelling omdat het curriculum heel goed aansluit. Bij een City Deal over cybercrime kan je heel goed studenten inzetten die met digitalisering bezig zijn. Je moet elkaar uitdagen. Wat betekent het als je meedoet voor jouw manier van werken. Hoe kunnen we het samen nóg beter doen?”

Studentambtenaren brengen frisse blik

Een nieuw concept dat steden recent omarmd hebben is de studentambtenaar, vertelt Reniers. “Dit nieuwe concept is ontwikkeld in het verlengde van de City Deal Kennis Maken. Dat zijn studenten die tegelijk ook werken als ambtenaar. Daar zijn er nu als tien actief bij verschillende steden en bij het Netwerk Kennissteden. We willen nu als Agenda Stad er ook een toevoegen aan ons team.”

Kroesbergen vult aan: “Studentambtenaren zijn erg bevlogen om de overheidswereld te laten zien wat er allemaal speelt en welke organisatiekracht er eigenlijk in de studentenpopulatie zit.”

Reniers: “Ze brengen state-of-the-art kennis uit het onderzoeksveld mee, en dat is heel belangrijk. Als je al langer bij de rijksoverheid werkt, heb je ervaring dat dingen soms gewoon niet kunnen. Het is dan ook heel fijn om gestimuleerd te worden met de komst van mensen die zeggen: maar waarom kan het dan niet? Onze manier van werken bij Agenda Stad is heel erg om de nee heen te gaan, om uiteindelijk toch tot een ja te komen. Wij kunnen het niet veroorloven om te zeggen dat we het niet kunnen of er niet over gaan. De problemen die spelen in de gemeenten vragen meer.”

‘Citizen science is meer dan een dialoog met inwoners, het is een partnerschap’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In de City Deal Kennis Maken werken studenten aan maatschappelijke vraagstukken in een rijke leeromgeving met bedrijven en andere organisaties. Maar niemand heeft meer inzicht in wat er speelt in de stad dan de inwoners. Citizen Science is dan ook niet weg te denken. In Leiden werken onderzoekers als partners samen met inwoners. En dat werkt goed, vertelt Margaret Gold, coördinator van het Citizen Science Lab van de Universiteit Leiden.

Hoe profiteren studenten in Leiden van deelname aan burgeronderzoek?

“Dat is allereerst door een stukje inbedding in het curriculum. We hebben een Honours Academy mastersprogramma gehad vorig jaar, waarin studenten van start konden gaan met citizen science als aanpak in een impact challenge. Daar deden circa veertig studenten aan mee. We blijven ermee experimenteren. Op dit moment hebben we meer aandacht voor het ondersteunen van onderzoekscollega’s met citizen science in hun onderzoekspraktijk. Naast het betrekken van inwoners kijken we ook naar andere maatschappelijke partners, zoals de gemeente Leiden en andere lokale actoren.”

En de inwoners zelf, de citizens?

“Die zijn onderdeel van het co-onderzoek. We hebben bijvoorbeeld een aantal weken geleden in het project Seeing Stars Leiden de lichten in de stad uitgezet. We hebben de inwoners uitgenodigd mee te doen met lichtvervuiling onderzoek. Die avond waren meer dan vierhonderd metingen gedaan door inwoners en bezoekers, gewoon op straat met hun smartphone. Dat is echt de kern van citizen science: om hen erbij te betrekken.”

De City Deal Kennis Maken richt zich op quadruple helix partnerships om maatschappelijke problemen op te lossen. Citizen Science lijkt perfect te passen in deze aanpak en het is dan ook niet verwonderlijk dat het Citizen Science Lab betrokken is bij ‘Leren met de stad’ in Leiden. Hoe zie je de impact van jullie betrokkenheid?

“Met de samenwerking met Leren met de Stad’ gaat het bij ons vooral om de bottom-up aanpak. Dus niet altijd beginnen met een onderzoeker, een onderzoekstraject en dan kijken hoe we mensen hierbij kunnen betrekken. Maar kijken wat er leeft in de samenleving en hoe we daar samen kunnen optrekken. De wetenschap gaat dan een partnerschap aan met die samenleving. Dat laten we graag landen in de handen van studenten die praktijkervaring aan het op doen zijn in hun vak, maar ook graag zelf een oriëntatie hebben richting samenleving, zoals in een beroepstraject.”

Margaret Gold“Op dit moment zijn we verschillende routes aan het bekijken wat Leren met de Stad al heeft bereikt in de eerste ronden om verder op te bouwen. We kijken naar de nieuwe ronde van de City Deal om het meer structuur en steun te geven.”

Wat voor routes bijvoorbeeld?

“Denk aan de landingsplekken van de verschillende curricula. Nu hebben we met de de Honours Academy een pilot gehad binnen de universiteit. Nu willen we ook kijken hoe we een landingsplek kunnen vinden in de hogeschool, gebonden aan een beroepstraject. We zijn daarover nu in gesprek. Het thema is in ieder geval studentenwelzijn. We kijken naar mentale gezondheid en veerkracht onder studenten en wat Covid allemaal heeft gedaan met die leeftijdsgroep. Wat voor extra stress heeft het met zich meegebracht.”

“Ook gaan we kijken naar niet-studenten van dezelfde leeftijd. Wat heeft het met hen gedaan? We doen dit als co-onderzoek met de mensen die het hebben meegemaakt, dus de studenten zelf. Dat begint met het co-creëren van de onderzoeksvraag. Daar over hebben we al een LUMC Master Minds Challenge gehouden met studenten van de opleiding Geneeskunde bij Universiteit Leiden. Hoe zou je dit co-onderzoek kunnen opzetten? Ze denken met twee petten: als huisarts maar ook als student. Er is interesse gekomen vanuit de studenten zelf om hieraan mee te doen dus we gaan kijken hoe we het kunnen oppakken in een project. Dat krijgt steun vanuit de universiteit, Leren met de Stad maar ook van de gemeente.”

Kun je een voorbeeld geven van een succesvol Citizen Science-project in Leiden?

“Seeing Stars Leiden was een groot succes met al die deelnames die avond. Het is nog maar het begin van een traject, dat we nu verder voortzetten, met de discussie over waar de lichtvervuiling nu precies zit in de stad. Wat kunnen we eraan doen? Er waren die avond namelijk heel veel reacties erop. Mensen willen er iets aan doen.”

“Een project waar de impact al meetbaar van is was iSpex. Dat was een project in 2014 dat door een astronoom van de Universiteit Leiden is gestart. Hij werkte mee aan de ontwikkeling van meetapparatuur in samenwerking met NASA en anderen, om fijnstof- en wolkdeeltjes in atmosferen van planeten van ons zonnestelsel te meten. Hij zag de potentie van een clip-on voor een mobiele telefoon om fijnstof in onze eigen atmosfeer te meten. In dat project ontwikkelde hij dus die clip-on met een consortia van partners. Daarna werd deze uitgebreid uitgedeeld aan mensen die wilden meedoen aan luchtkwaliteitsmetingen. Meer dan tweeduizend mensen in heel Nederland hebben over drie dagen meegedaan. Dit onderzoek heeft een rol gespeeld in de vormgeving van het beleid over fijnstof.”

Ben je tevreden over het niveau/kwaliteit van de samenwerking met burgers?

“Jazeker. Dat ligt aan de mensen die wetenschappelijke onderdeel inbrengen, het ontwerp van de taken en hoe je mensen uitnodigt mee te doen. Als je dat goed ontwerpt, krijg je ook goede data daaruit. Wat echt de kwaliteit verhoogt van het onderzoekt zijn de inzichten die mensen met zich meebrengen in de complexiteit van iets wat speelt. Zij zien de lokale contexten en voegen toe wat nog meer meespeelt. Daaruit krijg je een veel beter beeld van wat er speelt in de stad, en hoe je dat het beste kunt aanpakken.”

Kan jullie aanpak de interactie met inwoners verbeteren of intensiveren?

“Zeker. Maar ik denk dat het meer gaat om het aanbieden van een gefaciliteerd traject, waarin mensen niet alleen in gesprek met elkaar kunnen, maar dat het ook leidt naar iets. Dus niet alleen de burgerparticipatie op het eind, zoals je nu vaak ziet, waarbij je nog feedback ophaalt op het eind maar het eigenlijk te laat is om er nog iets mee te doen. Wanneer je vanaf het begin als partners optreedt. Datagedreven beleid maken, dat is een van de krachten van citizen science. De meer complexe inzichten daaromheen verbeteren die data. Dat is wat een citizen science traject kan aanbieden. Meer dan alleen dialoog maar echt een partnerschap. Je ziet dan het vertrouwen aan beide kanten versterkt.”

Hoe brengen jullie de onderzoeksresultaten weer terug naar de inwoners?

“Dat is een belangrijk aspect. Daar moet goede communicatie voor komen. Met Seeing Stars Leiden hebben we bijvoorbeeld een openbare plattegrond online gemaakt, waarop mensen de data kunnen zien. We werken nog samen met die website en app-ontwikkelaar of we de data voor en tijdens het onderzoek uit elkaar kunnen halen. Zodra ik dat heb gaan we dat communiceren naar iedereen die mee heeft gedaan, om te laten zien welk verschil we hebben gemaakt met het uitdoen van de lichten. Het zijn geen formele data, maar het geeft inzicht in de problematiek. Op basis daarvan kunnen we weer verder in gesprek met elkaar. Momenteel ben ik bezig met de ontwikkeling met de volgende stap in het traject, ook weer samen met verschillende partners in de stad. Ik vind het superbelangrijk dat de informatie twee richtingen heeft, maar ook dat het traject in beweging blijft.”

Hoe belangrijk is een multi-level, multidisciplinaire aanpak in citizen science, evenals in de City Deal?

Citizen science is bijna per definitie multi- en transdisciplinair. Ook al is de onderzoeksvraag lichtvervuiling of astronomie, het gaat ook over de impact op de samenleving, het gaat over gezondheid of veiligheid. Daar zijn allerlei andere domeinen van kennis voor nodig, die verder gaan dan meetkunde of astronomie. Citizen science als aanpak zelf gaat over samenwerking, dus daar zit ook een stukje sociale wetenschappen in.”

Werken jullie ook met studenten van hbo en mbo?

“Dat zouden we heel graag willen doen, en daarom werken we samen met Leren met de Stad. Vanuit die partnerschap hopen we ook die andere opleidingsinstituten deel te laten nemen. Zo zie je ook dat de inbreng van de talenten van de studenten anders is. De ene is academisch ingesteld, terwijl de ander juist meer praktisch is ingesteld en veel makkelijker kan samenwerken met de samenleving. Andere studenten vinden het juist fijn om de gesprekken met de samenleving te ondersteunen. Die vaardigheid hebben we ook hard nodig.”

Er zit in ieder geval veel passie in Leiden om dingen aan te pakken, concludeert Gold. “Het kan beter, groener, schoner. Dit is niet uniek voor Leiden, je ziet het overal. Dat is heel positief, met ons allen kunnen we best veel bereiken.”

Een aanzet tot het profiel van de wijkdocent

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Vanuit de City Deal zijn in meerdere steden wijkdocenten aan de slag gegaan om studenten in een multi-level context te laten samenwerken aan maatschappelijke vraagstukken. De rol van de docent bleek daarbij behoorlijk complex. Daarom hebben Aimée Hoeve en Loes Vos-Strijbosch, verbonden aan het lectoraat responsief beroepsonderwijs van de HAN, de afgelopen maanden in een onderzoek een aanzet gedaan tot een competentieprofiel voor wijkdocenten in een multi-level context.

Het onderzoek van Hoeve en Vos-Strijbosch bouwt voort op een eerder onderzoek uit 2021 dat ze hebben uitgevoerd onder zogeheten ‘expert-grenswerkers’, docenten die in labs en werkplaatsen van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN) werken. Daarin kwamen ze met dertien competenties die deze docenten moeten beschikken. Onderzoeker Aimée Hoeve vertelt meer over het huidige onderzoek, dat in opdracht van de City Deal Kennis Maken is gedaan.

Wat was de aanleiding om dit onderzoek te doen?

Hoeve: “We kregen natuurlijk de vraag vanuit de City Deal omdat we eerder het onderzoek naar grenswerkers hebben gedaan. In Arnhem en Nijmegen hebben we in het kader van de City Deal de afgelopen jaren geëxperimenteerd met multi-level onderwijs, waarbij wo, hbo en mbo met elkaar samenwerken aan projecten in een omgeving, een wijk, in de regio. Al snel kwamen er geluiden dat deze manier van werken toch wel een hele andere rol vraagt van docenten.”

“Bij de HAN zijn we al sinds 2012 bezig met de ontwikkeling van labs en werkplaatsen. Het zijn plekken in de regio, in een wijk- of gezondheidscentrum, of in een zorginstelling, waar wij studenten vanuit verschillende opleidingen interprofessioneel laten werken aan vraagstukken die spelen in die context. Ook daar zijn wijkdocenten actief.”

Wat zijn grenswerkers precies?

“Binnen de HAN noemen we wijkdocenten grenswerkers omdat ze actief zijn op de grens van onderwijs en wijk, op de grens van leren en werken, en van binnen en buiten de muren van de HAN. In de labs en werkplaatsen beseften we al dat dit heel wat anders vraagt van je als docent dan gewoon onderwijs in de klas verzorgen. Daarom zijn we in 2018 al begonnen met een eerste verkenning naar de rol van deze grenswerkers? Wat vraagt het dan van docenten? Wat doen ze daar precies? We hebben een Delphi-studie gedaan om in kaart te krijgen wat de taken zijn die op je bordje komen te liggen. Onze verkenning heeft geresulteerd in een aantal basistaken voor de grenswerker.”

Hoe weet je met al die taken of je het ook goed doet?

“Die vraag kregen we ook. Kunnen we niet toe naar een soort profiel dat je ook kan inzetten om jezelf te ontwikkelen en te bekwamen in die taken? Toen zijn we eigenlijk begonnen aan een competentieprofiel voor onze grenswerkers. We hebben in 2021 acht grenswerkers binnen de HAN geïnterviewd, waarvan collega’s zeiden dat ze deze rol goed in de vingers hebben. Daar is begin dit jaar een eerste aanzet voor een competentieprofiel voor onze grenswerkers verschenen.”

“Dat kwam ter ore van Maartje Cobussen en Annemieke Peeters, de trekkers van de City Deal. Zij vroegen zich af of de geïdentificeerde competenties ook van toepassing waren op wijkdocenten in een multi-level context. Het gaat om aansluiten bij ontwikkelingen in de wijk, om het werken aan maatschappelijke vraagstukken. Het enige verschil is dat onze grenswerkers alleen met hbo-studenten werken en de wijkdocenten van de City Deal met studenten van hele verschillende onderwijsinstellingen.”

Dus toen kregen jullie vanuit de City Deal de opdracht?

“Ja. We hebben het op dezelfde manier aangepakt door interviews waarin we de wijkdocenten bevragen op hun eigen handelen vanuit een waarderende insteek. Wat maakt nou dat mensen het goed doen. en wat heb je daarvoor nodig? In tegenstelling tot de HAN-grenswerkers, die als sinds 2012 ervaring hebben opgedaan, bleek er maar een kleine groep wijkdocenten te zijn met multi-level ervaring. We hebben dus uiteindelijk maar drie interviews gedaan. Het geeft meteen aan hoe nieuw dit fenomeen is, en hoe weinig ervaring we met zijn allen nog maar hebben opgedaan. Waar HAN-grenswerkers echt verbonden zijn aan één wijk, zijn wijkdocenten in de multi-level context aan meerdere plekken verbonden en ze hadden minder tijd voor begeleiding van studenten. Dat bleek een belangrijk verschil.”

Studenten werken aan de Corona Challenge in Arnhem.

Wat zijn nog meer conclusies die jullie hebben opgedaan?

“Een van de lessen van de toekomst is dat er echt nog wat moet gebeuren aan de praktische randvoorwaarden voor de wijkdocenten. Ze waren precies vrijgemaakt om de tijd die bedacht wordt om studenten te begeleiden. Afstemming met opdrachtgevers in de wijk of met collega wijkdocenten hebben ze in de eigen tijd moeten doen. Dat houden mensen natuurlijk niet lang vol. Het zijn hele enthousiaste mensen maar als het betekent dat je voor dit kleine stukje van je baan ook nog veel extra vrije tijd moet investeren, wordt het wel zwaar. Een andere conclusie is dat je samenwerking nodig hebt. Deze rol is zo complex. Je gaat geen schaap met 13 poten vinden. Probeer daarom echt te werken in duo’s, het liefst met mensen die afkomstig zijn van de verschillende betrokken instellingen. Het is heel belangrijk dat er een mix is tussen de verschillende wijkdocenten in dezelfde wijk. De een richt zich op het netwerk, de ander op aansluiting bij de onderwijsorganisaties, een derde meer gericht op het leren van studenten of van professionals.”

Hebben jullie nog veel van de dertien competenties van grenswerkers teruggevonden bij de wijkdocenten?

“Ja. Die zagen we zeker terug bij de wijkdocenten. Vaak met een net wat ander accent. Het moeten communiceren met hele verschillende groepen stakeholders geldt bijvoorbeeld voor beide groepen. Alleen waar grenswerkers meer zitten op communicatie met partners in de wijk, richten wijkdocenten zich meer op communicatie met de verschillende groepen studenten.”

“Van de dertien zijn de eerste zes veel meer gericht op het netwerk bouwen in de wijk, strategische samenwerkingen opzoeken en aansluiten op wijkagenda’s. Daar ligt voor de HAN-grenswerker een grotere nadruk op. De wijkdocenten hadden daar geen tijd voor. Het tweede deel ligt meer op het faciliteren van leren van studenten en professionals. Voor de multi-level wijkdocenten ligt daar meer de nadruk op dan voor de grenswerkers.”

Wat is precies het belang precies van jullie onderzoek?

“De wetenschap zorgt voor vernieuwing, zeggen ze wel. Mijn ervaring is dat vernieuwing vanzelf ontstaat, zoals ook deze vormen van onderwijs spontaan ontstaan door allerlei urgenties die gevoeld worden in de wijken en binnen de opleidingen. Ons onderzoek helpt om daarbij stil te staan en te kijken waar we staan. Kunnen we met elkaar een taal te geven aan wat er allemaal gebeurt, zodat we met elkaar kunnen nadenken wat er goed of fout gaat, wat kunnen we verder ontwikkelen? Anders praat iedereen vanuit zijn eigen ervaringen en eigen woorden. Dan krijg je ook dat elkaar misverstaat. Daarom vind ik dit onderzoek belangrijk. Het is een aanzet tot een competentieprofiel. Het is een eerste stapje, het is heel beschrijvend. Wat zien we eigenlijk gebeuren als mensen in zo’n rol stappen. Waar lopen ze tegenaan? Wat vraagt het van ze?”

Kunnen andere steden hier ook lering uit trekken?

“Dat denk ik wel. Er zijn meer steden geweest die vanuit de City Deal aan de slag zijn gegaan met het multi-level onderwijs en samen leren en werken aan maatschappelijke vraagstukken. In steden waarmee hier wordt geëxperimenteerd kan het helpen om die moeilijke rol van de wijkdocent beter vast te pakken en kijken waar je staat en wat er is te ontwikkelen?”

Lees hieronder de conclusies van het onderzoek ‘Een aanzet tot een competentieprofiel voor wijkdocenten in een multi-level context’

 

 

Levende netwerken met energie

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Om een goed levendig netwerk op te zetten heb je energie nodig. Om mensen mee te krijgen en te inspireren. Hoe kunnen we daarvoor inspiratie halen uit de levende natuur? De vierde en afsluitende Leermiddag rond het thema opschaling van de City Deal Kennis Maken op 27 september had dan ook een filosofische insteek, met dank aan Eelke Wielinga en Sjoerd Robijn. ‘Netwerken is samen een ontdekkingsreis met elkaar aangaan.’

Terwijl de herfst buiten losgaat boven de Utrechtse Oudegracht, zijn de 30 deelnemers aan de CDKM Leermiddag geconcentreerd bezig in een van de werfkelders. Joshua Cohen trapt zoals bij elke Leermiddag de bijeenkomst af, en geeft al snel het woord aan Sjoerd Robijn en Eelke Wielinga.

Die laatste zet als eerst de deelnemers aan tot actie. Vandaag gaat het over energie. Wat gebeurt er in energie tussen mensen. “Energie ontstaat als er daadwerkelijk contact is tussen mensen”, stelt Wielinga. Wat was een moment wat jou daadwerkelijk energie heeft gegeven? Waar heb je energie bij? Noem een project van afgelopen periode, waarvan je zegt: daar doe ik het nu echt voor.” Met deze vragen laat hij de deelnemers door elkaar lopen en iemand vinden om hierover uit te wisselen.

Wat is leven?

Om te achterhalen wat energie nu precies is neemt Robijn de zaal even mee de biologie in.

“Wat is leven nu eigenlijk?” legt hij de zaal voor. In de biologie zijn twee perspectieven. Aan de ene kant het gen-gecentreerde perspectief. Dat is reductionistisch en legt de focus op voortzetting van het gen en competitie. Aan de andere kant is er een cel-gecentreerde opvatting. Deze is meer holistisch en gefocust op de flow van energie en materie en op complementariteit

Robijn vertelt verder over het leven en de tweede wet van de thermodynamica. Thermodynamisch evenwicht is volgens Einstein de meest fundamentele wet, die nog niet omver geworpen is. “Het leven an sich is een vreemd thermodynamisch verschijnsel.”

Na de filosofische uitweiding neemt Wielinga het stokje over om verder in te gaan op Netwerken met Energie. “Netwerken is samen een ontdekkingsreis met elkaar aangaan, door middel van energie”, stelt hij. “Daarvoor hebben we allerlei tools verzonnen om netwerkproces te ondersteunen waar nodig is. Bij netwerken met energie werken we aan vitale condities en responsief vermogen. Energie is als leidraad om te navigeren.”

Projectmatig werken vs. netwerkend werken

Hij vertelt over warm organiseren, waarbij vanuit ambities, verbinding en energie wordt gewerkt, -van mensen naar doelen-, en koud organiseren, waarbij vanuit doelen naar mensen wordt gewerkt. Hij zet projectmatig werken neer tegenover netwerkend werken. Bij de eerste definieert de opdrachtgever het succes, staat het product centraal en is structuur leidend. De focus ligt op taken en afspraken, er zijn regels en procedures en er is hiërarchie. Het pad is vooraf uitgestippeld en er is draagvlak bij hoger management. Op het eind wordt er gerapporteerd op indicatoren voor resultaat.

Bij netwerkend werken is het heel anders georganiseerd, legt Wielinga uit. Een initiatiefnemer definieert het succes en de ambitie staat centraal. Er is sprake van een creatief proces en de focus ligt op relaties en energie. De deelnemers zijn gelijkwaardig en het pad ontwikkelt zich gaandeweg. Een begeleider verantwoordt zich tegenover het netwerk en op het eind is er communicatie met verhalen over het proces.

Coherentiecirkel

Een van de instrumenten die Wielinga gebruikt is de Vitale Ruimte, of de Coherentiecirkel.

Het is de ruimte van het netwerk waarbinnen buitenwereld buiten blijft. Binnen de ruimte is   er vertrouwen, veiligheid en voel je je lekker. “Je hebt power nodig mensen om mensen in het gareel te krijgen. Pas als er rust is in veiligheid kun je echt mensen meekrijgen.” In de coherentiecirkel zitten veel van dezelfde wetmatigheden als in groepsdynamica.

Wielinga laat de deelnemers in groepjes zich met elkaar buigen over een actuele casus: de boeren in Nederland. Die zijn te verdelen in drie groepen. De groep die bevriest en niet mee wil denken, de groep die radicaal is en bij de Farmer Defence Force is gegaan en de groep die al jaren roept dat het anders moet, al een alternatief heeft maar nu stelt dat er in de keten iets moet veranderen. Waar zitten ze in de Coherentiecirkel?

Iedereen is het eens dat de eerste groep linksonder zit in de cirkel. De tweede groep boeren zit rechtsonder. In het nationale debat worden ze weggezet als activisten die je moet bestrijden. “Wat ze nodig hebben is erkenning voor reële zorgen die ze hebben”, zegt een van de deelnemers. De laatste groep zit rechtsboven. Maar hoe ga je in gesprek met elkaar?

“Dialoog vanuit de gelijkheid”, oppert iemand. ”Erkenning geven”. “Probeer niet geforceerd de hele groep bij elkaar te houden”. “Presenteer een verdienmodel waarbij ze hetzelfde verdienen, maar anders moeten gaan werken.” “Begin waar de energie zit”, adviseert Wielinga. Begin dus linksboven en rechtsboven. Rechtsonder zit ook energie maar die groep zit nog in strijdhouding.

Opschalen

De volgende stap in netwerkprojecten is hoe je ze kan opschalen. Je wilt dat je idee verder groeit buiten je project om. Wielinga legt dat aan de hand van het Initiatieven spiraal-innovatie. Hij legt een touw op de grond in de vorm van een spiraal en begint bij ‘pril idee’, waarbij het om het verbinden van ambitie gaat. De volgende stap is planvorming, waarbij het om structuren gaat en om geld. Als het projectgeld is gevonden, is er de ontwikkeling. Dan kijk je of je idee werkt en ga je een verdienmodel maken. Dan volgt de moeilijkste fase van een initiatief: de realisatie. Daarbij gaat het om het implementeren. Je krijgt met andere partijen te maken die niet per se zitten te wachten op je innovatie. Je komt in aanraking met een heel andere energie dan fijn met elkaar ontwikkelen. De laatste twee fases zijn verspreiding van je initiatief, de olievlek-fase, en de inbedding ervan.

Wielinga laat de deelnemers plaatsnemen op het touw op de grond. In welke fase zitten zij met de City Dealprojecten in hun steden? De meesten gaan staan bij planvorming. De spiraal representeert het immer uitdijende netwerk, licht Wielinga toe.

In het laatste deel mogen de deelnemers aan de Leermiddag Wielinga nog vragen stellen, waar zij tegenaanlopen in hun projecten. Wat voor mensen heb je in welke fase nodig? Waarom loop ik nu in de fase van inbedding ineens tegen weerstand aan bij mensen van wie ik dacht dat ze mijn opdrachtgever waren? Het gesprek over hoe teammanagers en CvB-leden te ‘blauw’ denken voor de projecten. “Het is belangrijk om te zien dat ook zij partners zijn in verandering”, benadrukt Suzanne Potjer. “Ze zorgen voor de nodige structuur.”

Daar gaat Wielinga op verder. “Om daadwerkelijk samen te creëren heb je verschillende posities nodig om elkaar aan te vullen.” Hij laat dat zien in de Co-Creatie driehoek. Daarin heb je de activist (initiatiefnemer), de ordebewaarder (managers, mensen die de structuur bewaken) en de leverancier. “Eerst moet je vertrouwen vinden tussen de drie partijen. De vrije actor is daartussen de spil. Dat zijn mensen zoals jullie, die kijken wat er op dit moment nodig is. Een netwerk is een verzameling mensen die samen iets willen. Geen enkel netwerk functioneert zonder iemand die de vrije actor positie heeft, iemand die doet wat nodig is om mensen met elkaar te verbinden, of dit nu zijn taak is of niet.”

De middag eindigt met een warm afscheid van Rowinda Appelman na vijf jaar als programmamanager en boegbeeld van de City Deal Kennis Maken.

‘Blijf elkaar ontmoeten in de City Deal’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Huib de Jong van Regieorgaan SIA.
Huib de Jong van Regieorgaan SIA.

De City Deal Kennis Maken is sinds 2017 ondergebracht bij het Regieorgaan SIA, de organisatie die samenwerking tussen onderwijs, bedrijfsleven en publieke instellingen wil bevorderen. Tijd om eens samen met voorzitter van het bestuur Huib de Jong te kijken naar hoe het gaat met de City Deal.’Voor het netwerk is het heel belangrijk dat de ontmoetingen blijven doorgaan.’

De City Deal is nu vijf jaar bezig. Wat valt je op als je kijkt naar de verbinding tussen stad en hoger onderwijs?

De Jong: “De City Deal vind ik passen in een veel breder klimaat rond kennisinstellingen. Het inzicht dat innovatie gekoppeld is aan kennisontwikkeling stamt al uit de jaren ’90 in de vorige eeuw. Sindsdien wordt er steeds meer een beroep gedaan op de kennisinstellingen om ook een zichtbare maatschappelijke bijdrage te leveren. Bij dat klimaat hoort ook de City Deal. De focus van de City Deal ligt dan dan vooral op de grootstedelijke vraagstukken. De steden zijn toch concentratiegebieden van economische ontwikkeling, maar ook van sociale uitdagingen. Ze zijn op zoek naar inzetbare kennis om die uitdagingen en mogelijkheden aan te gaan. Ik vind het leuk om te zien dat het in eerste instantie heel sterk gekoppeld was aan universiteiten en hogescholen, maar dat we in de verschillende projecten en programma’s nu ook steeds meer het mbo gekoppeld aansluit. Dat vind ik wel een heel mooie ontwikkeling.”

Wat je steeds meer ziet is dat kennisinstellingen de verplichting hebben om een impact te leveren. Wat houdt dat volgens jou precies in?

“Bij de universiteit, maar het geldt voor alle kennisinstellingen, is de focus heel sterk gericht op het doen van onderzoek en het leveren van onderwijs als een soort min of meer op zichzelf staande activiteit. Dan zie je dat de maatschappij toch vragen stelt. Waarom doe je het? Wat hebben wij eraan? Welke bijdrage lever je aan de publieke sector, of aan het bedrijfsleven om te kunnen innoveren? Wat is de aansluiting bij de arbeidsmarkt? Die impact is vooral lokaal zichtbaar. Ik weet zelf vanuit de kennisinstellingen hoezeer dit speelt en de komst van de City Deal sloot dan ook heel erg aan op wat er al aan ontwikkeling was. Ze bood de mogelijkheid, in samenwerking met de gemeente en met lokale en regionale bedrijven en instellingen, om daar handen en voeten aan te geven.”

Waarom past de City Deal zo goed bij het Regieorgaan?

“Het sluit qua aanpak heel goed aan bij de faserende aanpak die we binnen Regieorgaan SIA hebben. Enerzijds start je met de vraag van hoe enthousiasmeer je. Dat gaat, vaak op basis van individuele projecten. Dan kom je langzamerhand in het stadium waarbij die individuele projecten probeert op te schalen. Dan gaat het over structureren en het ook lange termijn onderdeel laten zijn van het normale pakket van de samenwerking.”

Zijn er bepaalde projecten of steden in de City Deal die je de afgelopen zijn opgevallen?

“Er zijn natuurlijk allemaal mooie individuele projecten. Een voorbeeld vind ik het Urban Living Lab in Breda, waarbij onderwijs met reële problemen in de stad aan de slag gaat, en waarin de studenten van al die verschillende instellingen ook in staat zijn om met hun creativiteit een bijdrage te leveren. Dan zie je heel mooi dat het enerzijds  gaat over die impact genereren, maar dat heeft direct ook een relatie met vragen over burgerschap. Hoe ga je die studenten ook daadwerkelijk onderdeel laten zijn van die stad? Hetzelfde zie je bijvoorbeeld ook bij de projecten in Twente. Hier willen ze dat iedere student actief is geweest in de stad. Dat geldt voor de ROC van Twente, voor Saxion en voor de Universiteit Twente. Ik vind dat heel mooi om te zien.”

Wat levert het de samenleving op?

“Je zult altijd zien dat het ene wel lukt, en het andere niet. Het mooie van de City Deal, is dat dat ook kan. Je kunt ook experimenteren. De graadmeter voor deze vraag wat die meerwaarde is, is de reactie die uit de samenleving komt. Je ziet dat de belangstelling is voor die samenwerking, ook vanuit maatschappelijke organisaties en bedrijven. Kijk naar de mooie onderteken momenten die plaatsvinden. Er is dan ook enorme behoefte om met die kennisinstellingen, met die studenten, samen te werken. Soms gaat het om het oplossen van hele concrete problemen. Maar ik zie ook bedrijven die, gezien de arbeidsmarkt, ook heel graag met die studenten kennis willen maken, omdat zij ook de toekomstige werknemers kunnen zijn.”

Wat zie je vanuit het perspectief van de hogescholen allemaal gebeuren? Hoe past dat bij de grotere strategie waar SIA aan werkt?

“De hogescholen hebben traditioneel al een heel sterke relatie met de regio waarin ze werken, en dat is per definitie in het beroepsonderwijs. Wat er nu gebeurt met de City Deal is het meer structureren, en vaste afspraken maken. De partners gaan meer duurzame contracten met elkaar aan. Die structurering, vaak ook onder regie van de gemeente, is een heel belangrijke stap die we op dit ogenblik aan het aan het maken zijn, en dat past ook heel goed bij waar Regieorgaan SIA op dit moment mee bezig is. We zijn nu zo’n twintig jaar bezig met onderzoek in de hogescholen. Dat is onderzoek samen met partners in de regio, maar ook heel sterk gekoppeld aan het onderwijs. Dus daar zie je ook al de parallel met wat er in de City Deal gebeurt. Ook wij zitten nu ook in de fase van verduurzaming van de samenwerking. Daarbij kijken we ook wordt naar de vraag hoe de hogescholen met bedrijfsleven en publieke sector een lange termijn visie gaat ontwikkelen dat een onderdeel wordt van een bredere strategie, niet alleen van de hogescholen, maar ook van de partners in die regio.”

Jullie zijn als Regieorgaan SIA dus hier eigenlijk al twintig jaar mee bezig. Het was ook niet meer dan logisch dat de City Deal bij jullie onder de paraplu kwam?

“Ja. Alle programma’s, die het Regieorgaan SIA draait op dit moment, hebben als heel belangrijk criterium ook om middelen ter beschikking te stellen voor zichtbare maatschappelijke impact. Om die reden zie je ook dat de projecten van Regieorgaan SIA vaak van relatief korte duur zijn. Waar promotietrajecten bij de universiteiten vier of vijf jaar duren zijn de projecten van Regieorgaan SIA zijn wat kort cyclischer. Die hebben dus vaak maximaal twee jaar als perspectief, met name ook om in die samenwerking met instellingen en bedrijven die directe relatie met problemen en vragen daar zichtbaar te maken. We werken ook altijd vraaggericht. Dus het belang van de partners moet volstrekt zichtbaar zijn in de projecten. Volgens mij zijn dat allemaal kenmerken die bij de City Deal terug komen. In die zin vind ik het logisch dat het bij ons belegd is.

Laten we even kijken naar de toekomst. Wat zou je de City Deal partners, de steden en de instellingen aan of willen adviseren voor de komende jaren, met oog op opschaling en  intern inbedden in het onderwijs?

“Ik zou de verschillende partners in de stad toewensen dat binnen de kennisinstellingen die maatschappelijke impact echt ook heel expliciet een onderdeel is en wordt van de strategie. Vervolgens wens ik ook de steden toe dat ze lange termijn visies neerleggen waarin ze garanties kunnen geven voor de langere termijn samenwerking en de ondersteuning. Datzelfde geldt ook voor de partners in de stad. Alleen zo kun je echt netwerken en samenwerkingsverbanden opzetten. Daarbij maak je dan met elkaar meer lange termijn afspraken over de samenwerking en wat we over en weer van elkaar kunnen verwachten. Het gaat niet per definitie om geld, maar over de vraag van hoe je menskracht met elkaar kunt delen en zichtbaar aanwezig zijn in elkaars organisaties. Dan krijg je echte verduurzaming. Het begint altijd met de projecten, waarin mensen  ervaren dat het meerwaarde heeft. Als je daarvan wat meer langere termijn afspraken kunt maken, zou dat volgens mij een enorme opbrengst zijn voor de stad.”

Wat bedoel je precies met garanties van ondersteuning? Zou dat bijvoorbeeld betekenen dat er binnen de gemeente een vaste aanspreekpunt is voor begeleiding van die studenten en onderzoekers?

“Dat is één element ervan. Het begint bij politiek commitment.  Nu zijn in de steden de collegeprogramma’s weer zo’n beetje afgerond. Die zijn per definitie heel divers. Soms zie je wel en soms zie je niet in die college programma’s de relatie met die kennisinstellingen word benoemd. Het zou eigenlijk meer structureel moeten zijn, en meer vanzelfsprekend moeten zijn dat de relatie met onderwijs ook een onderdeel is van de collegeafspraken. En dat voor de kennisinstellingen en de partners in de stad die gemeente dan voorspelbaar wordt in haar commitment naar die samenwerking.”

Denk je dat de City Deal nog steeds groeit? We hebben behoorlijke stappen gemaakt sinds 2017?

“Ja. Je ziet nog steeds dat er steden aansluiten. We zitten nu op 20 steden, Eindhoven was de laatste die aansloot. Ik denk dat die groei wel doorgaat. Je ziet overigens ook steeds meer instellingen die lokale en regionale samenwerking onderdeel maken van hun strategie en daar ook projecten op definiëren. Dat wordt steeds breder. Daarom is, denk ik, die opschaling ook belangrijk. Ik kijk van begin af aan mee, ik vind het echt fantastisch en ben een fan van wat Rowinda Appelman allemaal doet, samen met haar mensen.  De kennisdeling, steeds meer mensen bij elkaar brengen en van daaruit ook nadenken over de vraag: wat kunnen we van elkaar leren? Dat moet doorzetten in de komende periode. Dat zie je bij het inzetten op die opschaling dat er ook masterclasses en bijeenkomsten te worden georganiseerd om dat  leren van elkaar ook tot een structuur te maken. Dat vind ik echt heel erg belangrijk.”

Wil je verder nog iets meegeven aan het City Deal Netwerk?

“Ik denk dat voor het netwerk het heel belangrijk is, dat, vanuit de verschillende verantwoordelijkheden, die ontmoetingen blijven doorgaan. Op de landelijke Kennisdelingsdag komen alle partijen bij elkaar. Van het politieke niveau, de leiding van de instellingen en bedrijven, tot ook de mensen die dag-in dag-uit bezig zijn om hier te proberen handen en voeten aan te geven. Ik denk dat dit soort oploopjes heel belangrijk is, maar ook dat de ontmoetingen van die verschillende geledingen vanuit die verschillende verantwoordelijkheden in de komende periode echt moeten worden doorgezet. Zodat je op die verschillende niveaus en vanuit die verschillende verantwoordelijkheden leert van elkaar en ziet je hoe het enthousiasme er in kan houden.”

Ambitieus Groningen versterkt samenwerking stad en onderwijs

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Burgemeester Koen Schuiling van Groningen.
Burgemeester Koen Schuiling van Groningen.

Zeker duizend studenten van de verschillende kennisinstellingen in Groningen werken nu al per jaar aan maatschappelijke vraagstukken in de stad. Naast de City Deal hebben stad en kennisinstellingen grootse ambities uitgesproken in het Akkoord van Groningen: namelijk om de partners dé aantrekkelijkste stad en regio van Nederland en Europa zijn voor (internationale) studenten, onderzoekers, kenniswerkers en bedrijven. Burgemeester én voorzitter van het Akkoord, Koen Schuiling licht de ambities toe.

Het Akkoord van Groningen is een samenwerkingsverband tussen de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), de Hanzehogeschool Groningen, het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), het Martini Ziekenhuis, de provincie Groningen, Noorderpoort, het Alfa- college en de gemeente Groningen. In de nieuwe Strategische Agenda, die medio mei werd gepresenteerd, positioneert en ontwikkelt het Akkoord van Groningen de metropoolregio Groningen zelfs als mainport van Nederland.

Het gaat dus wel goed met de samenwerking tussen hoger onderwijs en stad in de City Deal?

Schuiling: “Processueel kan het niet beter met die verbinding tussen stad en hoger onderwijs in Groningen. We werken al jaren aan de voorbereiding van het Akkoord van Groningen, en voeren nog langer, al twintig jaar, een regulier onderwijsoverleg in de stad, waarbij gemeente, RUG, Hanze, UMCG, Alfa en Noorderpoort betrokken zijn. Daarin bespreken we steeds de actuele ontwikkelingen die er spelen in de stad rond onderwijs. De laatste jaren waren dat bijvoorbeeld de opvang van studenten die geen kamer konden vinden, en natuurlijk Covid. De City Deal is daarbij mooi aangesloten.”

Welke maatschappelijke opgaven hebben prioriteit?

“We hebben drie weken geleden ons inhoudelijk programma gepresenteerd met daarin veel thema’s die met onderwijs te maken hebben zoals op ruimtelijk gebied campusvorming. Een van de kerndoelen is dat we de beste campussen, opleidingen en hybride leeromgevingen in metropoolregio Groningen willen creëren om zo het kennis- en innovatie-ecosysteem te versterken, waar de metropoolregio en het land van zullen profiteren. Als dit onze ambities zijn dan moeten we ook een plek hebben om die bedrijven en instellingen bij elkaar te brengen. Een tweede kerndoel is dat we samen met onze partners werken aan een toekomstbestendige arbeidsmarkt, waarin de regionale economie optimaal profiteert van het in Groningen opgeleide (internationale) talent. Daar zijn natuurlijk middelen aan verbonden, zoals gelden als het nationaal Groeifonds,. Vanuit het Akkoord doen we gezamenlijk aanvragen op dergelijke fondsen. Zo hebben we voor het landelijke consortium Pharma-NL, waarin naast de Campus Groningen ook de Universiteit Leiden en LUMC meedoen, 60 miljoen aangevraagd.”

Burgemeester Koen Schuiling van Groningen.

Burgemeester Koen Schuiling van Groningen.

Wat zijn onderwijs en onderzoeksthema’s die centraal staan in de nieuwe samenwerking?

“Qua onderzoek en onderwijs hebben we het in dit Strategisch Plan vooral de pijlen gericht op vier thema’s. Als eerste is dat energie. Groningen moet de motor worden van de nieuwe Europese waterstofeconomie. We hebben een aantal weken geleden met een groep mensen van kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven een trip gemaakt naar Zweden en Finland als onderdeel van de waterstofagenda om inspiratie op te doen. In het najaar gaan we naar Noorwegen en Denemarken om daar te kijken naar welke trends er zijn en welke bedrijven een rol spelen. Daarnaast is gezondheid een belangrijk thema. Groningen is de proeftuin van baanbrekende zorginnovaties. Verder is digitalisering een thema waar we op gaan concentreren. Groningen moet het vliegwiel zijn voor de digitale samenleving van morgen. Het laatst thema zijn de opkomende sectoren, als klimaatadaptatie, circulaire economie en duurzame voedselsystemen.”

Betrekken jullie ook de regio hierbij?

“Buiten de inhoud is een tweede onderdeel waar we mee aan de slag gaan de merkenstrategie. Als we straks met andere gemeenten in Groningen de agenda’s gaan koppelen moet daar een eenduidige communicatie naar buiten toe bij horen. Een derde punt waar we aan werken is dat we de beste campusvoorzieningen willen maken, dat willen we breder in de regio oppakken. Als het gaat om watertechnologie kan dat bijvoorbeeld ook in Leeuwarden plaatsvinden. Als het gaat om Healthy Ageing is Assen voor de hand liggend. Het werken aan deze opgaven gaat nu eenmaal verder dan de gemeentegrens. Dit is toch de bedoeling van de City Deals? Die verbinding van velden binnen de eigen stad? Je moet niet zenuwachtig worden als dat ook buiten de eigen gemeentegrens gaat.”

Wat zijn geslaagde projecten die passen bij de City Deal?

“Binnenkort hebben we een inspraakmoment op het gebied Kardinge, dat is het grootste multifunctionele sportcentrum van Noord-Nederland, dat nu echt aan het eind van zijn termijn is en moet worden vervangen. Op het gebied moet straks onze gezondheidscampus verrijzen. We gaan daarvoor het hele gebied herontwikkelen. Zo zullen er bijvoorbeeld ook mbo-instellingen komen. Samen met de RUG gaan we hier ook ons deel van Healthy Ageing vormgeven en zo inrichten dat er doorlopende leerlijnen en onderzoek mogelijk zijn. Dit gebied wordt echt een mooi uithangbord voor de City Deal Kennis Maken. Een andere gebied waar we naar kijken is het Suikerunieterrein, dat wordt ontwikkeld voor deels woningbouw en deels Techniek- en duurzaamheids campus. Dat wordt dus een combinatie van woningbouw met onderwijs en onderzoek. Hier moet ook een treinstation komen zodat het voor studenten goed bereikbaar is. We willen hier echt ruimtelijk, sociaal met onderwijs en onderzoek verbinden. Dat gaat echt de komende jaren draaien. De inspraakfase hebben we gehad en er worden concrete afspraken gemaakt met bouwpartijen.”

Wat is volgens u de weg vooruit voor de City Deal Kennis Maken?

“Iedereen heeft het over ontschotten en besluitvorming afstemmen. Hier in Groningen zie je goed dat het kan werken. Als gemeente en onderwijsinstellingen weet je allebei wat het tijdspad is die we lopen. Dat is waar de City Deal ook meer naartoe moet.”

Groningen.

Groningen.

Wat zou u het netwerk van de City Deal verder willen meegeven?

“Wat ik zie in de andere universiteitssteden is dat er een wens is voor regulier overleg, maar tot mijn verbazing hebben de meeste steden dat niet. Ik raad dat ten zeerste aan. Bij ons werkt het heel goed, ook omdat we het geconcentreerd houden met de RUG en partners en er niet te veel nieuwe partners erbij halen. Zo hou je stootkracht. Het bedrijfsleven kijkt met grote ogen toe en wil graag meedoen. Maar als je dat doet hoe moet je dan kiezen? Wie mag erbij wie niet? Binnen de kortste keren is er sprake van verwatering. En spreek je niet meer elkaars taal. In Groningen werkt het op onze schaal goed.”

 

‘Opschaling binnen de CHE is vooral cultureel vraagstuk’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Tot vorig jaar trok Ede in de City Deal op met Wageningen. De projecten in die samenwerking vonden vooral daar plaats. Waar andere steden werken aan opschaling van pilots, is Joanne Bos namens de City Deal in Ede vooral bezig om de randvoorwaarden te creëren om maatschappelijke vraagstukken te koppelen aan onderwijs. ‘Interdisciplinair onderwijs is binnen de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) niet echt de cultuur.’

Binnen de CHE zijn er wel veel goede initiatieven die studenten koppelen aan maatschappelijke vraagstukken. Er zijn jaarlijkse stages en ook binnen vakken werken studenten veel aan ‘echte’ opdrachten. Er wordt veel gewerkt met échte casuistiek, alleen gebeurt dat heel erg binnen een opleiding. Het interdisciplinair werken is nog wel een uitdaging. De uitdaging zit onder meer op procesniveau zoals roostering en ruimte curricula, waardoor interdisciplinair werken nu vooral binnen de minoren plaatsvindt.

Paradigmashift

“Collega’s staan voor de uitdaging om interdisciplinair opleiden te combineren met behoud van deskundigheid van het eigen vakgebied”, vertelt Bos. “Willen we studenten opleiden voor een diploma, waarin ze een vak kunnen uitoefenen, zoals de opleiding leraar basisonderwijs of opleiding verpleegkunde? Hoeveel ruimte is er dan binnen zo’n opleiding om naast vakspecifieke kennis ook nog bredere kennis in te voegen? Dat is een paradigmashift die we nog moeten maken. Ik denk dat je best wel aan een maatschappelijk vraagstuk kunt werken, terwijl elke student aan zijn eigen opleiding specifieke leeropbrengsten werkt. Dat je dan toch samenwerkt. Het is best wel zoeken dus. Binnen de CHE is opschaling dus vooral een cultureel vraagstuk. Hoe doen we het nu? Kan het ook anders? Opdrachtgevers, of toekomstige werkgevers van de studenten, zouden het namelijk ook best wel anders willen zien.”

Om de opschaling van het interdisciplinair werken verder te verkennen heeft Bos een stuurgroep gevormd, waarin de gemeente Ede, gemeente Scherpenzeel, en het Living Lab Circulair van de regio FoodValley zitten. “Ook de WUR doet mee omdat we veel van elkaar kunnen leren. Zij hebben daar natuurlijk meer ervaring met interdisciplinair studenteninzet, vooral in de masteropleidingen. Die overlap en contact tussen Ede en Wageningen is er zeker nog wel. Ik probeer bij de stuurgroep op te halen waar ze behoefte aan hebben. Wat missen ze in het contact met de CHE?”

Joanne Bos

Joanne Bos.

4 Actielijnen

Bos heeft daaruit vier actielijnen gedestilleerd. Allereerst is er de route van buiten naar binnen. “Wat is er nodig om een maatschappelijk vraagstuk makkelijker te koppelen aan onderwijs of onderzoek? Dan is het ook een kwestie van communicatie. Hoe ziet onze website eruit? Waar komen nieuwe partners terecht, hoe komen ze binnen? Heel veel gebeurt via de warme contacten, via relatiemanagers van de opleidingen. Maar dat zorgt er voor dat zij heel veel werk hebben. Kan dat eenvoudiger? Denk bijvoorbeeld aan een knop op de website. Als je als opdrachtgever al helemaal weet welke studenten je wil hebben. Of een knop als je nog niet van tevoren al helemaal hebt uitgekristalliseerd wat je wil en je vraagt om contact. Ook gaat het om een stukje verwachtingsmanagement, zo hoor ik van collega relatiemanagers. Als je met het werkveld spreekt, willen ze soms al volgende week studenten aan de slag hebben en is het haast een soort vacatures invullen. Dat is natuurlijk niet de doelstelling van de hogeschool. De student staat centraal met zijn of haar studie en leerweg, en niet in eerste instantie het bedrijf dat een probleem heeft.”

De tweede actielijn is de route naar de studenten. Hoe kun je die nu het beste bereiken? Waar lopen ze warm voor? Wat kan de CHE hen bieden bij extracurriculaire vraagstukken, die niet tekoppelen zijn aan het onderwijs? “Worden ze blij van edubadges, geld of vrijstellingen?”, vraagt Bos zich af. “Is het voldoende als je zegt dat het goed is voor het netwerk of voor hun CV?”

De derde actielijn is elkaar intern beter weten te vinden, gaat Bos verder. “Naar mijn beleving werken de opleidingen best wel gescheiden van elkaar. Kan daarin wat meer overlap plaatsvinden? Als er een interessant vraagstuk is kunnen we dat dan samen oppakken? Wat nu al gebeurt is dat sommige vraagstukken worden doorgeschoven, bijvoorbeeld wanneer een vraag binnenkomt bij sociaal werk, maar het eigenlijk beter past bij communicatie.”

Tenslotte is de vierde actielijn weer juist naar buiten gericht. “Ik denk dat we op de CHE vrij bescheiden zijn. We lopen niet te koop met wat we allemaal doen. Ik zou het mooi vinden als we dat wat structureler kunnen laten zien aan de wereld. Ik denk aan een soort wall of fame. Nu zie ik wel eens wat op LinkedIn voorbijkomen en dan denk ik ‘wow doen onze studenten dat?’. Dan gaat er toch iets niet helemaal goed als we het niet van elkaar weten. Kunnen we daar niet iets aan doen?”

Landelijke netwerk

Daarvoor helpt het landelijke en internationale netwerk van de City Deal mee ter inspiratie en om ervaringen en ideeën uit te wisselen, vertelt Bos. “Ik was laatst mee naar Lille met de City Deal met twee collega’s uit Ede en we waren gecharmeerd van het idee van een creathlon, een soort hackathon maar dan voor verschillende opleidingen. Op de landelijke dag hebben we weer contact gehad met Nurhan Abujidi van de Hogeschool Maastricht over verbinding zoeken met het lectoraat. Het is fijn om te merken dat het voor andere onderwijsinstellingen ook zoeken is en dat ik er niet alleen voor sta.”

Innovatiewerkplaatsen

Daarom besloot Bos het project binnen de organisatie te koppelen aan een ander bestaand project, genaamd de innovatiewerkplaatsen. Ze zit daarbij ook al in de projectgroep. “Het voordeel is dat ik het dan niet per se hoef te hebben over de City Deal Kennis Maken, want dat is een niet zo bekende term. Ik kan dus de naam innovatiewerkplaatsen gebruiken om toch de doelstellingen, de actielijnen, te realiseren. Binnen de organisatie van de CHE heeft de City Deal nooit echt een positie gehad. Dat vind ik wel een leerpunt: als je iets wil veranderen binnen de organisatie, moet je dat niet via een strategische zijlijn doen, maar moet je het echt koppelen aan iets wat al wat core business is binnen de organisatie. Daarom vind ik wat Nurhan doet met het lectoraat een mooi voorbeeld. Binnen de CHE heeft de City Deal altijd in die strategische zijlijn gezeten en is het nu dus lastig om voor het opschalen die vertaling te maken of een haakje te vinden binnen het onderwijs.”

Christelijke Hogeschool Ede.

Christelijke Hogeschool Ede.

Wat moet er straks liggen over een jaar, wanneer het project is afgerond? Bos: “Ik werk toe naar een implementatieplan. Dit jaar wil ik dan ook vooral gebruiken om te kijken aan welke knoppen we kunnen draaien. Dat zijn de vier actielijnen. Met wie kan ik dan samen optrekken? De studentenhogeschoolraad is bijvoorbeeld een belangrijke partner voor de tweede actielijn. Zij willen namelijk een studentenpool opzetten waar je studenten makkelijk kunt vinden voor betaalde klussen. Daarnaast wil ik per actielijn experimenteren, wat dan aan het einde van het jaar een aantal werkende principes oplevert, waarop we kunnen door ontwikkelen.”

Het wordt dus eigenlijk een soort stappenplan, gaat ze verder. “Daarmee wil ik dan terug richting directie. In het jaarplan staat dat we als hogeschool relevant willen zijn voor onze maatschappelijke context en dat we willen werken aan maatschappelijke vraagstukken. Nou, dan kun je hierop inzetten. Mijn idee is dat ze er niet omheen kunnen. Daarbij moeten we én ambitieus zijn maar het moet niet voelen als iets heel groots. Als mensen het gevoel krijgen dat alles dan op de schop moet, gaat er niks gebeuren. Je kunt wel een mandaat hebben vanuit het CvB, maar dat betekent niet dat je dan automatisch een plek krijgt binnen het onderwijs. En dan ben ik weer heel benieuwd hoe andere steden en instellingen dit oppakken.”

Open education is resultaten delen. ‘Laat het niet een duf rapport worden’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Nederland stimuleert de vrije en veilige uitwisseling van ideeën en borgt de academische vrijheid van wetenschappers. Open science en open education worden de normen, mits de nationale veiligheid hierbij niet in het geding komt. Zo staat in het regeerakkoord van het nieuwe kabinet. Maar wat is open education precies? En wat kunnen we ervan verwachten? Expert en Lector Open Educational Resources bij Fontys Hogescholen Robert Schuwer legt uit wat het inhoudt.

Als eerste: een eenduidige definitie van wat open education is bestaat niet. Schuwer: “Als je alle opvattingen naast elkaar zet kom je drie gedeelde kenmerken tegen.” Als eerste heeft open education als doel om het onderwijs laagdrempelig, of laagdrempeliger, te maken. Dat kan bijvoorbeeld door allerlei zaken die toegang tot onderwijs belemmeren op te heffen of te verminderen.”

Tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs

Robert Schuwer

Robert Schuwer

“Zo hebben we de tijd-plaats beperking, namelijk dat iedereen op dezelfde plek op hetzelfde moment moet zijn om onderwijs te krijgen, behoorlijk losgelaten sinds de Covid-tijd”, legt Schuwer uit. Hybride onderwijs, waar je zelf kan kiezen of je naar college komt of vanaf huis het volgt, heeft zijn plek gevonden. Maar je kunt ook verder gaan met open education. Het onderwijs staat open voor iedereen. Er is dus geen voorkennis nodig. Iedereen mag aan een opleiding beginnen. Ook kun je vrijheid in tempo hebben. Schuwer: “Kijk zelf maar hoe lang je over een programma doet. Je hoeft er bijvoorbeeld niet een jaar over te doen.”

Een andere vrijheid die in opkomst is, is vrijheid in programma. Schuwer: “Dat zie je veel terug bij university college-achtige omgevingen. In het Nederlands hoger onderwijs kennen we het vrij wo. Daarin kun je helemaal zelf je pakket samenstellen. Natuurlijk moet je wel aan bepaalde eisen voldoen. Je kan bijvoorbeeld niet alleen maar introductievakken kiezen, anders word je geen master of bachelor. Maar verder heb je alle vrijheid om je pakket te kiezen. Dit vrij wo wordt overigens nog niet door veel universiteiten aangeboden. De Open Universiteit deed dat tot voor kort, maar verder zie je het niet. In het buitenland zie je dat soort initiatieven echter wel steeds meer in opkomst.”

Klassieke openheden

Al deze openheden noemt Schuwer klassieke openheden. Het zijn allemaal maatregelen die je als instituut kunt nemen om je onderwijs meer toegankelijk te maken. De Open Universiteit is in Nederland de exponent ervan. Die is in 1984 opgericht als zogeheten tweede kans onderwijs. Mensen die om wat voor reden dan ook geen gelegenheid hadden gevolgd om hoger onderwijs te volgen, kregen dan een tweede kans om dat alsnog te doen. Meestal ging het om werkende mensen met een baan en gezin. Schuwer: “Al die vrijheden die ik net opnoemde, behalve dan het vrije programma, waren daar heel expliciet aanwezig. Het was wel een volwaardige universiteit, het voldeed aan alle eisen waar de andere universiteiten ook aan voldoen, maar ze richtte zich op hele specifieke doelgroep, en die had nodig dat het wat opener werd.”

Toen het internet en de digitalisering opkwam, ontstonden er nieuwe vrijheden. Het vrije onderwijs kreeg toen pas echt een vlucht, volgen Schuwer. “Toen kwamen de digitale openheden erbij kijken. Die maakten het mogelijk om onderwijs, of de resultaten ervan worden, open toegankelijk te maken. Denk aan leermaterialen, die gemaakt zijn door docenten, of groepen docenten of hele community’s, en dan vervolgens open gedeeld worden en daardoor vrij toegankelijk zijn via internet. Vaak heb je ook nog het recht om het materiaal te gebruiken, aan te passen en te verspreiden zonder dat je terug moet naar de oorspronkelijke eigenaar om te vragen of dat wel mag. Een open licentie geeft dan aan onder welke voorwaarden dat mag. Je kunt het open delen, met bepaalde voorwaarden.”

Open Pedagogy

Het tweede kenmerk van open education gaat nog een stap verder. Dat is wanneer je het onderwijsproces dusdanig inricht dat studenten hun resultaten en onderzoeken ook open beschikbaar maken. Dat is volgens Schuwer een ontwikkeling van de laatste jaren, die ook wel bekend staat als Open Pedagogy. “Het gaat om de didactische werkvormen waarmee je als docent je les gaat ontwerpen. Je richt je proces zo in dat de resultaten die studenten tijdens het onderwijsproces genereren open beschikbaar komen voor belangstellenden. Vorig jaar had de Universiteit Utrecht bijvoorbeeld tijdens de Covid-tijd het vak Dynamische Oceanografie. De docent wilde wat anders, aangezien iedereen college op afstand volgde. Daarom gaf hij de studenten de opdracht om een Wikipedia-artikel te schrijven over onderwerpen uit de cursus. Door het schrijven van het artikel laat jij zien dat je het vak beheerst. Die artikelen op Wikipedia zijn dus toegankelijk voor alle belangstellenden. Het is een resultaat dat in het onderwijs tot stand komt en wat dus open gedeeld wordt buiten de instelling.”

Het derde kenmerk is dat open onderwijs meestal een samenwerking is tussen partijen binnen en buiten het onderwijs. Dat zie je vaak terug in leeromgevingen als Living Labs. “Het onderwijs en onderzoek wordt gezamenlijk met partners, zoals andere kennisinstellingen of maatschappelijke partners, vormgegeven”, legt Schuwer uit. “Daarmee gooi je je klaslokaal of collegezaal open en betrek je partijen van buiten bij jouw onderwijs en je geeft ze een rol erin. Overigens bestaan er allerlei gradaties van open education. Het is niet zo dat je per se aan alle drie aspecten hoeft te voldoen, maar een of meer van deze kenmerken zijn altijd aanwezig.”

Toegankelijk onderwijs. Foto: Unsplash/ Kenny Eliason.

Toegankelijk onderwijs. Foto: Unsplash/ Kenny Eliason.

Trends

De open education trends van de laatste tijd vind je vooral in het tweede kenmerk, aldus Schuwer. “Open Pedagogy zie je steeds meer ontstaan, waarbij de student een veel actievere rol speelt. Die kan niet meer achterover leunen en luisteren naar een docent die twee keer drie kwartier zijn verhaal houdt. Nee, hij of zij moet verantwoordelijkheid nemen voor zijn eigen activiteiten. De resultaten daaruit deelt hij of zij met de buitenwereld.”

Ook open leermaterialen worden al jaren als potentieel erg waardevol gezien. Schuwer: “Docenten in Nederland worden toch betaald door de overheid? Moet de belastingbetaler dan opnieuw betalen om de resultaten te mogen zien? Dat is dubbelop. Bij onderzoeksresultaten, open science, is dat al vrijgegeven. Dat zou met het creëren van leermaterialen ook zo moeten zijn. Als de docent mooie leermaterialen maakt zouden die beschikbaar moeten zijn voor iedere burger. De Nederlandse overheid is de afgelopen twaalf jaar daar al groot voorstander van. Ze zijn erg actief om dat te stimuleren.”

In 2014 formuleerde staatssecretaris Dekker een wet die voorschreef dat in 2020 alle resultaten uit publiek gefinancierd onderzoek open access beschikbaar moesten zijn. Een dergelijke statement is nog niet gemaakt voor leermaterialen, maar wel (zoals eerder gemeld) over open education. De vraag is welke invulling ze aan open education gaan geven. Dat kan nog alle kanten opgaan.

Vooralsnog blijft de beweging hangen bij de voorlopers. De echte sprong naar de grote massa van de docenten is nog niet gemaakt. Je ziet het wel steeds meer gebeuren, stelt Schuwer. “Steeds meer docenten adopteren deze beweging en dat is met name door die Open Pedagogy mogelijkheden, waardoor ze zien met dat ze met deze open leermaterialen hun onderwijs en onderzoeksresultaten veel dynamischer kunnen maken.”

Wat kan de City Deal Kennis Maken leren van  open education?  Schuwer wil de netwerkpartners van de City Deal vooral meegeven dat ze vooral de resultaten uit de projecten met open licentie delen. “Laat het niet een of ander duf rapport worden die in de lade van een paar mensen verdwijnt. Informeer je omgeving erover. Gaat het om ingewikkelde onderwerpen, maak er een korte cursus van, of een korte informatiefilm zodat de omgeving weet waar het over gaat. De resultaten uit die projecten zijn immers voor een groep mensen in de maatschappij. Die mensen moet je wel meenemen, informeren en kennis meegeven over wat er allemaal in die projecten langskomt.”

Werken aan de stad van morgen op de landelijke Kennisdelingsdag

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Van Maastricht tot Groningen. Van Rotterdam tot Enschede. Uit heel het land kwamen deelnemers van het City Deal Kennis Maken netwerk op 3 juni naar Breda voor de jaarlijkse landelijke Kennis Maken Dag. Voor een dag vol leren van en met elkaar. “Want de stad moeten we immers niet volgens principes van nu inrichten, maar volgens die van morgen.”

Voor de tweede keer vond een landelijke kennisdelingsdag plaats in een mbo-instelling. In de historische Seeligkazerne, waar De Rooi Pannen is gevestigd, heette Rowinda Appelman traditiegetrouw de deelnemers welkom. Er was meteen veel kennismaking. Mensen ontmoeten elkaar vaak voor het eerst, of sinds lange tijd. Ze kennen elkaar van online sessies. Appelman gaf meteen het woord aan de jonge Matthijs van de Laar, voorzitter van Game City Breda, een succesvol voorbeeld van samenwerking tussen hoger onderwijs, stad en bedrijfsleven.

Gaming hub

De nieuwe stichting is opgericht door een divers team van experts dat zich verbonden voelt vanwege het gezamenlijk besef dat er in Breda vele onbenutte mogelijkheden en kansen liggen voor de videogame industrie. De voorzitter van de nieuwe stichting is Matthijs van de Laar, co-founder van startup Twirlbound. “Breda University of Applied Sciences (BUas) heeft een van de beste gameopleidingen ter wereld. Daarom hebben we de handen ineengeslagen met bedrijven om het makkelijker te maken om een bedrijf in de game industrie op te zetten. Het gaat om een wereldwijde miljoenenindustrie, die bestaat van China tot Australië. Het is een enorme troef die Breda heeft te benutten.”

Matthijs van Laar vertelt over Breda Game City.

Matthijs van Laar vertelt over Breda Game City.

Volgens Van de Laar vertrekt nu nog 96 procent van de afgestudeerden van de gameopleidingen uit Breda. “Het is een enorme braindrain. Je kunt ook hier aan de slag gaan. We hebben al vijf grote entertainment studio’s in Breda. Ook maken we hier serious games, e-sports, en gamification. Straks in de toekomst willen we minstens twintig studio’s hebben in de stad, en zo een enorme gaming hub worden.”

De Rooi Pannen

Talent behouden voor de stad past goed bij de doelen van de City Deal. Na een korte inleiding daarover geeft Appelman het woord aan Tanja Peters, lid van het College van Bestuur van De Rooi Pannen. Die vertelt hoe ondernemendheid en lef centraal staan in de mbo-instelling. En hoe de deelnemers vandaag dienden als levend onderwijsmateriaal voor de studenten van verschillende opleidingen op het gebied van horeca en gastvrijheid. “Vandaag is echt voor de studenten een spannende dag: we gaan live. Jullie zorgen voor een hoop leermomenten.” In de Seeligkazerne is een heus hotel met drie restaurants en een hospitality center gevestigd, die worden allemaal gerund door studenten. Oudere studenten geven les aan jongere collega’s.

Urban Living Lab

Natuurlijk is er bij de aftrap van de dag aandacht voor de recente ondertekening van het Urban Living Lab in Breda. Op 20 april ondertekenden Avans Hogeschool, BUas, Curio, De Rooi Pannen, NLDA en de gemeente Breda een intentieverklaring waarin de samenwerking die is gestart met de City Deal Kennis Maken wordt voortgezet in het Urban Living Lab Breda (ULLB). Met het ondertekenen verbinden het onderwijs en haar studenten zich aan de toekomst van de stad. De intentieverklaring wordt overeengekomen voor een periode van twee jaar. Die tijd wordt benut om de samenwerking verder op te zetten, uit te breiden en in de praktijk te ervaren.

Daar is wethouder Arjan van Drunen trots op. “Met deze samenwerking kunnen we nog beter de kennis en kunde van studenten, docenten en onderzoekers inzetten voor de maatschappelijke vraagstukken van de stad. Ze kunnen vandaag meedenken over oplossingen voor uitdagingen van de stad van morgen.”

Want daar gaat het vooral om, stelt hij. “We denken te veel kennis van nu. Voor de stad van morgen hebben we ideeën van morgen nodig. Daarom is het zo belangrijk om samen te werken met onderwijs en studenten en hun kennis te gebruiken op het gebied van wonen, natuur en andere thema’s. Dat doen we in de City Deal.”

Kennis maken, is dat genoeg?

Wel vraagt hij zich hardop af of de titel Kennis Maken wel een goede naam is voor de City Deal. “We willen toch meer dan alleen vergaren, we willen kennis ook inzetten voor die stad van morgen. We moeten kennis durven inzetten. Daar ontbreekt het nog wel eens aan. We zijn daarin nog wat terughoudend, ook als gemeente. Met als gevolg dat een mooie presentatie onder in de lade belandt. Kennis maken alleen gaat niet ver genoeg. We moeten nog een stap zetten. Het mag niet zo zijn dat onderzoeken onder in de lade belanden.

Hoe kunnen we ook daadwerkelijk kennis gebruiken? De stad inrichten moeten we immers niet volgens principes van nu doen, maar van morgen.”

Opschaling

Rowinda Appelman vertelt over de laatste stand van zaken in de City Deal, en hoe veertien hoger onderwijsinstellingen met financiering vanuit de City Deal werken aan een instellingsbreed implementatieplan voor hoe ze het werken aan maatschappelijke opgaven in steden onderdeel maken van hun DNA, het kunnen laten landen in het curriculum. Ook hoe ze bestuurders meenemen, hoe het een keuzevak kan worden voor studenten of zelfs een vast onderdeel van opleiding is daar onderdeel van. “Ook zijn we een leertraject gestart rond opschaling. Hoe laat je groeien wat er geplant is aan zaadjes, voorbij de pilots, en zorg je dat het ingebed wordt?”

Rowinda Appelman aan het woord.

Rowinda Appelman aan het woord.

Op 30 november vindt het volgende bestuurlijke diner pensant plaats in Den Haag, om ook de bestuurders mee te nemen in alle ontwikkelingen rond de City Deal Kennis Maken. Volgende week gaat de uitnodiging van minister Dijkgraaf en burgemeester van Bijsterveldt (gemeente Delft) de deur uit.

Na het hoofdprogramma verdeelden de deelnemers zich over verschillende deelsessies. In de sessie Innovatiecampussen en labs – De toekomst praatten John Robinson (University of Toronto), Raymond Sparreboom en Marc Holvoet (Urban Living Lab Breda), Bernell Herder en Anna de Zeeuw (Stad as Lab) en Nurhan Abujidi (CDKM Limburg) over alles wat met labs te maken heeft, met daarbij ook aandacht voor de economische doorwerking. Hoe zet je een sterk lokaal of regionaal lab op? Welke trends zijn er zichtbaar? Hoe trek je nu structureel met grote(re) groepen studenten de stad in? En hoe haal je bestuurlijk commitment op voor grootschaligheid, instelllingsbreed en op faculteitsniveau werken?

Samenwerking in Breda

In de sessie Gemeentelijke strategie – Breda vertelde Marcel de Heer van de gemeente Breda meer over de historie van de samenwerking met het onderwijs in de stad. Die startte al in 2007. Op verzoek van het onderwijs stelde de gemeente toen een contactpersoon aan om de samenwerking met onderwijs te verbeteren. Dat leidde ook tot bestuurlijk contact, en regelmatig bestuurlijk overleg. Op een gegeven moment werd die samenwerking uitgebreid met mbo, 2 hbo-instellingen en de Nederlandse Defensie Academie, later kwam ook De Rooi Pannen erbij. “Vanuit die samenwerking gingen de partners drie tot vier keer per jaar om de tafel om dingen makkelijker van de grond te krijgen”, vertelt De Heer.

Vanuit het beleidsprogramma Pieken in de Delta keken de partners hoe ze de innovatie in de regio Breda konden bevorderen op het thema logistiek. “Er moest geïnnoveerd worden in die verouderde industrie. We moesten slim innoveren.” Zowel bij Avans als Curio ontstonden nieuwe opleidingen op het gebied van world class maintenance. Tegenwoordig bestaan ze nog steeds, en worden ze deels betaald door het bedrijfsleven. “Toen ging het zo goed, er waren zoveel projecten”, vertelt De Heer. “In het begin hadden we dus een accountmanager, maar op een gegeven moment kwamen er zoveel projecten dat we ons afvroegen waar we allemaal mee bezig zijn. Zijn dit wel de goede dingen? Toen kwam de City Deal voorbij. De structuur en het aanbod paste perfect om te kijken hoe we die samenwerking structureel konden maken. We wilden niet alleen projecten, maar ook programmatisch werken.”

De uitdaging die zijn wethouder in de ochtend gaf, neemt De Heer ter harte. “We moeten kennis toepassen, en niet het onder in de lade laten belanden. Daarom verbinden we ons aan strategische thema’s van de toekomst. Het is belangrijk om aan jonge mensen te vragen hoe die stad eruit komt te zien.” Breda werkt met vier thema’s in de City Deal: Inclusieve samenleving, Energietransitie, Smart Mobility en Digitalisering.

Het Urban Living Lab is waar het allemaal samenkomt. Dit initiatief van Avans is volgens De Heer een mooi model om de samenwerking in de stad te laten plaatsvinden. “Daar laten we vraagstukken landen vanuit collega’s. Thema coördinatoren kijken of en hoe ze multidisciplinair en multilevel kunnen worden opgepakt. Nu is de volgende stap hoe we dat goed gaan verantwoorden, en goed verslag maken van wat we doen. Zodat we aan alle betrokkenen kunnen laten zien: als je een vraag hebt is dit wat we ermee doen.”

Stefanie Vermeulen is kwartiermaker van het Urban Living Lab. Van oorsprong was ze journalist. Ze was in haar werk bezig met vooruitgang, vooral waar de planeet beter van werd. “Ik merkte dat Breda een ouderwetse stad was, mensen verstonden me niet over vooruitgang en nieuwe onderwerpen. Ik vond een groepje gelijkgestemde mensen en we hebben een netwerkorganisatie opgericht in de stad, Pakhuis B.”

Ze kwam in contact met Avans, een organisatie die moeite had aansluiting te vinden met de stad. “Aangezien wij echt iets wilden met de stad hebben we ons aangesloten bij het Urban Living Lab, om ons met elkaar op te trekken aan die nieuwe samenwerking. We zijn als Urban Living Lab vrij uniek dat we de mensen in de stad heel belangrijk vinden. Die moeten voorop staan.”

Praten over maatschappelijke diensttijd in een van de sessies.

Praten over maatschappelijke diensttijd in een van de sessies.

Van edubadges tot impact meten

Hanneke van der Zanden (JADS) en Lidy van Oers (KW1C) vanuit CDKM ’s-Hertogenbosch verzorgden samen met Frank Pinxt (SURF) de sessie over edubadges. Vanuit de doelstelling om studenten een rijke leerervaring te bieden in een authentieke omgeving, zou het mooi zijn om de studenten ook te ‘belonen’ met een herkenbare badge vanuit een CDKM-ervaring. Wat zijn daarbij de gedachten van de andere steden en kennisinstellingen? Wat zou daarvoor nodig zijn? En wie zou hierin het voortouw kunnen en moeten nemen? De zes CDKM-steden die bij de workshop aanschoven waren allemaal enthousiast over het idee.

Over de uitvoering bestaan verschillende gedachten. In eerste instantie werd gedacht aan de mogelijkheid om studenten te belonen voor met name de extracurriculaire activiteiten. Maar de ander zag het meer als hulpmiddel voor de opschaling van het opnemen van CDKM-projecten in de onderwijsprogramma’s. Geen van de zes steden verbindt op dit moment  badges aan de CDKM-projecten. We gaan onderzoeken of dat bij andere steden wel al gebeurt. Ook de mogelijkheid om in de call die nu uitstaat aanvragers te mobiliseren die dit onderwerp opnemen in hun aanvraag wordt verkend. Zo kan een coalitie van steden worden gevormd die gezamenlijk hieraan willen werken als onderdeel van hun subsidie. We eindigden met de conclusie dat het mooi zou zijn als we daar ook studenten en studentenraden en -verenigingen bij kunnen betrekken. Kortom, wordt vervolgd!

Concentratie in een van de sessies.

Concentratie in een van de sessies.

In de sessie Impact meten = weten praatten Ward Peeters (onderzoekscoördinator IMPACTLAB), Marleen Janssen Groesbeek (Avans lector, onderzoek rondom impactmeting), Leon Kuijpers (projectleider CDKM Breda Implementatieplan) en Paul van de Coevering (BUas lector) over best practices met betrekking tot het meten van impact van projecten in en met de stad.

In de sessie Lokale voorbeelden vonden rondetafelgesprekken met Breda onderwijs- en onderzoeksvernieuwers plaats, waarbij naast het Urban Living Lab Breda Junior ook het NK Atletiek en de Vuelta als vliegwiel voor lokale projecten voorbij kwamen en de Dutch Happiness Week. In de sessie Docentprofessionalisering en de CDKM praatten de deelnemers door over docentprofessionalisering in verschillende teams met aandacht voor blended learning, transdisciplinaire samenwerking, erkenning en waardering voor docenten en onderzoekers, en behoeften vanuit deze doelgroep. Jessica Overliese en Tommy Kersten gaven een inkijkje binnen de innovatieve aanpak van de Open Defence Academy.

Tijd voor lunch in het zonnetje.

Tijd voor lunch in het zonnetje.

Leermiddag over opschaling

Na de lunch konden deelnemers meedoen aan de derde CDKM Leermiddag, dit keer over opschaling, Institutionaliseren kun je leren. De Leermiddag is weer onder leiding van Joshua Cohen en Suzanne Potjer. Het CDKM netwerk zit in een cruciale fase: opschaling voorbij het eenmalige en lokale experiment. Dat vraagt expliciet aandacht voor de institutionele

kant van samenwerken tussen kennisinstellingen en de samenleving. Hoe pak je zoiets aan? En wat komt daar allemaal concreet bij kijken?

Gastspreker en ervaringsexpert professor John Robinson (University of Toronto) vertelt hoe hij op verschillende universiteiten in Canada een institutioneel veranderingsproces in gang heeft gezet. Hij laat ons kennismaken met verschillende manieren waarop je kunt nadenken over institutionele verandering en deelt zijn praktische ervaringen met het duurzaam vernieuwen van de instituties waar hij zelf bij betrokken is.

Het is tijd om een nieuw sociaal contract op te bouwen tussen universiteiten en publieke en private partners, stelt Robinson. “Een contract dat zowel het nastreven van fundamenteel onderzoek bevordert als oplossingsgericht werken aanmoedigt.” Hij noemt het ook wel de 3e missie van universiteiten.

Belangrijk daarbij is dat het bottom-up gebeurt, reageert Nurhan Abujidi vanuit de zaal. “Je moet niet de regels volgen”, zegt Bart Kapteijns van Avans.

John Robinson spreekt de zaal toe.

John Robinson spreekt de zaal toe.

Hoe kunnen we die dinosaurussen, die supertankers van universiteiten veranderen als we het hebben over institutionele cultuur?, vraagt Robinson. Wat is het doel? Eerst was het lesgeven, en daarna onderzoek. Er is een groeiende behoefte om betrokken te raken bij de samenleving op een diepe manier, de 3e dimensie. “Het oude contract past niet meer: we geven les en doen onderzoek en jullie geven ons geld. Er is een nieuw sociaal contract nodig.”

Samenwerken met de samenleving is een van de grootste uitdagingen voor een universiteit, stelt de Canadese professor. “Individuele studenten of opleidingen wel, maar niet de hele universiteit. Daar komt een cultuurverschil bij kijken. De academische wereld op de universiteit versus de operationele. Robinson noemt het de piramide versus het vliegtuig, waarbij de operationele medewerkers de eerste groep zijn, en de academici, de wetenschappers en onderzoekers, de laatste. “Alles is anders tussen deze twee culturen. Als je ze combineert kan er een explosie van energie ontstaan. Er ontstaan ideeën van engagement. Ze hebben elkaar nodig.”

Want als een partnerschap succesvol wil zijn moet het tot de agenda’s van beide kanten spreken, zowel de academici als de operationele mensen binnen een universiteit, stelt Robinson. Er zijn daarvoor flexibele en adaptieve governance structuren nodig. Studenten zijn cruciale intermediairs. Zij zijn geïnteresseerd in het veranderen van de wereld.

Uitdagingen voor implementatie zijn de afhankelijkheid van het pad, de naald in de groef. “We willen juist nieuwe groeven maken”, aldus Robinson. “Houd die naald vast tot de groef diep genoeg is.” Daarnaast is ook coördinatie een uitdaging. “Zoek uit waar de barrières liggen die de verandering tegenhouden die je wilt bereiken.” Daarnaast is het belangrijk om momentum te creëren, partnerschappen aan te gaan en teambuilding te doen. Belangrijk is het ook om te kijken hoe de universiteit al werkt. Welke change agents zijn er al, zoals Living Labs. “Er zijn al veranderingen gaande. Je hoeft niet altijd verandering te creëren, maar soms kun je het de juiste kant op sturen. Pak de golf.”

Institutionele cultuurverandering in universiteiten is nodig om zaken als duurzaamheid en klimaatverandering effectief aan te pakken, concludeert Robinson. Voor hem is die verandering duurzaamheid. “Uiteindelijk willen we duurzaamheid onzichtbaar maken, zodat je niet meer je best ervoor hoeft te doen.” In 2050 zal de St.George Campus van zijn universiteit helemaal klimaatpositief zijn. De kans wordt ook groter door relaties met niet-academische partners te versterken en te verdiepen. “Dergelijke projecten bieden de universiteit een manier om bij te dragen aan het opschalen van duurzaamheid in de samenleving.”

Joshua Cohen en Peter Pelzer in gesprek tijdens de Leermiddag.

Joshua Cohen en Peter Pelzer in gesprek tijdens de Leermiddag.

Grote maatschappelijke transities als klimaatverandering en duurzaamheid vragen om nieuwe manieren van werken, stelt ook Peter Pelzer, assistent-professor aan de Universiteit Utrecht en van Urban Futures Studio. In Utrecht hielp hij zeven jaar geleden mee de Mixed Classroom van de Urban Futures Studio opzetten, waar studenten en beleidsmedewerkers samen onderzoeken hoe we de toekomst verbeelden en hoe dat beter kan. Deze vernieuwende onderwijsvorm waarin studenten en professionals van en met elkaar leren won vorig jaar de Hoger Onderwijspremie van 800.000 euro. In de Mixed Classroom vindt een rijke uitwisseling plaats van kennis tussen studenten, beleidsmedewerkers, maar met ook wetenschappers, kunstenaars en ontwerpers. Pelzer: “Er wordt geleerd op de plek waar beslissingen worden genomen. Daarbij worden de verschillende perspectieven en contexten, zoals die van het bedrijfsleven of van de kunstenaars, goed meegenomen. Studenten wordt geleerd om lerend te zoeken naar oplossingen. Er zijn stevige bruggen tussen de wetenschap en de praktijk gebouwd.”

Het succes smaakt naar meer. Met hulp van het ministerie van OCW wordt nu gekeken naar opschaling in de Universiteit Utrecht maar ook in de regio, vertelt Pelzer. “Hoe kunnen we meer maken dan een cursus?”

Siu-Siu Oen, beleidsmedewerker van het ministerie van OCW, en een van de initiatiefnemers van de City Deal vertelt over hoe belangrijk bij thema’s als duurzaamheid zoals in Toronto, en engagement (zoals bij de City Deal) de samenwerking is tussen steden, ministerie en onderwijs. “OCW had voorafgaande aan de City Deal het doel om de samenleving als rijke leeromgeving beter te begrijpen en te kijken hoe studenten de nodige skills opdeden. Er waren allerlei initiatieven al die daarmee bezig waren, zoals de Academie van de Stad. De minister was toen enthousiast, maar het was allemaal nog kleinschalig. Ze vond dat we als ministerie een enabling role speelden. Dus wat kan een ministerie doen? Subsidies? Wetgeving? We wilden een beweging starten. Het is een beetje met toeval gelukt. Join forces with mutual benefits. We hebben een partnerschap gesloten met het Netwerk Kennissteden en het ministerie van BZK. Die wilden ook die beweging starten.”

Volgens Oen was het momentum dus heel belangrijk, maar ook het partnerschap achter de City Deal. “We denken altijd als partners aan de volgende stap. En dat is nu het opschalen. Als we de beweging voorbij laten gaan, zal het nooit meer plaatsvinden. Samen moeten we zorgen voor een business model voor community engaged learning.”

En niet te vergeten Rowinda Appelman als persoon. “Zij is overal en zorgt voor de beweging.”

Excursies

Het laatste onderdeel van de dag waren de excursies in de stad. Een aantal deelnemers bleef in de Seeligkazerne voor het tweede deel van de Leermiddag, waar ze onder begeleiding van Joshua Cohen en Suzanne Potjer via het fishbowl-format met elkaar in gesprek gingen over de specifieke uitdagingen waar ze op het gebied van institutionalisering tegenaan lopen. Voor andere was er een wandelexcursie over de campus van De Rooi Pannen, een wandeling door het centrum van de stad voor inzichten in de geschiedenis, cultuur en innovaties van Breda of een bezoek natuurlijk aan het Urban Living Lab Breda. Daar gingen de City Dealers in gesprek met studenten over de nieuwste projecten en lokale multidisciplinaire en multi-level onderwijs- en onderzoeksprojecten vanuit het Lab in de stad.

Op de fiets op excursie Breda in.

Op de fiets op excursie Breda in.

Innovation Square

In het gebouw van BUas ligt de Innovation Square. Daar ging de laatste excursie naartoe. Bart Kapteijns van Avans presenteerde er allereest de Avans Innovative Studio, waarin studenten in alle vrijheid vanuit een minorstructuur werken aan opdrachten vanuit het bedrijfsleven. De opdrachten lopen een aantal weken. “De bedrijven vragen studenten om iets te bedenken voor hen omdat ze een frisse blik, juist iets anders nodig hebben. Zelf zitten ze in een tunnel. Studenten kunnen meer zonder grenzen denken, want die kennen ze nog niet. Er zijn vanuit Avans acht coaches die de 70 studenten bijstaan die werken in de Studio. Per opdracht hebben ze twee weken de tijd. “De opdrachtgever wil verrast worden. We maken vanuit de Innovative Studio oplossingen, geen rapporten.” De studenten krijgen dan ook geen cijfers voor de opdrachten. De studio draait al zes jaar, en Kapteijns heeft nog geen ontevreden opdrachtgever meegemaakt. Voor een chocoladeproducent moesten ze in coronatijd iets bedenken dat met Pasen chocolade online kon worden gekocht en door de brievenbus zou passen. Dat had een innovatief plat chocolade-ei, dat je thuis in elkaar kon zetten als resultaat. Een andere oplossing was voor de gemeente Den Bosch een campagne tegen geweld in het uitgaansleven.

Tijs van Es van BUas vertelt meer over Innovation Square. Dit is sinds drie jaar een fysieke plek in het gebouw waar leerbedrijven, start-ups, seats to meet en brainstorm faciliteiten en flexplekken. Het is dé plek waar innovatie, ondernemer- schap en verbinding met de industrie binnen de acht domeinen van BUas gestimuleerd en gefaciliteerd wordt. “We proberen zoveel mogelijk samen te werken met de industrie.” Ondernemendheid is groot: bijna een op de vijf van de 7500 studenten heeft plannen om een bedrijf te starten. Tijdens de herontwikkeling van de campus kwam er plek vrij en besloot BUas kantoorruimte te verhuren aan commerciële bedrijven die samenwerken met het onderwijs. “We zoeken daarbij gelijkwaardigheid. Zowel het bedrijf als BUas moeten iets aan die samenwerking hebben. De Innovation Square is een verbinding voor studenten met de buitenwereld en voor bedrijven een portal naar binnen.”