‘Eerste expertsessie met studenten en docenten levert taaie vraagstukken op’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Vanuit de City Deal Kennis Maken worden regelmatig expertsessies georganiseerd met betrokkenen uit het netwerk. Op maandag 3 december 2018 vond een sessie plaats bij Kennisland, waarbij zowel docenten, afkomstig van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA), als studenten aanwezig waren. Drie studenten van de UvA presenteerden het advies dat zij schreven voor Kennisland. Dit gaf toelichting op de vraag: ‘op welke manier kan een opdracht in een rijke, levensechte leeromgeving een succes zijn voor een student?’ De presentatie van dit advies leidde tot een inhoudelijke discussie die veel nieuwe vragen opwierp en een zoektocht naar wat nu precies een ‘succes’ is.

Tijdens de presentatie van de studenten rees de vraag wat een rijke, levensechte leeromgeving precies inhoudt. De studenten hadden hierbij een context voor een opdracht voor ogen waarbij studenten de praktijk in gaan, bijvoorbeeld de stad, waar ze aan ‘echte’ maatschappelijke opgaven werken. Dus geen denkbeeldige opdrachtgever met een bedacht vraagstuk, maar juist een echt bedrijf of organisatie met een relevante opdracht. Docenten sloten hierop aan met voorbeelden, zoals een advies dat studenten gaven aan een school over een vraagstuk of studenten die gekoppeld worden aan bedrijven uit de omgeving. Maar leren in een rijke, levensechte leeromgeving kan ook al veel eerder plaatsvinden. Denk bijvoorbeeld aan de schooltuinen op de basisschool, waar leerlingen leren over planten en gewassen door deze zelf te kweken. Kortom, een rijke en levensechte leeromgeving kan van alles zijn. Wel werd duidelijk: om levensecht te leren moet de student of leerling uit de schoolbanken gaan, de buitenwereld in, om aan de slag te gaan met echte vragen van echte bedrijven en mensen.

Om wiens succes gaat het?

Hoewel brainstormen over een rijke, levensechte leeromgeving al snel veel concrete voorbeelden opleverde, was het concept van ‘succes’ een aanhoudend onderwerp van discussie. In het advies van de studenten stond bij de definitie van succes de leerervaring van de student centraal. Er werd kritisch gereageerd met de vraag of een opdracht geslaagd kan zijn voor een student, als deze niet succesvol is voor de docent of de opdrachtgever. Oftewel: als het eindproduct onvoldoende is, kan de leerervaring van de student dan nog steeds een succes zijn? Of de weg ook het doel moet zijn, werd in twijfel getrokken.

Met betrekking tot de leerervaring van de student werd opgemerkt dat een ‘echte’ opdrachtgever ook problemen kan opleveren voor een student. Vraagstukken worden vaak binnen bedrijven gedefinieerd zonder enige inbreng van de student. Studenten spelen in zulke gevallen de rol van consultant. Zij doen dit echter zonder te reflecteren op waaróm de vraag in de eerste plaats wordt gesteld, wat een van de docenten juist belangrijk achtte voor een student. Volgens hem hoefde daarbij een rijke, levensechte leeromgeving niet per definitie te betekenen dat er een opdrachtgever is. Studenten kunnen ook naar buiten op basis van een eigen, relevante vraag en onafhankelijk van een opdrachtgever. Dit bevordert ook motivatie en gevoel van eigenaarschap bij studenten.

De professionele houding van de student

Een praktijkopdracht vraagt best wat van een student. Motivatie, verantwoordelijkheid en eigenaarschap bijvoorbeeld. Vanuit de docenten klonk bovendien de wens dat studenten een bepaalde professionele houding aannemen in de werkcontext. Maar moet de student zo’n houding al hebben ontwikkeld als ze de praktijk in gaan, of moet deze juist worden ontwikkeld bij praktijkopdrachten? De suggestie kwam om stapsgewijs op te bouwen in ‘echtheid’ en hierbij te begeleiden als docent. Dit zou betekenen dat opdrachten eerst plaatsvinden binnen school en zich steeds meer buiten de school gaan afspelen, in opdracht van bijvoorbeeld bedrijven. Een student moet zich competent genoeg voelen om de praktijk in te gaan, anders schaadt dit het zelfvertrouwen en daarmee de motivatie van een student om met een opdracht aan de slag te gaan. “En levensecht leren is juist heel belangrijk om de motivatie van studenten te bevorderen”, aldus deze docent.

Het dilemma van de docent

Docenten spelen een belangrijke rol als het gaat om praktijkopdrachten. Voortbouwend op de professionele houding van de student werd het ‘dilemma van de docent’ geïntroduceerd: moet een docent sturend optreden, of juist loslaten en een meer coachende rol aannemen? Afhankelijk van welke rol er gekozen wordt, kan dit veel gevolgen hebben voor het eigenaarschap en de motivatie van de student. Vooral dat laatste bleek een struikelblok te zijn. Studenten zijn vaak ongemotiveerd en niet betrokken bij opdrachten, maar het is niet duidelijk waarom precies. Bij de docenten bestond het beeld dat het studenten ontbreekt aan besef van hun eigen verantwoordelijkheid en handelen, en dat ze zich snel laten sturen, liever dan dat ze zelf iets moeten initiëren. Dit kan daarentegen ook komen vanuit een nog zoekende houding bij de student. De docent die het vraagstuk had opgeworpen sprak van een bepaalde handelingsverlegenheid bij studenten waardoor zij moeilijk tot eigenaarschap komen. Dus: “Hoe ontwikkel je eigenaarschap bij jonge studenten, als het gaat om leren in de praktijk”, vroeg hij zich af. Het zat volgens hem op de “grens van intrinsieke motivatie” en had te maken met in hoeverre studenten ook daadwerkelijk eigenaarschap willen en kunnen ontwikkelen. Bij veel autonomie zijn er studenten die de eindstreep niet halen, dus dan is het beter als docent om wat bij te sturen. “Maar is het dan nog wel hun eigen leerproces?”, betwijfelde de docent.

Er werd een vergelijking getrokken met de opleiding geneeskunde, waarbij die steeds grotere zelfstandigheid een cruciale rol speelt. Deze opbouw, waarbij studenten stapsgewijs leren om steeds vrijer hun opdrachten uit te voeren en steeds meer verantwoordelijkheid krijgen, is ook toe te passen op andere disciplines. Desalniettemin bleef verdeeldheid bestaan over het ‘dilemma van de docent’ en eigenaarschap van de student. Samen kwamen de docenten en studenten niet tot dé oplossing. De expertsessie leverde taaie en belangrijke vraagstukken op. Genoeg stof voor een vervolg op deze expertsessie, die vernieuwend was doordat studenten en docenten sámen in dit thema te doken.

Foto: Docenten en studenten in gesprek tijdens expertsessie | Fotograaf: Jet Bierman

Bestuurders bijeen in Leeuwarden om van elkaar te leren, maar bovenal “gewoon te dóen”

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op woensdag 14 november 2018 kwamen 25 bestuurders van het City Deal-netwerk  uit de regio Friesland samen in Places of Hope, een living lab in het centrum van Leeuwarden. Doel van de bijeenkomst was een kick-off om onderlinge samenwerking te verstevigen en kennis en expertise uit te wisselen. Het publiek bij deze sessie was zeer divers. Verschillende bestuurders van niet alleen de hogescholen en de gemeente Leeuwarden waren aanwezig. Ook de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en het bedrijfsleven werden vertegenwoordigd. Tijdens de bijeenkomst werden al snel plannen gesmeed om met elkaar in zee te gaan, of om gewoonweg van elkaar te leren.

De expertsessie draaide om de proeftuinen, of living labs, van Friesland. Hier komen onderzoekers, studenten en docenten bijeen om te werken aan maatschappelijke vraagstukken. Dit gebeurt samen met betrokkenen uit de regio, zoals bewoners en bedrijven. Het doel van de dag was om inzicht te krijgen in vragen zoals: wat speelt er allemaal op het gebied van living labs in de regio? Welke projecten lopen al en wat is er nog in ontwikkeling? En wat maakt dit een succes?

Friesland biedt diversiteit en ruimte aan innovatieve projecten

Bij de RUG start een aantal living labs binnen de interdisciplinaire bacheloropleiding Global Responsibility & Leadership. De bedoeling is, om door middel van onderzoeksstages, studenten te koppelen aan bedrijven en organisaties uit de regio, door hen te laten samenwerken aan lokale vraagstukken. De studenten doen onderzoek en vertalen dat vervolgens door naar een advies voor de samenwerkingspartner. Uiteindelijk wil de opleiding een programma bieden met verschillende plekken voor studenten om kennis te maken met de wereld. Dit doen zij door brede partnerschappen te sluiten en een veelzijdig netwerk te bouwen om opdrachten uit te putten.

Aanwezigen waren actief en er heerste een enthousiaste sfeer. Het belang werd uitgesproken van goed weten en bekendmaken wat er onderling al speelt, zodat het wiel niet opnieuw hoeft te worden uitgevonden. Er werd daarbij constant gekeken hoe men van elkaars vernieuwende projecten kon leren of zelfs als partner kon aanhaken. Eén van de sprekers deed bijvoorbeeld een oproep tot partners met andere perspectieven en nieuwe ideeën voor duurzame energie voor de Energiecampus Leeuwarden. Op deze campus is het streven om vernieuwende ideeën van jonge mensen te faciliteren, met stageplekken en banen tot gevolg. De respons hierop was levendig. De middag bleek een uitstekende gelegenheid om van elkaar te horen waar iedereen mee bezig is, nuttige inzichten op te doen en, tijdens de borrel, van verschillende partijen te horen hoe zij bepaalde vraagstukken nou aanpakken. Er was sprake van een verfrissende laagdrempeligheid, met het overheersende gevoel: “we moeten niet concentreren op ingewikkelde structureren, maar daar zelf mee aan de slag gaan en na een tijd met best practices komen”.

De focus op inhoud kwam ook terug in het plan van zorginstelling Meriant, om met behulp van een groot living lab de instelling te innoveren en daarbij een vernieuwende leeromgeving in de zorg te creëren voor studenten. Meriant gaat in gesprek met bewoners en andere betrokkenen over waar zorg aan moet voldoen om het verschil te maken, in plaats van “gewoon goed” te zijn. Want klachten moeten dalen en tevredenheid moet stijgen. Studenten kunnen hier een belangrijke bijdrage in leveren, door dit als opdracht aan te gaan en mee te helpen bij het project. Daarom het van belang is om goede partnerschappen aan te gaan. Een lastig obstakel hierbij blijken de werkstructuren. Immers, de dynamiek van het onderwijs gaat vaak niet samen met de ritmes van de zorg of het bedrijfsleven.

“Ik denk dat wij Noorderlingen gewoon te bescheiden zijn”

Rode draad van deze bijeenkomst bleek al gauw de ‘gewoon doen’-mentaliteit die in Friesland de boventoon voert. “Gewoon doen, dat is me op het lijf geschreven”, aldus één van de sprekers. Deze mentaliteit onderscheidt Friesland van de rest van Nederland. “Ik denk dat wij Noorderlingen gewoon te bescheiden zijn”, werd opgemerkt als gevolg van een discussie over de positie van Friesland binnen Nederland. Dit, terwijl men zich in het noorden toch met hele complexe en belangrijke thema’s van de toekomst bezighoudt, zoals watertechnologie, duurzame energie en vernieuwende initiatieven ter bevordering van een vitale regio. Friesland gaat naar eigen zeggen voor ‘wereldklasse’ door ook internationaal gezien een sterke positie na te jagen. Daarbij onderscheidt de provincie zich met haar thema’s van andere regio’s.

Uit de sessie bleek dat de Friese proeftuinen symbool staan voor de regio Friesland. Er heerst een bijzondere bereidheid om met elkaar te delen, elkaar te helpen en samen te proberen en te leren. Dit is mogelijk vanwege onderling vertrouwen en korte lijnen tussen heel verschillende niveaus en partijen. Zo werken alle onderwijsinstellingen samen, van MBO tot universiteit, maar ook de markt, onderwijs en overheid slaan de handen ineen. De mienskip, de gemeenschap, wordt daar eveneens bij betrokken. Deze gezamenlijke doe-cultuur die centraal staat, maakt Friesland uniek. De ambitie om minstens één keer per jaar als groep bij elkaar te komen werd tot slot uitgesproken, en zet daarmee de energieke toon van deze bijeenkomst.

Ministerie BZK en Europa Decentraal maken impact Brexit zichtbaar voor gemeenten

Kenniscentrum Europa Decentraal lanceerde op donderdag 13 december de Brexit Impact Scan, die het in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontwikkelde. De tool helpt gemeenten, provincies en waterschappen zich voor te bereiden op de gevolgen van de Brexit.

De Brexit Impact Scan wordt in 2019 uitgebreid met nieuwe modules, zodat ook uitvoeringsorganisaties van het Rijk er gebruik van kunnen maken. De tool biedt handelingsperspectieven om adequaat met eventuele negatieve gevolgen van de Brexit om te gaan – of er nu wel of geen ‘deal’ komt, want dat is bij de lancering van de tool nog niet bekend. De Brexit wordt op 29 maart 2019 geëffectueerd.

Fenna Pols, directeur Kenniscentrum Europa Decentraal en Nicolaas Beets, special gezant voor de EU, tonen de Brexit Impact Scan

De Impact Scan kent vier thema’s: internationale samenwerking, interne bedrijfsvoering, lokale en regionale economie en burgers. Op deze thema’s kan de Brexit namelijk ingrijpen in de praktijk van decentrale overheden. Het doorlopen van de scan biedt inzicht in welke stappen gemeenten, provincies of waterschappen moeten nemen in de voorbereiding op de Brexit en waar ze meer informatie kunnen vinden.

AVG

Een voorbeeld van een mogelijk gevolg van de Brexit is wanneer gemeenten (een deel van) hun administratie bij een databedrijf hebben ondergebracht dat gevestigd is in het Verenigd Koninkrijk. Hoewel het bedrijf nu aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming voldoet, omdat dit een EU-verordening is, kan dit na de Brexit veranderen. De Brexit Impact Scan toont organisaties hoe met deze en andere kwesties om te gaan.

De Brexit Impact Scan is te vinden op de website van Europa Decentraal. Daar kunnen bezoekers zich tevens aanmelden voor een Brexit-alert; dan ontvangen ze wekelijks updates over Brexit-ontwikkelingen die voor hun organisatie relevant zijn.

Bekijk de introductievideo van Europa Decentraal:

 

Alle scenario’s

Nicolaas Beets is Speciaal gezant voor de Europese Agenda Stad en met de directie Kennis, Internationaal, Europa en Macro-economie (KIEM) opdrachtgever voor de Brexit Impact Scan: “De gevolgen van de Brexit zijn nog niet bekend en het is zaak om ons op alle scenario’s voor te bereiden. De Brexit zal in elk geval gevolgen hebben, bijvoorbeeld voor de 45.000 Britten die in Nederland wonen, werken en studeren. Maar ook voor ondernemers en voor gemeenten die samenwerken met Britse bedrijven en organisaties. We kunnen daarom alvast nagaan waar we met Britten samenwerken en waar we alert op moeten zijn. Daarvoor is nu onder andere de Brexit Impact Scan ontwikkeld, die gemeenten, waterschappen en provincies hier bij ondersteunt”. Coördinerend beleidsmedewerker Freek van Krevel van KIEM vult aan: “De tool is er vooral om bewustwording op gang te brengen. Loop contracten na, kijk waar je contacten hebt, maak een plan. Sommige overheden zijn daar al heel ver in, maar een aantal wellicht nog niet.”

De Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) lanceerde onlangs ook een Brexit Impact Scan. Deze helpt bedrijven zich voor te bereiden op de Brexit. Dit is dus een gelijknamige, maar andere tool. Wilt u zich voorbereiden op de Brexit en meer inzicht krijgen in de gevolgen voor uw bedrijf? De Impact Scan van het RVO vindt u hier.

 

Europees Partnerschap Huisvesting presenteert actieplan tijdens slotbijeenkomst in Wenen

Foto van Twitter (@AlexandraSchan8): 'Familiepportret' van het Partnerschap Housing tijdens de Housing for all-conferentie in Wenen, december 2018.

Op 3 december heeft het partnerschap Housing, onderdeel van de Urban Agenda voor de EU, in Wenen zijn slotbijeenkomst gehouden, waarin na drie jaar werken het definitieve actieplan gepresenteerd werd. In de bijeenkomst bespraken de leden van het partnerschap de vervolgstappen voor de verschillende actiepunten. Coördinator Elena Szolgayová van het Slowaakse ministerie van Verkeer bracht in herinnering dat het Pact van Amsterdam de taak van het partnerschap bij de start definieerde als ‘het realiseren van betaalbare huisvesting van goede kwaliteit. De nadruk ligt op sociale huurwoningen, regels voor staatssteun en generiek huisvestingsbeleid.’ “Met de keuze voor huisvesting als onderwerp van een stedelijk partnerschap, heeft de Raad erkend dat het beleid van de EU grote impact heeft op wat steden en landen op het gebied van huisvesting kunnen doen, ook al heeft de EU geen direct mandaat op huisvestingsgebied,” aldus Elena Szolgayová.

De leden van het partnerschap werden toegesproken door Nico Beets, de Nederlandse speciaal gezant voor de Urban Agenda, die de opbrengsten van het partnerschap verwelkomde als waardevolle bijdragen aan de Urban Agenda. “Het doet mij genoegen om te zien dat de bereidheid tot samenwerking over verschillende overheidslagen heen tot zulke concrete resultaten heeft geleid. Het partnerschap Housing maakte onderdeel uit van de pilot uit het Pact van Amsterdam en het heeft zelf een werkbare vorm moeten vinden,” aldus Beets, die erg tevreden was met de uitkomst, “omdat deze bijdraagt aan waar het om draait in de Urban Agenda voor de EU: de Europese Unie dichter bij burgers brengen. De keuze voor huisvesting als onderwerp voor een partnerschap komt voort uit het feit dat betaalbaarheid een reële zorg is voor een derde van de inwoners van de EU.”

Peter Hanke, gemeenteraadslid voor Europese Zaken en Financiën in Wenen, feliciteerde het partnerschap met de opbrengst en gaf aan dat het “nu aan de Europese Commissie en de wetgevers van de EU is om de resultaten op te pakken en te beginnen met het implementeren ervan. Vooral met betrekking tot de investeringsbehoeften van groeisteden zoals Wenen, zullen we de vervolgstappen op EU-niveau nauwgezet opvolgen.” Hij benadrukte de blijvende bereidheid van Wenen om de implementatie van de actiepunten en aanbevelingen van het partnerschap te monitoren.

Hoe de huisvestingscrisis in Europa overwonnen kan worden

De EU heeft meer dan 220 miljoen huishoudens en een alarmerend aantal van 82 miljoen Europeanen die gebukt gaan onder huisvestingslasten, tot aan dreigende uitzetting toe. Steden, stedelijke gebieden, regio’s en landen uit de hele EU hebben behoefte aan een [stevig raamwerk voor goede huisvestingsvoorwaarden] voor hun inwoners. Ze zijn op zoek naar oplossingen voor nieuwe huisvesting en het vernieuwen van bestaande huisvesting, het vinden van bouwgrond voor betaalbare huisvesting, het ontwikkelen van wijken in samenspraak met bewoners en het op opstellen van huisvestingsplannen waar deze nog niet actief zijn. Het algehele beeld wordt 10 jaar nadat de wereldwijde financiële crisis toesloeg, gekenmerkt door een stelselmatig gebrek aan investeringen – zowel in nieuwe als renovatie van bestaande huisvesting – en oververhitte en gefragmenteerde woningmarkten.

Tijdens de drie jaar dat het partnerschap Housing actief was, hield het 13 bijeenkomsten en 2 workshops en werden verschillende werkbezoeken aan huisvestingsprojecten afgelegd. Het actieplan van het partnerschap Housing bestaat uit 12 acties en een algemeen beleidsadvies voor goed huisvestingsbeleid, met een verwijzing naar ERHIN, het European Responsible Housing Initiatieve, als een goed voorbeeld.

Achtergrond en links

Het werk van het partnerschap Housing is te vinden op haar website. Het actieplan werd in september 2018 al door het partnerschap aangenomen tijdens de bijeenkomst in Ljubljana en ontving onlangs steun van de DG’s voor Stedelijke Zaken van EU Lidstaten (DG UM), in het licht van het Oostenrijkse EU Voorzitterschap. Zowel de volledige tekst van het actieplan als een korte beschrijving zijn inmiddels gepubliceerd. Verschillende documenten en onderzoeken die door of in opdracht van het partnerschap zijn opgesteld, zijn te vinden in de bijlagen bij het actieplan.

Kabinet investeert 200 miljoen euro in 12 Regiodeals

Landelijke regio. Foto: John van Helvert

De afgelopen maanden werden 88 voorstellen voor de tweede tranche Regiodeals ingediend. Daarvan zijn door de ministeries van LNV en BZK 12 geselecteerd waarvoor ruim 200 miljoen beschikbaar gesteld is uit de Regio Envelop die voor deze kabinetsperiode beschikbaar is. De geselecteerde Regiodeals zijn verspreid over het hele land en omvatten onder andere Transformatie van de Regio Parkstad Limburg, Bodemdaling Groene Hart, Foodvalley, Holwerd aan Zee en Midden- en West-Brabant Makes and Moves.

Een Regiodeal is een partnerschap tussen Rijk en regio om opgaven in de regio aan te pakken. Tot 2022 trekt het kabinet hier in totaal bijna 1 miljard euro voor uit. De regio’s zorgen voor eenzelfde bedrag. De Regiodeals richten zich onder andere op verbetering van het woon-, leef- en vestigingsklimaat, duurzame verandering in voedselproductie en het bestrijden van criminaliteit. Daarmee versterken Rijk en regio met elkaar de kracht van de regio en de samenleving als geheel.

De komende maanden worden de deals verder uitgewerkt. Daarbij is het streven dat alle Regiodeals uiterlijk in het voorjaar van 2019 kunnen worden ondertekend. Begin 2018 is voor 6 projecten, het opruimen van nucleair afval, ESTEC, Zeeland, Brainport Eindhoven, Rotterdam Zuid en de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, al 482 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Infographic RO.nl Tweede tranche Regiodeals. (C) MinLNV.

Minister Schouten van LNV zegt: “De kwaliteit van leven in een regio hangt samen met veel verschillende factoren. Om er goed te kunnen wonen is zorg, onderwijs en veiligheid belangrijk, maar ook ondernemerschap en het kunnen genieten van onze natuur en de prachtige landschappen die ons land rijk zijn. Samen met de regio investeren we hierin.” Haar collega Ollongren van BZK: “Regiodeals zijn altijd gericht op kansen of problemen ter plekke. Dat willen we niet op eigen houtje verzinnen vanuit Den Haag maar op voorspraak van lokale overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. Ik ben als minister van BZK natuurlijk blij dat er ook Regiodeals komen in grensgebieden en gebieden die te maken hebben met bevolkingsdaling, zoals Parkstad Limburg, Noordoost Fryslân, Achterhoek en Zuid-Oost Drenthe.”

Lees meer in het bericht op Rijksoverheid.nl.

Vijf acties om voedsel op de stedelijke agenda te zetten

Han Wiskerke. Foto: Marlise Steeman

Wil je als stad duurzamer worden, dan zul je ook voedsel in je beleid moeten meenemen. Dat stelde Han Wiskerke, hoogleraar Rurale Sociologie aan de WUR op de afgelopen Dag van de Stad in Amersfoort, waar hij onder meer een inleiding verzorgde bij de Bestuurderslunch van de City Deal Voedsel op de Stedelijke Agenda. Maar hoe doe je dat? Wiskerke zette vijf actiepunten op een rij om voedsel als urgent thema op de stedelijke agenda te krijgen.

De tijd dat de grootte en groei van een stad werden bepaald door de voedselproductie van haar ommeland is al lang voorbij. Steden zijn al lang niet meer afhankelijk van de boeren uit de streek. Voedsel komt nu overal ter wereld vandaan.

Onlosmakelijk verbonden met stedelijke vraagstukken

Toch blijft voedsel nog steeds een belangrijk stedelijk vraagstuk, stelt Wiskerke. “Het hedendaagse stedelijke voedselvoorzieningssysteem is onlosmakelijk verbonden met een serie vraagstukken die wel degelijk tot de stedelijke beleidsagenda behoren. Denk aan de ecologische voetafdruk van de stedeling. Zo’n 40 procent van de voetafdruk van een stad wordt bepaald door het voedselsysteem. Hoeveel grondstoffen zijn er nodig? Hoeveel ruimte is er nodig voor het verbouwen van dit voedsel? Hoeveel CO2 komt er vrij?
Gelet op het aantal mensen op de wereld is er per persoon gemiddeld 1.8 hectare beschikbaar. Wij Nederlanders zitten ver boven dat gemiddelde: wij hebben 6.2 mondiale hectares nodig om in onze levensbehoefte te voorzien, daarvan is zo’n 40% nodig voor voedsel: 2,5 hectare.

Boodschappen doen met de auto

Andere stedelijke vraagstukken die met voedsel te maken hebben zijn transport en bevoorrading. Daar is volgens Wiskerke niet alleen veel brandstof en energie voor nodig, maar het leidt ook tot verkeersdrukte en luchtvervuiling. “In sommige steden zie je dat er wijken worden gebouwd waar mensen alleen wonen en de auto nodig hebben om boodschappen te doen. Zo worden bijvoorbeeld in de VS een kwart van alle transportbewegingen in het land gemaakt voor voedsel, zoals bevoorrading en doen van boodschappen. We moeten dan ook gaan nadenken hoe we ruimtelijk hiermee rekening kunnen houden.”

Ook het voedselafval is een belangrijk thema. Wiskerke: “We gooien een derde van ons voedsel weg. Dat leidt ook tot meer verpakkingen. Het kost fossiele brandstoffen en je gooit water en energie weg.” Een ander stedelijk vraagstuk dat samenhangt met voedsel is de gezondheid. “Er is in steden sprake van ondervoeding en overgewicht. Het hangt vaak samen met armoedevraagstukken. Slechte calorieën zijn nu eenmaal het goedkoopst. Wat je bijvoorbeeld in veel arme wijken in de VS en Engeland ziet is dat er nauwelijks vers voedsel te krijgen is. Er is vaak ook een gebrek aan kennis in die wijken over hoe je gezond eet. In de armere Amerikaanse wijken groeit nu een generatie kinderen op met een lagere levensverwachting dan hun ouders, vooral als gevolg van dieet-gerelateerde aandoeningen. Wat kun je als stad daar aan doen?”

Vijf actiepunten

Kortom, wil je als stad duurzamer worden zul je ook wat aan voedselvraagstukken moeten doen, stelt Wiskerke. Steeds meer steden zijn daar al mee begonnen. Hij wijst naar de Milan Urban Food Policy Pact die door 180 steden wereldwijd is ondertekend en in eigen land naar de City Deal Voedsel op de Stedelijke Agenda. Hoe krijg je voedsel terug in stedelijk beleid? Deze vijf actiepunten kunnen daarbij helpen.

    1. Verbind de stad opnieuw met het omliggende platteland.
      Wiskerke: “Een duurzamer en veerkrachtiger stedelijk voedselsysteem is gebaat bij zowel ruimtelijke als sociale nabijheid van voedselproductie. Een belangrijk startpunt om hieraan te beginnen is het voedselvoorzieningssysteem in kaart te brengen: waar wordt het voedsel geproduceerd dat in de stad wordt gegeten, waar wordt het verwerkt, hoe komt het de stad in, wat wordt er gegeten, wat en hoeveel wordt er weggegooid?
    2. Koppel de verschillende schaalniveaus aan elkaar
      “Niet alleen kan de relatie tussen stad en platteland worden versterkt , ook zorgen groene verbindingen voor betere relatie tussen volkstuinen, stadslandbouw, boerenmarkten en andere groene initiatieven.”
    3. Sluit de kringlopen in de stad en tussen stad en platteland
      “Kan het weggegooid voedsel worden gecomposteerd en als bron dienen voor een nieuwe groeicyclus? En kan dat op buurt of wijkniveau worden georganiseerd als bewoners dat zelf willen? En wat kunnen we met onze eigen ontlasting en urine, die rijk zijn aan fosfaat en andere voedingsstoffen? Kunnen we regenwater in de stad opvangen en gebruiken als irrigatiewater voor voedselproductie? Er zijn tal van oplossingen denkbaar waardoor het stedelijk voedselsysteem meer onderdeel wordt van een circulaire economie.”
    4. Creëer en bevorder ruimtelijke diversiteit en synergie
      “Voedsel kan een mooie aanleiding zijn om in het ruimtegebruik in de stad meer diversiteit en synergie tot stand te brengen. Daktuinen zorgen bijvoorbeeld ook voor betere isolatie van gebouwen waardoor er minder energie nodig is voor koeling of verwarming, vergroten het waterbergend vermogen en de biodiversiteit en kunnen mensen een zinvolle tijdsbesteding bieden. Schooltuinen hebben ook een educatieve functie. Volkstuinen kunnen een rol spelen in het versterken van de sociale samenhang.”
    5. Blijf utopische voedselbeelden en visies ontwikkelen
      “Als het gaat om het ontwikkelen van een toekomstvisie of stedelijk voedselbeleid voor de toekomst, hebben beleidsmakers, planners, en onderzoekers vaak de neiging om die toekomstvisie te baseren op systemen, benaderingen, aanpakken en werkwijzen die heden ten dage blijken te werken. Ik denk dat het belangrijk is meer creativiteit ten toon te spreiden als het om de toekomst gaat. Durf te dromen dromen van een ideale toekomst zonder daarbij te worden gehinderd door de mogelijkheden en beperkingen van vandaag.”

 

 

 

Video: Sfeerimpressie Dag van de Stad 2018

Ruim 1800 stedelijke professionals, actieve inwoners, wetenschappers, bedrijven en maatschappelijke organisaties kwamen op maandag 29 oktober 2018 op de Wagenwerkplaats in Amersfoort samen voor de Dag van de Stad. Onderwerp van gesprek: de stad in balans. Bekijk hier de sfeerimpressie gemaakt door Maters & Hermsen.

Aansluiting kennisinstelling op actuele en dynamische opgaven centraal op tweede Kennisdelingsdag

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op een inspirerende locatie met uitzicht over de skyline van Rotterdam, vond op vrijdag 2 november de tweede landelijke Kennisdelingsdag plaats van de City Deal Kennis Maken. Gastheer in het Lloyd-gebouw was de hogeschool Rotterdam. Net als op de eerste kennisdelingsdag in Leiden op 1 juni van dit jaar, verzamelden meer dan tweehonderd vertegenwoordigers van kennisinstellingen en gemeenten zich om bij te praten en van elkaar te leren over de samenwerking tussen stad en hogeronderwijsinstelling.

Sinds de vorige Kennisdelingsdag zijn acht grotere HBO-steden toegetreden tot de City Deal. En dus waren nu ook Deventer, Breda, Den Bosch, Den Haag, Zwolle, Leeuwarden, Ede en Arnhem aanwezig op de dag. Daarnaast viel ook het aantal vertegenwoordigers van ROC-instellingen op. In veel deelnemende steden zien zowel gemeentebestuur als bestuurders van hogescholen en universiteiten in dat het belangrijk is om ook de kwaliteiten van MBO’ers te benutten bij het aanpakken van lokale vraagstukken.

En dus kwam een rijk gezelschap bij een op deze vrijdag om inspiratie op te doen met een gevarieerd dagprogramma. Er waren inhoudelijke deelsessies in de ochtend en middag, verdeeld over vijf thema’s: samenwerking tussen stadsbestuur en kennisinstelling, samenwerking tussen WO, HBO en MBO, Onderwijsinnovatie, Opschaling bestaande projecten en Ruimte voor de stad als leefomgeving. Vervolgens werd in verdiepende panelgesprekken nader op specifieke onderwerpen als ‘De bewoner en het stadslab’ ingegaan, en konden deelnemers kennismaken met de praktijk met excursies – naar succesvolle samenwerkingsverbanden in Rotterdam, zoals de RDM Campus en het Stadslab Rotterdam – of een heuse ‘datawandeling’ door de stad.

Dynamiek

Maar voordat het zover was, werden de deelnemers welkom geheten door projectleider van de City Deal Rowinda Appelman, CvB-voorzitter Ron Bormans van de hogeschool van Rotterdam en niemand minder dan de burgemeester van Rotterdam, Ahmed Aboutaleb. Bormans heette de aanwezigen welkom in het Lloyd-gebouw, zetel van het Scheepvaart en Transport College (STC). “Je moet proberen onderdeel te zijn van de dynamiek van de moderne tijd”, schetste hij de uitdaging van het hoger onderwijs. “Hoe verbind je het onderwijs met die dynamiek? Dat is ook één van de belangrijke vragen in deze City Deal en daarom is het zo waardevol dat we daarin, ook vandaag, van elkaar kunnen leren.”

Burgemeester Aboutaleb ziet innovatie als sleutel tot welvaart (rechts Rowinda Appelman). Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Burgemeester Aboutaleb benadrukte het belang van innovatie voor de werkgelegenheid, op landelijk niveau, maar ook zeker in Rotterdam. “In Rotterdam wordt jaarlijks 2 á 3 miljard euro geïnvesteerd in de haven. Maar die investeringen leiden niet tot meer banen. Waar je 10 jaar geleden nog 8 tot 10 man nodig had om een kraan te bedienen, is er nu één iemand, die ook nog in een comfortabele zetel zit van waaruit hij een joystick bedient.” Maar hoe raakt dit nu de City Deal? Aboutaleb: “De werkgelegenheid zit in de innovatie, denk aan kansen bij o.a. het Erasmus Medisch Centrum die op zoek zijn naar nieuwe toepassingen en therapieën.” De burgemeester noemt een voorbeeld: “Twee jaar geleden won een techniek waarmee exact bepaald kan worden langs welke lijn chirurgen bij operaties in de hersenen kunnen snijden een prijs. De apparaten die deze technologie, uitgevonden door een Duitse meneer in een garage, in de praktijk brengen, moeten gemaakt worden. Door apparatenmakers, ingenieurs, medici.” De strekking, zo lichtte Aboutaleb toe, is het creëren van werkgelegenheid door deze verschillende gebieden bij elkaar te brengen. Om dit te illustreren haalde hij een anekdote uit zijn eigen studietijd aan. “Mijn wiskundeleraar wees naar een televisie – dat waren toen nog van die enorme diepe bakbeesten – en hij zei: “Kijk, dit is natuurlijk een enorm onpraktisch ding, alleen maar omdat het gemaakt is door electrotechnici, die daarbij nooit hebben samengewerkt met ingenieurs”. En daarin schuilt volgens Aboutaleb ook de kracht van de City Deal Kennis Maken: “Deze City Deal is nodig en belangrijk. Het brengt ook in Rotterdam partners dichter bij elkaar, maar die aansluiting kan nog beter.”

Blijven leren

“De stad is geen stenen, de stad, dat zijn mensen”, sprak de burgemeester bevlogen. “Welvaart is alles voor de stad. Het gaat goed met Rotterdam, omdat het goed gaat met de welvaart. Maar daarvoor moeten de kennis blijven valoriseren. We bieden nu opleidingen aan die over 10-15 jaar overbodig zijn, omdat het werk geautomatiseerd is. We moeten daarom ook allemaal blijven leren. Nu krijg je er ieder jaar een beetje salaris bij. Maar misschien moeten we ernaartoe dat je als voorwaarde stelt dat mensen ieder jaar iets bij leren en zo ‘life long learning’ een eigen verantwoordelijk maken.”

“Als burgemeesters moeten we mensen aanmoedigen en faciliteren, op een nette manier ‘smeren’ om dingen mogelijk te maken. Het doel is uiteindelijk om jonge mensen aan een fantastische toekomst te helpen. En als ze dan veel gaan verdienen, vind ik dat met mijn sociaal-democratische achtergrond helemaal niet erg, want dan komt een deel van het salaris via de belastingen weer terug en dan kunnen we daar investeringen mee doen”, rondde Aboutaleb af.

Impuls

Vervolgens kwam Carolien Dieleman, directeur  Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie (EMI) van de Hogeschool Rotterdam, aan het woord. Ze vertelde over het revitaliseringsprogramma Rotterdam Zuid. “De aanpak van het nationale programma, waarbij partijen over langere tijd in een netwerk samenwerken, zorgt voor een beleidsrust, een vertraging in de tijd, waardoor je beter kunt zien wat er aan de hand is en wat je er aan kunt doen. Actualisering van het onderwijs past ook heel goed in zo’n gebiedsgerichte aanpak.” Ook ging ze in op de uitdagingen van implementatie: Vóór opschaling komt implementatie, dat is veel moeilijker dan opschaling. Want als je merkt dat iets werkt, moet je bedenken hoe je dat in een systeem kunt inbrengen.”

Carolien Dieleman. Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Vervolgens kwamen achtereenvolgens  Tabo Goudswaard (kwartiermaker gemeente Den Haag), Elianne Rookmaker (kwartiermaker Ede-Wageningen) en Roland Jan Kuipers (NHL Stenden, Leeuwarden) aan het woord. Allen hebben ze een beroep gedaan op de Impulsregeling van de City Deal. Met deze besloten call kunnen deelnemers aan de City Deal een bijdrage aanvragen voor duurzame stimulering van de samenwerking tussen gemeenten en kennisinstellingen. Goudswaard vertelde over het initiatief ‘Den Haag Draait Door’, waarmee men hoopt meer uitwisseling tussen de verschillende stadslabs te kunnen creëren. Elianne Rookmaker is net een dag aan de slag als kwartiermaker in Ede-Wageningen. “De City Deal is bij uitstek een omgeving waar je leert door te doen,” zei Rookmaker die verder inging op twee pilotprojecten die met behulp van de eerste ronde van de impulsregeling gerealiseerd zijn. Ede-Wageningen blijkt ook de enige gemeente waar een studentenhuisvester, Idealis, onderdeel uitmaakt van het overleg tussen gemeente en kennisinstellingen. Kuipers, die met Leeuwarden in de zomer toetrad, noemt de City Deal ‘een geweldige katalysator waarmee we handen en voeten kunnen geven aan het bestuurlijke kennisakkoord dat er ligt’.

Civic University

Daarna verdeelden de deelnemers zich over de vijf themasessies. Vooral de bevlogen presentatie van professor John Goddard (Newcastle University) over zijn ‘Civic University-model’, leidde tijdens de erop volgende lunchpauze tot geanimeerde gesprekken. Goddard lichtte toe hoe in het ‘Civic University-model’ lesgeven, onderzoek en samenwerking met de stad, allemaal verstrengeld zijn. Daarbij handelt de universiteit ‘tranformatief, responsief en gericht op de vraag vanuit de stad’. Veel vragen en suggesties, ook over de rol van de fysieke locatie van de universiteit in de stad, vanuit de zaal en ook veel lof voor de City Deal vanuit Goddard: “Ik werk over de hele wereld en ik kan zeggen: deze City Deal is echt ‘leading edge’ innovatie. Vertel de wereld hierover!”

Professor John Goddard. Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Ook in de andere themasessies stond samenwerking centraal, of het nu ging om complexe samenwerking in meerdere steden, lessen uit langdurige samenwerking of het ‘mappen’ van samenwerking met de stad: duidelijk is dat er volop gezocht wordt naar een constructieve verbinding. In één sessie stond de samenwerking niet centraal, maar bleek wel het belang ervan. In een presentatie over ‘accreditatieangst’ vertelden Eric Slaats (Fontys Hogescholen) en Bertus Tulleners (UvA) over hun pogingen curricula te veranderen en de hindernissen die ze op hun pad ontmoeten.

Onderwijs zonder lessen

Slaats is pionier van een IT-opleiding waarbij elke student een ‘eigen persoonlijk curriculum heeft’. “In het onderwijs waar ik verantwoordelijk voor ben, hebben we straks geen lessen meer, geen lokalen, geen docenten en geen tentamens.” Het klinkt als toekomstmuziek, maar Slaats somde overtuigend argumenten op voor zijn uitspraken. “Als ik nu een curriculum vaststel, dan weet je dat studenten op basis daarvan na 10-15 jaar geen nuttige kennis meer hebben. We leiden werknemers van de toekomst op en die moeten, zo blijkt, vooral adaptief en veerkrachtig zijn, innovatief werken en dit verantwoord en ethisch doen. Dat zijn de enige kaders. Verder kiest de student zijn eigen weg, want waarom zou je je ergens in willen ontwikkelen waar je kracht niet ligt?”

Weg met lessen en examens, als het aan Eric Slaats ligt. Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Bertus Tulleners van de The Rock Group is docent aan de UvA en ontwikkelt daar een nieuwe opleiding, met vakken uit verschillende faculteiten. “Dan merk je hoe moeilijk het is om vernieuwing door te voeren. Met elke stap die je zet, lijk je verder weg te zakken en stuit je op vragen als ‘wie gaat dat betalen, wil de OR het wel en is het wel levensvatbaar?’ Op zich terechte vragen, maar ze maken het wel moeilijk om innovatie door te zetten.” Tulleners schetste vervolgens een ‘transitietheorie’ voor het veranderen van onderwijsregimes. Eén van zijn tips: “richt een hulplijn in bij het ministerie van OCW waar ambtenaren ondersteuning kunnen bieden aan onderwijsvernieuwers.” Vertegenwoordigers van OCW die deelnamen aan de discussie bedankten voor de input en kondigden aan te werken aan een ‘verkenning van de lusten en lasten van accreditatie’.

In de lunchpauze werden ervaringen en indrukken van de themasessies uitgewisseld. ‘Waar was jij?’, ‘Wat heb je geleerd?’ Handen worden geschud en sommige deelnemers smeden naar aanleiding van de sessie van Goddard zelfs plannen om de City Deal naar een internationaal niveau te tillen. Aan ambitie geen gebrek.

Inspiratie delen tijdens de lunch. Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Burgers van de toekomst

Na de pauze volgde een zeer divers palet aan themasessies. Van samenwerking met het MBO tot vastgoed en de rol van campussen. En: de plek van de stad in het curriculum. Wat opviel was de optimistische en leergierige sfeer in de sessies. Met name in de themasessie over succesvolle samenwerkingen met het MBO was het een weliswaar inhoudelijke, maar ook vrolijke boel. Maya van den Berg van de Universiteit Twente lichtte toe hoe studenten in een pilot interdisciplinair samenwerkten aan een stedelijke opgave. Zowel studenten van de universiteit als de hogeschool, als ook nadrukkelijk studenten van de kunstopleiding en het ROC. Centraal staat de ‘Design Thinking’-aanpak en de ‘burgers van de toekomst’-filosofie: “Beleid wordt veelal gemaakt door hoger opgeleiden, maar MBO’ers vormen een groot deel van de doelgroep van dat beleid. Daarom is het belangrijk al tijdens de opleiding verbinding en begrip te creëren tussen deze groepen.”

Er mag gelachen worden, vindt Anita Neleman – De Lange. Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Vervolgens vertelde adviseur Food & Hospitality van het MBO Rijn IJssel Anita Neleman-De Lange over de diverse initiatieven in de stad waar MBO’ers en HBO- en WO-studenten samenwerken. “Als je elkaar weet te vinden, kun je meerwaarde creëren, aldus Neleman-De Lange. Ze vertelt over het kennisfestival over voeding ‘Food4you Wageningen’ en het festival dat de culinaire en creatieve opleidingen van Rijn IJssel in 2016 in ‘hun’ Wageningse restaurant Academia Barilla organiseerden vanwege de komst van de Giro d’ Italia. Bijzonder is ook het nieuwe initiatief ‘Spelenderwijs Gezond’ waarbij MBO’ers vanaf januari 2019 op twee lagere scholen gezonde voeding onder de aandacht brengen. Belangrijke les van Neleman-De Lange is het zoeken naar gemeenschappelijkheid: “In Wageningen vindt men elkaar gemakkelijk door de gedeelde interesse, thema’s en ambities.”

City Deal op Excursie! Tweede Kennisdelingsdag CD Kennis Maken, 1 november 2018. Foto: Florencia Jadia.

Na deze middagsessies hadden deelnemers de keuze: verder de diepte ingaan met dialoogsessies over wie er het meeste garen spint bij de samenwerking tussen stad en kennisinstelling, gevolgd door een sessie over de rol van de bewoner in stadslabs – ofwel één van de drie praktijkexcursies in de stad. Voor beide opties bleek nog veel enthousiasme en ook op de aansluitende borrel viel de energie en gedrevenheid op. Daarmee was ook de tweede Kennisdelingsdag een inspirerende ontmoeting met collega’s met een gedeelde passie, waarbij de wil tot verdere samenwerking nog eens onderstreept werd.

Duizelen al die letters en heb je liever een grafisch verslag? Klik dan op onderstaande afbeelding voor een grotere versie van de cartoon van Paul Schenk (Cartoonistlive.nl)

Staatssecretaris Knops lanceert Connect-NL

Presentatie Connect-NL. Foto: Fotobureau Bolsius. Van links naar rechts: Aart Wijnen, Jack Mikkers, Erik Merriënboer, Joram Snijders, Pallas Agterberg, Ronnie Groenewold, Marc Eggermont, Jaap van Leeuwen en Theo Verbruggen.

Onder grote belangstelling van vertegenwoordigers van lokale, regionale en landelijke overheden, bouw- en installatiebedrijven, woningcorporaties en maatschappelijke organisaties, is op donderdag 1 november in Den Bosch Connect-NL gelanceerd. Connect-NL is een samenwerkingsplatform waarin de provincie Noord-Brabant, het ministerie van BZK en De Twee Snoeken-Woonconnect werken aan een schaalbare aanpak voor transitie van de gebouwde omgeving. Connect-NL komt voort uit de succesvolle City Deal Woonconnect / Naar een digitale woonomgeving.

Burgemeester Jack Mikkers opende de bijeenkomst en sprak onder andere over de kracht van data die door burgers wordt verzameld en aangeleverd, verwijzend naar de onderzoeken van bureau Bellingcat. Een toepasselijk pleidooi in de Den Bosch Data week. Ook de staatssecretaris sprak bij de lancering over de kansen van data: “Dat is de toekomst en biedt kansen voor betere dienstverelening. Om dit mogelijk te maken staat samenwerking centraal in de aangekondigde Nationale Data Agenda”.

Collectieve oplossing voor een betere duurzame wereld

“Data kan ons helpen bij het oplossen van maatschappelijke opgaven, maar data geeft ook een verantwoordelijkheid om als overheid om de publieke waarden voor de toekomst voldoende te borgen. En als we dan kijken naar Connect-NL en wat we daarmee doen dan brengen we die twee lijnen met elkaar samen: we willen maatschappelijke opgaven, zoals Duurzaamheid, oplossen. Daarvoor verzamelen we data. We brengen alle data rondom een bepaalde omgeving bij elkaar. Door die gegevens aan individuele bewoners ter beschikking te stellen, helpen we hem of haar om een beslissing te nemen en dat leidt uiteindelijk tot een betere collectieve oplossing, namelijk een betere duurzame wereld voor ons allemaal en voor nieuwe generaties”, schetst burgemeester Mikkers de opgave van Connect-NL.

Na de opening door de burgemeester, sprak gespreksleider Theo Verbruggen met drie initiatiefnemers van Connect-NL, gedeputeerde Erik Merriënboer van de Provincie Noord-Brabant, Joram Snijders van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Pallas Agterberg van netbeheerder Alliander. Merriënboer: “95 procent van de woningen in Brabant staat er al. Opgaven als verduurzaming, veiligheid en ook het langer thuis kunnen blijven wonen, moeten dus een plek krijgen in de bestaande woningvoorraad. Het is dus zaak om de zelfwerkzaamheid van de Brabanders te mobiliseren, hen laagdrempelig inzicht te geven in de mogelijkheden voor hún woning. En die mogelijkheden moeten door standaardisatie betaalbaar worden. Want mensen willen misschien wel, maar het moet wel bereikbaar zijn. Snijders vulde aan: “Wij staan als Rijksoverheid voor dezelfde opgaven. We zien 8 miljoen gebouwen in Nederland die allemaal verduurzaamd moeten worden. Wij kijken vooral vanuit die duurzaamheids-bril maar het mooie van Connect-NL is dat het daar ook breder getrokken wordt. De meerwaarde is voor ons enerzijds de samenwerking tussen verschillende partijen, overheden, bedrijven, netbeheerders et cetera faciliteert en dat je ook tegelijkertijd aan de slag gaat.

Aart Wijnen (links) demonstreert de Woonconnect-applicatie. Naast hem burgemeester Jack Mikkers, Erik Merriënboer, Joram Snijders en Pallas Agterberg. Foto: Fotobureau Bolsius.

Agterberg van Alliander benadrukte dat het vooral belangrijk is nu in actie te komen om de klimaatdoelstellingen te halen: “Ervan uitgaande dat we het Parijs-akkoord serieus willen nemen, moeten we in 2050 ‘fossiele brandstoffen-vrij’ zijn. En dat betekent geen aardgas in die 8 miljoen woningen. En dan lijkt het ons een goed idee dat we niet in 2049 met die opgave beginnen. Maar we hebben het hier over een project dat zijn weerga niet kent, de Grote Verbouwing van Nederland. Zo’n opgave kan alleen werken als bewoners zelf ook inzicht krijgen in de noodzaak en de mogelijkheden. En daar zit de uitdaging. Het is zaak om per wijk te kijken wat er moet gebeuren en om ook als bewoner zelf te weten waar je aan toe bent. Connect-NL bevat die ingrediënten om die wisselwerking vorm te geven. En het is belangrijk dat we dit per wijk doen, want als je individuele woningen verspreid over het land van het gas haalt, dan moet je nog wel steeds de hele infrasctructuur in stand houden en bekostigen. Als dan 10 procent van de huishoudens van het gas af is, betaalt de resterende 90 procent wel de volle 100 procent om het hele netwerk in stand te houden. Daarom is het zo belangrijk om per wijk te werken.”

Energiezuiniger én comfortabeler

Vervolgens demonstreerde Aart Wijnen de Woonconnect-applicatie. Doel is om met Connect-NL op basis van informatie over de bouw en energiezuinigheid van woningen, complete wijken in kaart te brengen. Individuele bewoners kunnen via de online applicatie voor het eerst een volledig overzicht krijgen van de verschillende aanpassingen die mogelijk zijn om de woning duurzamer én comfortabeler te maken. Niet alleen is bij elke aanpassing, zoals dubbelglas, een warmtepomp, vloerisolatie te zien welke besparing in energieverbruik én kosten dit oplevert, tevens wordt een indicatie gegeven van de kosten van die aanpassing. Zo kan dus ook de ’terugverdientijd’ berekend worden. Naast energiemaatregelen kunnen ook andere comfortaanpassingen doorgerekend worden, zoals bijvoorbeeld het rolstoelvriendelijk maken van woningen of het installeren van een traplift. Het voordeel, schetst Wijnen, is niet alleen dat mensen zo volledig begeleid worden van de mogelijkheden naar een eventuele offerte, maar ook dat deze laagdrempelige werkwijze een groot ‘schaalvoordeel’ kan opleveren. Wensen van verschillende bewoners in een wijk kunnen immers door een aannemer of bedrijf gecombineerd worden waardoor aanpassingen voordeliger gerealiseerd kunnen worden.

Ook de volgende sprekers die door Verbruggen bevraagd werden, toonden zich enthousiast. Zowel Ronnie Groenewold (Vereniging Eigen Huis), Marc Eggermont (Woningcorporatie Woonpartners) als Jaap van Leeuwen (Nederlandse Woonbond) spraken hun steun uit voor Connect-NL, waarbij wel aandacht gevraagd werd voor het privacy-vraagstuk dat bij een dergelijke dataverzameling om de hoek komt kijken. De applicatie die wijkbewoners inzicht verschaft in de mogelijkheden en kosten, wordt als een belangrijk middel gezien in de communicatie met bewoners.

Terugverdientijd beperken

Ook de andere sprekers die aan bod kwamen waren positief gestemd over de kansen die Connect-NL biedt, zoals Monique Jansen (Gemeente ’s-Hertogenbosch), Roelof Potters (Omons), Roel Woudstra (Buurkracht), Randy van Eck (TU Eindhoven), Danique van de Kerkhof (Wageningen University), Petra Hofman (Universiteit Tilburg), Peter van de Kerkhof (Onderhoud & Renovatie) en Cassandra Vugts (Spark). Wel werden partijen opgeroepen om over hun eigen schaduw heen te stappen en werd ook een appél gedaan op de overheid om een eerste stap te zetten en bijvoorbeeld aanpassingen in de energiebelasting mogelijk te maken. Daarnaast moet de terugverdientijd van aanpassingen zo kort mogelijk zijn om bewoners over de streep te trekken.

De inhoudelijke en optimistische bespreking eindigde met een drukbezochte netwerklunch. Meer informatie is te vinden op de website Connect-nl.nl.

“Wij vinden het heel belangrijk dat private partijen, maatschappelijke organisaties en de overheid samen dit soort innovaties doen.Het gaat vaak over maatschappelijke vraagstukken, maar er zit ook een kant aan van bewoners, van bedrijven, van woningcorporaties en dat willen we graag stimuleren. We willen niet achterop meehobbelen als Rijksoverheid, we willen voorop meedoen in die innovatie en dat ook stimuleren.”
Staatssecretaris Knops

City Deal Elektrische Deelmobiliteit ‘proeft’ bewust anders wonen

Op donderdag 18 oktober kwamen deelnemers aan de City Deal Elektrische deelmobiliteit op de bijzondere Haagse locatie Proeftuin Erasmusveld bijeen in een plenaire werkgroepvergadering. Gastheer van de bijeenkomst is gebiedsontwikkelaar BPD (Bouwfonds Property Development), die in de Proeftuin Erasmusveld de komende jaren ruim 350 nieuwe woningen ontwikkelt. Elektrische deelmobiliteit wordt hier straks als dienst bij de woning aangeboden.

Doel van de City Deal is het versnellen van een doorbraak naar het gebruik van elektrische deelmobiliteit in stedelijke gebiedsontwikkeling. Proeftuin Erasmusveld is een van de pilotprojecten waar het toepassen van elektrische deelmobiliteit kan leiden tot CO2-reductie, een lagere parkeerdruk, hogere leefbaarheid, mobiliteitsreductie en verduurzaming van de gebouwde omgeving. Energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie en gezond wonen en leven staan hier centraal.

Sladjana Mijatovic, manager duurzaamheid bij BPD, belicht de vier duurzaamheidspijlers van BPD en laat zien hoe elektrische deelmobiliteit door BPD in diverse projecten wordt uitgewerkt. Bijvoorbeeld op het Cobercoterrein in Zwolle, HSK20 in Zwolle, Park070 in Voorburg, WOON& in Amsterdam en Stadskade Piushaven in Tilburg.

Sladjana Mijatovic aan het woord

Duurzaam wonen en leven in alle facetten

Op verschillende manieren komen de duurzaamheidspijlers van BPD aan bod in Proeftuin Erasmusveld, tijdens de experimenteerfase nu en straks in de nieuwe woonwijk. Zowel op woning-, wijk- als gemeentelijk/regionaal niveau. Bas Kalter, ontwikkelingsmanager bij BPD en verantwoordelijk voor de ontwikkeling van Proeftuin Erasmusveld, licht toe dat het concept van elektrische deelmobiliteit aansluit bij de visie van BPD op ‘Bewust anders wonen’

Kalter legt uit: “Het milieuvriendelijke mobiliteitspakket wordt als dienst aangeboden bij de aankoop van de woning. Het pakket bestaat uit een aantal vrije ritten met auto, fiets of openbaar vervoer per maand. Zijn er meer ritten gewenst? Dan is het mogelijk om voor een vast bedrag per maand een abonnement af te sluiten, of te kiezen voor betalen naar gebruik. Eenmalige registratie via de smartphone is voldoende. Via de app reserveer je gemakkelijk een auto of fiets. Na het invoeren van de datum, tijd en bestemming geeft de app de beschikbaarheid aan. Het basispakket wordt de eerste drie jaar aangeboden en omvat per woonblok twee elektrische deelauto’s, vijf deelfietsen en laagdrempelig openbaar vervoer.”

Het aanbieden van deelmobiliteit stimuleert minder eigen autobezit, waardoor er minder vaste parkeerplekken nodig zijn. Kalter: “Hierdoor is het mogelijk om het parkeren uit het zicht onder een daktuin in de woonblokken op te lossen. Zo ontstaat er rondom de woningen veel groene ruimte, waar mensen elkaar kunnen ontmoeten of een rondje kunnen wandelen met de hond. Duurzame vormen van mobiliteit passen bij een bewuste levensstijl. Daar horen ook andere manieren van spullen delen en een zo klein mogelijke ecologische footprint bij.”

Hoe de doelen van de City Deal bereikt kunnen worden, konden de deelnemers met eigen ogen zien. Bewust anders wonen staat ook tijdens het placemakingtraject in de Proeftuin Erasmusveld voorop. Totdat er ontwikkeld kan worden, is er ruimte voor experimenten op het braakliggende terrein waar vroeger volkstuinen waren. Zo is er nu een stadsakker en staan er tijdelijk vijf tiny houses.

Gezond en samen leven

Stadsboerin Suzanne Monnier geeft een rondleiding door de stadsakker en legt uit dat de akker is ontwikkeld volgens de principes van de permacultuur. “Dat is een wetenschap voor het ontwerpen van de menselijke leefomgeving op een manier die ecologisch duurzaam en economisch stabiel is. Drie ethische principes staan hierbij centraal: zorg voor de aarde, zorg voor de mens, en eerlijk delen.”

Suzanne (met hoed) leidt de deelnemers rond door de stadsakker. Foto: Denise Vrolijk (BPD)

Monnier vertelt hoe de tuin die zij met vrijwilligers onderhoudt, is opgebouwd: “Naast éénjarige groenten als tuinbonen, sla en tomaten, heb ik veel, vaak eetbare, vaste planten en struiken geplant. De meerjarige planten zijn beter voor de bodem, omdat er economischer gebruikgemaakt wordt van voedingsstoffen, zodat de bodem niet ‘uitgeput’ raakt.” Over voedingsstoffen gesproken, Monnier vertelt dat tuinafval gecomposteerd wordt, waarmee het leven in de tuin weer gevoed kan worden. “En dat wordt ook een belangrijke voedingsbron”, wijst ze naar ‘De Mestkever’. De Mestkever is een houten gebouwtje waarin de ontlasting van de bewoners van de tiny houses verzameld wordt. Na een composteerproces van twee a drie jaar ontstaat vruchtbare ‘mest’ voor de stadstuin.

Inspiratie opdoen bij de tiny houses. Foto: Denise Vrolijk (BPD).

Vervolgens vertelt bewoner Bernhard Hoerl ons over de tiny houses die tijdelijk op het grondgebied van Proeftuin Erasmusveld staan. Hoerl bewoont niet alleen één van de tiny houses met zijn vriendin, met zijn bedrijf Mindful Homes bouwt hij bovendien tiny houses voor anderen, vanuit drie ideologische pilaren: zelfvoorziening, circulaire economie en mindfulness. “De vijf tiny houses hier zijn volledig ‘off the grid’, dus niet aangesloten op gas, elektra en waterleiding. De stroomvoorziening komt van zonnepanelen, het water is gezuiverd regenwater. Urine wordt gefilterd in een helofytenfilter en kan gebruikt worden om de planten te besproeien. En de ontlasting wordt zoals jullie zagen hergebruikt als compost.”

Hoerl vertelt dat de tijdelijke locatie juist een belangrijk onderdeel is van zijn tiny house filosofie: “Met een infrastructuur die gebaseerd is op tijdelijkheid, kun je in de stad altijd terecht op leegstaand terrein dat nog ontwikkeld moet worden. Ik begrijp ook dat een permanente plek in een stad waar met name op hoogbouw ingezet wordt, niet mogelijk is. Dit terrein waar nu onze huizen staan is door BPD tijdelijk in bruikleen gegeven, voordat er straks gestart gaat worden met de woningbouwontwikkeling. Met onze infrastructuur geef je dit soort terreinen een tijdelijke positieve invulling.”

Bewust anders leefomgevingen creëren

Hoerl maakte bewust de keuze voor deze ongebruikelijke woonvorm. “Ik wilde geen duur huurhuis of een hypotheek die ik pas op mijn zestigste heb afbetaald. Mijn doel was om mijn hypotheek vóór mijn dertigste af te betalen. En met dit tiny house van 7,5 bij 2,5 meter dat ongeveer 35.000 euro gekost heeft, is dat gelukt. Over drie weken word ik 30.” Tegelijkertijd realiseert hij zich dat deze levensstijl niet voor iedereen is weggelegd. “Wij proberen een brug te slaan waarbij het niet de keuze is om óf ‘mainstream’ te wonen óf in een tiny house, maar waarbij mensen die ons opzoeken tijdens onze open dagen of festivals zien hoe ze zelf ook kleine stapjes kunnen zetten die een goede toekomst voor onze kleinkinderen mogelijk maakt. Door circulair en duurzaam te leven en gebruik te maken van een deeleconomie, waarbij niet iedere bewoner bij wijze van spreken dezelfde boormachine bij de Praxis hoeft te kopen.”

Bas Kalter: “In de tiny houses wonen mensen die zich bewust zijn van hun ecologische ‘footprint’. Ze leven duurzaam en hergebruiken zoveel mogelijk materialen. De woningen die we hier op het Erasmusveld gaan ontwikkelen, zijn weliswaar geen tiny houses, maar we richten ons wel op mensen die ook op deze manier leven, zich bewust zijn van hun omgeving. Mensen die gezamenlijk hun leefgebied willen vormgeven en onderhouden. Met veel ruimte voor ontmoeting. Daarnaast stimuleren we duurzaamheid en ruimte voor groen door het deelgebruik van elektrische mobiliteit. Oftewel, we stimuleren Bewust Anders Wonen.”

Rondleiding in het huis van Hoerl