City Deal Kennis Maken Rotterdam: resultaten in 2020-2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Een mentor aan het werk met een leerling.
Een mentor aan het werk met een leerling.

Sinds jaren werken de Rotterdamse kennisinstellingen met gemeente en maatschappelijke partners samen aan de oplossing van grootstedelijke problemen. Het aantal initiatieven en samenwerkingsverbanden dat daaruit voortgekomen is, is groot en divers.

Mentoren op Zuid (MoZ) is een van de initiatieven die positief opviel, onder meer vanwege de impact. Bij MoZ worden studenten als mentor, coach en maatje voor leerlingen uit het basis- en voortgezet onderwijs ingezet.

Indrukwekkende cijfers

Sinds de start in 2014, zijn er 5.093 matches gemaakt tussen mentor en mentee, waren in 2019 1.232 studenten mentor, werden mentoren door mentees met een 4,1 op een schaal van 5 gewaardeerd en participeren er dit schooljaar twee hogescholen. Indrukwekkende cijfers, maar voor een zo’n succesvol programma zouden meer studenten en leerlingen, en daarmee de stad, moeten profiteren.

Zeker omdat er in Rotterdam vanwege achterstanden zoveel behoefte aan is. Een van de belangrijke speerpunten van het huidige College is gelijke kansen voor iedereen.

CDKM Rotterdam besloot zich actief in te zetten voor MoZ. Met als ambitie het programma inclusief te maken voor de hele stad. En niet alleen voor studenten van het hbo, maar ook het mbo en de universiteit.

Binnen twee jaar wilden we met behulp van deze subsidieaanvraag het aantal programma’s trajecten vanuit MoZ verbreden en aanvullend aan Zuid ook inzetten aan de Noordzijde van stad. Daarnaast het verbeteren van monitoring en upgrades van het programma, door in te zetten op een update van de mentorenapp.

Tevens besteden we extra aandacht aan promotie en kennisdelen, onder andere met een explanimation en podcasts. Op die manier stimuleren we dat meer kennisinstellingen gebruik zullen gaan maken van het succesvolle programma MoZ. Niet alleen in Rotterdam, maar wellicht ook in de overige steden van de City Deal.

Resultaten Mentoren Rotterdam / Mentoren op Zuid

Meer weten over Mentoren op Zuid

Definitieve programma Landelijke Kennisdelingsdag City Deal Kennis Maken

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op vrijdag 12 november vindt de zevende Landelijke Kennisdelingsdag van de City Deal Kennis Maken plaats. In Arnhem en Nijmegen ontmoeten we elkaar op een dag vol inspirerende workshops, demonstraties en lezingen.  Het definitieve programma staat nu vast: Programma City Deal Kennis Maken dag 12 nov.

Zo kunt u onder andere in gesprek met trekkers van CDKM steden over huidige lokale en regionale projecten en verneemt u meer over hoe aan de CDKM deelnemende kennisinstellingen de komende jaren instellingsbrede aanpakken ontwikkelen rond de maatschappelijke opgaven van steden.

Daarnaast presenteren onderzoekers de resultaten van 15 door de CDKM gefinancierde onderzoeken rond het thema “Verbinding met de Samenleving”, nemen lokale experts u mee in de strategie van de Arnhemse Leeragenda, praat u door met Nuffic over het concept Edubadges en het belonen van studenten voor hun inzet rond maatschappelijke opgaven. Op excursie kunt u naar het Nijma Terrein, Honig Terrein, Talent Lab van ROC Nijmegen, Ieder Talent Telt! en de stadswandeling ‘Nijmegen omarmt de Waal’.

Daarnaast wordt op deze dag doorgepraat over de strategische toekomst van de City Deal Kennis Maken.

Lees meer in het programma.

 

Uitnodiging landelijke City Deal Kennis Maken dag – vrijdag 12 november

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Eindelijk! Na twee jaar online bijeenkomsten kunnen we elkaar weer fysiek ontmoeten op vrijdag 12 november, op de zevende Landelijke Kennisdelingsdag van de City Deal Kennis Maken. Het jaar 2021 is voor de City Deal Kennis Maken (CDKM) opnieuw een jaar van kennis delen. Daar willen we bij stil staan in Arnhem en Nijmegen waar we elkaar ontmoeten op een dag vol inspirerende workshops, demonstraties en lezingen. Graag nodigen wij u hierbij officieel uit voor deze landelijke dag.

Een scala aan sprekers hebben reeds toegezegd een bijdrage te leveren. Zo kunt u onder andere in gesprek met trekkers van CDKM steden over huidige lokale en regionale projecten en verneemt u meer over hoe aan de CDKM deelnemende kennisinstellingen de komende jaren instellingsbrede aanpakken ontwikkelen rond de maatschappelijke opgaven van steden.

Daarnaast presenteren onderzoekers de resultaten van 15 door de CDKM gefinancierde onderzoeken rond het thema “Verbinding met de Samenleving”, nemen lokale experts u mee in de strategie van de Arnhemse Leeragenda, praat u door met Nuffic over het concept Edubadges en het belonen van studenten voor hun inzet rond maatschappelijke opgaven. Op excursie kunt u naar het Nijma Terrein, Honig Terrein, Talent Lab van ROC Nijmegen, Ieder Talent Telt! en de stadswandeling ‘Nijmegen omarmt de Waal’.

Daarnaast wordt op deze dag doorgepraat over de strategische toekomst van de City Deal Kennis Maken.

Meer lezen over het programma en aanmelden kan hier.

‘Verbinding is essentieel voor kennis maken’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De City Deal Kennis Maken in Arnhem heeft onder meer de ambitie om in de wijken een multilevel learning community op te zetten rond maatschappelijke opgaven als duurzaamheid en kansengelijkheid. Dat gaat niet vanzelf: stakeholders spreken elkaars taal niet en partners worden moeizaam betrokken in de samenwerking. Met hun onderzoek willen Wietske Kuijer, Saskia Weijzen en Cassandra Onck kijken hoe het beter kan. ‘Verbinding is essentieel.’

Het onderzoek ‘Verhoging van leerpotentieel in de samenwerking rondom gezondheid en kansengelijkheid’ is gesubsidieerd vanuit de City Deal Kennis Maken Onderzoeksregeling. “In dit project willen we onderzoeken hoe het leerpotentieel van de betrokken stakeholders in de samenwerking rondom maatschappelijke vraagstukken in de wijken kan worden verhoogd”, licht Wietske Kuijer, lector Responsief Beroepsonderwijs aan de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN) toe. “Zodat de samenwerking kan worden versterkt, en impact worden vergroot. We kijken wat er werkt, voor wie en onder welke omstandigheden.”

Beroepen van morgen

wietske kuijer

Wietske Kuijer.

Uiteindelijk is het doel om het onderwijs zo te veranderen dat studenten gaan werken aan beroepen van morgen. Want dat is nodig, stelt Kuijer. “Wat we zien is dat de vraagstukken steeds complexer worden en vragen om meerdere perspectieven. Dat vraagt om responsiviteit en nauwe samenwerking met het veld

De aanleiding voor dit onderzoek is de landelijke beweging die gaande is, waarbij studenten, professionals en burgers steeds meer samen met elkaar leren en werken. Kuijer: “Zo ook bij de HAN. Als je echt wil bijdragen aan de maatschappelijke opgave dan werkt het alleen door het met elkaar te doen. met elkaar in dialoog te gaan en samen te werken. Maar hoe dat precies moet weten we allemaal niet precies. Laten we dat vastpakken en kijken in die lokale context wat er gebeurt. Hoe werken mensen samen? Hoe leren ze om samen met daadwerkelijke vraagstukken aan de slag te gaan? Door samen te leren èn te werken ontwikkel je kennis, en dat is relevant voor het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken.”

Saskia Weijzen, hoofddocent social work aan de HAN, is een van de onderzoekers,  die het vraagstuk bekijkt vanuit de insteek van sociaal-maatschappelijke innovatie. “Ik zie dat deze beweging bij heel veel opleidingen in het beroepsonderwijs te vinden is. Die nemen steeds meer hun publieke verantwoordelijkheid voor het maken van een betere wereld. En dat is toch ook de focus van de City Deal? Dat studenten, professionals en inwoners samen werk te maken van maatschappelijke vraagstukken in de wijk. Hoe creëer je zo’n leeromgeving?”

Kansengelijkheid en gezondheid

De onderzoekers mochten meekijken in twee wijken in Arnhem waar City Deal-projecten rond de vraagstukken kansengelijkheid en gezondheid plaatsvinden. Daar maakte ze eerst kennis met de wijkdocenten om een beeld van de rijke leeromgeving te krijgen. Artistiek onderzoeker Cassandra Onck van ArtEZ (University of Arts) , betrokken vanuit het lectoraat Art Education as Critical Tactics, maakte naar aanleiding daarvan  spoken word en poëzie “Ik heb de verhalen van de wijkdocent vertaald. Zij werken als stuwende kracht in die wijken, om vaak met moeite samenwerkingen met partners in stand te houden.”

saskia weijzen

Saskia Weijzen

Na de eerste ontmoeting gingen de drie onderzoekers terug de wijken in om een verhaallijn te maken met de betrokken mensen rondom een concreet project. Daarbij hebben ze iedereen uitgenodigd die belangrijk is geweest voor het project. Een van de projecten was bijvoorbeeld om niet-westerse allochtone ouders te betrekken bij een taalcursus zodat ze thuis een meer taalrijke omgeving kunnen vormen voor hun kinderen in de voorschoolse leeftijd. “In de verhaallijn hebben we gekeken waar dit idee om samen te werken aan dit project begon”, legt Weijzen uit. “Hoe was de situatie toen en hoe nu? Wat waren kritische momenten.” Bij het maken van de verhaallijn was de doelgroep zelf, de ouders die moesten meedoen aan de taalles, afwezig. Ook de betrokken professionals ontbraken. Wel waren er beleidsmakers aanwezig die de taalcursus hadden bedacht. “Heel zichtbaar werd dat de heel erg direct betrokkenen rond deze kwestie niet betrokken zijn. Terwijl de onderwijscontext wel oververtegenwoordigd was, docenten en studenten. Het leven zelf in die wijk dus niet.”

Ruimte voor ontmoeting

Waarom de bewoners ontbraken op de bijeenkomsten is niet precies duidelijk, vertelt Kuijer. “Wel waren de projecten een stuk kleinschaliger toen we ermee startten in de wijk, dan nu. Er was meer ruimte voor ontmoeting. Nu hebben we met elkaar opgeschaald en is er een instroom elk semester van nieuwe studenten. De focus ligt nu meer op projecten binnenhalen en zorgen dat studenten aan het werk kunnen, dan op het maken van tijd en ruimte om daadwerkelijk samen te werken en te leren. Dat ligt niet aan de intenties van de mensen. We hebben gehoord dat iedereen het gedachtengoed van samen leren en samen werken heel erg omarmt. Ik denk dat tijd een belangrijke factor is.”

De intenties om te verbinden zijn er zeker in de wijk, tegelijkertijd hebben we ook gezien dat het belang van het verbinden is onderschat, vertelt Weijzen. “We hebben er in dat contact nauwelijks iets over teruggehoord. Studenten wisten eigenlijk niet hoe ze met een doelgroep in contact moesten komen.. Je moet over je grens heen kijken om kennis te maken met de ander.” Toch konden de projecten wel slagen zonder die interactie, zowel door de ogen van de opleiding als door de ogen van opdrachtgever, bleek uit het onderzoek.

Een belangrijke conclusie van Weijzen, Onck en Kuijer is dan ook dat de toevoeging van zulke projecten niet alleen de oplossing van problemen in de wijk is, maar dat het echt gaat om het samen creëren en daarvoor moet je echt kennismaken. “Het gaat om ontmoeten en verbinden”, legt Kuijer uit. “Dat is niet zo eenvoudig als we denken, daar moet je echt tijd voor maken. Verbinden is essentieel gebleken. Op het moment dat je dit soort initiatieven start moet je daar ook heel bewust mee bezig zijn. En misschien wel kennismaken als doel neerzetten in plaats van als middel om tot een oplossing komen van maatschappelijke vraagstukken. Dat is een van onze aanbevelingen. Kennismaken is eerst belangrijker dan kennis maken.”

Cassandra Onck

Cassandra Onck.

Eigenlijk is dat hetzelfde, stelt Onck. “Als je kennismaakt met elkaar maak je kennis met elkaar. Dat kan gaan van persoon tot persoon maar ook om elkaars wereldbeeld en elkaars manier van denken. Daar zitten grote verschillen waar snel overheen wordt gestapt door studenten en docenten. Kijk bijvoorbeeld naar het project van de taalles. Er was bedacht dat de niet-westerse ouders thuis meer Nederlands moeten gaan praten. Zonder iets te weten over het leven van die mensen, of ze hun kinderen daadwerkelijk tweetalig opvoeden of niet? Wij weten dat ook niet, want we hebben ze niet ontmoet.”

Project geslaagd?

Is het project dan wel geslaagd zonder de mensen te ontmoeten? Kuijer: “Vanuit de professional was het geslaagd, die had het gevoel meer handvatten te krijgen om mee aan de slag te gaan. De student heeft veel geleerd en weet nu beter zijn rol te vinden als (toekomstig) professional in het veld. Vanuit ons paradigma en perspectief vinden wij het niet zo geslaagd omdat we eigenlijk hebben gezien dat er niet met de juiste betrokkenen is samengewerkt. Die vraag moet je eigenlijk altijd stellen: werken we in dit project met de juiste mensen samen?

Weijzen: “Is ons eigen onderzoeksproject wel geslaagd? Wij hebben ze ook niet gezien of gesproken of aan de tafel gekregen. Terwijl wij wilden onderzoeken wat nu het leerpotentieel verhoogt in de samenwerking rond de maatschappelijke vraagstukken hebben we die samenwerking niet aangetroffen. Daar hebben we best mee geworsteld. Daarom zijn we op een aantal adviezen gekomen waarvan  we denken dat ze kunnen gaan werken. De essentie ligt dan in het verheffen van kennismaken tot centraal doel van zo’n leeromgeving.”

Ook de wijkdocenten worstelen ermee, vertelt Onck. Dat kwam ook naar voren uit ons onderzoek. Er wordt veel van ze gevraagd. Toen we onze bevindingen teruggaven leidde dat dan ook tot emoties. Sommige wijkdocenten voelden zich weinig gehoord in hun worsteling. Door alle drukte waren ze van het pad afgeraakt van wat ze wilden doen in hun werk. Het gesprek daarover gaf hernieuwde energie om daar weer naartoe te bewegen met de projecten.

Studenten werken aan de Corona Challenge in Arnhem.

Studenten werken aan de Corona Challenge in Arnhem.

Wat voor lessen kan de City Deal uit het onderzoek leren? “Gezamenlijk kennis maken vraagt om een lerende houding van iedereen. Leren tijd kost van alle betrokkenen”, aldus Kuijer. “Als je echt wil leren samenwerken, maak dan tijd en ruimte voor die daadwerkelijke ontmoeting en kennismaking. Wees voorzichtig met het te snel opschalen van dit soort initiatieven om te zorgen zoveel mogelijk studenten betrokken zijn. Als je echt impact wil hebben met elkaar in die lokale context en rond die maatschappelijke vraagstukken dan werkt opschalen nu eerder averechts dan dat het zou bijdragen aan de aanpak van die vraagstukken.”

Op de landelijke kennisdelingsdag van de City Deal vertellen Kuijer, Onck en Weijzen meer over hun onderzoek en hun bevindingen in een workshop. Daarin staat, hoe kan het ook anders, de kennismaking centraal in relatie tot impact maken.

‘Docenten moeten kunnen meeveren’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Het werken aan real-life opdrachten in rijke leeromgevingen krijgt een steeds prominentere plek in alle bachelor en masteropleidingen van de Wageningen University and Research (WUR). Wat is daar allemaal voor nodig onder de docenten om dat goed te begeleiden? Projectleider Hanna Eppink doet daar met het team Society Based Education onderzoek naar in het door de City Deal Kennis Maken gefinancierde onderzoek ‘Ontwikkeling interventietool voor docenten om maatschappelijke vraagstukken structureel te verbinden aan academisch onderwijs.’

De WUR streeft naar het opleiden van ‘engaged engineers’: academische professionals die tijdens hun studie disciplinaire en interdisciplinaire kennis opdoen als tevens kennis en kunde ontwikkelen om duurzame maatschappelijke transities te begrijpen en te faciliteren. Zo heeft Society Based Education in het vorig academisch jaar ruim 250 real-life opdrachten gekoppeld aan het Bachelor en Master onderwijs van de WUR. Het streven van Society Based Education, onderdeel van de afdeling Education Support Centre van de WUR, is dat bachelor- en masterstudenten zoveel mogelijk tijdens hun studie kunnen werken aan een real-life opdracht.  We werken op het grensgebied van onderwijswijs en maatschappij.

Society Based Education, actief partner in het initiatief CDKM Ede-Wageningen, ondersteunt docenten om deze rijke leeromgevingen vorm te geven. Want het ontwerpen en aanbieden van een leeromgeving die een complex, ongestructureerd en open karakter heeft, kan best wel uitdagend zijn. Niet alleen vraagt het van studenten hele nieuwe skills, zoals samenwerken, empathische vermogen, systemisch denken en handelen. Ook docenten moeten hele nieuwe vaardigheden inzetten. Voor hen kan het best wel een cultuurverandering zijn om onderwijs te ontwikkelen en te geven dat gericht is op de verbinding met de samenleving. In november zal uit het onderzoek blijken wat er allemaal precies nodig is. Eppink en team vertalen deze resultaten naar een interventietool voor docenten.

Hanna Eppink.

Hanna Eppink.

Wat moet het onderzoek opleveren?
Eppink: “Met dit onderzoek wilden we meer inzicht krijgen waar docenten nou tegenaan lopen wanneer ze dit type onderwijs willen integreren in hun eigen onderwijs. We willen hen heel graag stimuleren om onderwijs meer vorm te geven in samenwerking met de maatschappij.”

Waarom is dat voor jullie zo belangrijk?
“We doen dat voor de authentieke leerervaring van de student en daarnaast vinden we het ook belangrijk dat er maatschappelijke waarde wordt gecreëerd. We merken dat studenten heel erg gemotiveerd raken als ze in contact komen met die maatschappelijke opgaven. Dan weten ze beter waarom ze studeren, het geeft een idee van hun latere carrière. Studenten leren hun kennis toe te passen in een praktijksituatie, leren samenwerken met andere studenten, maar ook met andere mensen die niet academisch zijn opgeleid. Dat is een belangrijke skill om bij te kunnen dragen aan de maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan,  , zoals klimaatverandering. Dit soort uitdagingen vereist dat je kan samenwerken en over je eigen discipline heen kunt kijken.”

Wat houdt het onderzoek precies in?
“Dit onderzoek heeft als doel om systematisch te onderzoeken wat de docenten zien als de meerwaarde om in hun onderwijs een authentieke casus te integreren voor henzelf en voor de student, of zij een structurele samenwerking ambiëren met maatschappelijke partners, wat zij verwachten van opdrachtgevers, zien als essentiële docentvaardigheden om dit type onderwijs te kunnen geven, welke uitdagingen ze tegenkomen en hoe zij denken deze uitdagingen te kunnen overbruggen. We hebben gekozen voor actieonderzoek, samen met mijn collega’s van Society Based Education hebben we interviews gedaan. We zijn nu bezig met het analyseren van de data, en hebben twee keer een team brainstormsessie gehad. Als team reflecteren we op de resultaten om te kijken wat we nu doen, en wat we beter kunnen doen om de docenten te begeleiden.”

Kun je al wat resultaten delen wat jullie zijn tegengekomen?
“Wat de docenten zien als meerwaarde van het werken met maatschappelijke casussen is dat studenten echt intrinsiek gemotiveerd zijn om maatschappelijk bij te kunnen dragen. De betrokkenheid van de studenten, bij deze onderwijsvorm, is groot. Wat me ook opviel is hoeveel docenten een flexibele houding als belangrijk benoemden. Als docent moet je kunnen meeveren, de controle durven loslaten aangezien iedere casus weer anders is. Daar moet je mee om kunnen gaan als docent. Je hebt natuurlijk leerdoelstellingen die je wilt behalen in je vak. Je hebt je ambities. Maar elke casus heeft zijn eigen uitdagingen. Hoe ga je daarmee om, hoe beoordeel je dat nou aan het eind? Daar zijn behoorlijk wat vragen over. Ook moet je met deze vorm van onderwijs veel meer een relatie opbouwen met een student. Het is heel wat anders dan een hoorcollege geven. Het begeleiden van de groepsprocessen werd gezien als een uitdaging. Hoe doe je dat nu precies? Het is niet vanzelfsprekend: om samen te werken en daarop te kunnen reflecteren en feedback over te geven aan elkaar. Docenten hebben vragen over wanneer je ingrijpt, wanneer niet?”

Nu werken jullie dus de analyses uit. Wat ligt er straks in november? Een onderzoeksrapport of interventietool?
“Eigenlijke beide. De volgende stap in het onderzoek is om focusgroep discussies te organiseren. Een drietal verdiepende meetings met docenten om nog beter zicht te krijgen op waar ze tegenaan lopen. Denk bijvoorbeeld aan het beoordelen van complexe vaardigheden. We gaan een verdiepende meeting organiseren door vooraf bij de individuele docenten meer ervaring en vragen op te halen. Dat willen we koppelen aan experts, didactische deskundigen die veel weten over beoordeling, om bij hen ook nog expertise en kennis op te halen. In de meeting brengen we ieders ervaring en expertise bij elkaar. Het resultaat van de meeting is naast uitwisseling van ervaringen een factsheet  of naslagwerk, die beschikbaar wordt gemaakt voor een bredere groep docenten.

Hoeveel mensen werken aan het onderzoek?
“We zijn met acht mensen die meewerken aan dit onderzoek; het doen van interviews, reflecteren op de resultaten en het organiseren van de verdiepende meetings. Ook zijn er drie critical friends betrokken bij het onderzoek om de objectiviteit te waarborgen, omdat je zelf twee petten op hebt: als onderzoeker en deel van het team Society Based Education. Carla Oonk is gepromoveerd op het onderwerp regioleren en is werkzaam bij de leerstoelgroep Education and Learning Sciences als onderwijscoördinator, docent en onderzoeker. Zij is uitgenodigd om met haar expertise de onderzoeksopzet, uitvoering en resultaten kritische te evalueren. Daarnaast is Erik Heijmans, hoofd van de afdeling Education Support Centre uitgenodigd om kritisch mee te denken over het onderzoek als tevens de haalbaarheid van de interventietool te bewaken. Mattijs Smits is assistent professor bij de leerstoelgroep Milieubeleid en is uitgenodigd om vanuit docentperspectief kritisch mee te denken.”

Wat kunnen andere universiteiten en steden van jullie onderzoek leren? Wat zou je graag willen meegeven?
“Bij CDKM is het model ontwikkeld met al die verschillende knoppen. Dit gaat echt over de docentenknop. Hoe kun je docenten begeleiden met ondersteuning en training om dit type onderwijs te geven? Ook zijn we een onderwijskundig procesmodel  aan het ontwikkelen. Een model dat als basis kan dienen voor het voorbereiden van een vak waarin studenten leren door te werken aan een maatschappelijke opgave. We onderscheiden 5 hoofdfases; vertrekpunt (leerdoelstellingen vak/ambitie docent, beginsituatie student, docent en maatschappelijke partner), acquisitie van opdrachten, matching van opdrachten aan studenten, uitvoering en afronding & evaluatie (nazorg maatschappelijke partner, evaluatie of de doelstellingen zijn bereikt) Bij deze 5 ontwerpstappen worden voorbeelden genoemd. Dat zou ook zeker door andere docenten kunnen worden gebruikt.”

Jullie zijn maar een klein team. Zijn jullie een beetje ondersteund door de universiteit hierin?
“Jazeker. Dit soort onderwijs komt terug in de visie van de WUR. In haar onderwijs ambieert de WUR om studenten op te leiden tot kritische academische professionals, die wereldwijd een bijdrage kunnen leveren aan duurzame oplossingen voor mondiale uitdagingen. We willen studenten opleiden die effectief kunnen samenwerken in multiculturele en multidisciplinaire teams. En daar hebben we dit type onderwijs voor nodig.”

Studenten aan het werk in Wageningen. Foto: Flickr CC/Webted.

Leren samenwerken door rollenspel in rijke leeromgeving

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Spoorzone in Delft. Foto: Wattman/Flickr CC.
Spoorzone in Delft. Foto: Wattman/Flickr CC.

Hoe leer je nu beter dan in de praktijk? Op de TU Delft coördineert Peter de Jong het ontwerpvak BK6ON5, een verplicht vak voor derdejaars Bachelors van de faculteit Bouwkunde. Het staat ook wel bekend als ‘de Managementgame’. Aangezien deze rijke leeromgeving ontzettend veel lessons learned bevat voor het City Deal netwerk heeft De Jong deze in een onderzoek op een rij gezet.

Vanuit de City Deal Onderzoeksregeling is De Jong aan de slag gegaan om de verschillende projecten in kaart te brengen. Samen met studenten heeft hij daarvoor de website City Deal Managementgame opgezet, waar hij alle cases die zijn gedaan in het vak beschrijft. In zijn onderzoek kijkt De Jong naar wat het didactisch concept is achter de managementgame, en hoe dit binnen andere steden, niveaus en contexten kan worden toegepast. “In hoeverre werkt het? Dat is wat ik met dit onderzoek wil laten zien.  Juist door die cases op een rijtje te zetten, en de verschillende insteken, wordt dat duidelijk. Door de samenwerking met al die partners is het enorm verrijkend wat er uit komt, zowel voor de stad als het onderwijs.”

Het is niet alleen een rijke leeromgeving om te bestuderen, maar de uitkomsten van die studie zijn ook weer zeer bruikbaar voor de betrokken gemeenten. En dat past helemaal bij de doelstellingen van de City Deal Kennis Maken, stelt De Jong. “De City Deal is bij uitstek een perfecte bijdrage voor mijn vak. De combinatie onderwijs en gemeente is in feite waar wij helemaal voor staan. Het paste zo nauw op mijn activiteiten dat het naar mijn smaak perfect bij elkaar kwam en ook om het verder te brengen. Ik heb elk jaar een nieuwe case, ik zoek naar nieuwe relaties bij gemeenten en partners om daar die versterking verder te brengen. Dat de City Deal als project er tussen kwam en geeft me de mogelijkheid om die continue relatie goed te duiden en te illustreren.”

Kijken uit verschillende rollen

Peter de Jong.

Het vak loopt al sinds 2013. De jarenlange relatie met de gemeenten en andere partners in de samenleving, maar ook de innovatieve opzet van het vak en de nauwe samenwerking tussen docenten en studenten zijn allemaal lessen waar City Deal partners van kunnen leren. Om de daadwerkelijke impact van de uitkomsten in de stad niet te vergeten. De Managementgame is eigenlijk een rollenspel wordt de praktijk van een

gebiedsontwikkelingsproces gesimuleerd. Studenten krijgen ieder een professie toegewezen en werken in groepen aan een Masterplan voor het gebied. Zo leren ze kijken vanuit verschillende rollen, van landschapsarchitect, vastgoedontwikkelaar tot bestuurder van een gemeente. De studenten zijn er erg enthousiast over: “Het is in onze ogen een van de bijzonderste vakken van de Bachelor Bouwkunde. We hebben geprobeerd de impact die ON5 heeft op mens, op de faculteit, en op de stad concreet te maken in het kader van City Deal Kennis Maken”, aldus studenten op de website.

Elk jaar wordt in de Managementgame een actuele casus aan studenten voorgelegd. Van de Herontwikkeling van Blaak in Rotterdam, de Campus van de TU Delft, herinrichting van de Spoorzone in Delft tot de Alexanderpolder in Rotterdam. In kleine groepen gaan studenten tien weken lang aan de slag met de analyse en formuleren ze een ontwikkelingsvisie voor de komende 50 jaar. Allerlei maatschappelijke vraagstukken komen aan de orde. Van klimaatverandering, economische ontwikkeling, verschuivende politieke verhoudingen, een meer circulaire economie tot een inclusieve samenleving.

Maar hoe start je nu met zo’n casus? “Er zit een redelijke toeval in”, vertelt De Jong. “Ik zoek de projecten in de buurt. Van Dordrecht tot Delft. Het is namelijk belangrijk dat studenten er met enige regelmaat naar toe kunnen. Je ziet dat in de loop der jaren er een opbouw is geweest van contacten, dat tot het een en ander leidt. Het gebeurt vaak door ervaringen uit het verleden, vanuit eerdere samenwerkingen, of via andere hoogleraren. Zo ben ik in Schiedam en Dordrecht terechtgekomen.

Delft-Zuid

Dit jaar staat Delft-Zuid als casus op het programma. Er liggen vraagstukken rond de ontwikkeling van de campus van de TU Delft, studentehuisvesting en samenwerking met bedrijfsleven. “Maar het is bij de ontwikkeling van dit gebied juist goed om het in groter geheel te bekijken”, aldus De Jong. “De keuzes die er worden gemaakt rond de campus hebben ook veel invloed op hoe bepaalde andere gebieden zich ontwikkelen. Als de universiteit station Delft-Zuid, -wat nu al Delft Campus is gaan heten-, serieus weet in te passen in de plannen kan het station veel meer betekenis krijgen voor wat eromheen gebeurt. Voor wijken als de Kabelhof, Schieoevers, maar ook de herontwikkeling van allerlei nieuwe wijken. De campus is naar buiten toe gericht, maar door de grote vraag naar woningen ligt de campus voor die het weet ingesloten door de stad. Er speelt hier een vorm van segregatie: de inwoners van de wijk Tanthof voelen zich gepiepeld, dat het station Delft-campus gaat heten. Waarom is het niet meer ons station? Ik denk dat dit een verkeerde insteek is geweest. Ik denk zelf dat zo’n stationsontwikkeling vanuit veel bredere visie moet worden opgezet om zo’n doel te bereiken. Het gaat niet alleen om wat universiteit ermee wil bereiken, maar juist ook zo’n wijk als Tanthof die er achter ligt.”

De studenten gaan er zich over buigen in het ontwerpvak. “Juist het ontwerpen van zo’n visie past daar goed bij”, denkt De Jong. “Van planoloog tot stedenbouwkundige en landschapsarchitect. Al die disciplines halen we erbij om tot een geïntegreerd antwoord te komen voor de komende vijftig jaar 50 jaar.” Elke casus komt twee keer per studiejaar terug als vak. “De eerste vier tot vijf weken concentreren we ons op kennisontwikkeling, daarna gaan we aan de slag met de rollenbenadering en het maken van de visie, die we aan het eind presenteren aan de partners. Nu werken we met een groep van honderd studenten. In februari zullen dat er driehonderd zijn. Dat zijn dertig teams van tien man, dus dertig visies. Dat resulteert in een enorme rijkdom voor de aangesloten partners.”

Hoe ziet De Jong dat de Managementgame werkt? “Dat zie ik vooral in het enthousiasme van de studenten die daarmee bezig zijn. Ik ben heel blij te kunnen zeggen dat dit het leukste vak is, want dat zeggen de studenten. Juist door de casebenadering is de samenwerking met de gemeenten elke keer verschillend. Achteraf blijken gemeente erg veel waardering te hebben voor die rijkdom die het heeft opgeleverd. Vooral ook omdat het hun ogen heeft geopend dat de samenwerking heel efficiënt kan zijn. Je ziet wel stukken van onze plannen terugkomen in die strategie van bijvoorbeeld Spoorzone in Dordrecht of M4H in Rotterdam.”

De campus van de TU Delft.

Groot realiteitsgehalte

Wat kan het City Deal netwerk leren? “Dat is hoe belangrijk de lokale verbinding is. Zoals Delft samenwerkt met de universiteit en omliggende gemeenten, voor en met elkaar. Je zou ook andere universiteiten op dezelfde manier kunnen aanspreken op dat soort verbanden. Een van de aspecten die het vak zo leuk maken is het grote realiteitsgehalte die het krijgt. En dat het ook echt impact heeft.”

Een van de aansprekende voorbeelden daarvan is Schiedam. De Jong: “In het station hebben de studenten samen met de gemeente een posterpresentatie gegeven voor inwoners van de stad, die we een rijkdom aan ideeën wilden meegegeven. Maar daar was niet iedereen blij mee. Er waren mensen bij die zeiden wat flik je me nou? Ga je op mijn volkstuin huizen bouwen? Beter kon ik het niet illustreren dat er daar een man zich persoonlijk geraakt voelde door wat de studenten bedenken. Dat is heel direct, heel effectief, en heeft ook voor Schiedam een belangrijk verhaal van realisme.”

Het gaat immers om mensen, aldus De Jong. “Mijn boodschap met het vak is dan ook dat het gaat om de samenwerking met de vele partijen en dat je daar rekening mee moet houden. Het is veel meer dan een academisch verhaaltje, van doe maar theoretisch alsof het echte mensen zijn. Nee, je hebt hier een echte opdrachtgever, die ook feedback geeft, en echte mensen waarom het gaat.”

Het leren samenwerken is voor De Jong dan ook 50 procent van het vak. Uiteindelijk na je opleiding wanneer je architect of stedenbouwer wordt, besef je dat je nooit meer alleen werkt. Dat is wel heel belangrijk dat je dus kan. De bouw is een vak waar je elkaar steeds tegenkomt dus netwerken is ook cruciale vaardigheid. Of je elkaar nou leuk vindt of de tent uitvecht, de enige zekerheid is dat je elkaar weer tegenkomt. Dat samenwerken zit ook in de inhoud van dit vak. Zorg dat mensen betrokken zijn, zorg dat je elkaar in de waarde laat en elkaars kracht weet in te zetten. Daardoor kun je als groep juist goed presteren. Het gaat om communicatie en onderlinge waardering. Dat is juist op die leeftijd een belangrijke binnenkomer.”

‘Impact in je eigen omgeving’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De band tussen de stad Leiden en de Universiteit Leiden is al eeuwenlang sterk. Dankzij de  City Deal Kennis Maken heeft die band weer een extra dimensie gekregen het afgelopen jaar. Rector magnificus Hester Bijl is vooral trots op de verbinding die is ontstaan met de verschillende partners in de stad. ‘Als je met een goede vraag de juiste mensen bij elkaar hebt, wordt het echt goed.’

Sinds februari dit jaar is Hester Bijl de eerste vrouwelijke rector magnificus van de Universiteit Leiden, Nederlands oudste universiteit. Het is een logische stap in haar indrukwekkende carrière. Al eerder was ze op de TU Delft de eerste vrouwelijke hoogleraar bij Lucht- en Ruimtevaarttechniek, en in Leiden was ze vicerector.

Hoe gaat het in Leiden met de City Deal Kennis Maken?
Bijl: “Het gaat hartstikke goed. De Universiteit Leiden is natuurlijk historisch al heel sterk verbonden met de stad. De Universiteit was destijds in 1575 een cadeau aan de stad voor het moedig weerstand bieden aan de Spanjaarden. Sindsdien is de verbinding tussen stad en universiteit eigenlijk steeds sterker geworden en vandaag de dag werken we op een aantal punten intensief samen met de stad en haar inwoners.. We zijn heel erg blij met het project City Deal Kennis Maken waarmee we  dit borgen in het onderwijs en studenten daarbij betrekken. Dat doen we onder ander met het project Leren met de Stad, dat een onderdeel is van Leiden Kennisstad. Hier hebben we het programma City Deal Kennis Maken ondergebracht.”

Hester Bijl, rector magnificus van de Universiteit Leiden.

Hoe gaat de samenwerking met de partners?
“Je ziet wel dat het af en toe even zoeken is, omdat we allemaal verschillende organisaties zijn. Dus soms moet je even uitzoeken wat de goede vragen zijn en wat de goede aanpak, elke organisatie is immers anders.. Op de universiteit zijn al veel mensen heel enthousiast bezig maar de City Deal is nog niet heel breed bekend bij onze onderzoekers en docenten. Daar werken we nog aan. Maar er is al veel bereikt en er is veel enthousiasme onder studenten maar ook onder medewerkers van de gemeente voor dit project.”

Ben je zelf als rector erbij betrokken?
“Jazeker. We hebben dit project  natuurlijk ondergebracht bij Leiden Kennisstad en daar is ons College van Bestuur bij betrokken. Ook ik als rector schuif daar aan. Een keer per jaar komen de betrokken besturen bij elkaar, dus burgemeester en wethouders samen met bestuurders van de hogeschool en universiteit. Ik zie natuurlijk ook de projectleider regelmatig. We zijn nu in de fase van een nieuwe aanvraag schrijven [of indienen? – CvO]. Daar ben ik natuurlijk nauw bij betrokken. Ik vind het zelf echt een hartstikke mooi project. Het laat zien hoe je als universiteit vlakbij in je eigen omgeving impact kan hebben in de samenleving. We kunnen ons dus direct inzetten voor de stad waarin we zijn gevestigd.”

Wat voor thema’s maken het succes van de City Deal in Leiden?
“We hebben gezocht naar bestaande samenwerkingen die we al hadden lopen in de stad, zoals rond het thema duurzaamheid. Vooral bij sociale wetenschappen is dat heel goed gelukt. Daar hebben we echt gekozen voor actuele thema’s die echt leven. Denk aan eenzaamheid onder wijkbewoners maar ook onder studenten zelf. Ook diversiteit, inclusie, cybercrime en preventie zijn heel actuele thema’s. Omdat we een brede universiteit zijn, kunnen we vanuit verschillende opleidingen putten die daaraan bijdragen. Nu zijn we bezig met een nieuwe fase en daar willen we toch wel een breder overkoepelend thema aan koppelen, natuurlijk in samenwerking met de hogeschool en stad. Dat wordt het thema Health & Wellbeing. Gezondheid en welzijn: dat is wat breed leeft in de gemeente- en de samenleving –  en waar we als universiteit ook sterk  in. Dat is dus win-win en zal in de nabije toekomst de de focus worden.”

Hoe staat het met die nieuwe fase?
“We doen nu de aanvraag. Vanaf 2022 gaat het lopen. Leren met de Stad wordt dan verder geïntensiveerd en dan dus vooral langs de lijnen Health & Wellbeing. Daar werken we dan aan in projecten maar ook in Leren met de Stad op locatie. Hier leveren studenten op locatie in een wijk een bijdrage aan die wijk, samen met bewoners en maatschappelijke organisaties. We gaan het vanaf dit academisch jaar dit inhoudelijk invullen en programmeren. Het helpt ook dat we zijn aangesloten bij het Leids Preventieakkoord, een ander programma waarin 40 partners samenwerken om Leiden gezonder te maken..”

Gaat dat werken in de wijk de relatie tussen studenten en Leidenaars verbeteren?
“Goede vraag. Ik weet niet of we daar ooit onderzoek naar hebben gedaan. Voor studenten is het in elk geval heel goed om in contact te komen met wijkbewoners. Ze  hebben onderzoek gedaan naar eenzaamheid en bijvoorbeeld een project opgezet waarin soep werd uitgedeeld om te kijken of dat dan bindend werkt en helpt. In sociale achterstandswijken hebben studenten onderzocht  waar behoefte aan is. Er is een stadscriminoloog aangesteld, die onderzoek gedaan heeft naar de veiligheid in de stad. De studenten worden zich zo veel bewuster van die bewoners en de stad en wat zij nodig hebben. Aan de andere kant kunnen die bewoners zien wat studenten allemaal doen en wie ze zijn. In Leiden valt het wel mee met de spanning tussen studenten en bewoners. Natuurlijk zorgen studenten wel eens voor overlast, het zijn jonge mensen die op zoek zijn naar nieuwe vriendschappen en plezier maken met elkaar. Daarom is het zo ook zo belangrijk om de bewoners en studenten dichter bij elkaar te brengen.”

Academiegebouw Leiden. Foto: Jannes Linders/Flickr CC.

Hoe staat het met het mbo? Is dat al aangehaakt bij de City Deal?
“Nee, dat is nog niet het geval maar ik sluit niet uit dat dit in de toekomst nog gebeurt.

Waar ben je het meest trots op?
“Ik ben vooral trots op hoe we de verbinding tussen mensen tot stand hebben gekregen. Onze studenten zien nu de meerwaarde van hun kennis en merken concreet welke bijdrage ze daarmee kunnen leveren aan de samenleving. Dat we samen onderzoek doen aan concrete vraagstukken uit onze directe omgeving, vind ik geweldig. We hebben bijvoorbeeld Meet & Match-bijeenkomsten georganiseerd, waar we docenten en ambtenaren ondersteunen in de samenwerking. Dat succes willen we zeker behouden.”

Is er nog een belangrijke geleerde les in jullie samenwerking, die je zou willen meegeven aan andere steden?
“Waar je altijd  mee moet beginnen is de inhoud. Is het vraagstuk belangrijk voor de stad, klopt het met de kennis die wij hebben en bij de partners die erbij betrokken zijn? Je moet dus vanuit de inhoud de wetenschappers en studenten erbij zoeken.. Als je met een goede vraag de juiste mensen bij elkaar hebt, dan wordt het echt goed. Dan barst er enorm enthousiasme los.”

De City Deal Kennis Maken zit nu ook in een nieuwe fase. Wat is volgens jou goed om verder te ontwikkelen?
“Waar het landelijke netwerk bij helpt, en verder bij kan helpen, is kennis delen: leren met en van elkaar. Elke regio heeft het project net weer wat anders ingestoken, zowel inhoudelijk als qua aanpak. We merken hoe leuk de uitwisseling is tijdens de bijeenkomsten en in het netwerk. Van best practices, maar ook worst practices. We staan nu met zijn allen voor het vraagstuk: hoe schaal je dit nu op binnen je organisatie en binnen je regio? Dat is het volgende vraagstuk en daar is ook weer die kennisdeling met elkaar voor nodig. In alle opzichten weer een mooie kans om dit project weer verder te brengen.”

Verslag sessie ‘Landelijk doorpakken: structureel samenwerken’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In een van de lunchsessies sprak Martin Schulz, co-decaan Nederlandse School voor Openbaar Bestuur in een “Vraag maar raak” gesprek met Cees Hogendoorn van het Avans ondernemerscentrum en Marcel de Heer (gemeente Breda) over de CDKM-pilot ‘Structurele samenwerking Avans & gemeente’.

Drie jaar geleden besloot Breda als hbo-stad mee te doen met City Deal. “We wilden de samenwerking tussen gemeente en hogescholen beter op de rails krijgen. Daarom hebben we onze visie ontwikkeld. Die hebben we weergegeven in de praatplaat. We hebben meer structuur gekoppeld aan onze strategische vragen. Zo hebben we het Urban Living Lab opgezet in de voormalige koepelgevangenis waar we fysieke ontmoetingen organiseren. Ook zijn er digitale ontmoetingsplekken opgezet die beter zichtbaar moeten maken wie betrokken is en bij welke projecten.”

Vitaliteit

Het thema dat centraal staat in Breda is vitaliteit, dat weer wordt gekoppeld aan andere thema’s als inclusie, energietransitie, smart mobility en digitalisering. “We willen van projectmatig naar programmatisch werken gaan, met alle kennisinstellingen in de stad, inclusief de Defensie Academie. Daar hopen we de resterende City Deal periode mee verder te gaan.”

“Voorheen misten we kansen omdat we niet wisten wat er liep bij de gemeente”, licht Hagendoorn toe. “Hoe zorg je ervoor dat onderwijs en onderzoek goed aansluit bij de behoefte van de gemeente?”

Schulz deelt een denkraam met het City Deal Breda. Zijn specialisatie ligt rond het gevoelige snijvlak tussen politiek en bestuur, en het verduurzamen en opschalen van experimenten in het publieke domein. Hij is een van de auteurs van het essay Experimenteren en Opschalen. In die rol ging hij in de sessie in gesprek het Bredase City Deal netwerk over al hun vragen rond structureel bestuurlijke samenwerking en grootschalige opschaling. Want hoe schaal je op?

We experimenteren in ieder geval heel veel, pas na afloop vragen we ons af wat we doen met de resultaten. Er zijn heel veel vormen van experimenteren. Een voorbeeld is het experiment met 10-14 scholen, waarbij het hele schoolsysteem op de schop moet, zodat kinderen niet al zo snel worden gekwalificeerd voor hun vervolgonderwijs. Een ander experiment is het inschakelen van roofvogels om vijandige drones uit de lucht te halen. Het opschalen van experimenten is bedoeld voor maatschappelijke grote opgaven.

Er zijn twee redenen om te experimenteren”, volgens Schulz. “Om bewijs te verzamelen, om te kijken of iets werkt. Bijvoorbeeld de pilot met de roofvogels. Dat bleek uiteindelijk niet te werken. Of om beweging te veroorzaken. Denk aan circulaire landbouw, waarvoor we meer actoren en dynamiek willen creëren.”

Beweging

De praatplaat van de City Deal Breda laat beweging zien, concludeert Schulz. De City Deal wil groeien en partijen engageren. Dat beaamt De Heer. “We zijn de beweging gestart door gewoon te beginnen. Geïnspireerd door andere steden zijn we op zoek gegaan naar de oliemannetjes in Breda om ook hier de beweging op te zetten.”

De aanpak van Breda is heel navolgbaar aldus Schulz. Maar wat willen ze bereiken? Oogsten of opschudden? “Wil je bewijzen verspreiden, praktijklessen delen binnen het bestaande pad? “, vraagt Schulz. “Of wil je het systeem, het pad zelf, opschudden? Bij de eerste vorm kan het gaan om het overbrengen van informatie vanuit het experiment, maar ook om professionalisering van de werkwijze.”

Wat Breda vooral oogst volgens Schulz is het opzetten van een beweging. Daar zijn ook De Heer en Hagendoorn het mee eens. “Het is mooi dat er samenwerking ontstaat, het gaat niet in één keer. Als een enthousiaste docent met studenten in de wijk aan de slag gaat, leidt dat niet meteen tot concrete resultaten, maar we zetten wel iets in beweging.”

Toch zijn er ook concrete resultaten te zien. Dat werd vorige week duidelijk: in een Onderwijscafe presenteerden studenten van de BUAS en Avans hun resultaten, na een samenwerking met het Amphia ziekenhuis over de vraag hoe mensen na kanker weer kunnen terugkomen op de arbeidsmarkt. Het ziekenhuis heeft gezegd de resultaten verder te gaan brengen.

Lees ook het interview over opschalen met Martin Schulz op deze site .

Verslag sessie ‘Een kijkje in de keuken van Leiden’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Vanuit Leiden delen in de sessie Een kijkje in de keuken van Leiden: City Deal Kennis Maken in de praktijk programma adviseur Esther Haverkort en projectmanager Marieke van Haaren van Leren met de Stad en Han Nijssen, programmamanager Leiden Kennisstad, over de samenwerking in de stad. Sinds kort heeft Leiden een locatie in de wijk Leiden-Noord geopend: Leren met de Stad I Op Locatie.

Leren met de Stad is een echt Leids platform voor concrete en structurele samenwerking tussen hogeschool, universiteit, gemeente en maatschappelijke organisaties. De samenwerking is erop gericht om vraagstukken uit de stad op te lossen, in samenspraak met de bewoners. Leren Met De Stad is opgezet om toe te voegen aan Leiden Kennisstad. Het gaat om bundeling van de kennis die er al is.

“Samen willen we de stad mooier, leuker maken voor iedereen”, licht Van Haaren toe. “Aan alle kanten zitten er voordelen. We mobiliseren Leids talent om te werken aan maatschappelijke opgaven in de stad. We delen onze kennis en maken nieuwe kennis beschikbaar voor iedereen. Zo profiteert de stad van jonge denkers en doeners en bieden we studenten een contextrijke omgeving.”

Meet & Match

We leren steeds meer organisaties kennen en zijn continu aan het netwerken, aldus Van Haaren. Daarvoor organiseert Leren Met De Stad steeds Meet & Match bijeenkomsten, waar onderzoekers en docenten in gesprek gaan met elkaar en met de praktijk. Thema’s waaraan wordt gewerkt zijn onder meer eenzaamheid, vergrijzing, duurzaamheid, sociale impact van corona en laaggeletterdheid. De gemeente heeft daarvoor een plan van aanpak opgesteld en heel expliciet aan de universiteit en hogeschool gevraagd mee te denken voor de uitvoering ervan en onderzoek te doen naar de interventies die dan straks worden uitgevoerd.

“Via dit thema worden we ook weer verbonden aan allerlei maatschappelijke organisaties. Dat is leuk. Door een aanbesteding vorig jaar zijn een aantal nieuwe organisaties in het sociaal domein bijgekomen in Leiden. Zij zijn ook actief op het thema eenzaamheid. Zo ontstaat weer een mooie samenwerking.”

Leren met de Stad I Op Locatie

Leren met de Stad I Op Locatie is geïnspireerd op het succesverhaal van BOOT in Amsterdam. “We hadden eigenlijk september vorig jaar de kenniswinkel willen openen”, vertelt Haverkort. “Dat lukte door corona niet. Sinds 8 februari zijn we open op een echte locatie in de wijk Leiden-Noord. Hier werken studenten, in samenwerking met bewoners, aan activiteiten die bewoners ten goede komen. In plaats van vier dagen open, kunnen we nu nog maar één dag per week open zijn.”

De kracht is dat het gebouw midden in de wijk ligt, aldus Haverkort. Hier komen allerlei maatschappelijke organisaties bij elkaar, waaronder welzijnsorganisaties, een bibliotheek en een school. Overigens was het best spannend, want sommige organisaties waren argwanend voor de komst van de studenten die de sociaaleconomische positie van de wijk willen verbeteren. Dat was toch hun werk? “Daarom is het zo belangrijk om kennis te maken met partners.”

Inmiddels is de samenwerking zo goed dat er bijna een soort concurrentiestrijd plaatsvindt welke organisatie met de studenten aan de slag mag. “We zijn echt verbinder, bruggenbouwer. Voor de studenten is leuk dat ze meteen vanaf dag één de context leren kennen waarom ze de studie doen, wat het kan betekenen voor mensen waar het over gaat en kunnen ze toekomstige professionele competenties opdoen. Community Service Learning, de basis hiervan, gaat om wederkerigheid. Bijvoorbeeld om een respectvolle manier samenwerken met de meest kwetsbare bewoners.”

De studenten blijven voor een periode van vijf tot tien weken werken aan een project. Vaak wordt het dan overgedragen aan een volgende groep. “Het is indrukwekkend hoeveel vertrouwen er is om met ons samen te werken.”

Tips & Tricks

Van Haaren geeft de deelnemers aan de sessie nog vijf tips en tricks mee.

  1. Ontwikkel een kennisinfrastructuur en onderwijsketen, zodat er een kenniscyclus ontstaat.
  2. Werk vanuit een leeromgeving op basis van wederkerigheid en co-creatie.
  3. Haak aan bij bestaande infrastructuren en gebruik de stad efficiënt zonder de stad en haar burgers te overvragen.
  4. Begin stap voor stap, via verschillende niveaus van CSL: low, medium, intensive.
  5. Zorg voor een goede governance voor het hele proces: van CvB tot docent.
  6. Zorg dat er middelen zijn om aan te jagen, te verleiden en inspanning te belonen.

Belangrijk is het ook te realiseren dat dit soort aanpak er een van de lange adem is, vult Han Nijssen aan. “Een belangrijk resultaat is al dat raden van bestuur en colleges B&W elkaar ontmoeten. Hoe je van project naar beleid komt is echt wel een weg te gaan. Daarom is de City Deal zo belangrijk. Die laat zien dat er interesse is vanuit anderen.”

Mbo erbij betrekken

In Leiden is er nu de opdracht om het mbo erbij te betrekken, aldus Nijssen. Na de zomer zal er een aparte samenwerkingsovereenkomst worden getekend. De reden waarom het niet eerder kon, was dat ROC Leiden nagenoeg failliet was, en nu pas weer is opgekrabbeld en oog heeft voor de stad. Nijssen waarschuwt voor de bestaande schotten tussen mbo en hbo en universiteit. “Die worden vooral door het Rijk hooggehouden.”

“Het gaat dan ook vooral om een beweging opzetten. Hoe kan je iets betekenen voor je eigen stad, regio en voor Nederland? Probeer dat met elkaar te verkennen. Volgend jaar zijn de gemeenteraadsverkiezingen. Kijk hoe je de samenwerking, de DNA van je stad in het coalitieakkoord krijgt? Dat is een mooie uitdaging. Bij ons heeft het geen windeieren opgeleverd.”

Lees ook het interview dat Marieke en Esther recent deden op Agenda Stad.

Verslag sessie ‘Het opzetten van Nano-Challenges: alle tips & tricks’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Van rokersoverlast tot parkeeroplossingen. In een geanimeerde sessie vertelde coördinator Wiro Kuipers van het EnschedeLAB een kleine twintig deelnemers meer over de nano-challenges waarin studenten van verschillende kennisinstellingen in vier dagen samenwerken aan maatschappelijke vraagstukken.

Het EnschedeLAB is hét City Deal Kennis Maken project in de Twentse hoofdstad. In dit lab werken studenten Universiteit Twente, Saxion Hogeschool, ROC van Twente en AKI/ArtEZ samen aan échte vraagstukken uit de stad. Geïnspireerd door de Utrechtse Challenges is Kuipers naar de regiegroep gestapt met het idee voor de nano-challenges.

En zo kreeg het EnschedeLAB de opdracht om Challenges te organiseren die multilevel samenwerken met de stad stimuleren. De casus moest het liefst multidisciplinair zijn met een designcomponent. In vier dagen tijd doen studenten ervaringen op met samenwerken met andere disciplines en met ontwerptools. Doel daarbij is niet om uitgekauwde oplossingen te bedenken voor deze vraagstukken, maar meer oplossingsrichtingen. Die kun je dan verder brengen in het onderwijs als estafette binnen projecten van verschillende opleidingen van de kennisinstellingen. Andere studenten pikken het weer op en brengen het weer verder. De nano-challenges worden begeleid door een docent van elke betrokken instelling.

Vier stappen

Om weg te blijven van alleen maar hippe termen, heeft Kuipers de nano-challenges platgeslagen in vier stappen, per dag één stap. De eerste stap is om uit te zoomen. Op dag 1 vormen de studenten hun teams en maken ze per team een Miro, een online whiteboard, aan. Ze krijgen hun opdracht en kijken dan vooral naar het maatschappelijk vraagstuk en de context eromheen. Wie zijn de stakeholders, welke belangen spelen mee?

De tweede stap, dag 2, is inzoomen. Kuipers: “Dan stappen we in de schoenen van de mensen voor wie we het doen. Welke ervaringen zijn eerder opgedaan? We nodigen studenten uit om ontwerper te zijn, kijken naar eventuele conflicten. We ontwerpen een scenario. Wat is nodig om de wens van een stakeholder te realiseren?”.

De derde stap is praktijkverrijking: de studenten gaan daadwerkelijk aan de slag om oplossingen te verzinnen en creëren. Dat begint met een brainstorm om zoveel mogelijk ideeën op tafel te krijgen. Met de ideeën die meteen uitvoerbaar zijn gaan ze onmiddellijk mee aan de slag. “We zoeken echte originele ideeën die uitvoerbaar zijn”, legt Kuipers uit. “Dat betekent keuzes maken welke richting ze opgaan. Hier introduceren we de creative coaches die hen ondersteunen. Aan het eind van de dag doen we een snelle pitch.”

De vierde stap op de laatste dag is reflecteren. De groepsdynamiek is daarbij belangrijk. Kuipers: “We gaan eerst een keuze maken uit de concepten. Dan gaan we nadenken over beren op de weg, welke vragen zijn er te beantwoorden. Vooral de ethische reflectie is nog een uitdaging. Is onze oplossing wel echt een toevoeging? Levert het geen schade op voor mens en milieu. De presentatie doen we in Zoom, zodat we het kunnen opnemen. We eindigen met een MentiMeter en een certificaat van deelname. Dat waarderen de studenten. Soms maken we er een vervolgopdracht van.”

Opdrachtgevers

De maatschappelijke organisaties, waaronder de gemeente, die de opdracht geven, blijven tijdens de hele nano-challenge betrokken. Op de eerste dag verstrekken ze de opdracht. Op de tweede dag worden ze geïnterviewd door de studenten en op de vierde dag zijn ze betrokken bij de reflectie. Voor de meeste studenten die meedoen is het deel van het curriculum. Een klein deel doet vrijwillig mee, en dat zijn wel de meest gemotiveerde deelnemers, aldus Kuipers. Het is aan de opleidingen zelf hoe ze het willen vormgeven.

Samenwerken

Het samenwerken met andere opleidingen vinden de studenten erg leuk, aldus de coördinator. “Ze zien andere studenten dan normaal, werken in het Engels en aan vraagstukken die ze niet gewend zijn. Waar je ziet dat het fysiek soms stroef verloopt zie je dat er online de tijdsdruk groter is en ze wel aan de slag moeten.”

Aan de derde nano-challenge deden 30 studenten in 6 teams van 5 mee. Kuipers: “De eerste nano-challenge deden we nog in het Nederlands. Maar we bleken daarmee internationale studenten buiten te sluiten. Daarom hebben we voor Engels gekozen. Ook al vinden sommige ROC-studenten dat lastig, er is sindsdien geen student meer afgehaakt. Overigens is het Engels vooral alleen in plenaire sessies.”

Er zijn tot nu toe drie nano-challenges uitgevoerd en het EnschedeLAB wil er elk kwartiel een doen. Daarbij zoekt Kuipers meer samenwerking met andere partners, zoals de denktank Keeping Talent in Twente, waarin in een van de wijken wijkraad, bewoners en studenten samenwerken aan het thema student housing. Ook wil Kuipers meer docenten trainen zodat ze zelf nano-challenges kunnen uitvoeren. “Ik wil voorkomen dat de nano-challenge alleen aan mij hangen. Daarom willen training geven aan docenten, zodat ze nano-challenges als een soort bootcamp kunnen inzetten om snel een vraagstuk te verkennen voor komend half jaar.”

Meer weten over de nano-challenges? Lees ook het interview met Wiro Kuipers dat hij eind vorig jaar deed op Agenda Stad en kijk op de website van EnschedeLAB.