Samenwerken in een contextrijke leeromgeving

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Blue City.
Blue City.

Blue City, gevestigd in het voormalige Tropicana-zwembad, is dé plek in Rotterdam voor iedereen die bezig is met de circulaire economie. Tussen de startups en andere ondernemers is ook plek voor studenten van Hogeschool Rotterdam. Om verbinding te krijgen met de ondernemers. Maar wat is daarvoor nodig? Katri Kaunismaa regisseur samenwerking Hogeschool Rotterdam en Blue City deed een onderzoek met subsidie van de City Deal Kennis Maken onderzoekregeling.

Waarom een onderzoek naar Blue City?
Kaunismaa: “Het idee voor dit onderzoek is ontstaan vanuit de bestaande samenwerking die we als Hogeschool Rotterdam hebben met Blue City. Zes jaar geleden kwam deze circulaire hub hier in de stad. Met zo’n unieke hub moeten we wel wat mee. Circulaire economie is namelijk een hele belangrijke maatschappelijke verandering, waar wij als hogeschool op wilden aanhaken. Zo is de samenwerking drie jaar geleden ontstaan. Het is handig om in die startup hub een plek te krijgen. Dan komen we in contact met die startups. We hebben een ruimte gehuurd, een soort klaslokaal, en we huren ook nog zes werkplekken in het laboratorium. Dan zitten we in ieder geval dichter bij de context van circulaire economie. Wat kan die samenwerking opleveren voor beide partijen?”

Wat heb je precies onderzocht?
“We willen proberen meer opleidingen, docenten en studenten bewust te maken dat de mogelijkheid bestaat om te werken in Blue City, dat we daar een lokaal hebben en terecht kunnen. Dat is lang niet bij iedereen bekend. In het onderzoek monitoren wie er komt, hoe het wordt gebruikt. Het is echt een heel praktisch onderzoek, niet echt een wetenschappelijk onderzoek. Wat zijn de belangen in de contextrijke leeromgeving waarin we zitten? Welke belangen zijn er voor zowel de opleidingen, de onderzoekers als de connectie met de ondernemers, die er ook zitten? Wat hebben die ondernemers nodig? We hebben daarvoor een aantal sessies georganiseerd op de hogeschool om te kijken wat onze opleidingen nodig hebben. We hebben gesproken met de mensen die de grote lijnen schetsen voor onderwijs en onderzoek: met iemand van het college van bestuur, een aantal directeuren die hiermee bezig zijn, en met lectoren. Daarnaast hebben we ook input opgehaald van docenten en hoofddocenten, die ook echt in het klaslokaal in Blue City gaan lesgeven. Wat hebben zij nodig? Docenten zijn zelf capabel om connecties met de bedrijven te maken, dat hoeven wij niet per se voor ze te doen, maar misschien helpt het wel dat we plek bieden om ze makkelijker tegen te komen.”

Katri Kaunismaa.

Katri Kaunismaa.

De samenwerking met de bedrijven is waar het dus echt om gaat in Blue City?
“Ja. Hoe beter we samenwerken en hoe beter het onderwijs werkt in zo’n hub. Het aanbod aan bedrijven is heel divers. Het zijn niet alleen maar makers. Het gaat allemaal over biocirculariteit, maar er zitten ook marketingbedrijven tussen die gespecialiseerd zijn in circulaire economie. Dat is heel interessant voor onze businessopleidingen. Een belangrijke opbrengst is ook dat we elkaar intern beter zijn leren kennen op zo’n grote hogeschool. Ik ben zelf positief verrast hoeveel mensen er bij ons iets doen met circulariteit. Dat wist ik een jaar geleden niet. Dat is ook een deel hiervan: dat mensen elkaar beter leren kennen. Uiteindelijk moeten de studenten als ze zijn afgestudeerd wel buiten hun eigen grenzen gaan samenwerken met allerlei andere mensen. Hoe eerder ze dat kunnen oefenen in een veilige omgeving op e hogeschool hoe beter. Dat proberen we te stimuleren.”

De studenten konden ook werken in het open lab van de Blue City, samen met startups. Hoe ging dat?
“Dat stuk is wat anders gelopen. Het idee dat onderzoekers en studenten te allen tijde terecht konden in het lab om experimenten te doen liep in de praktijk anders. Het is toch een lab waarmee je zorgvuldig mee om moet gaan met materialen. Dat moet je toch wel op een gestructureerde manier doen. Uiteindelijk hebben we toch afgesproken dat we het niet open gooien, want het bleek niet werkbaar voor de mensen die het lab runnen. We hebben de focus verlegd op hogeschool-studenten die stagelopen bij bedrijven in Blue City, en vanuit die rol experimenten doen in het lab van Blue City.”

Het onderzoek is nu klaar. Wat is de volgende stap nu?
“We proberen nu de vruchten te plukken van het feit dat onze studenten wel in het lab zijn geweest. Hoe kunnen we die kennis vanuit die stageonderzoeken terugbrengen? De studenten zijn echt met hele interessante dingen bezig, bijvoorbeeld voor een ondernemer die decoratie-en isolatiemateriaal maakt uit zeewier, en dat moet getest worden. Dat soort kennis is leuk om terug te brengen naar het onderwijs, zodat niet alleen die ene stagiair er iets aan heeft, maar dat de kennis ook wordt verspreid. Daar kijken we nu naar hoe we dat kunnen organiseren. Het gesubsidieerde deel is nu afgelopen. We gaan door met docenten die de stagiaires begeleiden in Blue City, met hen kijken we welke plek kunnen we het terugbrengen in het curriculum, en meer studenten bewustmaken van circulaire economie en de oplossingen die vanuit de bedrijven komen.”

Heb je al een idee hoe die kennis kan worden verder gedeeld?
“De meest voor de hand liggende optie is in verschillende projecten in de eerste twee jaar, of dat het terugkomt in minorenonderwijs in het derde jaar. Het verschilt natuurlijk per opleiding wanneer ze met deze projecten bezig zijn, dus het moet ook maatwerk worden.

Wat kun je vanuit het onderzoek meegeven aan het City Deal Kennis Maken netwerk?
“Wat ik zelf heb geleerd is dat de contextrijke leeromgeving heel belangrijk is, en die praktijk veel kan bieden. Anders blijft het een beetje in de theorie hangen, en zie je als student niet hoe het in het echt gebeurt. Het kan enorm helpen bij de bewustwording van zowel studenten als docenten. Het is goed om met je onderwijs in zo’n plek te zitten, ook om echt goede stageplekken te bieden voor de studenten, die iets met circulariteit willen. Voor een thema dat doorbreekt en steeds belangrijker wordt, is het dus juist goed om in zo’n hub te zitten. Zodat studenten er mee kunnen experimenteren: wat werkt, wat niet? De andere les die ik heb geleerd is dat je met de partner hele goede afspraken moet maken. Maak hele goede afspraken, maak goed duidelijk wat de verwachtingen zijn van beide partijen, en schrijf het duidelijk op.

Blue City.

Blue City.

Hoeveel studenten werken momenteel nog in Blue City?
“Op dit moment werken er twee studenten bezig in het lab, het hangt af per semester. Elke week komen er drie of vier groepen werken in het lokaal vanuit minor onderwijs. Sporadisch komen er nog andere groepen, met name onder de ondernemersopleiding is het heel populair. Die vinden het geweldig om tussen de startups te werken. Onze enige eis is dat ze wel echt iets doen met circulariteit. Dat is de reden waarom we in Blue City zitten.”

De regio moet meer een plek krijgen in het hogeronderwijsbeleid

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De hogeschool is een spil in de regio. Het zorgt voor levendigheid en draagt bij aan innovatie. Toch komt die regio nauwelijks voor in het hoger onderwijs- en onderzoeksbeleid. Dat moet anders, stelt Anka Mulder, voorzitter van het College van Bestuur van de Saxion Hogeschool. ‘Met de City Deal Kennis Maken is daarvoor al een eerste stap gezet.’

Anka Mulder is sinds 2018 voorzitter van het bestuurscollege, en is afkomstig uit de universiteitswereld. Ze werkte eerder als lid van het college van bestuur van de TU Delft, en is een internationaal expert op het gebied van digitaal onderwijs. Wat haar meteen opviel toen ze de overstap maakte naar de hogeschool is hoe sterk de link met de regio is.

Hoe ziet die verbinding eruit in Enschede, Deventer en Apeldoorn, waar Saxion is gevestigd?
Mulder: “Natuurlijk verschilt het heel erg per onderwijssector. We hebben al lang goede banden in de regio met de organisaties, bedrijven, zorginstellingen, maar ook de gemeenten. Hiervoor heb ik vijftien jaar in het wo gewerkt. Daar is dat toch wel anders, die speelt meer een nationale of internationale rol. Als Saxion Hogeschool zijn we erg verankerd in de regio. We zitten echt in de haarvaten van Oost-Nederland. Bijvoorbeeld 70 procent van onze studenten in Twente blijft na het afstuderen in de regio werken. Vanuit onze eigen instellingen zie ik dat we in Enschede al heel goed verbonden waren en dat het in Deventer, mede dankzij de hulp van de City Deal, echt is verbeterd.”

Anka Mulder.

Hoe zie je dat die verbinding in Deventer is verbeterd door de City Deal?
“In Deventer merkten we dat onze studenten nog niet zo betrokken waren bij de stad, ook al hebben we daarin al wel stappen gezet, met een stadslab bijvoorbeeld. We zien nu dankzij dat stadslab en dankzij de City Deal Kennis Maken dat het aantal studenten dat actief betrokken is bij vraagstukken  de stad verviervoudigd is. Dat vind ik erg mooi. Samen met de gemeente Deventer, City Marketing, ROC Aventus èn studenten denken we na over hoe Deventer meer neer te zetten als studentenstad. Ik denk dat mensen Deventer vooral kennen als hele mooie en authentieke stad, maar dat er nog wel wat kan worden verbeterd om de stad ook aantrekkelijker te maken voor jonge mensen, voor studenten. Citymarketing heeft daar natuurlijk een belangrijke rol in, maar hoe leuk is het om dit juist ook met studenten te bespreken?”

Je stelt dat het hoger onderwijs essentieel is voor de regio. Waaruit blijkt dat?
“Na bijna vier jaar werken bij Saxion zie ik om mij heen hoe ontzettend belangrijk hoger onderwijs is voor de vitaliteit van de regio’s waarin we werken. Zonder studenten is er echt een stuk minder levendigheid. Ook onze alumni vervullen een enorme berg vacatures. Zonder ons praktijkgericht onderzoek is er veel minder innovatie. Onze onderzoekers werken momenteel in lokale hubs samen met bedrijven in Enschede, Apeldoorn, Deventer, Haaksbergen, Tubbergen en Zwolle. Met die mkb-bedrijven werken ze samen aan innovatie. Als zij er niet zijn dan zit er echt een grote kink in de kabel van innovatie. Je ziet steeds meer hoe belangrijk hoger onderwijsinstellingen zijn voor de regio. Gemeenten zien dat ook. Niet voor niets proberen ze universiteiten en hogescholen naar hun stad te brengen. Heel logisch is dat.”

Maar de regio komt dus niet terug in het hogeronderwijsbeleid?
“Nee. Terwijl iedereen weet hoe belangrijk het is, komt het woord regio niet terug in ons hoger onderwijs- en onderzoeksbeleid. Dat is raar. Alles is nationaal ingeregeld. Ik denk dat de City Deal daar een hele mooie stap in is. Die is klein gestart en heeft kleine, en soms grotere, successen behaald. Mensen hebben elkaar beter leren kennen over en weer. Ik denk dat het een hele mooie eerste stap is om de regio een plek te geven in het hoger onderwijs- en onderzoeksbeleid en welke successen je krijgt als je investeert in de regio.”

Wat zou een volgende stap kunnen zijn?
“Als ik kijk naar de toekomst zou je met de City Deal een vervolgstap kunnen zetten om die regiofunctie van het hoger onderwijs te helpen versterken en daarmee dus de verankering in de regio. Ik ben dan ook heel erg benieuwd naar wat de vervolggedachten zijn, ook vanuit het ministerie achter de City Deal. Financieel was de eerste stap klein maar toch vrij succesvol. Dat komt ook doordat de City Deal heel goed paste bij een aantal ontwikkelingen die mensen al waren gestart.”

Wat voor ontwikkelingen zijn dat precies?
“Je ziet overal dat organisaties en bedrijven in de regio’s talent en kennis opzoeken. Ik denk dat deze City Deal heel goed past bij deze trend. Ook in onze regio’s is deze trend al langer gaande. Kijk naar Enschede. Onze technische labs zijn echt ontmoetingsplaatsen waarin wij met het mkb werken aan innovatievragen. Samen met het ROC van Twente en de Universiteit Twente hebben we hubs opgezet in kleinere gemeenten in de Achterhoek en Twente, die worden gerund door alumni en waar stagiaires terecht kunnen en mensen elkaar ontmoeten, en waarbij het bedrijfsleven in contact komt met onze trainees en studenten.”

Wat is volgens jou nodig voor die volgende stap?
“Ik denk dat voor alle partners stabiliteit belangrijk is. Anders kan je niet iets opbouwen. Ook de City Deal gaat over het opzetten van langdurige relaties met elkaar. Niet een projectje hier, telefoontje daar. Je wil een huwelijk, geen kortstondige relatie. Het gaat om programma’s ontwikkelen en elkaar langjariger spreken. Helderheid voor de langere termijn is belangrijk voor alle partners. Een zorg die ik heb voor die stabiliteit is dat we als hogescholen worden gefinancierd per student.”

In hoeverre brengt dat dan de gewenste stabiliteit in gevaar?
“De feitelijke bekostiging die we krijgen is voor onderwijs. Of we nu een City Deal- of onderzoeksproject doen, in relatie met de provincie of met iets internationaals, alles komt uit het budget voor het onderwijs. Dus je kunt je afvragen als we zo’n belangrijke regionale rol hebben zou daar dan ook geen financiering voor moeten komen? Op het moment dat we minder studenten krijgen, -en Saxion zit in zo’n krimpregio-, wordt het voor ons best moeilijk om te blijven investeren in die rol in de regio met al die hubs. Maar ook voor de City Deal. Voor de City Deal is het dus goed dat het wat langjariger wordt en dat we elkaar die stabiliteit gunnen.”

Hoe krijg je de opgedane kennis terug naar de samenleving?

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Hoe kunnen studenten bijdragen aan een veiligere maatschappij? In de nieuwe bacheloropleiding Security Studies aan de Universiteit Leiden gaan ze in de praktijk aan de slag te gaan met ‘real-life’ vraagstukken op het gebied van veiligheid. Met hulp van de onderzoeksregeling City Deal Kennis Maken onderzochten programmadirecteur Daan Weggemans en onderzoeker Saskia Postema hoe deze nieuwe innovatieve onderwijsvorm het best ingevuld kan worden.

Waar draaide het onderzoek Integrated Learning: Van de collegezaal naar de praktijk en weer terug precies om?
Postema: “Wat we hebben willen onderzoeken is wat de beste manier is om de koppeling tussen wetenschap en studenten enerzijds en samenleving anderzijds vorm te geven. In integrated learning brengen we maatschappelijke vraagstukken in het academisch onderwijs, en de studenten naar de praktijk. Zij doen wetenschappelijke kennis en ervaring op in geïntegreerde projecten. Maar hoe zorg je er daarna voor dan dat dit weer terugkomt bij de maatschappij, en dat het werken aan maatschappelijk vraagstukken ook echt een deliverable oplevert voor de maatschappij en omgeving?”

Daan Weggemans.

Daan Weggemans.

Wat was de aanleiding voor dit onderzoek?
Weggemans: “Security Studies richt zich op het doen van onderzoek naar veiligheid. Daar passen heel veel links en verbindingen met die praktijk in, om het zo tastbaar mogelijk te maken. De onderzoeksregeling was een mogelijkheid om daar echt bij stil te staan: een idee te ontwikkelen en te theoretiseren en het tegelijk praktisch handen en voeten te geven en verbindingen te leggen met de praktijk. We zitten in de regio Den Haag-Leiden, een plek waar je duizend en één kansen hebt om iets met veiligheid te doen. De regeling gaf ons de luxe om een jaar lang deze onderwijsfilosofie uit te werken. We kunnen hiervan de komende jaren de vruchten plukken. Het is namelijk een cirkel dat we elk jaar gaan herhalen. We hebben twee Integrated Learning vakken in het programma Security Studies die we hier structureel aan hebben gekoppeld. Hierin laten we studenten aan de slag gaan met praktijkvragen, en dat willen we elk jaar gaan ophalen. Dankzij de regeling hebben we het goed in de steigers kunnen zetten.”

Wat hebben jullie concreet gedaan in het onderzoek?
Postema: “Onze aanpak was tweeledig. Allereerst lag de focus echt op de theoretische fundering die we rond wilden krijgen. Wat is nou precies die onderwijsfilosofie van integrated learning? Waar bestaat het uit? Wat zijn de essentiële stappen die nog vaak missen om die laatste link te slaan, terug naar de maatschappij? Het andere deel was gericht op de slag maken richting praktijk, en ervoor te zorgen dat studenten ook de middelen hebben om hiermee aan de slag te gaan. Dat betekende echt het professionaliseren van de twee vakken. In deze vakken krijgen studenten heel veel ruimte om zelf aan de slag te gaan met vraagstukken van partners uit de veiligheidssector en uit de omgeving. Als ze bijvoorbeeld gevraagd worden om een beleidspaper te schrijven of om een podcast af te leveren of andere vormen waarmee ze gedragsverandering kunnen stimuleren, dan moeten ze dat echt op een professionele manier kunnen doen. Dan gaat het dus om de aanschaf van podcast- of filmapparatuur en software.”

Weggemans: “We hebben daarvoor eerst een rondje langs de velden, -gemeenten, politie en andere relevante veiligheidspartners-, gemaakt om input op te halen. Waar zitten jullie mee? Waar willen jullie nou een antwoord op van onze studenten? We hebben bijna 250 studenten per jaar, dat is een leger aan denkkracht. Stel maar vragen. Wij helpen studenten bij het zoeken van een thema, of een onderwerp voor een paper. We hebben bewust gekozen bij de twee vakken voor niet-traditioneel wetenschappelijke output. In plaats van een wetenschappelijk paper, dat nauwelijks wordt gelezen, kiezen we voor een podcast, een filmpje, documentaire, of een change campaign of ondernemersplan.”

Postema: “We hebben als laatste een conferentie georganiseerd waar de studenten hun oplossingen moesten presenteren. De partners waren allemaal verrast door de kwaliteit van waar de studenten mee gekomen waren: de ideeën waren origineel, en de invalshoeken verfrissend. Het interdisciplinaire karakter van het programma draagt heel erg bij aan wat de studenten kunnen doen voor deze partners in de maatschappij. Daarom wilden sommige partners dan ook de samenwerking voortzetten. Dit soort domino-effect is ook iets wat we graag willen.’

Wat voor concrete thema’s en vraagstukken kwamen aan de orde?
Postema: “Voor de politie waren studenten bijvoorbeeld bezig met een aantal onderwerpen die inspeelden op protesten en demonstraties. Wat is de rol van de politie daarin? Wat voor trends zijn er te herkennen? Dit was een onderwerp wat heel erg leefde onder studenten. Er zijn een aantal podcasts en change campaigns gemaakt. Andere onderwerpen waar onze studenten aan werkten waren sex trafficking, veiligheid in het uitgaansleven en coronamaatregelen. Ook voor het Veiligheidshuis in Leiden mochten studenten een opdracht doen, namelijk om te kijken welke factoren verbeterd kunnen worden in het contact met inwoners. Daar hebben studenten een beleidsadvies over geschreven dat op dit moment in overweging wordt genomen.”

Saskia Postema.

Saskia Postema.

Wat zijn de belangrijkste conclusies? Wat zijn de belangrijkste lessen uit het onderzoek?
Weggemans: “Ik denk dat de belangrijkste conclusie is dat dit een leervorm is waarbij dus zowel vanuit de praktijk als vanuit de studenten behoefte aan is. Het helpt studenten verder, het is didactisch veel groter dan wanneer we het allemaal op de klassieke manier in de collegezaal vertellen. De studenten komen nu op plekken, ze horen dingen over wat we in de praktijk doen. Het is het waard om die verbinding te blijven leggen en met elkaar eerst te weten wat er speelt, er vervolgens mee aan de slag gaan.”

Zijn er lessen uit jullie onderzoek die je kan meegeven aan het CDKM-netwerk?
Weggemans: “Hoe groot het potentieel van de studenten voor de praktijk is, dat is een enorme les waar we met zijn allen op door moeten gaan. Je kan echt steden en landen beter maken door de studentenpopulatie te benutten. Zorg ervoor dat ze het leuk vinden, voor hen is het een enorme leerervaring. Dat het twee kanten opwerkt is voor mij de reden waarom het zo leuk is, en we ermee doorgaan in de komende jaren. Constant kunnen we ons afvragen wat er speelt en waar we bij kunnen helpen?”

Postema: “Ook de connectie en het contact onderhouden met het netwerk, niet alleen lokaal maar ook daarbuiten, is denk ik ook heel belangrijk. Alles is tegenwoordig in de wereld zo met elkaar verbonden, dat het ook erg onlogisch is om het alleen op lokaal niveau aan te pakken en niet te kijken naar de complexiteit daarbuiten. Juist die interdisciplinaire aanpak is daarvoor heel erg geschikt.”

Studenten van Security Studies aan het werk.

City Deal Kennis Maken Rotterdam: resultaten in 2020-2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Een mentor aan het werk met een leerling.
Een mentor aan het werk met een leerling.

Sinds jaren werken de Rotterdamse kennisinstellingen met gemeente en maatschappelijke partners samen aan de oplossing van grootstedelijke problemen. Het aantal initiatieven en samenwerkingsverbanden dat daaruit voortgekomen is, is groot en divers.

Mentoren op Zuid (MoZ) is een van de initiatieven die positief opviel, onder meer vanwege de impact. Bij MoZ worden studenten als mentor, coach en maatje voor leerlingen uit het basis- en voortgezet onderwijs ingezet.

Indrukwekkende cijfers

Sinds de start in 2014, zijn er 5.093 matches gemaakt tussen mentor en mentee, waren in 2019 1.232 studenten mentor, werden mentoren door mentees met een 4,1 op een schaal van 5 gewaardeerd en participeren er dit schooljaar twee hogescholen. Indrukwekkende cijfers, maar voor een zo’n succesvol programma zouden meer studenten en leerlingen, en daarmee de stad, moeten profiteren.

Zeker omdat er in Rotterdam vanwege achterstanden zoveel behoefte aan is. Een van de belangrijke speerpunten van het huidige College is gelijke kansen voor iedereen.

CDKM Rotterdam besloot zich actief in te zetten voor MoZ. Met als ambitie het programma inclusief te maken voor de hele stad. En niet alleen voor studenten van het hbo, maar ook het mbo en de universiteit.

Binnen twee jaar wilden we met behulp van deze subsidieaanvraag het aantal programma’s trajecten vanuit MoZ verbreden en aanvullend aan Zuid ook inzetten aan de Noordzijde van stad. Daarnaast het verbeteren van monitoring en upgrades van het programma, door in te zetten op een update van de mentorenapp.

Tevens besteden we extra aandacht aan promotie en kennisdelen, onder andere met een explanimation en podcasts. Op die manier stimuleren we dat meer kennisinstellingen gebruik zullen gaan maken van het succesvolle programma MoZ. Niet alleen in Rotterdam, maar wellicht ook in de overige steden van de City Deal.

Resultaten Mentoren Rotterdam / Mentoren op Zuid

Meer weten over Mentoren op Zuid

Definitieve programma Landelijke Kennisdelingsdag City Deal Kennis Maken

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op vrijdag 12 november vindt de zevende Landelijke Kennisdelingsdag van de City Deal Kennis Maken plaats. In Arnhem en Nijmegen ontmoeten we elkaar op een dag vol inspirerende workshops, demonstraties en lezingen.  Het definitieve programma staat nu vast: Programma City Deal Kennis Maken dag 12 nov.

Zo kunt u onder andere in gesprek met trekkers van CDKM steden over huidige lokale en regionale projecten en verneemt u meer over hoe aan de CDKM deelnemende kennisinstellingen de komende jaren instellingsbrede aanpakken ontwikkelen rond de maatschappelijke opgaven van steden.

Daarnaast presenteren onderzoekers de resultaten van 15 door de CDKM gefinancierde onderzoeken rond het thema “Verbinding met de Samenleving”, nemen lokale experts u mee in de strategie van de Arnhemse Leeragenda, praat u door met Nuffic over het concept Edubadges en het belonen van studenten voor hun inzet rond maatschappelijke opgaven. Op excursie kunt u naar het Nijma Terrein, Honig Terrein, Talent Lab van ROC Nijmegen, Ieder Talent Telt! en de stadswandeling ‘Nijmegen omarmt de Waal’.

Daarnaast wordt op deze dag doorgepraat over de strategische toekomst van de City Deal Kennis Maken.

Lees meer in het programma.

 

Uitnodiging landelijke City Deal Kennis Maken dag – vrijdag 12 november

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Eindelijk! Na twee jaar online bijeenkomsten kunnen we elkaar weer fysiek ontmoeten op vrijdag 12 november, op de zevende Landelijke Kennisdelingsdag van de City Deal Kennis Maken. Het jaar 2021 is voor de City Deal Kennis Maken (CDKM) opnieuw een jaar van kennis delen. Daar willen we bij stil staan in Arnhem en Nijmegen waar we elkaar ontmoeten op een dag vol inspirerende workshops, demonstraties en lezingen. Graag nodigen wij u hierbij officieel uit voor deze landelijke dag.

Een scala aan sprekers hebben reeds toegezegd een bijdrage te leveren. Zo kunt u onder andere in gesprek met trekkers van CDKM steden over huidige lokale en regionale projecten en verneemt u meer over hoe aan de CDKM deelnemende kennisinstellingen de komende jaren instellingsbrede aanpakken ontwikkelen rond de maatschappelijke opgaven van steden.

Daarnaast presenteren onderzoekers de resultaten van 15 door de CDKM gefinancierde onderzoeken rond het thema “Verbinding met de Samenleving”, nemen lokale experts u mee in de strategie van de Arnhemse Leeragenda, praat u door met Nuffic over het concept Edubadges en het belonen van studenten voor hun inzet rond maatschappelijke opgaven. Op excursie kunt u naar het Nijma Terrein, Honig Terrein, Talent Lab van ROC Nijmegen, Ieder Talent Telt! en de stadswandeling ‘Nijmegen omarmt de Waal’.

Daarnaast wordt op deze dag doorgepraat over de strategische toekomst van de City Deal Kennis Maken.

Meer lezen over het programma en aanmelden kan hier.

‘Verbinding is essentieel voor kennis maken’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De City Deal Kennis Maken in Arnhem heeft onder meer de ambitie om in de wijken een multilevel learning community op te zetten rond maatschappelijke opgaven als duurzaamheid en kansengelijkheid. Dat gaat niet vanzelf: stakeholders spreken elkaars taal niet en partners worden moeizaam betrokken in de samenwerking. Met hun onderzoek willen Wietske Kuijer, Saskia Weijzen en Cassandra Onck kijken hoe het beter kan. ‘Verbinding is essentieel.’

Het onderzoek ‘Verhoging van leerpotentieel in de samenwerking rondom gezondheid en kansengelijkheid’ is gesubsidieerd vanuit de City Deal Kennis Maken Onderzoeksregeling. “In dit project willen we onderzoeken hoe het leerpotentieel van de betrokken stakeholders in de samenwerking rondom maatschappelijke vraagstukken in de wijken kan worden verhoogd”, licht Wietske Kuijer, lector Responsief Beroepsonderwijs aan de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN) toe. “Zodat de samenwerking kan worden versterkt, en impact worden vergroot. We kijken wat er werkt, voor wie en onder welke omstandigheden.”

Beroepen van morgen

wietske kuijer

Wietske Kuijer.

Uiteindelijk is het doel om het onderwijs zo te veranderen dat studenten gaan werken aan beroepen van morgen. Want dat is nodig, stelt Kuijer. “Wat we zien is dat de vraagstukken steeds complexer worden en vragen om meerdere perspectieven. Dat vraagt om responsiviteit en nauwe samenwerking met het veld

De aanleiding voor dit onderzoek is de landelijke beweging die gaande is, waarbij studenten, professionals en burgers steeds meer samen met elkaar leren en werken. Kuijer: “Zo ook bij de HAN. Als je echt wil bijdragen aan de maatschappelijke opgave dan werkt het alleen door het met elkaar te doen. met elkaar in dialoog te gaan en samen te werken. Maar hoe dat precies moet weten we allemaal niet precies. Laten we dat vastpakken en kijken in die lokale context wat er gebeurt. Hoe werken mensen samen? Hoe leren ze om samen met daadwerkelijke vraagstukken aan de slag te gaan? Door samen te leren èn te werken ontwikkel je kennis, en dat is relevant voor het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken.”

Saskia Weijzen, hoofddocent social work aan de HAN, is een van de onderzoekers,  die het vraagstuk bekijkt vanuit de insteek van sociaal-maatschappelijke innovatie. “Ik zie dat deze beweging bij heel veel opleidingen in het beroepsonderwijs te vinden is. Die nemen steeds meer hun publieke verantwoordelijkheid voor het maken van een betere wereld. En dat is toch ook de focus van de City Deal? Dat studenten, professionals en inwoners samen werk te maken van maatschappelijke vraagstukken in de wijk. Hoe creëer je zo’n leeromgeving?”

Kansengelijkheid en gezondheid

De onderzoekers mochten meekijken in twee wijken in Arnhem waar City Deal-projecten rond de vraagstukken kansengelijkheid en gezondheid plaatsvinden. Daar maakte ze eerst kennis met de wijkdocenten om een beeld van de rijke leeromgeving te krijgen. Artistiek onderzoeker Cassandra Onck van ArtEZ (University of Arts) , betrokken vanuit het lectoraat Art Education as Critical Tactics, maakte naar aanleiding daarvan  spoken word en poëzie “Ik heb de verhalen van de wijkdocent vertaald. Zij werken als stuwende kracht in die wijken, om vaak met moeite samenwerkingen met partners in stand te houden.”

saskia weijzen

Saskia Weijzen

Na de eerste ontmoeting gingen de drie onderzoekers terug de wijken in om een verhaallijn te maken met de betrokken mensen rondom een concreet project. Daarbij hebben ze iedereen uitgenodigd die belangrijk is geweest voor het project. Een van de projecten was bijvoorbeeld om niet-westerse allochtone ouders te betrekken bij een taalcursus zodat ze thuis een meer taalrijke omgeving kunnen vormen voor hun kinderen in de voorschoolse leeftijd. “In de verhaallijn hebben we gekeken waar dit idee om samen te werken aan dit project begon”, legt Weijzen uit. “Hoe was de situatie toen en hoe nu? Wat waren kritische momenten.” Bij het maken van de verhaallijn was de doelgroep zelf, de ouders die moesten meedoen aan de taalles, afwezig. Ook de betrokken professionals ontbraken. Wel waren er beleidsmakers aanwezig die de taalcursus hadden bedacht. “Heel zichtbaar werd dat de heel erg direct betrokkenen rond deze kwestie niet betrokken zijn. Terwijl de onderwijscontext wel oververtegenwoordigd was, docenten en studenten. Het leven zelf in die wijk dus niet.”

Ruimte voor ontmoeting

Waarom de bewoners ontbraken op de bijeenkomsten is niet precies duidelijk, vertelt Kuijer. “Wel waren de projecten een stuk kleinschaliger toen we ermee startten in de wijk, dan nu. Er was meer ruimte voor ontmoeting. Nu hebben we met elkaar opgeschaald en is er een instroom elk semester van nieuwe studenten. De focus ligt nu meer op projecten binnenhalen en zorgen dat studenten aan het werk kunnen, dan op het maken van tijd en ruimte om daadwerkelijk samen te werken en te leren. Dat ligt niet aan de intenties van de mensen. We hebben gehoord dat iedereen het gedachtengoed van samen leren en samen werken heel erg omarmt. Ik denk dat tijd een belangrijke factor is.”

De intenties om te verbinden zijn er zeker in de wijk, tegelijkertijd hebben we ook gezien dat het belang van het verbinden is onderschat, vertelt Weijzen. “We hebben er in dat contact nauwelijks iets over teruggehoord. Studenten wisten eigenlijk niet hoe ze met een doelgroep in contact moesten komen.. Je moet over je grens heen kijken om kennis te maken met de ander.” Toch konden de projecten wel slagen zonder die interactie, zowel door de ogen van de opleiding als door de ogen van opdrachtgever, bleek uit het onderzoek.

Een belangrijke conclusie van Weijzen, Onck en Kuijer is dan ook dat de toevoeging van zulke projecten niet alleen de oplossing van problemen in de wijk is, maar dat het echt gaat om het samen creëren en daarvoor moet je echt kennismaken. “Het gaat om ontmoeten en verbinden”, legt Kuijer uit. “Dat is niet zo eenvoudig als we denken, daar moet je echt tijd voor maken. Verbinden is essentieel gebleken. Op het moment dat je dit soort initiatieven start moet je daar ook heel bewust mee bezig zijn. En misschien wel kennismaken als doel neerzetten in plaats van als middel om tot een oplossing komen van maatschappelijke vraagstukken. Dat is een van onze aanbevelingen. Kennismaken is eerst belangrijker dan kennis maken.”

Cassandra Onck

Cassandra Onck.

Eigenlijk is dat hetzelfde, stelt Onck. “Als je kennismaakt met elkaar maak je kennis met elkaar. Dat kan gaan van persoon tot persoon maar ook om elkaars wereldbeeld en elkaars manier van denken. Daar zitten grote verschillen waar snel overheen wordt gestapt door studenten en docenten. Kijk bijvoorbeeld naar het project van de taalles. Er was bedacht dat de niet-westerse ouders thuis meer Nederlands moeten gaan praten. Zonder iets te weten over het leven van die mensen, of ze hun kinderen daadwerkelijk tweetalig opvoeden of niet? Wij weten dat ook niet, want we hebben ze niet ontmoet.”

Project geslaagd?

Is het project dan wel geslaagd zonder de mensen te ontmoeten? Kuijer: “Vanuit de professional was het geslaagd, die had het gevoel meer handvatten te krijgen om mee aan de slag te gaan. De student heeft veel geleerd en weet nu beter zijn rol te vinden als (toekomstig) professional in het veld. Vanuit ons paradigma en perspectief vinden wij het niet zo geslaagd omdat we eigenlijk hebben gezien dat er niet met de juiste betrokkenen is samengewerkt. Die vraag moet je eigenlijk altijd stellen: werken we in dit project met de juiste mensen samen?

Weijzen: “Is ons eigen onderzoeksproject wel geslaagd? Wij hebben ze ook niet gezien of gesproken of aan de tafel gekregen. Terwijl wij wilden onderzoeken wat nu het leerpotentieel verhoogt in de samenwerking rond de maatschappelijke vraagstukken hebben we die samenwerking niet aangetroffen. Daar hebben we best mee geworsteld. Daarom zijn we op een aantal adviezen gekomen waarvan  we denken dat ze kunnen gaan werken. De essentie ligt dan in het verheffen van kennismaken tot centraal doel van zo’n leeromgeving.”

Ook de wijkdocenten worstelen ermee, vertelt Onck. Dat kwam ook naar voren uit ons onderzoek. Er wordt veel van ze gevraagd. Toen we onze bevindingen teruggaven leidde dat dan ook tot emoties. Sommige wijkdocenten voelden zich weinig gehoord in hun worsteling. Door alle drukte waren ze van het pad afgeraakt van wat ze wilden doen in hun werk. Het gesprek daarover gaf hernieuwde energie om daar weer naartoe te bewegen met de projecten.

Studenten werken aan de Corona Challenge in Arnhem.

Studenten werken aan de Corona Challenge in Arnhem.

Wat voor lessen kan de City Deal uit het onderzoek leren? “Gezamenlijk kennis maken vraagt om een lerende houding van iedereen. Leren tijd kost van alle betrokkenen”, aldus Kuijer. “Als je echt wil leren samenwerken, maak dan tijd en ruimte voor die daadwerkelijke ontmoeting en kennismaking. Wees voorzichtig met het te snel opschalen van dit soort initiatieven om te zorgen zoveel mogelijk studenten betrokken zijn. Als je echt impact wil hebben met elkaar in die lokale context en rond die maatschappelijke vraagstukken dan werkt opschalen nu eerder averechts dan dat het zou bijdragen aan de aanpak van die vraagstukken.”

Op de landelijke kennisdelingsdag van de City Deal vertellen Kuijer, Onck en Weijzen meer over hun onderzoek en hun bevindingen in een workshop. Daarin staat, hoe kan het ook anders, de kennismaking centraal in relatie tot impact maken.

‘Docenten moeten kunnen meeveren’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Het werken aan real-life opdrachten in rijke leeromgevingen krijgt een steeds prominentere plek in alle bachelor en masteropleidingen van de Wageningen University and Research (WUR). Wat is daar allemaal voor nodig onder de docenten om dat goed te begeleiden? Projectleider Hanna Eppink doet daar met het team Society Based Education onderzoek naar in het door de City Deal Kennis Maken gefinancierde onderzoek ‘Ontwikkeling interventietool voor docenten om maatschappelijke vraagstukken structureel te verbinden aan academisch onderwijs.’

De WUR streeft naar het opleiden van ‘engaged engineers’: academische professionals die tijdens hun studie disciplinaire en interdisciplinaire kennis opdoen als tevens kennis en kunde ontwikkelen om duurzame maatschappelijke transities te begrijpen en te faciliteren. Zo heeft Society Based Education in het vorig academisch jaar ruim 250 real-life opdrachten gekoppeld aan het Bachelor en Master onderwijs van de WUR. Het streven van Society Based Education, onderdeel van de afdeling Education Support Centre van de WUR, is dat bachelor- en masterstudenten zoveel mogelijk tijdens hun studie kunnen werken aan een real-life opdracht.  We werken op het grensgebied van onderwijswijs en maatschappij.

Society Based Education, actief partner in het initiatief CDKM Ede-Wageningen, ondersteunt docenten om deze rijke leeromgevingen vorm te geven. Want het ontwerpen en aanbieden van een leeromgeving die een complex, ongestructureerd en open karakter heeft, kan best wel uitdagend zijn. Niet alleen vraagt het van studenten hele nieuwe skills, zoals samenwerken, empathische vermogen, systemisch denken en handelen. Ook docenten moeten hele nieuwe vaardigheden inzetten. Voor hen kan het best wel een cultuurverandering zijn om onderwijs te ontwikkelen en te geven dat gericht is op de verbinding met de samenleving. In november zal uit het onderzoek blijken wat er allemaal precies nodig is. Eppink en team vertalen deze resultaten naar een interventietool voor docenten.

Hanna Eppink.

Hanna Eppink.

Wat moet het onderzoek opleveren?
Eppink: “Met dit onderzoek wilden we meer inzicht krijgen waar docenten nou tegenaan lopen wanneer ze dit type onderwijs willen integreren in hun eigen onderwijs. We willen hen heel graag stimuleren om onderwijs meer vorm te geven in samenwerking met de maatschappij.”

Waarom is dat voor jullie zo belangrijk?
“We doen dat voor de authentieke leerervaring van de student en daarnaast vinden we het ook belangrijk dat er maatschappelijke waarde wordt gecreëerd. We merken dat studenten heel erg gemotiveerd raken als ze in contact komen met die maatschappelijke opgaven. Dan weten ze beter waarom ze studeren, het geeft een idee van hun latere carrière. Studenten leren hun kennis toe te passen in een praktijksituatie, leren samenwerken met andere studenten, maar ook met andere mensen die niet academisch zijn opgeleid. Dat is een belangrijke skill om bij te kunnen dragen aan de maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan,  , zoals klimaatverandering. Dit soort uitdagingen vereist dat je kan samenwerken en over je eigen discipline heen kunt kijken.”

Wat houdt het onderzoek precies in?
“Dit onderzoek heeft als doel om systematisch te onderzoeken wat de docenten zien als de meerwaarde om in hun onderwijs een authentieke casus te integreren voor henzelf en voor de student, of zij een structurele samenwerking ambiëren met maatschappelijke partners, wat zij verwachten van opdrachtgevers, zien als essentiële docentvaardigheden om dit type onderwijs te kunnen geven, welke uitdagingen ze tegenkomen en hoe zij denken deze uitdagingen te kunnen overbruggen. We hebben gekozen voor actieonderzoek, samen met mijn collega’s van Society Based Education hebben we interviews gedaan. We zijn nu bezig met het analyseren van de data, en hebben twee keer een team brainstormsessie gehad. Als team reflecteren we op de resultaten om te kijken wat we nu doen, en wat we beter kunnen doen om de docenten te begeleiden.”

Kun je al wat resultaten delen wat jullie zijn tegengekomen?
“Wat de docenten zien als meerwaarde van het werken met maatschappelijke casussen is dat studenten echt intrinsiek gemotiveerd zijn om maatschappelijk bij te kunnen dragen. De betrokkenheid van de studenten, bij deze onderwijsvorm, is groot. Wat me ook opviel is hoeveel docenten een flexibele houding als belangrijk benoemden. Als docent moet je kunnen meeveren, de controle durven loslaten aangezien iedere casus weer anders is. Daar moet je mee om kunnen gaan als docent. Je hebt natuurlijk leerdoelstellingen die je wilt behalen in je vak. Je hebt je ambities. Maar elke casus heeft zijn eigen uitdagingen. Hoe ga je daarmee om, hoe beoordeel je dat nou aan het eind? Daar zijn behoorlijk wat vragen over. Ook moet je met deze vorm van onderwijs veel meer een relatie opbouwen met een student. Het is heel wat anders dan een hoorcollege geven. Het begeleiden van de groepsprocessen werd gezien als een uitdaging. Hoe doe je dat nu precies? Het is niet vanzelfsprekend: om samen te werken en daarop te kunnen reflecteren en feedback over te geven aan elkaar. Docenten hebben vragen over wanneer je ingrijpt, wanneer niet?”

Nu werken jullie dus de analyses uit. Wat ligt er straks in november? Een onderzoeksrapport of interventietool?
“Eigenlijke beide. De volgende stap in het onderzoek is om focusgroep discussies te organiseren. Een drietal verdiepende meetings met docenten om nog beter zicht te krijgen op waar ze tegenaan lopen. Denk bijvoorbeeld aan het beoordelen van complexe vaardigheden. We gaan een verdiepende meeting organiseren door vooraf bij de individuele docenten meer ervaring en vragen op te halen. Dat willen we koppelen aan experts, didactische deskundigen die veel weten over beoordeling, om bij hen ook nog expertise en kennis op te halen. In de meeting brengen we ieders ervaring en expertise bij elkaar. Het resultaat van de meeting is naast uitwisseling van ervaringen een factsheet  of naslagwerk, die beschikbaar wordt gemaakt voor een bredere groep docenten.

Hoeveel mensen werken aan het onderzoek?
“We zijn met acht mensen die meewerken aan dit onderzoek; het doen van interviews, reflecteren op de resultaten en het organiseren van de verdiepende meetings. Ook zijn er drie critical friends betrokken bij het onderzoek om de objectiviteit te waarborgen, omdat je zelf twee petten op hebt: als onderzoeker en deel van het team Society Based Education. Carla Oonk is gepromoveerd op het onderwerp regioleren en is werkzaam bij de leerstoelgroep Education and Learning Sciences als onderwijscoördinator, docent en onderzoeker. Zij is uitgenodigd om met haar expertise de onderzoeksopzet, uitvoering en resultaten kritische te evalueren. Daarnaast is Erik Heijmans, hoofd van de afdeling Education Support Centre uitgenodigd om kritisch mee te denken over het onderzoek als tevens de haalbaarheid van de interventietool te bewaken. Mattijs Smits is assistent professor bij de leerstoelgroep Milieubeleid en is uitgenodigd om vanuit docentperspectief kritisch mee te denken.”

Wat kunnen andere universiteiten en steden van jullie onderzoek leren? Wat zou je graag willen meegeven?
“Bij CDKM is het model ontwikkeld met al die verschillende knoppen. Dit gaat echt over de docentenknop. Hoe kun je docenten begeleiden met ondersteuning en training om dit type onderwijs te geven? Ook zijn we een onderwijskundig procesmodel  aan het ontwikkelen. Een model dat als basis kan dienen voor het voorbereiden van een vak waarin studenten leren door te werken aan een maatschappelijke opgave. We onderscheiden 5 hoofdfases; vertrekpunt (leerdoelstellingen vak/ambitie docent, beginsituatie student, docent en maatschappelijke partner), acquisitie van opdrachten, matching van opdrachten aan studenten, uitvoering en afronding & evaluatie (nazorg maatschappelijke partner, evaluatie of de doelstellingen zijn bereikt) Bij deze 5 ontwerpstappen worden voorbeelden genoemd. Dat zou ook zeker door andere docenten kunnen worden gebruikt.”

Jullie zijn maar een klein team. Zijn jullie een beetje ondersteund door de universiteit hierin?
“Jazeker. Dit soort onderwijs komt terug in de visie van de WUR. In haar onderwijs ambieert de WUR om studenten op te leiden tot kritische academische professionals, die wereldwijd een bijdrage kunnen leveren aan duurzame oplossingen voor mondiale uitdagingen. We willen studenten opleiden die effectief kunnen samenwerken in multiculturele en multidisciplinaire teams. En daar hebben we dit type onderwijs voor nodig.”

Studenten aan het werk in Wageningen. Foto: Flickr CC/Webted.

Leren samenwerken door rollenspel in rijke leeromgeving

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Spoorzone in Delft. Foto: Wattman/Flickr CC.
Spoorzone in Delft. Foto: Wattman/Flickr CC.

Hoe leer je nu beter dan in de praktijk? Op de TU Delft coördineert Peter de Jong het ontwerpvak BK6ON5, een verplicht vak voor derdejaars Bachelors van de faculteit Bouwkunde. Het staat ook wel bekend als ‘de Managementgame’. Aangezien deze rijke leeromgeving ontzettend veel lessons learned bevat voor het City Deal netwerk heeft De Jong deze in een onderzoek op een rij gezet.

Vanuit de City Deal Onderzoeksregeling is De Jong aan de slag gegaan om de verschillende projecten in kaart te brengen. Samen met studenten heeft hij daarvoor de website City Deal Managementgame opgezet, waar hij alle cases die zijn gedaan in het vak beschrijft. In zijn onderzoek kijkt De Jong naar wat het didactisch concept is achter de managementgame, en hoe dit binnen andere steden, niveaus en contexten kan worden toegepast. “In hoeverre werkt het? Dat is wat ik met dit onderzoek wil laten zien.  Juist door die cases op een rijtje te zetten, en de verschillende insteken, wordt dat duidelijk. Door de samenwerking met al die partners is het enorm verrijkend wat er uit komt, zowel voor de stad als het onderwijs.”

Het is niet alleen een rijke leeromgeving om te bestuderen, maar de uitkomsten van die studie zijn ook weer zeer bruikbaar voor de betrokken gemeenten. En dat past helemaal bij de doelstellingen van de City Deal Kennis Maken, stelt De Jong. “De City Deal is bij uitstek een perfecte bijdrage voor mijn vak. De combinatie onderwijs en gemeente is in feite waar wij helemaal voor staan. Het paste zo nauw op mijn activiteiten dat het naar mijn smaak perfect bij elkaar kwam en ook om het verder te brengen. Ik heb elk jaar een nieuwe case, ik zoek naar nieuwe relaties bij gemeenten en partners om daar die versterking verder te brengen. Dat de City Deal als project er tussen kwam en geeft me de mogelijkheid om die continue relatie goed te duiden en te illustreren.”

Kijken uit verschillende rollen

Peter de Jong.

Het vak loopt al sinds 2013. De jarenlange relatie met de gemeenten en andere partners in de samenleving, maar ook de innovatieve opzet van het vak en de nauwe samenwerking tussen docenten en studenten zijn allemaal lessen waar City Deal partners van kunnen leren. Om de daadwerkelijke impact van de uitkomsten in de stad niet te vergeten. De Managementgame is eigenlijk een rollenspel wordt de praktijk van een

gebiedsontwikkelingsproces gesimuleerd. Studenten krijgen ieder een professie toegewezen en werken in groepen aan een Masterplan voor het gebied. Zo leren ze kijken vanuit verschillende rollen, van landschapsarchitect, vastgoedontwikkelaar tot bestuurder van een gemeente. De studenten zijn er erg enthousiast over: “Het is in onze ogen een van de bijzonderste vakken van de Bachelor Bouwkunde. We hebben geprobeerd de impact die ON5 heeft op mens, op de faculteit, en op de stad concreet te maken in het kader van City Deal Kennis Maken”, aldus studenten op de website.

Elk jaar wordt in de Managementgame een actuele casus aan studenten voorgelegd. Van de Herontwikkeling van Blaak in Rotterdam, de Campus van de TU Delft, herinrichting van de Spoorzone in Delft tot de Alexanderpolder in Rotterdam. In kleine groepen gaan studenten tien weken lang aan de slag met de analyse en formuleren ze een ontwikkelingsvisie voor de komende 50 jaar. Allerlei maatschappelijke vraagstukken komen aan de orde. Van klimaatverandering, economische ontwikkeling, verschuivende politieke verhoudingen, een meer circulaire economie tot een inclusieve samenleving.

Maar hoe start je nu met zo’n casus? “Er zit een redelijke toeval in”, vertelt De Jong. “Ik zoek de projecten in de buurt. Van Dordrecht tot Delft. Het is namelijk belangrijk dat studenten er met enige regelmaat naar toe kunnen. Je ziet dat in de loop der jaren er een opbouw is geweest van contacten, dat tot het een en ander leidt. Het gebeurt vaak door ervaringen uit het verleden, vanuit eerdere samenwerkingen, of via andere hoogleraren. Zo ben ik in Schiedam en Dordrecht terechtgekomen.

Delft-Zuid

Dit jaar staat Delft-Zuid als casus op het programma. Er liggen vraagstukken rond de ontwikkeling van de campus van de TU Delft, studentehuisvesting en samenwerking met bedrijfsleven. “Maar het is bij de ontwikkeling van dit gebied juist goed om het in groter geheel te bekijken”, aldus De Jong. “De keuzes die er worden gemaakt rond de campus hebben ook veel invloed op hoe bepaalde andere gebieden zich ontwikkelen. Als de universiteit station Delft-Zuid, -wat nu al Delft Campus is gaan heten-, serieus weet in te passen in de plannen kan het station veel meer betekenis krijgen voor wat eromheen gebeurt. Voor wijken als de Kabelhof, Schieoevers, maar ook de herontwikkeling van allerlei nieuwe wijken. De campus is naar buiten toe gericht, maar door de grote vraag naar woningen ligt de campus voor die het weet ingesloten door de stad. Er speelt hier een vorm van segregatie: de inwoners van de wijk Tanthof voelen zich gepiepeld, dat het station Delft-campus gaat heten. Waarom is het niet meer ons station? Ik denk dat dit een verkeerde insteek is geweest. Ik denk zelf dat zo’n stationsontwikkeling vanuit veel bredere visie moet worden opgezet om zo’n doel te bereiken. Het gaat niet alleen om wat universiteit ermee wil bereiken, maar juist ook zo’n wijk als Tanthof die er achter ligt.”

De studenten gaan er zich over buigen in het ontwerpvak. “Juist het ontwerpen van zo’n visie past daar goed bij”, denkt De Jong. “Van planoloog tot stedenbouwkundige en landschapsarchitect. Al die disciplines halen we erbij om tot een geïntegreerd antwoord te komen voor de komende vijftig jaar 50 jaar.” Elke casus komt twee keer per studiejaar terug als vak. “De eerste vier tot vijf weken concentreren we ons op kennisontwikkeling, daarna gaan we aan de slag met de rollenbenadering en het maken van de visie, die we aan het eind presenteren aan de partners. Nu werken we met een groep van honderd studenten. In februari zullen dat er driehonderd zijn. Dat zijn dertig teams van tien man, dus dertig visies. Dat resulteert in een enorme rijkdom voor de aangesloten partners.”

Hoe ziet De Jong dat de Managementgame werkt? “Dat zie ik vooral in het enthousiasme van de studenten die daarmee bezig zijn. Ik ben heel blij te kunnen zeggen dat dit het leukste vak is, want dat zeggen de studenten. Juist door de casebenadering is de samenwerking met de gemeenten elke keer verschillend. Achteraf blijken gemeente erg veel waardering te hebben voor die rijkdom die het heeft opgeleverd. Vooral ook omdat het hun ogen heeft geopend dat de samenwerking heel efficiënt kan zijn. Je ziet wel stukken van onze plannen terugkomen in die strategie van bijvoorbeeld Spoorzone in Dordrecht of M4H in Rotterdam.”

De campus van de TU Delft.

Groot realiteitsgehalte

Wat kan het City Deal netwerk leren? “Dat is hoe belangrijk de lokale verbinding is. Zoals Delft samenwerkt met de universiteit en omliggende gemeenten, voor en met elkaar. Je zou ook andere universiteiten op dezelfde manier kunnen aanspreken op dat soort verbanden. Een van de aspecten die het vak zo leuk maken is het grote realiteitsgehalte die het krijgt. En dat het ook echt impact heeft.”

Een van de aansprekende voorbeelden daarvan is Schiedam. De Jong: “In het station hebben de studenten samen met de gemeente een posterpresentatie gegeven voor inwoners van de stad, die we een rijkdom aan ideeën wilden meegegeven. Maar daar was niet iedereen blij mee. Er waren mensen bij die zeiden wat flik je me nou? Ga je op mijn volkstuin huizen bouwen? Beter kon ik het niet illustreren dat er daar een man zich persoonlijk geraakt voelde door wat de studenten bedenken. Dat is heel direct, heel effectief, en heeft ook voor Schiedam een belangrijk verhaal van realisme.”

Het gaat immers om mensen, aldus De Jong. “Mijn boodschap met het vak is dan ook dat het gaat om de samenwerking met de vele partijen en dat je daar rekening mee moet houden. Het is veel meer dan een academisch verhaaltje, van doe maar theoretisch alsof het echte mensen zijn. Nee, je hebt hier een echte opdrachtgever, die ook feedback geeft, en echte mensen waarom het gaat.”

Het leren samenwerken is voor De Jong dan ook 50 procent van het vak. Uiteindelijk na je opleiding wanneer je architect of stedenbouwer wordt, besef je dat je nooit meer alleen werkt. Dat is wel heel belangrijk dat je dus kan. De bouw is een vak waar je elkaar steeds tegenkomt dus netwerken is ook cruciale vaardigheid. Of je elkaar nou leuk vindt of de tent uitvecht, de enige zekerheid is dat je elkaar weer tegenkomt. Dat samenwerken zit ook in de inhoud van dit vak. Zorg dat mensen betrokken zijn, zorg dat je elkaar in de waarde laat en elkaars kracht weet in te zetten. Daardoor kun je als groep juist goed presteren. Het gaat om communicatie en onderlinge waardering. Dat is juist op die leeftijd een belangrijke binnenkomer.”

‘Impact in je eigen omgeving’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De band tussen de stad Leiden en de Universiteit Leiden is al eeuwenlang sterk. Dankzij de  City Deal Kennis Maken heeft die band weer een extra dimensie gekregen het afgelopen jaar. Rector magnificus Hester Bijl is vooral trots op de verbinding die is ontstaan met de verschillende partners in de stad. ‘Als je met een goede vraag de juiste mensen bij elkaar hebt, wordt het echt goed.’

Sinds februari dit jaar is Hester Bijl de eerste vrouwelijke rector magnificus van de Universiteit Leiden, Nederlands oudste universiteit. Het is een logische stap in haar indrukwekkende carrière. Al eerder was ze op de TU Delft de eerste vrouwelijke hoogleraar bij Lucht- en Ruimtevaarttechniek, en in Leiden was ze vicerector.

Hoe gaat het in Leiden met de City Deal Kennis Maken?
Bijl: “Het gaat hartstikke goed. De Universiteit Leiden is natuurlijk historisch al heel sterk verbonden met de stad. De Universiteit was destijds in 1575 een cadeau aan de stad voor het moedig weerstand bieden aan de Spanjaarden. Sindsdien is de verbinding tussen stad en universiteit eigenlijk steeds sterker geworden en vandaag de dag werken we op een aantal punten intensief samen met de stad en haar inwoners.. We zijn heel erg blij met het project City Deal Kennis Maken waarmee we  dit borgen in het onderwijs en studenten daarbij betrekken. Dat doen we onder ander met het project Leren met de Stad, dat een onderdeel is van Leiden Kennisstad. Hier hebben we het programma City Deal Kennis Maken ondergebracht.”

Hester Bijl, rector magnificus van de Universiteit Leiden.

Hoe gaat de samenwerking met de partners?
“Je ziet wel dat het af en toe even zoeken is, omdat we allemaal verschillende organisaties zijn. Dus soms moet je even uitzoeken wat de goede vragen zijn en wat de goede aanpak, elke organisatie is immers anders.. Op de universiteit zijn al veel mensen heel enthousiast bezig maar de City Deal is nog niet heel breed bekend bij onze onderzoekers en docenten. Daar werken we nog aan. Maar er is al veel bereikt en er is veel enthousiasme onder studenten maar ook onder medewerkers van de gemeente voor dit project.”

Ben je zelf als rector erbij betrokken?
“Jazeker. We hebben dit project  natuurlijk ondergebracht bij Leiden Kennisstad en daar is ons College van Bestuur bij betrokken. Ook ik als rector schuif daar aan. Een keer per jaar komen de betrokken besturen bij elkaar, dus burgemeester en wethouders samen met bestuurders van de hogeschool en universiteit. Ik zie natuurlijk ook de projectleider regelmatig. We zijn nu in de fase van een nieuwe aanvraag schrijven [of indienen? – CvO]. Daar ben ik natuurlijk nauw bij betrokken. Ik vind het zelf echt een hartstikke mooi project. Het laat zien hoe je als universiteit vlakbij in je eigen omgeving impact kan hebben in de samenleving. We kunnen ons dus direct inzetten voor de stad waarin we zijn gevestigd.”

Wat voor thema’s maken het succes van de City Deal in Leiden?
“We hebben gezocht naar bestaande samenwerkingen die we al hadden lopen in de stad, zoals rond het thema duurzaamheid. Vooral bij sociale wetenschappen is dat heel goed gelukt. Daar hebben we echt gekozen voor actuele thema’s die echt leven. Denk aan eenzaamheid onder wijkbewoners maar ook onder studenten zelf. Ook diversiteit, inclusie, cybercrime en preventie zijn heel actuele thema’s. Omdat we een brede universiteit zijn, kunnen we vanuit verschillende opleidingen putten die daaraan bijdragen. Nu zijn we bezig met een nieuwe fase en daar willen we toch wel een breder overkoepelend thema aan koppelen, natuurlijk in samenwerking met de hogeschool en stad. Dat wordt het thema Health & Wellbeing. Gezondheid en welzijn: dat is wat breed leeft in de gemeente- en de samenleving –  en waar we als universiteit ook sterk  in. Dat is dus win-win en zal in de nabije toekomst de de focus worden.”

Hoe staat het met die nieuwe fase?
“We doen nu de aanvraag. Vanaf 2022 gaat het lopen. Leren met de Stad wordt dan verder geïntensiveerd en dan dus vooral langs de lijnen Health & Wellbeing. Daar werken we dan aan in projecten maar ook in Leren met de Stad op locatie. Hier leveren studenten op locatie in een wijk een bijdrage aan die wijk, samen met bewoners en maatschappelijke organisaties. We gaan het vanaf dit academisch jaar dit inhoudelijk invullen en programmeren. Het helpt ook dat we zijn aangesloten bij het Leids Preventieakkoord, een ander programma waarin 40 partners samenwerken om Leiden gezonder te maken..”

Gaat dat werken in de wijk de relatie tussen studenten en Leidenaars verbeteren?
“Goede vraag. Ik weet niet of we daar ooit onderzoek naar hebben gedaan. Voor studenten is het in elk geval heel goed om in contact te komen met wijkbewoners. Ze  hebben onderzoek gedaan naar eenzaamheid en bijvoorbeeld een project opgezet waarin soep werd uitgedeeld om te kijken of dat dan bindend werkt en helpt. In sociale achterstandswijken hebben studenten onderzocht  waar behoefte aan is. Er is een stadscriminoloog aangesteld, die onderzoek gedaan heeft naar de veiligheid in de stad. De studenten worden zich zo veel bewuster van die bewoners en de stad en wat zij nodig hebben. Aan de andere kant kunnen die bewoners zien wat studenten allemaal doen en wie ze zijn. In Leiden valt het wel mee met de spanning tussen studenten en bewoners. Natuurlijk zorgen studenten wel eens voor overlast, het zijn jonge mensen die op zoek zijn naar nieuwe vriendschappen en plezier maken met elkaar. Daarom is het zo ook zo belangrijk om de bewoners en studenten dichter bij elkaar te brengen.”

Academiegebouw Leiden. Foto: Jannes Linders/Flickr CC.

Hoe staat het met het mbo? Is dat al aangehaakt bij de City Deal?
“Nee, dat is nog niet het geval maar ik sluit niet uit dat dit in de toekomst nog gebeurt.

Waar ben je het meest trots op?
“Ik ben vooral trots op hoe we de verbinding tussen mensen tot stand hebben gekregen. Onze studenten zien nu de meerwaarde van hun kennis en merken concreet welke bijdrage ze daarmee kunnen leveren aan de samenleving. Dat we samen onderzoek doen aan concrete vraagstukken uit onze directe omgeving, vind ik geweldig. We hebben bijvoorbeeld Meet & Match-bijeenkomsten georganiseerd, waar we docenten en ambtenaren ondersteunen in de samenwerking. Dat succes willen we zeker behouden.”

Is er nog een belangrijke geleerde les in jullie samenwerking, die je zou willen meegeven aan andere steden?
“Waar je altijd  mee moet beginnen is de inhoud. Is het vraagstuk belangrijk voor de stad, klopt het met de kennis die wij hebben en bij de partners die erbij betrokken zijn? Je moet dus vanuit de inhoud de wetenschappers en studenten erbij zoeken.. Als je met een goede vraag de juiste mensen bij elkaar hebt, dan wordt het echt goed. Dan barst er enorm enthousiasme los.”

De City Deal Kennis Maken zit nu ook in een nieuwe fase. Wat is volgens jou goed om verder te ontwikkelen?
“Waar het landelijke netwerk bij helpt, en verder bij kan helpen, is kennis delen: leren met en van elkaar. Elke regio heeft het project net weer wat anders ingestoken, zowel inhoudelijk als qua aanpak. We merken hoe leuk de uitwisseling is tijdens de bijeenkomsten en in het netwerk. Van best practices, maar ook worst practices. We staan nu met zijn allen voor het vraagstuk: hoe schaal je dit nu op binnen je organisatie en binnen je regio? Dat is het volgende vraagstuk en daar is ook weer die kennisdeling met elkaar voor nodig. In alle opzichten weer een mooie kans om dit project weer verder te brengen.”