Tilburg viert succes Challenge ondanks corona

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Tilburg werkt in de City Deal om ervoor te zorgen dat alle kinderen kunnen meedoen. Het motto: ‘Ieder kind een goede start.’ De afgelopen maanden konden studenten en jonge professionals meedoen aan de City Deal Challenge Tilburg, waarin zij ideeën konden inbrengen voor maatschappelijke jeugdvraagstukken. Eind februari maakte de Tilburgse wethouder onderwijs en jeugd Marcelle Hendrickx de winnaars bekend. Projectleider van een van de Tilburgse City Deal projecten Liesbeth Faas kijkt met trots terug op wat is bereikt.

Ondanks alle pogingen van de City Deal partners in Tilburg, Tilburg University, Fontys Hogescholen en de gemeente, zijn er nog steeds kinderen en jongeren die tussen wal en het schip dreigen te vallen. “Het is een actueel onderwerp”, vertelt Liesbeth Faas van Fontys Hogescholen en een van de initiatiefnemers van de Challenge. “Nog steeds maakt het verschil in Tilburg, maar ook in heel Nederland, in welke wijk je wieg staat en hoe je een start maakt in je leven. Dat is al langer bekend, maar met de challenge wilden we studenten er bewuster van maken. De gemeente Tilburg is heel erg bezig hoe we ervoor kunnen zorgen dat kinderen zonder achterstand aan hun schoolcarrière beginnen. Toch weten we nog steeds niet alle kinderen en hun ouders te bereiken in die eerste vier levensjaren.

“In de City Deal helpen studenten de gemeente al met onderzoek hoe we dit wel kunnen verbeteren”, gaat Faas verder. “Deze projecten wilden we met deze City Deal Challenge Tilburg een extra boost geven. We wilden studenten laten kennismaken met waar wij mee bezig zijn. Ook wilden we hen, in deze coronatijd, meer met elkaar in verbinding brengen.”

Drie Challenges

De City Deal Challenge Tilburg bestond eigenlijk uit drie challenges, drie vraagstukken afkomstig vanuit de3 huiidge City Deal Tilburg projecten waar de deelnemers op konden reageren. In de challenge Smart Start stond de vraag centraal: hoe help je kinderen uit kwetsbare gezinnen zich goed te ontwikkelen? Uit onderzoek blijkt dat degenen die opgroeien in gezinnen met een sociaaleconomische achterstand risico lopen zich minder goed te ontwikkelen. Zij leren minder goed, en hebben minder kansen dan hun leeftijdsgenoten in andere gezinnen. En dat zijn er best wel veel. In Nederland groeien 110.000 kinderen op in langdurige armoede, krijgen 400.000 jongeren jeugdhulp, waarvan 50.000 tijdelijk niet thuis wonen.

Liesbeth Faas.

Liesbeth Faas.

In de Challenge Wijkinterventies luidde de vraag: hoe zorg je dat kinderen van ouders voor wie Vroeg en Voorschoolse Educatie (VVE) waardevol is, meer gebruik maken van die voorziening? VVE werkt goed, zo is bewezen. Kinderen met risico op een achterstand worden door de ondersteuning taalvaardiger, kunnen zich beter concentreren en hebben een grotere woordenschat. Nu moeten dus alleen de instanties de ouders van deze kinderen nog beter zien te bereiken.

De laatste categorie was een vrije keuze. Elk idee om kinderen in de leeftijd van 0-12 jaar een goede start te geven, is welkom. De vraagstukken zijn ontwikkeld door experts vanuit de praktijk die tijdens het traject nauw betrokken bleven. Vlak voor de kerstvakantie moesten de deelnemers hun ideeën op 1 A4 inleveren. Experts beoordeelden de inzendingen en per categorie gingen twee winnaars door naar de hackathon die begin dit jaar online plaatsvond. Door coronaomstandigheden duurde deze geen 24 of 48 uur, zoals normaal, maar kregen de studenten langer de tijd. Op 25 februari mochten de zes geselecteerde teams hun idee online pitchen in de finale, en maakte een jury van experts vanuit zowel Tilburg University, Fontys hogescholen en de gemeente de winnaars bekend. Het ging allemaal boven verwachting goed, stelt ze. “Het is toch coronatijd en je vraagt heel wat van mensen om mee te doen aan boven curriculaire opdrachten en ontwikkelprojecten. We zijn erg tevreden over het aantal deelnemers en de opbrengsten.”

Drie winnaars

In de eerste categorie won Femke Jansen, beleidsmedewerker bij Plein013, met haar idee voor een platform dat het totale plaatje in beeld brengt van partijen die betrokken zijn bij opgroeiende kinderen. Door data, good practices en pilots te delen, ontstaat er meer overzicht en voorkom je dat mensen buiten de boot vallen. Zij werkte voor haar oplossing samen met een datateam. In de categorie wijkinterventies won het team van Fanne Conijn, Yara Linssen, Jolie Muhar en Valerie Lange. Deze studenten keken naar waarom meer dan de helft van de doelgroep geen gebruikmaakt van VVE en concludeerden dat de huidige communicatie beter kan. Ook zij kwamen met het idee voor een toegankelijk online platform in heldere taal, diverse andere talen en met veel interactieve elementen. Het platform willen ze promoten door kleurpotloden en kleurplaten met een prijsvraag uit te delen op GGD-locaties, bij huisartsen en bij de voedselbank.

In de categorie vrije keuze won Karlijn van Hombergs oplossing. Zij wil een peuterbox in het leven roepen, met onder meer speelgoed dat goed is voor de ontwikkeling van peuters. Volgens haar wordt veel energie gestoken in het bereiken van kersverse ouders, maar niet in ouders van peuters. Met de peuterbox wil ze hen bereiken. Ze besprak de oplossing al met de GGD, Sterre Kinderopvang, R-Newt en de gemeente Tilburg.

Uitvoeren in de praktijk

Nu staan de winnaars voor de volgende fase: het uitvoeren van de ideeën in de praktijk. Daarbij hoopt het projectteam van de City Deal Tilburg het netwerk verder te benutten en samen met ambtenaren van de gemeente en onderzoekers van Fontys Hogescholen en Tilburg University via wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek maatschappelijke opgaven in de stad aan te pakken. “Vanuit de City Deal willen we de ideeën echt verder brengen. We hebben daarover al gesprekken gehad met het Innovatie Netwerk Jeugd en Sterk Brabant, die daar ook oren naar hebben. Samen gaan we ons best doen om tot implementatie te komen.”

Dat corona hackathons en challenges in de weg staat, moet het werk niet belemmeren vindt Faas. Ze adviseert andere steden en City Deal-teams het toch gewoon te gaan doen. “Natuurlijk hadden we de hackathon het liefst fysiek gedaan. Nu hebben de teams er over langere tijd aan kunnen werken en dat heeft zich uitbetaald in meer verdieping. We zijn erg trots op wat dat heeft opgeleverd. Er zijn hele mooie business cases uitgekomen en mooie verbindingen gelegd, ook al moest het online. Deze opbrengsten hadden we niet willen missen.”

Werken aan dezelfde grote beweging in de City Deal

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Er gebeurt al heel veel in Arnhem en Nijmegen onder de vlag van de City Deal Kennis Maken. ‘Het zet mensen echt in doestand’, stelt Rob Verhofstad, voorzitter van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) dan ook. Samen met projectleider Miriam Jager denkt hij na wat een volgende stap zou kunnen zijn. ‘We moeten het niet te klein maken. We zijn onderdeel van een grotere beweging.’

Dat er vier jaar een beweging ontstond in de vorm van de City Deal Kennis Maken om steden en kennisinstellingen was eigenlijk heel vanzelfsprekend, stelt Verhofstad. “Eigenlijk werd het zelfde inzicht op meerdere plekken in het land bedacht. De City Deal maakt veel beter helder en duidelijk maakt wat eigenlijk onze missie is. Waarom zijn wij op aarde? Nou, om ervoor te zorgen dat we een bijdrage leveren aan maatschappelijke uitdagingen. Dat zijn grote woorden maar het is wel zo. Als HAN doen we dat aan de ene kant met praktijkgericht onderzoek en aan de andere kant door in te zetten op human capital. We willen mensen op de juiste manier helpen om zich te ontwikkelen tot innovatieve ondernemende professionals.”

“Dat doen we dus niet door in een ivoren toren te gaan zitten en ons op te sluiten op de campus. We willen juist tijdens het hele proces van het opleiden en onderzoek doen de driehoek opzoeken: onderzoek, onderwijs en beroepspraktijk. Daarom kostte het de HAN dan ook geen enkele moeite om aan te sluiten bij de City Deal. Wat ik mooi vind aan City Deal is dat we er niet alleen over praten, maar dat er echt studenten bezig zijn en samenwerken met mbo en universiteit.”

Waar zie je dat allemaal gebeuren in Arnhem en Nijmegen?

Jager: “Een goed voorbeeld is dat het Rijn IJssel College bijvoorbeeld in het dorp Westervoort, net buiten Arnhem, een praktijk-leerroute heeft, waarbij wij zijn aangesloten met onze studenten. Daar zijn we daadwerkelijk aan de slag gegaan met thema’s die daar spelen, zoals eenzaamheid of armoede onder agrariërs. Groepjes studenten werken samen met professionals en onderzoekers. Dat moet je wel echt goed faciliteren, alleen dan is het betekenisvol. Studenten willen iets betekenisvol doen, daarom kiezen ze voor hun opleiding, zeker op het hbo en mbo.

Verhofstad: “Dat betekenis geven is echt heel waardevol. We hebben het vaak over uitdagingen met een hoge abstractie, zoals de energietransitie. Dat klinkt heel groot. Je moet niet denken dat je in je uppie in een semester de energietransitie kan oplossen. Juist in dit soort projecten en hybride leersituaties worden grote doelen terug gesneden naar iets wat je kan aanraken. En dat vind ik het mooie van dit soort projecten. Studenten kunnen zeggen dat ze op de fiets stappen om ergens naartoe te gaan waar ze werken iets dat leidt tot een stapje in de goede richting van de energietransitie of inclusieve gezondheid.”

Hoe gaat het met de samenwerking tussen de verschillende onderwijsniveaus?

Jager: “Het gaat om dat we de olifantenpaadjes bewandelen. Voor een student moet je gaan vertalen wat je hier aan het doen bent. Waarom zit ik hier met een mbo’er? Nou, omdat de wereld erbuiten ook zo uitziet. We hebben elkaar nodig als het gaat om energietransitie of kansengelijkheid, complexiteit van de zorg. De wereld ziet er zo uit. En daar word je voor opgeleid. Ook mbo’ers vragen waarom ze met hbo-studenten moeten samenwerken. Dat moet je dus goed kunnen uitleggen. Je moet bepaalde competenties leren die je niet in de schoolbanken leert. Die vertaling, die olifantenpaadjes, zijn essentieel.”

Staan we aan het begin van een tijd waarin multi-level standaard wordt?

Verhofstad: “Ja uiteindelijk wel. Het is namelijk in niemands belang om in een bubbel te blijven werken. Dat werkt niet. Je moet erboven uitstijgen. Dat heeft niks met altruïsme te maken maar dat het een werkzaam element is om te komen tot een innovatief, goed werkend ecosysteem. Zowel op het vlak van onderzoek, als op het vlak van human capital uitdaging. Kijk eens naar een groot bedrijf als onderzoeksinstituut Imec, hier in Nijmegen. Dat staat bekend als zeer kennisintensief, maar het overgrote deel van de mensen die er werkt is mbo-geschoold. Je kunt niet alleen maar denken dat je er bent als je alleen richt op kennisintensief en al dat andere veronachtzaamt.”

Er was al heel wat samenwerking in de twee steden tussen de kennisinstellingen aan maatschappelijke vraagstukken? Wat voegt de City Deal Kennis Maken precies toe?

Rob Verhofstad. Foto: Eva Broekema.

Rob Verhofstad. Foto: Eva Broekema.

Verhofstad: “Het is niet zo dat de City Deal een idee heeft bedacht dat er nog nooit eerder was. Wat het toevoegt is dat het werkelijk mensen in de doestand zet. Dat versnellen en verbinden, is volgens mij wat de toegevoegde waarde is van de City Deal Kennis Maken en wat er uit voort is gevloeid.”

Jager: “Het maakt praktisch wat al aanwezig is. Ik had de Corona Challenge geschreven, daar zou een event voor komen, dat niet doorging. Daarom wilde ik een actie doen om wat te doen met welzijn van studenten. Wat gebeurt er vervolgens? Bestuurders haken aan, maar ook POZ-GGZ bellen me en zeggen een enorme toename te zien van studenten die het slecht hebben. Studentenhuisvesting belt me ziet dat ze wegkwijnen. Gisteren ben ik nog door een soort Rotary-achtige club gebeld die studentenwelzijn als project wil oppakken met geld en middelen. Dat is wat er ontstaat. Je zet iets in de wereld en het heeft een aanzuigende werking.”

Wat denken jullie dat een volgende stap kan zijn voor de City Deal?

Verhofstad: “Dan moet ik denken aan de NASA en haar missie: We put a man on the moon. De hele bureaucratische organisatie daar is terug te brengen tot deze ene missie. Als je daar aan de poort komt en je vraagt de portier wat hij precies doet, zegt hij we put a man on the moon. Daar denk ik wel eens aan ook als ik de projecten zie van de City Deal Kennis Maken. Het zou mooi zijn om ook af en toe die verbeelding aan de macht te brengen. Dat je inderdaad kunt zeggen dat het klein lijkt wat je doet, -het gaat immers maar om wat studiepunten-, maar dat je werkt aan energietransitie of aan inclusieve gezondheid. Je helpt mee de stad CO2-neutraal te maken. Als City Deal Kennis Maken ben je onderdeel van een grotere beweging. We moeten het niet te klein maken.  Je kunt als mbo- of hbo-student wel degelijk onderdeel zijn van iets groots. Ook als je gediplomeerd bent en de arbeidsmarkt op gaat. Je doet het ergens voor. Je doet ertoe. Je bent in staat om bij te dragen. Dat zou ik ons gunnen, dat we dat ons voornemen. Het stelt wat voor allemaal.”

Hoe beweeg je iedereen binnen de City Deal richting die zelfde missie?

Verhofstad: “Bijvoorbeeld door in kaart te brengen wat er al allemaal gebeurt rond een thema. Dan zie je dat het niet toevallig is. Er is veel meer samenhang dan je op het eerste oog ziet, als je in een van die onderdelen ziet. Ook daar kan de City Deal Kennis Maken een rol in spelen.”

Miriam Jager.

Miriam Jager.

Jager: “Zorg dat je de satellietjes verbindt en van elkaar weet wat je doet. Doe het samen, zorg ervoor dat je elkaar de bal toespeelt. Heel concreet verbinden we in Arnhem de City Deal aan Arnhems Studiestad. Deze city marketing gaan we benutten om dit soort verhalen op te halen en te laden met mooie projecten. Het is een vehikel om dat grotere verhaal te vertellen. Energietransitie en kansengelijkheid zijn de thema’s in Arnhem. Groen, creatief en vrij zijn de kapstokken. Als je dat gaat laden en vullen met dit soort verhalen dan wordt het ook zichtbaar.”

Hoe moet de City Deal een vaste plek krijgen in het onderwijs?

Verhofstad: “Dit is niet iets wat erbij kan. Het is daarom nu al onderdeel van het instellingsplan. We noemen het werken in de driehoek. We hebben echt de overtuiging dat onderzoek beter doet als je dat niet vanuit je ivoren toren doet, maar vanuit de maatschappij. De hele stad als campus dus. En ook dat je niet mensen sec opleidt op een campus maar ook in de driehoek onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk. Dat sluit een op een aan bij de doelstellingen van de City Deal Kennis Maken.”

 

City Deal voegt wat toe aan Brainport-samenwerking

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Eindhoven. Foto: Rutger Heijmerikx/Unsplash.
Eindhoven. Foto: Rutger Heijmerikx/Unsplash.

Sinds begin dit jaar is Eindhoven als twintigste stad aangesloten bij de City Deal Kennis Maken. Tijd om eens kennis te maken met kwartiermaker en aanjager Nienke Fabries. Samenwerking tussen kennisinstellingen en maatschappelijke partners is er niet nieuw, vertelt ze. ‘De City Deal is een mooie kans om alle initiatieven in beeld te brengen en kansen te benoemen.’

 Wie is Nienke Fabries?
“Ik werk bij Fontys Hogescholen als consultant regionale samenwerking en ben in die functie aan de slag gegaan als aanjager bij de City Deal. Ik geloof heel erg in verbinding in de agenda van de stad en onderzoeken en onderwijs van de kennisinstellingen. Hiervoor werkte ik bij de Hogeschool Rotterdam, waar ik samen met Carolien Dieleman, en later anderen, heb geholpen bij het oprichten van het Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie, dat  zich richt op vraagstukken vanuit Nationaal Programma Rotterdam Zuid. En zo heb ik ervaring opgedaan in het zoeken naar win-win in de samenwerking tussen de gemeente en de kennisinstellingen in de stad, en het betrekken van studenten bij wat er gebeurt in hun stad

Waarom is er al zoveel samenwerking tussen stad en kennisinstellingen in Eindhoven?
“Eindhoven kent al heel lang een cultuur van samenwerken. Waar in veel regio’s de City Deals vaak een impuls zijn om de samenwerking tussen gemeenten en kennisinstellingen te bevorderen, was die al lang goed geregeld in de Brainport-regio. Toen de regio jaren terug zware economische klappen kende hebben de gemeenten, kennisinstellingen en het bedrijfsleven de handen ineengeslagen om te kijken hoe ze er als regio er goed kunnen uitkomen. Dat groeide uit tot een intensieve en ongelofelijk succesvolle samenwerking in het Brainportverband.”

Nienke Fabries.

Nienke Fabries.

Waarom is Eindhoven als universiteitsstad nu pas aangesloten bij de City Deal?
“Ook al ben ik een groot voorstander van de City Deals, wij als partners, -naast Fontys zijn dat de stad, TU/e en Summa College-, vonden altijd dat het wat moest toevoegen aan Brainport. Ook mag het er niet los van komen. Brainport draait echt om high tech innovatie en de maakindustrie, maar brede welvaart en leven lang ontwikkelen zijn ook belangrijke thema’s. Hoe ga je in een stad die draait op enorme slimheid en innovatiekracht ervoor zorgen dat iedereen meekomt? Ik vond het jammer dat wij als enige universiteitsstad geen City Deal projecten hadden, terwijl het gedachtengoed helemaal in ons DNA zit. Brainport gaat veel over technische innovatie, de wonderen van ASML, over mobiliteit en zorg, medische industrie en energie. We vonden dat we meer moesten laten zien wat we allemaal doen aan maatschappelijke innovatie.”

Wat gaan jullie doen in Eindhoven met de City Deal?
“In Eindhoven willen we niet meteen de subsidie aanvragen omdat we eerst willen kijken wat dit toevoegt omdat we al zoveel doen. Het is heel belangrijk dat je met elkaar uitspreekt hoe belangrijk de samenwerking is. We zetten programma’s van onderwijs en onderzoek in voor de stad, terwijl de stad de kennisinstellingen juist gebruikt voor zijn eigen innovatie. Met elkaar moeten we nadenken hoe we elkaars krachten kunnen inzetten, zodat er gave dingen gebeuren waarbij we ons echt hardmaken voor de bewoners van de stad. Ik houd zelf niet zo van wat ik even noem “ellende safari’s”, oppervlakkige bezoeken aan stadsdelen waar problemen zich opstapelen. Dat vind ik niet respectvol naar de bewoners. Je moet je langdurig committeren en echt gewoon je inzetten om een gebied te versterken. Zoals via Living Labs, of duurzame programma’s. Wij hebben in Eindhoven gekozen met elkaar voor het thema Leven Lang Ontwikkelen in de breedte. Iedereen in de stad kan meedoen. We inventariseren nu wat we al allemaal doen en waar we op willen plussen. Hoe gaan we daar een goed programma van maken wat we verbinden aan al die andere netwerken in de stad die al met dit thema bezig zijn.”

Kun je al een concreet voorbeeld geven?
“Ik kijk nu bijvoorbeeld binnen minoren hoe we goede hackathons kunnen organiseren. Ik zou heel graag een hackathon willen doen over hoe je digitalisering inzet bij Leven Lang Ontwikkelen. Ook willen wij aansluiten bij het netwerk Impact040, een netwerk van het bedrijfsleven, gemeente, TU en Fontys dat zich inzet voor maatschappelijke vraagstukken van Eindhoven. We werken dus al veel samen dus we hoeven niet veel tijd te steken in elkaar vinden. De lijntjes zijn kort. Ook doen we al veel onderzoek naar Leven Lang Ontwikkelen, en hoe je zorgt dat je je leven lang nieuwsgierig blijft en wil blijven leren. We willen gebruik maken van de netwerken die Eindhoven al heeft, zoals het netwerk vanuit  de bibliotheek dat veel programma’s heeft opgezet om mensen bij te scholen. Hoe kunnen wij vanuit de inzet van studenten en onderzoek daaraan bijdragen? Ik denk bijvoorbeeld zelf aan programma’s waarin studenten worden ingezet als tutor of mentor, of onderzoek kunnen doen. Nu in de coronatijd zijn er mensen die hun baan verliezen, die hebben ook weer scholing nodig. Hoe kunnen we hen helpen? Kunnen we studenten inzetten in wijkcentra met taalles bijvoorbeeld? Ik zou het heel gaaf vinden als bijna elke student ook zelf bezig is met leven lang leren en anderen daarmee helpt. Ofwel als vrijwilliger of in het onderwijs. We moeten wel goed kijken wanneer het zinvol is om ze in te zetten. Er zijn dus gerichte programma’s nodig.

Wat is de rolverdeling binnen de City Deal?
“Ik ben aanjager en kwartiermaker. Ik heb in Joep Huiskamp een counterpart bij de TU/e. Verder zijn vanuit het Summa College Renate Reijmers en vanuit de gemeente Anja Willems betrokken. Binnenkort gaan ook de Design Academy en het Sint Lucas College meedoen. Dat is echt top. Er is straks geen kennisgebied wat wij niet hebben. We vinden elkaar goed dus nu wil ik dat we baanbrekende programma’s gaan maken waarbij we gebruikmaken van de netwerken. Het moet een iteratief proces zijn.”

Wat gebeurt er in Eindhoven vanuit de samenwerking stad en hoger onderwijs rond corona?
“Summa levert veel bijdragen door studenten in te zetten om te helpen bij de teststraten. Vanuit de Fontys hebben wij een corona Impact Community en proberen wij vanuit economische opleidingen advies te geven aan bedrijven hoe ze zich uit de crisis kunnen innoveren. Een soort consultancy dus. Studenten social studies en ICT hebben veel gedaan voor het installeren van laptops voor verzorgingstehuizen, omdat daar de ICT kennis niet heel sterk is. TU/e heeft de campagne TU/e against covid lopen, met allerlei challenges. Omdat we zo’n goed ecosysteem hebben aan hybride werkomgevingen, zoals de industriecampus BIC (Brainport Industries Campus), kunnen studenten in Eindhoven nog enigszins praktijklessen krijgen en afstuderen. Vergeleken met andere steden hebben we dan ook relatief weinig stage- en afstudeerproblemen. Toen corona net begon riep de Eindhovens fabrikantenkring op om zoveel mogelijk met stages te komen. Iedereen voelt zich wel verantwoordelijk voor elkaar.”

Wat zou je graag ophalen uit CDKM-netwerk?
“Het is altijd erg leuk om te horen hoe anderen het organiseren. En dan hoor ik niet alleen graag de mooie verhalen maar ook vooral waar ze tegen aanlopen. Daar leer je van. Wat zijn struikelblokken en hoe ben je die overkomen? Je moet continu hobbels in samenwerking overwinnen. Onderzoeksprojecten afstemmen op de samenleving is als olie met water mengen. Onderwijs en onderzoek hebben een eigen ritme, de samenleving heeft een volledig ander ritme. Je moet kijken hoe je toch vormen vindt om ze te kunnen samenbrengen. Dat lukt alleen maar door het te doen, aan te passen en bij te stellen. Ik hoop heel erg dat we in het netwerk daar aandacht voor hebben met elkaar. Ik wil ook graag eerlijke verhalen delen.”

Wat wil je verder zelf meegeven?
“Ik geloof in het ideaal van de City Deal en hoop dat we de focus houden waar het om draait. En dat is dat we studenten beter, waardevoller en uitdagender onderwijs bieden en ook de stad waar je bent gevestigd beter maken. Volgens mij gaat dat heel goed, onder meer dankzij iemand als Rowinda Appelman. Daar mag OCW de handen voor dichtknijpen. Ze is echt een grensverlegger. Die heb je echt nodig hiervoor.”

Fontys in Eindhoven.

Fontys in Eindhoven.

Onderwijs moet meer ruimte bieden voor waaromvragen

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Willeke Slingerland. Foto: Saxion.
Willeke Slingerland. Foto: Saxion.

Durven kritisch te zijn, en morele afwegingen kunnen maken. Het zijn skills die we verlangen van jonge professionals. In hoeverre dragen de projecten van de City Deal Kennis Maken en het werken aan maatschappelijke opgaven bij aan deze burgerschapsvorming van studenten? Dat onderzoekt het lectoraat Weerbare Democratie van lector Willeke Slingerland van de Saxion Hogeschool. ‘We moeten een nieuw type onderwijs gaan organiseren.’

De belangrijkste reden dat Deventer en de hogeschool Saxion samen de City Deal Kennis Maken hebben ondertekend is om te kijken hoe ze de afgestudeerden en jonge professionals kunnen vasthouden in de stad na hun studie. De jongeren geven aan dat wel te willen als er veel bedrijven gevestigd zijn die creatief, innovatief, duurzaam en integer zijn, zo blijkt uit onderzoek. Daarom is Deventer Informatiestad begonnen met het initiatief ‘De stad als werkgever’. Daarin doen Saxion studenten binnen het Smart Solutions Semester en het Stadslab ervaring op met rijke leeromgevingen, waar studenten vanuit verschillende studierichtingen samenwerken aan een opdracht van een Deventer bedrijf of organisatie. Die leeromgevingen hebben die vorm vanuit het idee dat complexe vragen van morgen enkel opgelost kunnen worden door een interdisciplinaire benadering.

Burgerschapsvorming

Zowel Saxion als de gemeente hebben de wens om aan deze samenwerking nog een dimensie toe te voegen: het realiseren van burgerschapsvorming. Afgelopen november stemde de Tweede Kamer in met een nieuwe wet Burgerschapsonderwijs, waarin burgerschapsvorming voor alle onderwijslagen als taak is vastgelegd, met name voor primair en voortgezet onderwijs. Burgerschapsvorming voor studenten in het HBO houdt in dat zij in staat worden gesteld om te werken aan hun ethisch bewustzijn en hun kritische denkvaardigheden te laten ontwikkelen. De gedachte is dat deze vaardigheden hen helpen om in hun toekomstige rol als professional tot solide oordeelsvorming te komen. “Dat is nodig, want met paarse krokodil-ambtenaren wordt de samenleving niet geholpen”.

In de literatuur wordt dan ook verwezen naar het belang van burgerschapsvorming in onderwijs, stelt Slingerland. “Aan de tekentafel klinkt dat allemaal leuk, maar werkt dat in de praktijk? Daarom hebben we vanuit de lectoraten Weerbare Democratie en Vernieuwingsonderwijs de handen ineengeslagen om het onderzoek ‘Burgerschapsvorming in een interdisciplinaire leeromgeving’ te doen.” Het onderzoek wordt gefinancierd vanuit de City Deal Kennis Maken.

“Vanuit Weerbare Democratie zagen we beroepsbeoefenaars, zoals docenten, naar eer en geweten werken, maar niet systemisch genoeg kunnen denken om het burgerschapsonderwijs goed vorm te geven”, gaat Slingerland verder. “Het is een proces van leren en experimenteren. Hoe zit het bij ons? Geven wij die vaardigheden voor burgerschapsvorming ook mee? Vanuit Saxion willen we de studenten een kritische houding meegeven, maar veel mensen weten eigenlijk niet hoe.”

Multidisciplinaire studententeams

Het onderzoek van Slingerland moet dan ook inzicht geven of het werken aan maatschappelijke opgaven bijdraagt aan burgerschapsvorming. Eerst heeft ze via een documentanalyse in kaart gebracht in hoeverre burgerschapsvorming al een rol speelt in de visie op onderwijs, de uitvoering en toetsing binnen de labomgevingen. “Daarnaast hebben we gekeken naar drie opdrachten, waar multidisciplinaire studententeams van Saxion werken aan praktijkopdrachten. De studenten komen van verschillende studies zoals bestuurskunde, commerciële economie en verpleegkunde. Wat gebeurt er precies in het onderzoek? Hoe is de onderzoekende houding van de studenten? Hoe voeden we hen vanuit de hybride leeromgeving? We kijken naar het moreel kompas van de student en hun onderzoekende houding.”

Een van de projecten waar een studententeam aan meewerkt is de ontwikkeling van een app om consumenten te helpen afval te scheiden. Slingerland: “Je kan zoiets heel technisch aanvliegen, maar de studenten stelden juist de waaromvragen. Ze vroegen zich af waarom een app het juiste middel zou zijn. Kunnen we het gedrag van de consument niet veranderen? Zij stelden dus oorspronkelijke vragen die niet meteen met het doel van de opdracht, -de bouw van een app-, te maken hebben. Ze gingen bijvoorbeeld kijken hoe we Albert Heijn en Jumbo erbij kunnen betrekken, hoe we minder plastic kunnen gebruiken? Terwijl de opdracht was om te kijken waar de app aan moet voldoen. Er was dus ruimte om de opdrachtgever vragen te stellen en een alternatief te geven.”

Om te experimenteren met hoe dit soort vaardigheden aangeleerd kunnen worden, organiseerde Slingerland verder een interventiesessie met de groepjes studenten, waarin ze hen met de zogeheten socratische methode, ondervroeg. “Deze methode dwingt studenten tot het beter onder woorden brengen van hun ideeën, en aannames en vooroordelen te leren kennen. We willen studenten immers prikkelen om niet zomaar alles aan te nemen. Waar je bij de ene groep ziet dat dit van nature gaat, heeft de andere daarvoor eerst een fundament nodig.”

Ruimte voor waaromvragen

Is er een positiever en duidelijker beeld ontstaan van de stad als werkgever en innovatie van onderwijs rondom burgerschapsvorming, zoals het onderzoeksvoorstel beoogde? Slingerland: “Het heeft in ieder geval zowel Saxion als de gemeente Deventer doen inzien dat we een nieuw type onderwijs moeten gaan organiseren, en nieuwe typen opdrachten, waar meer ruimte is voor de waaromvragen”, benadrukt ze. “We zijn geneigd om opdrachten en vragen helemaal dicht te timmeren, in beton te gieten. Aan ons is het dus om een andere manier te vinden om opdrachten te formuleren en aan te bieden. Er is namelijk een hele nieuwe generatie studenten die dat nodig heeft. Die moeten we ruimte en meer perspectief bieden.”

Een nieuw type onderwijs betekent dus grote verandering, beaamt de lector. “Ja, als we studenten veel meer ruimte willen geven, moeten we dus meer gaan nadenken over onze didactiek. Hoe kunnen we de praktijklijn anders vormgeven, en opdrachten anders formuleren voor meer ruimte en creativiteit? Er zijn al veel bewegingen in het onderwijs, waarbij meer wordt ingezet op 21st century skills. Onderwijs gaat eigenlijk maar deels om kennis en meer om of je weerbaar bent als student. Ben je kritisch, durf je ‘waarom’ te vragen?”

Over 2 maanden is de publicatie klaar en deelt Slingerland deze met het City Deal Kennis Maken netwerk. “De kennis uit dit onderzoek kan zeker wat opleveren voor de City Deal. Er zit zoveel energie in, en hiermee kunnen we de samenwerking verbeteren om te zorgen dat we bezig zijn met de nieuwe professional, de beroepsbeoefenaar van morgen. Dat zijn mensen die over de schotten van de organisatie kunnen kijken en waardes ook immaterieel kunnen inschatten. Stad en onderwijs zijn als een huwelijk. Hoe hou je het talent hier en zorg je ervoor dat ze niet naar de Randstad gaan. Daar kan deze kennis bij helpen.”

Impact Meten, verslag sessie 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Het in kaart brengen van impact is altijd een lastige, vooral als het gaat om projecten rond verbinding met de samenleving. Hoe meet je de impact van deze projecten op de stad, op wijken, op bewoners? Maar ook de impact op studenten en hun leerdoelen? In deze sessie laten Erik Mooij en Rowinda Appelman een aantal voorbeelden de revue passeren.

Utrecht Challenges

Erik Mooij (HU) vertelt over hoe de Utrecht Challenge Alliantie de impact van de Challenges wil meten. “We hebben gekeken naar de uitdagingen. Hebben studenten er multi-level aan gewerkt? Vanuit verschillende disciplines en onderwijstypen? Waar zit de impact, welke zoektocht is er, hoe maak je het zichtbaar?” Belangrijk is het volgens Mooij om te beseffen dat er verschillende belangen zijn voor de partners. Dit soort projecten moeten bijvoorbeeld voor de stad iets anders opleveren dan voor de Economic Board of de burgers. Hoe zorg je ervoor dat je voor al die stakeholders de juiste impact hebt? Impact is volgens Mooij onder te verdelen in impact langs de lijnen van ondernemendheid, het effect op burgers en samenleving, het effect op human capital, en het effect op het leerproces. “We kijken met name naar brede vaardigheden. Is er sprake van interdisciplinaire samenwerking. Komt ieder eraan toe om zijn skills te gebruiken, worden er nieuwe skills geleerd? Voor de stad is het lastiger. Worden er op beleidsterreinen nieuwe inzichten opgedaan? De frisse perspectieven van studenten, de toekomstige bewoners van de stad. Het is best een zoektocht.”

Impact meten

Rowinda Appelman deed een rondje Nederland langs City Deal-betrokkenen met deze vraag over impact meten. Waarom doen we dit allemaal? Wat is het einddoel? ”Het begint met wanneer je vindt dat er impact is. Het liefst wil je impact voor de student, soms voor de studieontwikkeling, en soms voor de wijk”, zegt Esther Haverkort, HvA en Hogeschool Leiden. “Impact moet een centraal onderdeel van het proces zijn vanaf het begin”, is het advies vanuit het project BOOT, Hogeschool van Amsterdam. Het wordt te vaak nog gezien als een “moetje”, als een reflectie aan het einde van de rit. Programma’s zouden zo moeten worden opgebouwd dat de impact en de reflectie onderdeel zijn vanaf het begin.” Het meten van impact draagt zo niet alleen bij aan het inzicht geven in resultaten en samenwerkingen, maar biedt zo ook input voor het verbeteren van de rijke leeromgevingen in de stad, de doorwerking van projecten en de doorontwikkeling van het curriculum zelf. Het zorgt er zo voor dat de denkbeeldige cirkel van start tot eind weer rond is.

Een nauwe samenwerking met afdeling Onderzoek en Statistiek van de gemeente kan ook lonen om impact inzichtelijk te maken, zo blijkt in Arnhem, waar uit de Stadsmonitor blijkt dat de sociale cohesie in de stadswijken, waar Spark Centres van de HAN zitten, is toegenomen. Daarnaast toont de HAN hoe zij als hogeschool werken nu werken met Leeropbrengstformulieren voor Interprofessioneel Praktijkleren. De Wageningen University & Research is gestart met pilots rond grootschalige Impactmeting, na het maken van een overzicht van impactdoelen op kwalitatieve en kwantitatieve schaal. Op drie momenten, vanuit drie perspectieven (student, docent en opdrachtgever) wordt middels een diepte-interview gekeken hoe het gaat en wat het brengt. Doel van de pilots is om de motivatie en verwachtingen helder te krijgen, maar ook om feeling te krijgen voor wat er speelt en hoe het gaat.

WIJS

In Groningen meet WIJS vanuit de Hanzehogeschool Groningen de impact per doel aan de hand van de volgende categorieën: activiteiten, output (kwantitatief), outcome (kwalitatief) en impact. Maar, stelt Suzanne Kuik van WIJS: “het is lastig te meten of de zelfredzaamheid van bewoners echt wordt vergroot. Wat we vooral willen bereiken is dat de stad er beter van wordt, net als het ommeland. En dat studenten en stadjers een ander perspectief van elkaar krijgen. Er heerst nogal wat negatieve beeldvorming over studenten in de stad.” Laura Gottmer vult vanuit Tilburg University aan dat daar vooral wordt gekeken naar impact vanuit het KNAW rapport “Maatschappelijke Impact in Kaart” (2018), en toont aan de hand van een City Deal Kennis Maken project hoe kwalitatieve en kwantitatieve metingen in de praktijk plaatsvinden. Besloten wordt dat impact meten op een volgend CDKM evenement ook terug zal komen.

Van pilots naar grootschaligheid, verslag sessie 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Nu de City Deal Kennis Maken bijna vier jaar onderweg is en alle 20 steden prachtige pilotprojecten hebben lopen, komt de vraag naar boven hoe je van een pilot de overstap maakt naar grootschaligheid. Onderzoeker Suzanne Potjer (TwynstraGudde) is expert in het mogelijk maken van vernieuwing in het publieke domein en gaat in op die vraag in deze sessie. Ze gebruikt een aantal voorbeelden over hoe pilots succesvol groeien, zoals het dorp Reduzum in Friesland waar bewoners zelf bouwen aan een duurzame toekomst. Ze richten concrete kansen zelf in via samenwerking en komen vooruit door continu te leren door te doen. Al jarenlang heeft het dorp krimp voorkomen. Waarom lukt dit niet in andere regio’s? Dat komt omdat een experiment inherent is aan plek en context, stelt Potjer.

3 niveaus van experimenten

Potjer noemt drie niveaus van experimenten. Op lokaal niveau kunnen experimenten vernieuwende ideeën en oplossingen aandragen voor vraagstukken. Op horizontaal niveau staan experiment en praktijk naast elkaar. Ze willen leren van elkaar. Denk aan een netwerk van stadsmakers die bij elkaar komen in stadslabs om van elkaar te leren. Het derde niveau is het verticale niveau. En dat is de grootste uitdaging voor experimenten. Is er sprake van institutionele ruimte en steun? Hoe zijn relevante bestuurders en sleutelpersonen aangehaakt? Hoe zijn de pilots gekoppeld aan lopende ambities en programma’s? Hoe wordt er institutioneel geleerd van deze en soortgelijke projecten? Een voorbeeld is de Right to Challenge die de Afrikaandermarkt in Rotterdam gebruikte om de vuilnisophaaldienst over te nemen. Nu is de volgende stap daarin borging in wetgeving.

Hoe zit dat in de City Deal Kennis Maken? “Mensen vinden elkaar horizontaal wel”, stelt projectleider Rowinda Appelman. “Vooral verticaal is moeilijk.” Verticaal gaat verder dan alleen uitwisseling van mensen, ideeën en voorbeelden, legt Potjer uit. Het gaat om harde dingen als wet- en regelgeving, en financiering. Daar moet verandering van perspectief en andere manieren van werken aan vooraf gaan. De City Deals kunnen daarbij een goede rol spelen.

Geen tekentafelontwerpen

Maar experimenten kunnen ook weerbarstig zijn. Het zijn geen tekentafelontwerpen, stelt Potjer. “Experimenten zijn eigenlijk anti-ontwerpen. Hoe maak je een organisatie daar klaar voor? Je hebt pioniers nodig.”  Zoals Luuk van Tiggelen van de gemeente Ameland. Hij speelde als ambtenaar een sleutelrol om het eiland zo goed als volledig energieneutraal te maken. Zijn advies: “Soms moet je risico´s durven nemen. De wethouders en de gemeenteraad een paar keer per jaar meenemen in je verhaal. Tussen die momenten de vrije ruimte benutten. Vooral niet overal formeel toestemming voor vragen. Waar de vis zit gooi je een hengel uit.”

Ook heb je pionierende structuren nodig zoals financiën, beleid, nieuwe organisaties en samenwerkingen, zoals de City Deal Kennis Maken. De projectleiders van de City Deals hebben zelf allerlei impliciete kennis in huis. Trucjes, slimmigheidjes om de juiste sleutelpersonen aan te haken, in te spelen op formele structuren en het creëren van een beweging. Potjer benoemt het onderhouden van ‘zwakke verbindingen’, zodat je altijd weet wat waar speelt. Ook het inspelen op een momentum is belangrijk. Zoals de City Deal Voedsel liet zien. Toen twee jaar geleden de gemeenteraadsverkiezingen eraan kwamen, stuurde de City Deal een paragraaf rond over voedselbeleid.

Goed luisteren naar elkaar

En dat kwam terug in meerdere coalitieakkoorden. “Zoiets simpels kan een grote impact hebben. Verbindingen leggen is de kern van deze manier van werken”, aldus Potjer. Ook tussen bestuurders en de lagen eronder. Het komt geregeld voor dat een bestuurder zegt ‘we gaan ervoor’, en dat de ambtenaren eronder zeggen dat het niet kan. Daarnaast is de manager vaak degene die het bestaande systeem ophoudt, en niet altijd de bewegingsvrijheid geeft die gezocht wordt. “Het samenbrengen van al deze elementen is echte vernieuwing. Echt goed luisteren naar elkaar dus. Laat bestuurders praten met de mensen die onderwijs en onderzoek doen.”

Multi-level Leren, verslag sessie 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Een van de meest gehoorde termen in City Deal Kennis Maken projecten is multi-level leren. Maar hoe voer je dit in de praktijk nu goed uit? In de sessie “Multi-level leren: Praktische tips voor verdere vormgeving” vertellen Ilya Zitter, Miriam Jager en Denise Leidelmeijer over hun ervaringen. Multi-level leren gaat over grenzen heen, stelt Zitter, Lector Leeromgevingen in het Beroepsonderwijs (HU). Bijvoorbeeld tussen professionals en burgers of onderzoek en praktijk. “Grenzen kun je als obstakel zien, maar ook als kans. Vanuit andere manieren van kijken naar vraagstukken kun je veel leren.”

Voorbeelden van grensoverschrijdend leren vind je bijvoorbeeld in challenges, living labs en interprofessioneel leren. “Het is geen abc dat je even toepast”, benadrukt Zitter. Een gezamenlijke taal is dan ook handig. Daarvoor ontwikkelde ze een Kaleidoscoop met zeven gemeenschappelijke aspecten voor multi-level leren:

  • Mate van co-creatie met buitenwereld
  • Wedstrijdelement
  • Intra-/extracurriculair
  • Doorleefdheid van context & output
  • Temporeel
  • Ruimtes & instrumenten
  • Roldynamiek

In het samenwerkingsverband Wijk Inzet door Jongeren en Studenten (WIJS) in Groningen staat multi-level leren centraal, legt projectleider Denise Leidelmeijer uit. In dit samenwerkingsverband werken de gemeente, de Hanzehogeschool, WIJ Groningen, de Rijksuniversiteit Groningen, Noorderpoort en het Alfa-college samen. In het project SamenWIJS  werken vijf studententeams door middel van ontwerpgericht onderzoek en Design Thinking  aan de thema’s eenzaamheid en armoede. Een voorbeeld is het project Buurtmaatjes in de wijk Selwerd, waar bewoners al daadwerkelijk worden geholpen. Bijzonder volgens Leidelmeijer is dat vanaf dag één alle studenten in de projecten gelijkwaardig zijn. “Meteen verdwijnen de labels. Er ontstaan nieuwe groepen en een nieuwe identiteit.”

Ook in Arnhem en Nijmegen heeft projectleider Miriam Jager multi-level leren een grote rol gegeven in de projecten van de City Deal. En dat zijn er nogal wat. Onder de vlag van de City Deal zijn er in beide steden 22 Labs en werkplaatsen, 1200 tweedejaars studenten en honderd vierdejaars studenten die meewerken, en vijftig wijkdocenten. Daarnaast zijn er elf lectoraten verbonden.

“Al deze plekken zijn mooie opstapjes voor multi-level onderwijs. Hoe kunnen we samen optrekken met mbo en wo? De projecten komen binnen via de wijkdocenten en alliantiemakelaars. Het terugvloeien van kennis vanuit de projecten richting onderwijs kan nog wel beter”, beantwoordt Jager een vraag van een van de deelnemers. “Daar valt nog wel een en ander te leren. Het gaat nu vooral via olifantenpaadjes, maar moet meer vaste vorm krijgen. Impactonderzoek met de samenwerkende gemeenten is daarom ook zo belangrijk.” Het advies van Jager voor iedereen die met multi-level projecten werkt: “Ga vooral gewoon door. Je gaat tegen de stroom in, dat weet je.”

Deelname gemotiveerde bedrijven kan City Deals versterken, verslag 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In de laatste ronde van de deelsessies gaat Jan-Willem Wesselink in op de vraag hoe je bedrijven bij City Deals betrekt. Dat doet hij samen met ondernemer Edgar van Eekelen van ELBA REC, Media- en communicatiebureau, uitgever van o.a. Stadszaken.nl en ROM en mede-oprichter van de Future City Foundation waar Wesselink werkzaam is.

De sessie begint met een korte presentatie. Kort, omdat Jan-Willem aangeeft dat hij het gesprek met de deelnemers aan de sessie belangrijker vindt dan het ‘zenden’.

Jan-Willem stelt zichzelf voor. Hij is trekker van de City Deal Een Slimme Stad, vanuit de Future City Foundation. Die stichting maakt onderdeel uit van de Europese beweging Fiware en wil graag de brug slaan tussen technologie en de stad. “We brengen mensen samen die nadenken over de toekomst.” Op verzoek van het ministerie van BZK en de G40 heeft de Future City Foundation de City Deal Een Slimme Stad opgezet om de komende twee jaar te werken aan procesvragen over techniek in het ruimtelijk domein. Jan-Willem toont een slide met een indrukwekkende hoeveelheid logo’s. Dit zijn de partners in de City Deal, waaronder ook een aantal bedrijven. “We werken met kleine en met grote bedrijven, met techbedrijven en vastgoedbedrijven en partners die iets anders doen.” Met het overzicht wil Jan-Willem benadrukken dat ‘hét bedrijfsleven’ niet bestaat. Het is een mix van belangen, maar het zijn ook allemaal ménsen. “Het is meer een ‘movement of people’ dan een ‘’movement of business’.”

Dansvloer

Iedereen heeft zijn eigen redenen om mee te doen. Daarbij zijn er korte-, middellange- en langetermijndoelen te onderscheiden. “Het kortetermijnbelang is vaak gekoppeld aan de vraag ‘waarover gaat mijn volgende functioneringsgesprek’. Het middellangetermijnbelang raakt aan de vraag ‘waar wil ik of mijn organisatie heen?’ En het langetermijnbelang is wat iedereen bindt: hoe draag ik bij aan een betere wereld?” Voor de City Deal is hier vooral SDG11 van belang, het duurzame ontwikkelingsdoel van de Verenigde Naties dat streeft naar duurzame steden en gemeenschappen. Jan-Willem omschrijft de rol van de City Deal als ‘de dansvloer waarop iedereen elkaar kan vinden.”

Een belangrijke taak van de City Deal is om mensen en partijen aan elkaar te koppelen. “Daarvoor moeten we wel zorgen dat we weten wat de ander wil en we moeten zorgen dat alles werkt, geldtechnisch maar ook in het groepsproces.” Om dit te realiseren vinden wekelijks gesprekken plaats over groepen binnen de City Deal waar dingen niet goed gaan en wordt dit gespiegeld aan de groepen waar het wel goed gaat. Belangrijk is volgens Jan-Willem vooral ook dat het leuk is, omdat het werken in de City Deal voor geen van de partijen ‘core business’ is. “Dus houd het leuk en houd een beetje van elkaar. Of durf te dromen zoals Elon Musk, denk vanuit de Golden Circle maar maak het ook concreet!”

Het creëren van een ‘communitygevoel’ is erg belangrijk. Daar werkt de City Deal aan door vragen te delen op social media en door maandelijkse bijeenkomsten te organiseren waar vaak wel 200 mensen aan deelnemen. Je zou kunnen denken ‘waarom wil je die bedrijven erbij, want het is ook fijn om die zeurkousen die alleen maar over geld praten er niet bij te hebben?’, prikkelt Jan-Willem. Maar hoe meer inzichten hoe beter en de betrokkenheid van bedrijven leidt ook tot meer netwerken, wat voor gemeenten met concrete opgaven ook handig kan zijn. De samenwerking leidt tot meer kracht en verschillende perspectieven waarin iedereen zijn eigen ding doet.

Gelijke monniken, gelijke kappen

Na dit overtuigende pleidooi is de hamvraag hóe je dan die bedrijven betrekt. Jan-Willem geeft aan dat het zaak is de bedrijven aan te spreken op hun eigen belang, maar wel vanuit het centrale idee van de City Deal. Als partijen afhaken omdat ze de ambities van de deal niet delen, is dat ‘jammer, maar helaas’. Essentieel is ook dat alle partners meebetalen, want dit zorgt voor meer commitment. En: dat iedereen evenveel betaalt, want: ‘gelijke monniken, gelijke kappen’.

Uiteraard zijn er verschillen tussen bedrijven en overheden in een City Deal. Een bedrijf moet vooral geld verdienen. Overheden denken meer in termen van budget. Overheden hebben de luxe dat dingen soms niet door kunnen gaan, dat is voor bedrijven een stuk lastiger. En bedrijven denken vaak in een kortere tijdsspanne. Edgar, van ELBA REC, kan dat beamen: een scope van drie jaar is erg lang. Voor ons is één jaar het uitgangspunt. Maar als je écht ergens achter staat dan kan één tot drie jaar wel.” Edgar geeft aan dat ze graag een bijdrage leveren, maar dat er inderdaad ook geld verdiend moet worden. ELBAREC heeft in de deal geïnvesteerd, omdat ze er in geloven. En omdat ze een netwerk kunnen opbouwen waardoor er geld verdiend kan worden dat ze anders niet gekregen hadden.

Jan-Willem geeft aan dat het belangrijk is om hier eerlijk en transparant over te zijn, van beide kanten. “Wij kunnen de dansvloer leveren, maar we kunnen niet garanderen dat iemand verliefd op je wordt.” Edgar geeft aan dat er altijd ‘gelukzoekers’ zijn die meer komen halen dan brengen. Hij vindt dat je als overheid best kritisch mag zijn en dat het goed is om aan de voorkant duidelijk uit te spreken wat elke partij komt brengen en halen. En als bedrijf moet je dan ook eerlijk kunnen aangeven ‘ja, wij willen geld verdienen en dat moet ergens vandaan komen’.

Exclusief

Wat lastig kan zijn, aldus Jan-Willem, is dat bedrijven vaak exclusiviteit willen bedingen. In de City Deal is een bepaling dat de partners andere partijen kunnen weigeren. Tegen extra gemeentes die deelnemen zijn meestal geen bezwaren, bij nieuwe bedrijven kan dat anders liggen. “Je deelt toch vertrouwelijke kennis als bedrijf en je stelt je minder open op als er een concurrent bij zit.” Volgens Edgar is 100 procent exclusiviteit niet nodig, als je maar niet volledig overlapt in wat je kunt bijdragen en ophalen.

Jan-Willem schetst nog dat bedrijven kansen en risico’s anders beleven dan gemeenten. De risico’s worden zwaarder ervaren, maar bedrijven zijn tegelijkertijd ook opportunistischer. Er zijn ook bedrijven die je liever niet als partner uitnodigt. Dat zijn bedrijven die op korte termijn geld willen verdienen aan de deal. Die voegen volgens Jan-Willem vaak niet veel toe.

Na de presentatie is er ruimte voor vragen. Edgar bijt het spits af door aan de deelnemers te vragen of het überhaupt een issue is voor andere deals, het betrekken van bedrijven?

Nienke Fabries van de Fontys Hogeschool Eindhoven geeft aan dat zij in de Brainport Regio al lang samenwerkt met zowel gemeenten als bedrijven. Dat gaat eigenlijk best goed. Er worden wel verschillende samenwerkvormen gebruikt: de ‘partners in education’ voorzien in opdrachten voor het onderwijs. De ‘partners in innovation’ betalen een lidmaatschap en dragen mensen en innovatie bij. Dit laatste wordt o.a. toegepast bij de ICT-opleiding omdat de kennis daar zo snel ontwikkelt dat je een lerende community nodig hebt.

Studenten zijn het meest verschrikkelijke publiek

Jan-Willem vindt het interessant om te kijken naar een koppeling van de City Deal Een Slimme Stad met het onderwijs. “Wij ontwikkelen nieuwe tools in onze City Deal en die kun je goed toetsen door ze te onderwijzen.” Studenten zijn volgens Jan-Willem, in positieve zin, sowieso ‘het meest verschrikkelijke publiek’, want: ze zijn heel kritisch. Daniël van Vliet van de Erasmus Universiteit Rotterdam benadrukt dat er wel een goede interne structuur moet zijn, anders heb je niks aan het betrekken van bedrijven. Hij constateert dat de samenwerking met stakeholders en bedrijven om impact te realiseren voor de EUR, nogal gefragmenteerd is: “Mensen zijn netwerken aan het bouwen, maar weten nog niet goed hoe ze het intern kwijt kunnen.” Daarom worden nu rondetafelgesprekken gevoerd om te kijken waar de stakeholders echt behoefte aan hebben. En het maken van een ‘menukaart’ kan daarbij ook helpen.

Jan-Willem geeft aan dat hij het ook lastig vindt om aan universiteiten te laten zien waar je dan echt op samenwerkt in een deal. Daniël geeft aan dat dat het belang van die interne structuur onderstreept: werk je samen op onderzoek of onderwijs? Verwachtingenmanagement is ook belangrijk: soms is een universiteit zo kritisch dat ze misschien het aangeleverde vraagstuk in twijfel trekken. “Een netwerk bouwen aan de buitenkant is een ander spoor dan aan de binnenkant.”

Jan-Willem benadrukt dat je met meer dan 50 partners en vaak meer dan 150 deelnemers aan sessies, ook moet blijven uitleggen waar je mee bezig bent. En er begrip voor moet hebben dat niet iedereen dezelfde motivatie heeft. Daniël is benieuwd hoe er gereageerd wordt als een challenge voor studenten niet oplevert wat je er als City Deal van verwacht. “Mijn vader zegt altijd ‘koe, vergeet niet dat je een ooit een kalf was!’”, zegt Jan-Willem, die vindt dat er soms teveel focus is op het eindresultaat terwijl er vooral veel winst zit in gesprekken. “Studenten stellen vaak goede, belangeloze vragen. Misschien moet je dat als universiteit ook beter verkopen?”

Mismatch van belangen?

Johan vraagt zich af hoe je omgaat met een eventuele mismatch van korte- en langetermijnbelangen. Jan-Willem geeft aan dat de langetermijn niet zo’n probleem is, want iedereen wil een betere wereld. Wat de korte termijn betreft: de City Deal voert veel gesprekken met partners over de voortgang. Voor bedrijven is op de langere termijn vaak belangrijk dat je in het project gelooft. Volgens Edgar is het goede van de City Deal dat je als bedrijf ‘een concreet aanbod’ krijgt van wat het je kan opleveren, zoals contacten met netwerken.

Jan-Willem schetst dat nieuwe ideeën vaak geboren worden in het bedrijfsleven, maar dat die vaak moeilijk landen bij de overheid, terwijl die er vaak over gaat. “Daar loopt het bedrijfsleven vaak op vast: we hebben pratende vuilnisbakken, maar hoe verkopen we die?”, vult Edgar aan. Tegelijkertijd vindt Jan-Willem dat je als bedrijf ook moet zorgen dat je de overheid goed kent, als dat je klant is.

Norbert Ruepert is van de City Deal Kennis Maken in Utrecht, waar ze de Utrecht Challenge Alliantie hebben. Hij worstelt met het feit dat ze aan de ene kant de maatschappeljke opdracht hebben om studenten challenges te bieden in het maarschappelijk domein. Maar aan de andere kant willen ze ook het bedrijfsleven betrekken. Hij ziet een contradictie tussen die maatschappelijke vraagstukken en de mogelijkheden voor bedrijven om daar een verdienmodel aan te koppelen. “Dan loop je het risico dat je heel erg de boer op gaat, terwijl bedrijven denken ‘ja, fijn, maar ik zié het niet!’”

Jan-Willem denkt dat het kan helpen om in gesprek te gaan over waar het ‘misverstand’ zit. Overheden doen vaker mee dan bedrijfsleven omdat ze meer focussen op de lange termijn. Toch zit er ook winst in voor bedrijven, bijvoorbeeld omdat ze op zoek zijn naar goed personeel. Dan is het kansrijk om bedrijven in contact te brengen met talentvolle jonge mensen. Daarnaast is er volgens Jan-Willem de maatschappelijke verantwoordelijkheid: de Future City Foundation vraagt geen vergoeding voor lezingen omdat ze het belangrijk vinden om bij te dragen aan goed onderwijs. “Daar zou je bedrijven wellicht ook op aan kunnen spreken.”

Tot slot benadrukt Jan-Willem dat het ook al heel waardevol kan zijn dat je stakeholders met elkaar in gesprek brengt die elkaar eigenlijk nog niet zo goed persoonlijk kennen. Dat informele contact met potentiële klanten is voor bedrijven vaak heel waardevol. En het is altijd goed om met studenten te werken. Dan biedt je mensen aan die leuk zijn en dingen ontregelen, dat is een mooi aanbod!

 

Studenten creëren impact in de wijk: het Urban Living Lab Maastricht, verslag sessie 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In deze sessie maken we nader kennis met het collectief van de Hogeschool Zuyd en de Universiteit Maastricht dat vanuit de City Deal Kennis Maken buurtparticipatie stimuleert in twee Maastrichtse wijken. Rowinda introduceert Nurhan Abujidi, lector Smart Urban Redesign aan de Hogeschool Zuyd, die ons meeneemt in wat er goed gaat in het Urban Living Lab in Maastricht – en in wat er beter kan. Want dat laatste is volgens Nurhan ook belangrijk. Ze is benieuwd naar de mening van de andere deelnemers over gedeelde uitdagingen. Het doel is ten slotte om van elkaar te leren.

Het Urban Living Lab 2019-2022 is een samenwerking tussen Hogeschool Zuyd, Universiteit Maastricht en de gemeente Maastricht. Doel is om participatie van bewoners te stimuleren in de wijken Mariaberg en Randwijck, door de sociale organisatie en betrokkenheid te bevorderen. Daarnaast biedt het initiatief de kennisinstellingen ruimte om te innoveren met ‘learning by doing’: studenten uit hun comfortzone halen en van de stad hun leeromgeving maken.

Waar Mariaberg meer een ‘woongebied’ is, is Randwijck een publieke zone, met de campus, een ziekenhuis en bedrijven. Hoofdthema’s waar bewoners bij betrokken worden, zijn: Duurzaamheid & Klimaatadaptatie, Gezondheid & Bewegen, Meedoen & Ontmoeten en Schoon & Veilig wonen.

Het Lectoraat Smart Urban Redesign is in de regio Zuid-Limburg actief in zes living labs. Voor het Living Lab in Maastricht kan men dus buiten uit de ervaringen van de andere labs, waaronder de eerste, die in Kerkrade, waar men vijf jaar geleden begon. Door de lessen van die labs mee te nemen en ook de lessen uit Maastricht weer toe te passen in de labs in o.a. Heerlen en Geleen, op regionale schaal, probeert het lectoraat een langetermijn-leerproces te organiseren.

Interdisciplinair

Cruciaal daarbij is de interdisciplinaire aanpak. De stedelijke context is zo complex, vertelt Nurhan, dat de dialoog tussen disciplines nodig is. Die samenwerking is uiteraard niet eenvoudig. Er zijn vijf domeinen betrokken bij het Urban Lab: Creatief/ontwerp, Economie, Gezondheid, Sociaal-maatschappelijk en Techniek. Vanuit deze domeinen zijn 12 opleidingen van de Hogeschool Zuyd aangehaakt en 2 faculteiten van de Universiteit Maastricht. “We hebben een systeem gecreëerd dat deze samenwerking mogelijk maakt”, vertelt Nurhan trots. Over dat systeem zo meteen meer.

Nurhan schetst dat de aanpak niet slechts lokaal is. Door het organiseren van een Internationale Design Week, worden andere Europese universiteiten betrokken. Dit bevordert tevens een ‘vers’ perspectief op lokale vraagstukken, en de kans voor studenten om internationaal ervaringen uit te wisselen. Nurhan blikt alvast vooruit op één van de uitdagingen, voor ze het woord geeft aan haar collega Herwin. De academische universiteit en het HBO hebben namelijk een verschillende onderwijsaanpak. Het HBO is bijvoorbeeld veel meer pratijkgericht dan de universiteit. Dat maakt het, samen met de vele verschillende disciplines, studenten en docenten een complext opgave. Toch zijn inmiddels al meer dan 1000 studenten betrokken (geweest) bij het stadslab.

Herwin Sap, docent Architectuur bij Hogeschool Zuyd en ook actief deelnemer aan het Living Lab, vertelt hoe het onderwijs van met name de hogeschool is georganiseerd rond de City Deal. Herwin vertelt dat een collegejaar in vier blokkken ingedeeld kan worden en dat gedurende die blokken verschillende opleidingen meedoen. De blokken corresponderen met schaalniveaus in het Urban Lab. En hier zijn ook de aangehaakte opleidingen op afgestemd.

Zo is het schaalniveau van Blok 1 de wijk. Hier zijn onder andere de Hotelschool en de opleiding Gebouwde Omgeving op aangehaakt. De internationale Designweek staat centraal in het tweede blok, waarin op een deelgebied van de wijk wordt ingezoomd. In blok 3 staan deelprojecten in de deelgebieden centraal. Hier sluiten ook o.a. studenten Architectuur en Autonome Kunsten aan. En in blok 4 dragen studenten Communicatie & Mediadesign bij aan het uitdragen van de opbrengst.

Doel is om dus uiteindelijk met verschillende studenten in te zoomen van wijkniveau naar een concreet object in de wijk, zodat dat ook gerealiseerd wordt. Momenteel bevindt het Urban Lab zich aan het eind van blok 3. Hier wordt o.a. een ‘online stembus’ ingezet, waarmee buurtbewoners kunnen stemmen op verschillende oplossingsvarianten van studenten.

Aansluiten op curriculum

Belangrijk is dat de brede hoofdthema’s het voor veel verschillende opleidingen mogelijk maken om mee te doen. En door de verschillende schaalniveaus in de blokken kunnen opleidingen de deelname op een natuurlijke manier laten aansluiten op hun eigen curriculum, vanuit bestaande vakken. Het Urban Lab stimuleert kennisuitwisseling tussen de verschillende studenten. Zo is de opleiding Built Environment in Blok opdrachtgever en stellen de studenten een adviesvraag aan de Hotelschool. En vanuit Ergotherapie geven studenten workshops aan studenten Built Environment, zodat die in hun ontwerpproces rekening kunnen houden met mensen met een functiebeperking. Studenten organiseren onderling werkoverleggen en bereiden focusgroepen met buurtbewoners voor, waarvoor ze ook input verzamelen bij andere studenten. De informatie wordt met ons gedeeld en we nemen deze op in de catalogus of bibliotheek.

Het woord is vervolgens aan Michelle van Mulken die vertelt hoe de Universiteit Maastricht is aangesloten op het Urban Lab. Ze schetst dat het voor de UM lastig was om vanuit het curriculum goed op het lab aan te haken. De eerste deelnemers waren stagiaires van de opleiding Psychologie. Die droegen bij aan een research learning project over gentrificatie: hoe kijken bewoners er naar en hoe kijkt de gemeente ernaar? De studenten maaken een documentaire waarin ze focusten op eenzaamheid, veiligheid en overlast van hondenpoep. Enthousiasme is belangrijk om het Urban Lab aan het curriculum te verbinden. Dit was ook zo bij de 60 studenten van Public Health, die ondanks de Corona-crisis aan de slag gingen en verder borduurden op de wijkscans die waren uitgevoerd. Deze hebben ze als input gebruikt voor intervention design en intervention mapping.

Intercompetenties

Marlou Driessen is vanuit de opleiding Ergotherapie betrokken en houdt zich vanuit die achtergrond veel bezig met community development en ‘samenredzaamheid’. De interprofessionele samenwerking die ook in het lab zo belangrijk is, is al inherent aan het vakgebied Ergotherapie. Ze benadrukt het belang van ‘inter-innoveren’ in het onderwijs, door samen met bewust met een aantal thema’s aan de slag te gaan. Zo zijn er tien ‘intercompententies’ benoemd waar alle beroepen in geschoold zouden moeten worden.

Er is allereerst een methodiek ontwikkeld waarmee je vanuit verschillende perspectieven naar de wijk kunt kijken. En – belangrijk – hoe je daar de buurt bij betrekt! Zo werd gekozen voor de methode met de focusgroepen. Ook daarin gaan de onderwerpen steeds specifieker van wijkniveau richting deelproject. “Het is belangrijk de lijn voor de bewoners continu te laten zijn, terwijl er steeds andere studenten met deelprojecten bezig zijn”, benadrukt Marlou. Marlou’s focus daarbij is met name gericht op de transformatie van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving.

Als voorbeeld noemt ze studenten die regelmatig de buurt in gaan. En op verschillende tijdstippen, ook buiten collegetijdstippen, omdat op verschillende momenten weer andere dingen spelen. Er is een Buurtdag georganiseerd om afscheid te kunnen nemen van woningen die gesloopt werden. Marlou vond het belangrijk dat ook daar studenten bij waren, om zo de band met de buurt te versterken. Daarnaast is zichtbaarheid belangrijk. Om de betrokkenheid van de studenten in de wijk te tonen, wordt veel via de buurtkrant en op Facebook gecommuniceerd over de projecten.

Niet alleen de samenwerking van studenten en bewoners is belangrijk. Ook de gemeente is een belangrijke partner voor de studenten, vult Herwin aan. Hij laat een concreet voorbeeld zien waarbij van een integrale gebiedsvisie, via de Designweek is ingezoomd op een specifieke fysieke ruimte, resulterend in een vernieuwde hangplek voor jongeren.

Sleutels tot succes

Tot slot worden de Sleutels tot succes doorgenomen. Samenwerkingen als deze zitten niet in het DNA van kennisinstellingen en vergen veel praten. Dus onderhandelvaardigheden zijn belangrijk: ‘common ground’ kunnen vinden en verwachtingen managen. En je comfort zone durven verlaten. Dit vraagt om goed gecontroleerde processen, focus op resultaten en klein beginnen.

Uitdagingen zijn er natuurlijk ook, zoals de kennisdisseminatie. En: hoe bewerkstellig je een structurele samenwerking, zodat het als een natuurlijk proces gaat aanvoelen.

Meer informatie is vanaf 1 april te vinden op www.surd.nl.

Rowinda bedankt de sprekers en gaat in op de vragen die in de chat gesteld zijn. Zo is Edros benieuwd of de initiatieven van het lab altijd binnen de indeling van het onderwijs moeten passen. Herwin geeft aan dat de vraagstukken wel binnen het onderwijs moeten passen, maar dat de thema’s breed genoeg zijn om dat te borgen. Ellen is benieuwd of opleidingen gedurende het hele jaar participeren. Herwin geeft aan dat het Urban Lab het hele studiejaar doorloopt, maar dat verschillende opleidingen op verschillende momenten participeren. Lydie is benieuwd of het MBO ook meedoet. Nurhan kan zich voorstellen dat MBO-studenten een belangrijke rol kunnen spelen in het implementatieproces, maar het integreren van het MBO in het lab is nog een complexe klus. Het idee wordt wel dankbaar meegenomen.

Meerdere deelnemers zijn benieuwd naar de catalogus met deelprojecten. Herwin licht toe dat die vooralsnog alleen voor studenten beschikbaar is via Moodle en voor partners in het project. Maar er wordt gekeken hoe die breder gedeeld kan worden. Op de vraag of de wijkscans door studenten uitgevoerd worden, antwoord Michelle dat een deel al door gemeenten is uitgevoerd, maar dat studenten dan bijvoorbeeld nog dieper ingaan op de gezondheidsgegevens.

Er is ook interesse in de benoemde intercompetenties en er wordt gevraagd of die gedeeld kunnen worden. Marlou licht toe dat dit vanuit de zorgopleidingen ontstaan is en door de provincie gefinancierd is. Nurhan geeft aan dat dit met de City Deal-partners gedeeld kan worden. Ook naar de wijkscan-aanpak is vervolgens interesse bij de deelnemers aan de sessie! Herwin geeft aan dat die beschikbaar komt zodra alles netjes op de website gecategoriseerd is.

Onderzoeksmoe

Een andere vraag is: hoe voorkom je dat bewoners ‘onderzoeksmoe’ worden? Marlou ligt toe dat de focusgroepen juist zijn ingericht omdat bewoners aangaven dat er onderzoeksmoeheid dreigde door de vele vragen van studenten. Daarom zijn er nu kleine maandelijkse bijeenkomsten en alle verzoeken van studenten gaan via de focusgroep. Nurhan schetst dat het een leerproces is, het ontwikkelen van een systeem en vertrouwen creëren bij de lokale gemeenschap. Michelle merkt dat de gemeenschap graag meedenkt, maar dat dit ook verwachtingen schept die gemanaged moeten worden. Edros vraagt wie er behalve gemeente, kennisinstellingen en bewoners nog meer mee doen. Herwin noemt de woningcorporaties nog als belangrijke partner, en welzijnsorganisatie Traject. Marlou vindt het belangrijk de partijen die echt in de wijk actief zijn goed te betrekken.

Ellen is benieuwd wie de opdrachten formuleert en Nurhan geeft aan dat het lectoraat de opdrachtgever is, maar hierbij uiteraard de behoefte van de bewoners inventariseert. Het is belangrijk om de vragen aan verschillende studierichtingen ook op maat te formuleren. Herwin geeft een voorbeeld van het meewegen van behoeften uit de wijk: het vierde thema, Schoon & Veilig, werd nav feedback uit de wijk toegevoegd omdat dit randvoorwaardelijk bleek.

Han is benieuwd hoeveel begeleiding studenten nou krijgen in het Urban Lab. Herwin geeft aan dat de begeleiding gelijkwaardig is aan onderwijs buiten de City Deal, omdat er wordt aangesloten bij het bestaande curriculum. Wat een extra tijdsinvestering van met name docenten vergt, is het faciliteren van dwarsverbanden tussen opleidingen. Nurhan benadrukt dat het enthousiasme van betrokken opleidingen, docenten en studenten cruciaal is, omdat de bijdrage uit de City Deal de kosten van het project niet dekt. Marlou vult aan dat daarnaast haar eigen professionele ontwikkeling ook een belangrijke drijfveer is om mee te doen. “Door mee te doen word ik een betere docent die ook interprofessioneel samenwerkt.”

Marijke is benieuwd hoe docenten meegenomen worden, want zo’n innovatieve leeromgeving vraagt nieuwe vaardigheden van ze. Nurhan en Herwin geven aan dat docenten niet getraind worden, maar dat het scheelt dat docenten vrijwillig, vanuit een sterke intrinsieke motivatie meedoen. In een laatste ‘rondje’ langs de sprekers vraagt Rowinda aan elk van hen: wat zou je anders gedaan hebben of: wat raadt je mensen aan? Michelle zou de gemeente wat meer de lead gegeven hebben, dan zijn ze ook nog meer betrokken. Marlou benadrukt het belang om te focussen en niet in alles te verzanden. Door meer te structureren kun je meer bereiken. Herwin zou graag meer tijd willen voor het project en ziet nog kansen om de samenwerking tussen studenten verder te optimaliseren. Nurhan vindt het vooral belangrijk dat je in zo’n project ‘fearless’ bent. Ze kreeg in het begin veel kritiek omdat ze studenten bij het project betrok en omdat het veel geld koste, maar er is iets heel waardevols en innovaties uit gegroeid. “Je moet leren door te experimenteren. Van je fouten leer je en zo kom je op het volgende niveau!”

Na deze inspirerende boodschap bedankt Rowinda de sprekers en deelnemers voor de energieke sessie.

Van ouderenzorg naar ouderentoekomst betekent van probleem naar kans, verslag sessie 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In de tweede ronde deelsessies staan we onder andere stil bij het thema Ouderenzorg. Dat lijkt misschien een onderwerp dat ver af staan van de studenten waar we ons in de City Deal Kennis Maken op richten, maar Ouderenzorg is bij uitstek één van de maatschappelijke opgaven die vraagt om meer participatie en betrokkenheid vanuit de samenleving, dus ook van kennisinstellingen.

Dat betoogt adjunct-directeur van Actiz, de brancheorganisatie van Ouderenzorgorganisaties, Charlotte Vromans. Die door de host van deze sessie, Wiro Kuipers, aan ons wordt voorgesteld.

Charlotte vertelt dat Actiz 400 zorginstellingen vertegenwoordigt die zich bezighouden met ouderen en chronisch zieken, zoals verpleeginstellingen en thuiszorgorganisaties. Voor Actiz is de vraag ‘hoe houd je de zorg toekomstbestendig en betaalbaar?’ cruciaal. En Charlotte schetst dat er daarvoor echt het nodige zal moeten veranderen. “We zien dat we de zorg zoals die nu geleverd wordt, niet kunnen volhouden. Corona is daar ook een goed voorbeeld van. We zien barsten in wat we kunnen doen. Niet zozeer door het geld, maar door het aantal beschikbare zorgverleners. De zorgvraag neemt doen, het aantal mensen in de zorg neemt af.”

Dit is een pittige constatering, weet Charlotte. Ook gezien de beeldvorming en aannames rond ouderenzorg. In Nederland vinden we dat de ouderenzorg een verantwoordelijkheid is van de zorg en van de overheid, niet van de samenleving. En dat is een struikelblok als je weet dat die zorg in de huidige vorm al in 2030 niet meer geleverd kan worden. Maar schreeuwen dat het huis in de fik staat is niet voldoende. Het is beter om over dingen na te denken als ze er nog niet zijn, maar je merkt dat mensen er nog niet over willen praten.

Discussies over ouderenzorg vervallen gauw in systeemdiscussies, terwijl het in hart van de maatschappij moet zitten. De demografische gegevens over 2015-2040 zijn klip en klaar en de demografie verander je niet. Een groot probleem is de beeldvorming. Er wordt vaak naar ouderen gekeken alsof ze alleen maar geld kosten, terwijl ouderen nog een mooi zinvol leven kunnen leiden en veel kunnen toevoegen. In de media worden ouderen en kwetsbaren vaak op één hoop gegooid en wordt er voorbijgegaan aan die waardevolle bijdrage. De focus ligt op anderen langer thuis laten wanen, maar dit vraagt aandacht voor het sociale netwerk en dus voor een maatschappelijke betrokkenheid.

Charlotte benadrukt dat het er niet om gaat dat de sector de verantwoordelijkheid niet wel nemen. Maar er is echt een structurele andere oplossing nodig. De hoeveelheid Corona-besmettingen in verpleeghuizen toont hun kwetsbaarheid al aan. Soms leidt dat tot de indruk dat de zorg in Nederland niet goed geregeld is, maar in benchmarks staan Nederland steevast in de top-10.

Omdenken

Charlotte bepleit een omdenken, van Ouderenzorg naar Ouderentoekomst. “Ouderen hebben een belangrijke plek in onze maatschappij. We willen de wederkerigheid meer uitlichten.” Veel opa’s en oma’s vaken wekelijks hun kleinkinderen op en verlichten zo de tekorten in de kinderopvang. Banengroei wordt bejubeld in andere sectoren maar niet in de zorg, terwijl ouderenzorg ook een motor van economische groei kan zijn.

Daarom heeft Actiz contact gezocht met onderwijs en wetenschap en gekozen voor een ‘Water’-frame: Wat als we de ouderentoekomst zien als een vloeibare, beweeglijke toekomst waarin we continu bereid zijn ons aan te passen, mee te bewegen en te reageren? Kortom: wat als we met de ouderentoekomst omgaan zoals we met water omgaan?

Dat vraagt onder andere de bereidheid om continu mee te bewegen met de vraag. Dat is een beetje on-Nederlands, omdat we hier graag alles tot in de puntjes regelen en dichttimmeren in kwaliteitskaders en hoofdlijnenakkoorden. Aanpassingsvermogen is ook een belangrijk kenmerk van goed waterbeheer.

Er zijn al veel goede initiatieven die kijken naar een andere invulling van de zorg voor ouderen, maar die vragen nog niet altijd om een maatschappelijke bijdrage. In de verschillende Denkkamers waar Actiz met het onderwijs, de wetenschap en andere partijen in participeert, zijn verschillende oplossingsrichtingen bedacht. En het leidt tot ontdekkingen van prachtige lokale initiatieven. Dat past, in de watermetafoor, ook bij de visie van Actiz: “We kunnen wel een Deltamodel ontwerpen, maar ons idee is dat je overal in het water alvast wat zandzakjes kunt gaan neerleggen.

Daarnaast is het belangrijk om wederkerigheid te creëren, onder andere door de hulpvraag om te draaien, bijvoorbeeld:

  • Van schaarste en weerstand in aanbod naar mensen in staat stellen om taken op te pakken
  • Bevroren CAO’s en contracten uit krappe, gesloten arbeidsmarkt flexibel en wendbaar maken
  • Positieve effecten van thuiswerken vasthouden en stimuleren
  • Aantrekkelijk en menselijk maken van technologie thuis
  • Het betrekken en enthousiasmeren van servicediensten in de wijk.

Praat vandaag over morgen

Actiz heeft vanuit de opgedane inzichten een publiekscampagne gelanceerd: ‘Praat vandaag over morgen’. Charlotte: “De oplossing voor de grote zorgkloof ligt echt in de samenleving. Een eerste stap om die oplossing te organiseren is er met elkaar over praten.

Wiro vraagt naar de brug van deze opgave die Actiz signaleert naar de City Deal Kennis Maken, waar ook instellingen aan deelnemen die bij Actiz zijn aangesloten. Charlotte geeft aan dat Actiz het vraagstuk van de ouderenzorg als een landelijk vraagstuk ziet. De half miljoen leden die via de instellingen bij Actiz zijn aangesloten, zijn dagelijks met deze vraagstukken bezig.

Hierop geeft Lire van Son aan dat er in Den Bosch heel erg in de opleiding naar gekeken wordt om mensen in de zorg te laten werken. En ‘meer gezonde levensjaren voor iedereen’ is daar een speerpunt voor de Wethouder voor Talent. Ze deelt het frame van Actiz, ook door eigen ervaring met een buurvrouw van bijna 90 die andere ouderen leert omgaan met computers. Ook in Den Bosch delen ze de visie dat je moet kijken naar wat wel kan en ze proberen dit samen met burgers gestalte te geven.

De discussie doet haar ook denken aan een ander fenomeen: eenzaamheid. Al gebruikt ze dat woord liever niet omdat het stigmatiseert. Charlotte geeft aan dat we verschillende generatiegesprekken voeren in ons leven, rondom zwangerschap en schoolkeuze enzovoort. “Gesprekken over de toekomst van ouderen voeren we helaas vaak pas als er zorg nodig is. Eigenlijk zou je ook een generatiegesprek moeten voeren als ‘hoe gaan we dat doen als ik op afstand woon en jullie als ouders alleen willen blijven wonen op het platteland. We denken er, net als bij pensioenen, veel te laat over na.

Van onderzoek naar uitvoering

Gerben Helleman, kennismakelaar in Delft, herkent veel in het verhaal van Charlotte. Hij heeft daar gezien hoe een gezinswijk vergrijsde en de consequenties die dat heeft voor de voorzieningen en de woningvoorraad. Daarom doen studenten er nu onderzoek naar de ‘senior-vriendelijkheid’ van de wijk. Zo leverde een onderzoek met de zorginstelling Dagelijks Leven, voor dementerende ouderen, goede aanknopingspunten op. En samen met zorginstelling Pieter van Foreest wordt er nagedacht over nieuwe woonvormen. Gerben is nog op zoek naar: hoe breng je het van onderzoek naar uitvoering? Welke stappen kun je zetten? Hij zou daar graag nog eens met Charlotte over doorpraten.

Ook Charlotte is geïnteresseerd in de onderzoeken in Delft. Ze onderschrijft dat het juist belangrijk is om de zorg op lokaal niveau in de wijk te organiseren. Als ouderen moeten verhuizen is het vaak lastig om in een nieuwe wijk een netwerk op te bouwen. Actiz vindt het belangrijk om ook het onderwijs aan deze vraagstukken te koppelen, bijvoorbeeld rond laagdrempelige technologie.

[Jbartels] vertelt over de 80+ Vrijwilligerscentrale, een nieuw initiatief van Club Goud in Nijmegen. Daar wordt op een projectmatige manier met senioren gewerkt. We zien dat veel ouderen graag willen werken maar niet altijd weten hoe ze die stap kunnen zetten. Terwijl er veel kansen zijn. Denk aan studenten die uit het buitenland komen en Nederlands willen eren. Die zijn alles nog aan het leren en opbouwen. Dan is het fijn als er iemand met levenservaring is die je helpt met de taal. Een ander initiatief is Goede Dag, een welzijnsorganisatie in Nijmegen. Dit is een ouderenhuiskamer waar ouderen sporten, bewegen en lol maken. Normaal gesproken runnen vrijwilligers de huiskamer, nu doen studenten dat. Volgens [Jbartels] is er heel te ‘halen’op het MBO, ook voor de zorg, al geven organisaties vaak aan dat er geen tijd is om deze studenten te begeleiden. Ze ziet ook kansen om projecten voor ouderen te verbinden aan kinderen, bijvoorbeeld bij de studie Zorg en Welzijn, waar al veel projecten voor kinderen lopen.

De deelnemers wisselen persoonlijke voorbeelden uit waaruit blijkt dat het gesprek over ouder worden wel degelijk her en der gevoerd wordt. Charlotte geeft aan dat het dan nog zaak is dat het systeem ook mee gaat werken. Nu knelt regelgeving nog vaak.

Eras Draaijers constateert dat er mooie dingen gebeuren. Maar voor mantelzorgers is het bijvoorbeeld vaak moeilijk om de goede initiatieven te vinden – je ingang is vaak een zorgverlener of specialist die er vanuit zijn eigen hoek naar kijkt. Het vinden en integreren van de juiste plekken is een zoektocht.

Charlotte doet tot slot een oproep. De ouderenzorg kan een uitstekende proeftuin of living lab zijn voor een kennisinstelling die een waardevolle bijdrage aan dit belangrijke onderwerp wil leveren. Charlotte gaat graag met deze instellingen in gesprek! Wiro geeft nog aan dat zij vanuit het Design Lab Enschede in gesprek zijn met Actiz over laagdrempelige technologie. Er is gesproken met lokale organisaties die bij Actiz zijn aangesloten en daar zijn lokale challenges uitgekomen die bij de kennisinstellingen geadresseerd kunnen worden. Ook noemt hij nog een diner dat het Designlab organiseerde als goed ervaring. Het was een generatiediner over thema’s als vriendschap, avontuur en ondernemen. “Zo zagen ouderen bijvoorbeeld hoe iemand die tijdens het diner zijn petje niet afzet, toch herkenbare dingen kan zeggen.”

Wiro bedankt Charlotte en de deelnemers voor de sessie en hoopt dat iedereen geïnspireerd is door de oproep ‘Praat vandaag over morgen!”