‘Verbinder in beeld: Elianne Rookmaaker’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In het kader van de City Deal Kennis Maken werken Wageningen University & Research, de Christelijke Hogeschool Ede, Idealis Studentenhuisvesting, de gemeente Wageningen en gemeente Ede samen aan het versterken van de samenwerking tussen kennisinstellingen en de twee partnersteden op maatschappelijke thema’s. Twee prachtige pilotprojecten op het gebied van duurzaamheid en gezonde leefstijl, waarin studenten, inwoners, onderzoekers, gemeente en bedrijven samen kennis en expertise opbouwen, delen en toepassen, moeten de komende tijd een sneeuwbaleffect teweeg brengen als het gaat om samenwerkingen. Elianne Rookmaaker is door de lokale City Deal Kennis Maken-partners aangesteld als aanjager van dit proces. We spraken haar op een bijzondere plek in Wageningen over haar rol en ambities.

Elianne Rookmaaker

Kun je eerst iets meer vertellen over deze plek?

“We zijn hier in een leegstaand winkelpand in de binnenstad van Wageningen. Deze ruimte wordt gebruikt door inwoners en initiatieven die willen bijdragen aan een levendige en vitale binnenstad. Alhoewel de gemeente Wageningen deze plek mogelijk maakt, ademt die niet de sfeer van een ambtelijke organisatie. De ruimte is heel toegankelijk en straalt door alle posters met ideeën die er hangen uit: “Als je iets wil ondernemen voor de stad, dan kun je hier terecht!” Op woensdagochtend ben ik hier samen met de wethouder aanwezig. We houden dan een spreekuur voor mensen die een idee hebben voor de verlevendiging van het centrum. Wij helpen ze bijvoorbeeld aan contactgegevens van mensen in de stad en de omgeving die hun idee verder kunnen brengen. De ontwikkeling van verticaal groen, een paar straten verderop, is een voorbeeld van een project dat hier is ontstaan. Een zijstraat van de hoofdwinkelstraat die nogal gribus aandeed, is door een groep inwoners opgeknapt met klimplanten waardoor het een plezierige verblijfsplaats is geworden.”

Deze plek straalt samenwerking uit! Welk pad heb jij afgelegd voordat je als aanjager van de City Deal Kennis Maken aan de slag ging in Ede en Wageningen?

“Ik heb een achtergrond in sociale wetenschappen en met name pedagogie. Ik heb een aantal jaar in het pedagogisch werkveld gewerkt, maar kwam er al snel achter dat ik dat niet mijn hele leven wilde doen. Een jaar of tien geleden ben ik daarom als vrijwilliger bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei in Wageningen aan de slag gegaan met het organiseren van evenementen rond de herdenkings- en feestdag. Ik bleek goed te kunnen organiseren en te netwerken. Dat werd ook zichtbaar bij de gemeente Wageningen. Zo kwamen er allerlei andere projecten op mijn pad waarbij het verbinden van mensen met verschillende talenten, kwaliteiten en ambities centraal stond. Bijvoorbeeld het organiseren van activiteiten ter ere van het 750-jarig bestaan van de stad, een stadsfestival rond het 100-jarig bestaan van Wageningen University & Research, en het eerder genoemde project voor de verlevendiging van de binnenstad.”

Hoe hoop je je achtergrond te kunnen gebruiken in de rol die je nu hebt?

“Vanuit projecten in het verleden die om samenwerking en verbinding draaiden, heb ik geleerd dat vertrouwen ongelooflijk belangrijk is. Samenwerkingspartners moeten er bijvoorbeeld op kunnen vertrouwen dat een aanjager niet slechts één keer om de hoek komt kijken en daarna nooit meer. Zichtbaarheid is van groot belang. Een aanjager moet toegankelijk zijn en wezenlijk geïnteresseerd zijn in wat alle partners beweegt.”

Je noemt jezelf als aanjager van de City Deal Kennis Maken ook wel “iemand die van niemand is”. Wat bedoel je daar precies mee?

“Alhoewel ik op papier in dienst ben van een van de partners, werk ik met oog op alle aangesloten partners. Mijn rol bestaat vooral uit het koppelen van de belangen van de partners aan het overkoepelende doel dat wordt nagestreefd in de samenwerking. Ik hoor dus eigenlijk overal bij.”

Wat is dat overkoepelende doel in Ede en Wageningen? En wat zijn de ambities van de verschillende partners?

“We zijn nog niet op het punt dat ambities specifiek zijn uitgesproken en een gezamenlijk doel is geformuleerd. Ik ben nu drie weken op weg en die heb ik gebruikt om in kaart te brengen welke werkgroepen, stuurgroepen en andere groepen er allemaal zijn die op de radar moeten staan bij de City Deal Kennis Maken in Ede en Wageningen. Ik wil al doende in beeld brengen wat de ambities zijn van de verschillende partners. Natuurlijk willen we iets teweeg brengen wat de twee steden en de omgeving ten goede komt. En dat de innovaties die gerealiseerd worden voor alle inwoners van meerwaarde zijn. De komende tijd zal uitmaken wat dat precies betekent.”

In het kader van de City Deal Kennis Maken zijn recentelijk twee pilotprojecten gestart. Kun je daar wat over vertellen?

“Een van de projecten is Living Lab Droevendaal. Droevendaal is een studentencomplex in Wageningen dat in de afgelopen jaren een bijzondere plek is geworden waar studenten experimenteren op het gebied van onder andere duurzaamheid en voedsel. Bij het complex is ruimte voor meer studentenwoningen. Studentenhuisvester Idealis heeft rond de ontwikkeling van nieuwe studentenwoningen op het terrein een challenge uitgezet om hiervan de meest duurzame studentenhuisvesting van Nederland te maken. Daarvoor werken zij samen met masterstudenten van het vak ‘Academic Consultancy Training’ (ACT) van Wageningen University & Research. Een groep studenten ging zodoende al aan de slag met in beeld brengen wat duurzaamheid kan betekenen voor het nieuwe wooncomplex. Zo werd duidelijk dat duurzaamheid niet alleen over het gebouw gaat, maar bijvoorbeeld ook over afval dat geproduceerd wordt door bewoners en community building.

Het andere project is een lesprogramma voor het basisonderwijs gericht op voeding, beweging en duurzaamheid. De combinatie van die drie pijlers in een lesprogramma is in Nederland een primeur. Het lesprogramma is geïnspireerd op een Italiaans lesprogramma, waarmee het roc Rijn IJssel werkt. Studenten van de sportopleidingen van Rijn IJssel zijn samen met pabostudenten van de Christelijke Hogeschool Ede en wederom ACT-studenten van Wageningen University & Research bezig om een doorvertaling te maken van het programma naar de Nederlandse context. Ter verkenning van het veld hebben ACT-studenten bijvoorbeeld al in kaart gebracht welke bestaande lesprogramma’s er in Nederland al zijn die twee van de drie pijlers combineren. Op twee basisscholen in Wageningen zullen in januari pilots van het vernieuwende lesprogramma van start gaan, dat op dit moment ontwikkeld wordt.”

Wat gaat volgens jou al erg goed in Ede en Wageningen als het gaat om de verbinding tussen kennisinstellingen en de stad? En welke uitdagingen zie je liggen?

“Verschillende partijen weten elkaar al goed te vinden. Een groep bewoners in een wijk van Wageningen die hun wijk aardgasvrij wil maken zoekt bijvoorbeeld samenwerking met lokale sociale organisaties en Wageningen University & Research. Maar mensen weten mij ook al goed te vinden. Zo krijg ik actief mailtjes van initiatieven die mijn hulp kunnen gebruiken om hun project verder te brengen en lees ik in notulen van lopende projecten dat ze op de hoogte zijn van de City Deal Kennis Maken. Valkuilen ben ik nog niet specifiek tegengekomen. Mijn gevoel zegt dat een overload aan projecten op het gebied van de verbinding tussen kennisinstellingen en de stad eerder een risico is dan dat er niets gebeurt.”

Wat hoop je zelf in de komende tijd te bereiken?

“Ik hoop dat er een aantal mooie voorbeeldprojecten gerealiseerd zal worden, die laten zien: “zo kan het ook!” En: “als het één keer kan, dan kan het ook vaker.” Dat is denk ik het begin. Daar ga ik voor!”

Foto: In een leegstaand winkelpand in het centrum van Wageningen kunnen bewoners ideeën aandragen om de binnenstad te verlevendigen

City Deal Kennis Maken dendert door: alle projecten uit de startblokken en OCW investeert

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

De City Deal Kennis Maken kende een zeer succesvol eerste jaar, waarin zowel binnen als tussen de deelnemende kennissteden een groot netwerk werd opgebouwd bestaande uit stadsbestuur, ambtenaren, hogeronderwijsinstellingen én vaak ook ROC’s. Twee landelijke Kennisdelingsdagen, een studiereis en een bezoek aan de Campus van de Universiteit Enschede droegen bij aan enthousiasme en geloof in de missie van de City Deal. Die missie is zowel om steden meer te laten profiteren van de kennis en vaardigheden van hun kennisinstellingen als ook om tegelijkertijd de kennisinstellingen te verrijken met kansen voor onderzoek en stage door hen lokale stedelijke vraagstukken op te laten pakken met studenten.

De geestdrift van de City Deal is niet onopgemerkt gebleven. In de tweede helft van 2018 sloten de acht grootste hbo-steden zich aan bij de deal en, met de afronding van de tweede ronde van de impulsregeling, zijn nu in januari alle negentien deelnemende steden begonnen met hun City Deal-projecten. Die negentien steden vertegenwoordigen 28 hogescholen, 12 universiteiten en 6 mbo-instellingen.

Rowinda Appelman

Niet alleen vanuit de steden groeit het besef dat de City Deal Kennis Maken steeds meer momentum krijgt. Het ministerie van OCW besloot de City Deal voor de komende drie jaar een stevige financiële impuls te geven. Om de ministers van OCW en BZK te laten zien waar die investering terechtkomt, vindt op 20 februari een kick-off bijeenkomst met hen plaats waarin elke stad zijn projecten presenteert.

“Die financiële impuls is deels ook het gevolg van de positieve bestuurlijke evaluatie”, vertelt een trotse kwartiermaker Rowinda Appelman. “Uit die evaluatie blijkt dat steden en kennisinstellingen in alle deelnemende steden tot een strategische agenda zijn gekomen. Daarnaast blijkt de impulsregeling een belangrijke én effectieve manier om projecten van de grond te krijgen. Bovendien wordt de behoefte aan kennisdeling breed gedragen en tonen partijen zich ook bereid hier actief aan bij te dragen.”

Tijdens de kick-off bijeenkomst op 20 februari zal ook vooruitgekeken worden naar de toekomst van de City Deal en wordt input geleverd voor de Strategische Agenda Hoger Onderwijs van het ministerie van OCW. De City Deal Kennis Maken kan voorlopig dus wel even vooruit, maar leunt allerminst achterover. “Zeker niet”, aldus Appelman. “Half januari gaan we op studiereis naar Bristol. De veertig beschikbare plekken waren in no-time vergeven”, illustreert Appelman de aanstekelijke betrokkenheid van de deelnemers aan deze City Deal.

‘Bestuursoverleg Hoger Onderwijs Breda: samenwerkingen versterken de stad’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In hogeschoolstad Breda vindt een aantal keer per jaar het Bestuurlijk Overleg Hoger Onderwijs Breda (BOHOB) plaats. Hierbij komen de hogescholen, ROC West-Brabant en De Rooi Pannen op bestuurlijk niveau samen. Dit overleg realiseert korte lijnen tussen de kennisinstellingen en zorgt voor een snelle communicatie. De korte lijnen zijn van belang om de juiste mensen te koppelen aan initiatieven in ontwikkeling binnen de stad Breda. Om projecten tussen de instellingen en de samenwerking eromheen te versterken is de gemeente aangehaakt. De besturen hebben de City Deal Kennis Maken voorgelegd als manier om duidelijke afspraken over de samenwerkingen te maken. Marcel de Heer, beleidsadviseur bij gemeente Breda, vertelt met plezier over zijn ervaringen.

Hoe ziet jouw functie eruit?

“Ik ben beleidsadviseur economie en hoger onderwijs bij de gemeente Breda. Binnen mijn rol als beleidsadviseur hoger onderwijs houd ik mij bezig met twee thema’s: Breda als studentenstad en de verbinding van het onderwijs met het bedrijfsleven. De focus van mijn werk ligt op het leggen van verbindingen en het stimuleren van samenwerking tussen het onderwijs en bedrijfsleven. Die verbindingen zijn weer gelinkt aan de sterke sectoren van Breda en de regio Midden– en West-Brabant. Op deze wijze zetten we in op het stimuleren van innovatie en het versterken van de economie door kennisvalorisatie. Vanuit de gemeente Breda ben ik betrokken bij de City Deal Kennis Maken.”

Hoe wordt de verbinding tussen de gemeente en het onderwijs in Breda ervaren?

De gemeente is een partner in de verbinding van het onderwijs met de praktijk. Bedrijven kunnen van studenten en het onderwijs leren en de studenten kunnen bij bedrijven en organisaties ervaring opdoen in de praktijk. De gemeente Breda heeft met alle hbo’s in de stad zo’n 23.000 studenten ingeschreven staan. Dat zijn een hoop toekomstige beroepsbeoefenaars. Het is daarom belangrijk dat de gemeente investeert in het samenwerken met onderwijs door onder meer het creëren van stage- en onderzoeksplaatsen en gezamenlijke projecten. Momenteel houden duizenden studenten zich dus ook bezig met stages, onderzoeken en praktijkopdrachten in en rondom de gemeente. Om de samenwerking tussen de onderwijsinstellingen te verbeteren vindt er al elf jaar een bestuurlijk overleg plaats tussen de bestuurders van de hogescholen. Dat zijn drie hogescholen: Nederlandse Defensie Academie, Breda University of Applied Sciences en Avans Hogescholen. Daarnaast sluiten ook ROC West-Brabant en De Rooi Pannen zich aan bij het overleg. Ervaringen met dit overleg na elf jaar zijn positief. Er kan door dit overleg gemakkelijk beroep worden gedaan op de expertise van de verschillende partijen.”

Op welke manier is de gemeente bekend geraakt met de City Deal Kennis Maken en hoe is het een toevoeging op het bestaande bestuursoverleg?

De gemeente overlegt met het onderwijs over de nieuwe speerpunten voor op de beleidsagenda. Deze hebben te maken met wat er actueel is, zoals nieuwe manieren van lesgeven en een leven lang leren. Deze actualiteiten worden gekoppeld aan de economische speerpunten van de gemeente. Mede vanuit dit oogpunt zijn we op zoek gegaan naar manieren om de projecten die ontstaan kennis te laten delen met elkaar. De gemeente wilde meer samenhang creëren, van projectmatig naar programmatisch werken. Om deze samenhang te organiseren en de structuren daarvoor te realiseren komt de City Deal mooi van pas. De gemeente wilde meedoen om te kijken of dit de manier zou zijn om die samenwerking te realiseren. Om hier grond voor te krijgen is de gemeente door middel van de deal begonnen met de inventarisatie van manieren en plekken waar kruisbestuiving tussen bedrijven, kennisinstellingen en de gemeente kan gaan plaatsvinden.”

Wat levert de City Deal Kennis Maken voor jou op?

“Ik heb ondertussen al bij de City Deal-bijeenkomsten het een en ander geleerd. Het is zeer waardevol om met collega’s te sparren. Er waren al veel bijeenkomsten over thema’s als publieke ruimte, verkeer en over transport. Over kennis was dat er naar mijn idee nog niet. De City Deal Kennis Maken realiseert veel relevante en nuttige informatie voor heel veel partijen door het stimuleren van kenniscirculatie op het gebied van samenwerken tussen onderwijs en de stad. Het is heel zinnig en interessant. Het is zelfs zo interessant dat ik naar aanleiding van de bijeenkomst in Leiden over de samenwerking met studenten in de stad vervolgafspraken heb gemaakt. Daar wilde ik meer van weten. Er is een vervolgoverleg geweest met beide wethouders en boeiende informatie is uitgewisseld. Er zijn zaken besproken over het starten van samenwerkingen tussen kennisinstellingen en bedrijven. Ik ben heel blij met de City Deal Kennis Maken, omdat Breda daar als niet-universiteitsstad ook aan mee mag doen en daar dus veel van leert en vanuit eigen visie en ervaring ook weer terug kan geven.”

Je zegt dat vooral de gesprekken die opgang komen door de City Deal veel opleveren. Kun je een voorbeeld geven van wat de gesprekken rondom de City Deal Kennis Maken tot nu hebben opgeleverd?

“Vanuit gesprekken tussen de partijen uit het bestuursoverleg en de gemeente in het kader van de City Deal Kennis Maken ontstaan projecten. Voor de City Deal Kennis Maken is gekozen voor Vitaliteit als het centrale thema. In 2020 is Breda etappeplaats in de Vuelta. Vanuit de City Deal start een project hoe de stad en het onderwijs – en hoe studenten – kunnen bijdragen aan een mooi event. Maar ook hoe topsport kan bijdragen aan een beweging in de stad die bijdraagt aan de vitaliteit van de bewoners. Op verschillende manieren wordt momenteel gebouwd aan concepten waarbij ook nagedacht wordt over de mogelijkheden om studenten te verbinden met de stad. Bijvoorbeeld door middel van een projectwerkplaats. Initiatieven als welke ik eerder benoemde, ontstaan vanuit de verschillende City Deals Kennis Maken en dragen bij aan de ontwikkeling van Breda als studentenstad. De City Deal Kennis Maken draagt bij aan meer samenhang; niet alleen tussen onderwijs, studenten en bedrijven maar verbindt ook de studenten middels maatschappelijke vraagstukken aan de stad. Er ontstaat meer betrokkenheid, en daar werken we graag mee verder aan de toekomst van de stad en regio!”

Foto: Breda University of Applied Sciences

‘Eerste expertsessie met studenten en docenten levert taaie vraagstukken op’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Vanuit de City Deal Kennis Maken worden regelmatig expertsessies georganiseerd met betrokkenen uit het netwerk. Op maandag 3 december 2018 vond een sessie plaats bij Kennisland, waarbij zowel docenten, afkomstig van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA), als studenten aanwezig waren. Drie studenten van de UvA presenteerden het advies dat zij schreven voor Kennisland. Dit gaf toelichting op de vraag: ‘op welke manier kan een opdracht in een rijke, levensechte leeromgeving een succes zijn voor een student?’ De presentatie van dit advies leidde tot een inhoudelijke discussie die veel nieuwe vragen opwierp en een zoektocht naar wat nu precies een ‘succes’ is.

Tijdens de presentatie van de studenten rees de vraag wat een rijke, levensechte leeromgeving precies inhoudt. De studenten hadden hierbij een context voor een opdracht voor ogen waarbij studenten de praktijk in gaan, bijvoorbeeld de stad, waar ze aan ‘echte’ maatschappelijke opgaven werken. Dus geen denkbeeldige opdrachtgever met een bedacht vraagstuk, maar juist een echt bedrijf of organisatie met een relevante opdracht. Docenten sloten hierop aan met voorbeelden, zoals een advies dat studenten gaven aan een school over een vraagstuk of studenten die gekoppeld worden aan bedrijven uit de omgeving. Maar leren in een rijke, levensechte leeromgeving kan ook al veel eerder plaatsvinden. Denk bijvoorbeeld aan de schooltuinen op de basisschool, waar leerlingen leren over planten en gewassen door deze zelf te kweken. Kortom, een rijke en levensechte leeromgeving kan van alles zijn. Wel werd duidelijk: om levensecht te leren moet de student of leerling uit de schoolbanken gaan, de buitenwereld in, om aan de slag te gaan met echte vragen van echte bedrijven en mensen.

Om wiens succes gaat het?

Hoewel brainstormen over een rijke, levensechte leeromgeving al snel veel concrete voorbeelden opleverde, was het concept van ‘succes’ een aanhoudend onderwerp van discussie. In het advies van de studenten stond bij de definitie van succes de leerervaring van de student centraal. Er werd kritisch gereageerd met de vraag of een opdracht geslaagd kan zijn voor een student, als deze niet succesvol is voor de docent of de opdrachtgever. Oftewel: als het eindproduct onvoldoende is, kan de leerervaring van de student dan nog steeds een succes zijn? Of de weg ook het doel moet zijn, werd in twijfel getrokken.

Met betrekking tot de leerervaring van de student werd opgemerkt dat een ‘echte’ opdrachtgever ook problemen kan opleveren voor een student. Vraagstukken worden vaak binnen bedrijven gedefinieerd zonder enige inbreng van de student. Studenten spelen in zulke gevallen de rol van consultant. Zij doen dit echter zonder te reflecteren op waaróm de vraag in de eerste plaats wordt gesteld, wat een van de docenten juist belangrijk achtte voor een student. Volgens hem hoefde daarbij een rijke, levensechte leeromgeving niet per definitie te betekenen dat er een opdrachtgever is. Studenten kunnen ook naar buiten op basis van een eigen, relevante vraag en onafhankelijk van een opdrachtgever. Dit bevordert ook motivatie en gevoel van eigenaarschap bij studenten.

De professionele houding van de student

Een praktijkopdracht vraagt best wat van een student. Motivatie, verantwoordelijkheid en eigenaarschap bijvoorbeeld. Vanuit de docenten klonk bovendien de wens dat studenten een bepaalde professionele houding aannemen in de werkcontext. Maar moet de student zo’n houding al hebben ontwikkeld als ze de praktijk in gaan, of moet deze juist worden ontwikkeld bij praktijkopdrachten? De suggestie kwam om stapsgewijs op te bouwen in ‘echtheid’ en hierbij te begeleiden als docent. Dit zou betekenen dat opdrachten eerst plaatsvinden binnen school en zich steeds meer buiten de school gaan afspelen, in opdracht van bijvoorbeeld bedrijven. Een student moet zich competent genoeg voelen om de praktijk in te gaan, anders schaadt dit het zelfvertrouwen en daarmee de motivatie van een student om met een opdracht aan de slag te gaan. “En levensecht leren is juist heel belangrijk om de motivatie van studenten te bevorderen”, aldus deze docent.

Het dilemma van de docent

Docenten spelen een belangrijke rol als het gaat om praktijkopdrachten. Voortbouwend op de professionele houding van de student werd het ‘dilemma van de docent’ geïntroduceerd: moet een docent sturend optreden, of juist loslaten en een meer coachende rol aannemen? Afhankelijk van welke rol er gekozen wordt, kan dit veel gevolgen hebben voor het eigenaarschap en de motivatie van de student. Vooral dat laatste bleek een struikelblok te zijn. Studenten zijn vaak ongemotiveerd en niet betrokken bij opdrachten, maar het is niet duidelijk waarom precies. Bij de docenten bestond het beeld dat het studenten ontbreekt aan besef van hun eigen verantwoordelijkheid en handelen, en dat ze zich snel laten sturen, liever dan dat ze zelf iets moeten initiëren. Dit kan daarentegen ook komen vanuit een nog zoekende houding bij de student. De docent die het vraagstuk had opgeworpen sprak van een bepaalde handelingsverlegenheid bij studenten waardoor zij moeilijk tot eigenaarschap komen. Dus: “Hoe ontwikkel je eigenaarschap bij jonge studenten, als het gaat om leren in de praktijk”, vroeg hij zich af. Het zat volgens hem op de “grens van intrinsieke motivatie” en had te maken met in hoeverre studenten ook daadwerkelijk eigenaarschap willen en kunnen ontwikkelen. Bij veel autonomie zijn er studenten die de eindstreep niet halen, dus dan is het beter als docent om wat bij te sturen. “Maar is het dan nog wel hun eigen leerproces?”, betwijfelde de docent.

Er werd een vergelijking getrokken met de opleiding geneeskunde, waarbij die steeds grotere zelfstandigheid een cruciale rol speelt. Deze opbouw, waarbij studenten stapsgewijs leren om steeds vrijer hun opdrachten uit te voeren en steeds meer verantwoordelijkheid krijgen, is ook toe te passen op andere disciplines. Desalniettemin bleef verdeeldheid bestaan over het ‘dilemma van de docent’ en eigenaarschap van de student. Samen kwamen de docenten en studenten niet tot dé oplossing. De expertsessie leverde taaie en belangrijke vraagstukken op. Genoeg stof voor een vervolg op deze expertsessie, die vernieuwend was doordat studenten en docenten sámen in dit thema te doken.

Foto: Docenten en studenten in gesprek tijdens expertsessie | Fotograaf: Jet Bierman

Bestuurders bijeen in Leeuwarden om van elkaar te leren, maar bovenal “gewoon te dóen”

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op woensdag 14 november 2018 kwamen 25 bestuurders van het City Deal-netwerk  uit de regio Friesland samen in Places of Hope, een living lab in het centrum van Leeuwarden. Doel van de bijeenkomst was een kick-off om onderlinge samenwerking te verstevigen en kennis en expertise uit te wisselen. Het publiek bij deze sessie was zeer divers. Verschillende bestuurders van niet alleen de hogescholen en de gemeente Leeuwarden waren aanwezig. Ook de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en het bedrijfsleven werden vertegenwoordigd. Tijdens de bijeenkomst werden al snel plannen gesmeed om met elkaar in zee te gaan, of om gewoonweg van elkaar te leren.

De expertsessie draaide om de proeftuinen, of living labs, van Friesland. Hier komen onderzoekers, studenten en docenten bijeen om te werken aan maatschappelijke vraagstukken. Dit gebeurt samen met betrokkenen uit de regio, zoals bewoners en bedrijven. Het doel van de dag was om inzicht te krijgen in vragen zoals: wat speelt er allemaal op het gebied van living labs in de regio? Welke projecten lopen al en wat is er nog in ontwikkeling? En wat maakt dit een succes?

Friesland biedt diversiteit en ruimte aan innovatieve projecten

Bij de RUG start een aantal living labs binnen de interdisciplinaire bacheloropleiding Global Responsibility & Leadership. De bedoeling is, om door middel van onderzoeksstages, studenten te koppelen aan bedrijven en organisaties uit de regio, door hen te laten samenwerken aan lokale vraagstukken. De studenten doen onderzoek en vertalen dat vervolgens door naar een advies voor de samenwerkingspartner. Uiteindelijk wil de opleiding een programma bieden met verschillende plekken voor studenten om kennis te maken met de wereld. Dit doen zij door brede partnerschappen te sluiten en een veelzijdig netwerk te bouwen om opdrachten uit te putten.

Aanwezigen waren actief en er heerste een enthousiaste sfeer. Het belang werd uitgesproken van goed weten en bekendmaken wat er onderling al speelt, zodat het wiel niet opnieuw hoeft te worden uitgevonden. Er werd daarbij constant gekeken hoe men van elkaars vernieuwende projecten kon leren of zelfs als partner kon aanhaken. Eén van de sprekers deed bijvoorbeeld een oproep tot partners met andere perspectieven en nieuwe ideeën voor duurzame energie voor de Energiecampus Leeuwarden. Op deze campus is het streven om vernieuwende ideeën van jonge mensen te faciliteren, met stageplekken en banen tot gevolg. De respons hierop was levendig. De middag bleek een uitstekende gelegenheid om van elkaar te horen waar iedereen mee bezig is, nuttige inzichten op te doen en, tijdens de borrel, van verschillende partijen te horen hoe zij bepaalde vraagstukken nou aanpakken. Er was sprake van een verfrissende laagdrempeligheid, met het overheersende gevoel: “we moeten niet concentreren op ingewikkelde structureren, maar daar zelf mee aan de slag gaan en na een tijd met best practices komen”.

De focus op inhoud kwam ook terug in het plan van zorginstelling Meriant, om met behulp van een groot living lab de instelling te innoveren en daarbij een vernieuwende leeromgeving in de zorg te creëren voor studenten. Meriant gaat in gesprek met bewoners en andere betrokkenen over waar zorg aan moet voldoen om het verschil te maken, in plaats van “gewoon goed” te zijn. Want klachten moeten dalen en tevredenheid moet stijgen. Studenten kunnen hier een belangrijke bijdrage in leveren, door dit als opdracht aan te gaan en mee te helpen bij het project. Daarom het van belang is om goede partnerschappen aan te gaan. Een lastig obstakel hierbij blijken de werkstructuren. Immers, de dynamiek van het onderwijs gaat vaak niet samen met de ritmes van de zorg of het bedrijfsleven.

“Ik denk dat wij Noorderlingen gewoon te bescheiden zijn”

Rode draad van deze bijeenkomst bleek al gauw de ‘gewoon doen’-mentaliteit die in Friesland de boventoon voert. “Gewoon doen, dat is me op het lijf geschreven”, aldus één van de sprekers. Deze mentaliteit onderscheidt Friesland van de rest van Nederland. “Ik denk dat wij Noorderlingen gewoon te bescheiden zijn”, werd opgemerkt als gevolg van een discussie over de positie van Friesland binnen Nederland. Dit, terwijl men zich in het noorden toch met hele complexe en belangrijke thema’s van de toekomst bezighoudt, zoals watertechnologie, duurzame energie en vernieuwende initiatieven ter bevordering van een vitale regio. Friesland gaat naar eigen zeggen voor ‘wereldklasse’ door ook internationaal gezien een sterke positie na te jagen. Daarbij onderscheidt de provincie zich met haar thema’s van andere regio’s.

Uit de sessie bleek dat de Friese proeftuinen symbool staan voor de regio Friesland. Er heerst een bijzondere bereidheid om met elkaar te delen, elkaar te helpen en samen te proberen en te leren. Dit is mogelijk vanwege onderling vertrouwen en korte lijnen tussen heel verschillende niveaus en partijen. Zo werken alle onderwijsinstellingen samen, van MBO tot universiteit, maar ook de markt, onderwijs en overheid slaan de handen ineen. De mienskip, de gemeenschap, wordt daar eveneens bij betrokken. Deze gezamenlijke doe-cultuur die centraal staat, maakt Friesland uniek. De ambitie om minstens één keer per jaar als groep bij elkaar te komen werd tot slot uitgesproken, en zet daarmee de energieke toon van deze bijeenkomst.

‘Civil Servants of the Campus’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Om grootstedelijke thema’s op een nieuwe manier aan te pakken, slaan steden en kennisinstellingen de handen ineen. Steden en kennisinstellingen kunnen immers veel van elkaar leren. De ambitie om meer samenwerking te laten plaatsvinden tussen de kennisinstellingen en de stedelingen vloeit voort vanuit het gedachtegoed van de engaged university: de betrokken kennisinstelling staat middenin de samenleving en betrekt bewoners, ondernemers en andere partners actief bij het vergaren en overbrengen van nieuwe kennis. Meedoen aan onderzoeken, samen evenementen organiseren voor de buurt en het vergroten van buurtcohesie behoren tot de mogelijkheden om dit te bereiken.

À la Humans of New York, een populaire fotoblog over inwoners van New York, maken we portretten die een kijkje geven in de ervaringen van verschillende groepen mensen met de engaged university. Vorige maand spraken we studenten die dichtbij een campus van een kennisinstelling wonen. Deze maand hebben we portretten gemaakt van gemeentemedewerkers. Hoe komen zij in contact met kennisinstellingen? Hoe ervaren ambtenaren de ambities van kennisinstellingen om meer in contact te staan met de omgeving?

Sebastiaan Timmermans

“Ik ben adviseur van Marjolein Moorman, de wethouder onderwijs, inburgering, armoede & schuldhulp in Amsterdam. In mijn functie ben ik onder meer betrokken bij het initiëren van de organisatie van kansentafels. Het doel van de kansentafels is om kansenongelijkheid in de samenleving weg te nemen door op zoek te gaan naar mogelijke oplossingen. Wetenschappers en mensen uit de praktijk zijn uitgenodigd om te praten over onderwerpen met betrekking tot kansenongelijkheid. De gesprekken aan een kansentafel helpen de gemeente in het ontwerpen van beleid. Of studenten ook betrokken zijn bij samenwerkingen met de gemeente? Jazeker, studenten brengen de laatste kennis mee. Door de betrokkenheid van studenten wisselen de student en de ambtenaar kennis met elkaar uit. Zo weet ik dat studenten van bijvoorbeeld de Hogeschool van Amsterdam onderzoek doen naar het effect van interventies die worden uitgevoerd in Amsterdamse wijken. Op welke andere manieren ik de verbinding aanga met studenten? Ik ben, net als mijn collega’s, onder andere beschikbaar voor interviews en wil daarmee graag een bijdrage leveren aan de projecten van studenten.”

Lara Ummels

“Ik ben kennismakelaar in Leiden. Mijn betrokkenheid bij de City Deal Kennismaken is groot, vooral sinds de start van de samenwerkingsovereenkomst Leiden Kennisstad in juli 2017. Leiden Kennisstad is een samenwerkingsverband tussen de Universiteit Leiden, het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), de Hogeschool Leiden en de gemeente Leiden. Naast deze partijen zijn er ook veel andere organisaties en instellingen die bijdragen aan Leiden als kennisstad. Binnen deze samenwerking verbind ik de mensen binnen de vier instellingen aan elkaar en aan elkaars opgaven. Dit doe ik door mijn netwerk binnen de organisaties steeds uit te breiden. Ik spreek zoveel mogelijk mensen over zoveel mogelijk onderwerpen die spelen binnen hun instelling en probeer connecties te leggen met andere instellingen om samenwerkingen te laten ontstaan. Of ik ook betrokken ben bij projecten waarbij studenten een rol spelen? Ja, zo wordt er hard gewerkt aan een nieuw project binnen de City Deal Kennis Maken. Voor het ontwerp van dit project is er een brainstormsessie geweest met studenten van de hogeschool en de universiteit. Bij deze City Deal nam ik deel aan de brainstorm. Ook hier ben ik vanuit de gemeente een verbindende factor. Ik leg contacten tussen de betrokken partijen. Het geeft mij energie. Ik vind het waardevol om te zien dat studenten, gemeente en kennisinstellingen samen werken aan projecten welke een waardevolle plek innemen in onze stad.”

Gijs van Es

“Van huis uit ben ik journalist voor NRC. Hoe ik bij de gemeente Leiden terecht ben gekomen? De gemeentesecretaris van Leiden heeft mij in 2015 uitgenodigd voor de gemeente te komen werken. Toen werd net een reorganisatie binnen de gemeente doorgevoerd, met onder andere als doel om ambtenaren méér te laten samenwerken met organisaties en burgers in de stad. Samenwerken binnen Leiden – daarin heb ik sinds 2009 aardig wat ervaring opgebouwd. Ik ben een van de oprichters van Stadslab Leiden, een netwerk van vrijwilligers die zich inzetten om Leiden mooier, creatiever, ondernemender, socialer, duurzamer te maken. Wat ik als vrijwilliger deed, mag ik sinds 2015 als baan voor de gemeente doen. Op allerlei manieren probeer ik verbindingen te leggen tussen mensen en clubs in de stad en de gemeente. Samen met het bestuur van de rechtenfaculteit werk ik nu bijvoorbeeld aan het realiseren van een ‘Law Park Leiden’. Het idee is om méér juridische bedrijven en instellingen naar Leiden te halen, die zich in gebouwen tegenover de rechtenfaculteit kunnen vestigen. In het midden ligt het Van der Werfpark, dat dan het ‘groene hart’ wordt van deze Law Campus. ‘Het recht’ raakt zo nog meer verankerd in de stad Leiden. Waarom de gemeente steeds intensiever samenwerkt met de Leidse kennisinstellingen? Omdat er steeds meer studenten naar Leiden komen, uit Nederland en uit het buitenland. Omdat het aantal banen in de kennissector de komende jaren blijft groeien. Alleen als je goed samenwerkt, kun je die groei mogelijk maken. En die samenwerking loopt goed, gelukkig. De Universiteit Leiden, bijvoorbeeld, viert volgend jaar haar 444-jarig bestaan en heeft ervoor gekozen dit feest met alle Leidenaren te vieren. De stad en de universiteit groeien naar elkaar toe – en dat is mooi om te zien en mee te maken.”

‘Sociale innovatie en ondernemerschap: de manier om onderwijs te verbinden met de praktijk’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Het hoger onderwijs biedt veel plek voor de ontwikkeling van slimme samenwerkingen tussen gemeente, het bedrijfsleven en kennisinstellingen. Studenten kunnen onder andere worden ingezet om onderzoeken te doen en stages te lopen. Bij de Hogeschool Leiden zijn ze binnen de minor ‘Sociaal Ondernemen‘ druk bezig met het verbinden van studenten met de praktijk. Ido de Vries, docent aan de faculteit Sociaal Werk en Toegepaste Psychologie en oprichter van de minor, vertelt hier enthousiast over.

Ido de Vries

Wie ben je en wat doe je?

“Ik ben Ido de Vries, docent Toegepaste Psychologie bij de faculteit Sociaal Werk en Toegepaste Psychologie op Hogeschool Leiden. Ik ken het werkveld vanuit verschillende perspectieven. Van de uitvoering ben ik naar beleidsvorming gegaan. Zo heb ik als ambtenaar gewerkt voor stadsdeel Noord in Amsterdam op het domein jeugd en veiligheid. Een ommekeer kwam toen een adviesbureau mij vroeg om hen te ondersteunen bij het verder uitwerken van het jeugdpreventiebeleid. Dat heb ik zeven jaar gedaan. In die tijd kwam ik in contact met mensen van de studie Toegepaste Psychologie en ben ik een aantal keer gevraagd voor gastlessen. Ik wilde terug naar het contact met jongeren. Zodoende ben ik nu actief in het onderwijs. Dit doe ik inmiddels acht jaar. Ik geef les in de minor ‘Sociaal Ondernemen’ en ook begeleid ik studenten met afstuderen en stage. Ik zet mij in voor het lectoraat Sociale Innovatie en Ondernemerschap en voor de werkplaats Sociaal Domein. Naast dat ik actief ben binnen het onderwijs in de hogeschool en het lectoraat doe ik ook promotieonderzoek. Mijn onderzoek gaat over wat sociaal ondernemerschap voor de ondernemer zelf betekent en of het onderwijs de intentie tot sociaal ondernemen kan vergroten.”

Wat zijn volgens jou belangrijke ontwikkelingen geweest in de maatschappij voor het onderwijs?

De economische crisis is een belangrijke ontwikkeling geweest. Voor het sociaal domein begon dit rond 2010. Toen stortten de arbeidskansen voor studenten in.

Ik wist in deze tijd ook dat de decentralisatie van jeugdzorg, werk- en inkomen en langdurig zieken en ouderen (ingevoerd in 2015) eraan zaten te komen. Dat betekende dat we als beroepsonderwijs moeten opleiden tot een nieuwe vorm van professionaliteit, waarbij het gaat om hoe we de zelfredzaamheid en samenredzaamheid vergroten en hoe we de ontwikkeling van verzorgingsstaat naar participatiestad versterken.

Hogescholen kregen te maken met een snel veranderende maatschappij en arbeidsmarkt. Willen wij goed opleiden in een wereld waarin snelle veranderingen plaatsvinden, is goed contact houden met het werkveld en het monitoren van veranderingen belangrijk. De plek in het curriculum om de veranderende praktijk in te brengen was en is nog steeds de minor Sociaal Ondernemen. Wij moeten ervoor zorgen dat de studenten die veranderingen oppakken. Je ziet ook dat er steeds meer gezocht wordt naar de verbinding met het onderwijs door gemeenten en bedrijven. Met de De City Deal Kennis Maken zijn we nu bezig om dat op te pakken met de universiteit, de hogeschool en de gemeente Leiden. Ik ben daarbij betrokken vanuit het lectoraat Sociale Innovatie en Ondernemerschap.”

Er worden steeds meer contacten gelegd met partijen buiten de hogeschoolmuren. Hoe ziet zo’n wervingsproces eruit?

“Ik begin altijd met vragen op te halen bij de gemeente en organisaties in de wijken. Daar heb ik een groot netwerk opgebouwd. Momenteel zijn via deze weg vier groepen bezig met ieder een project. Eén groep is bezig met compassie in Leiden en de andere groep met een project ‘hoe ben je een goede buur?’. Andere groepen zijn bezig met de maatschappelijke diensttijd en het perspectief van jongeren in de Slaaghwijk in Leiden. Naast de gemeente hebben we ook contact met organisaties binnen het jeugddomein.”

Hoe ontstaat die samenwerking en waar plaats je de opdrachten die daaruit voortkomen?

“Ik heb drie plekken waar ik vragen kwijt kan: de minor ‘Sociaal Ondernemen’, het vak ‘Inleiding in de afstudeerrichting Sociaal Ondernemen’ voor tweedejaars studenten toegepaste psychologie en als afstudeerproject. In het geval van de minor is er één proces met twee gedeelten. Voor het eerste gedeelte van de minor nodig ik opdrachtgevers uit om in gesprek te gaan over mogelijke vraagstukken. Het vraagstuk van de opdrachtgever moet binnen de cyclus van tien weken van het onderwijs passen. Samen met de opdrachtgever maak ik keuzes over de opdrachten. In het tweede gedeelte van de minor gaan de studenten zelf op zoek naar een opdrachtgever. Vorig jaar was er op deze manier een groep die een app ontwikkelde voor advies over pubers aan ouders. Inmiddels is dit project uitgegroeid tot een daadwerkelijk onderneming UpHub, die pedagogische pubquizzen voor ouders organiseert. De minorstudenten worden uitgedaagd om juist naar buiten te gaan bij het werken aan hun projecten. Naar buiten gaan doen zij bijvoorbeeld door middel van interviews houden op straat. Dat is best lastig, omdat niet iedereen op straat tijd en zin heeft om daaraan mee te doen. Het is belangrijk dat studenten contacten (leren) leggen en aan de slag zijn. Die ervaring is heel leerzaam. Een mooi praktijkvoorbeeld vind ik “Tinder voor eenzame ouderen”. Een groep studenten heeft deze app ontwikkeld en zijn daarbij in gesprek gegaan met de ouderen. Het doel van deze app is dat er meer onderling contact ontstaat tussen eenzame ouderen.”  

Hoe denken de partners over de samenwerking met studenten?

“Ik ben natuurlijk bevooroordeeld als ik zou zeggen dat het positief is, maar dat is echt zo. De organisaties weten dat ze met studenten werken en houden daar ook rekening mee in de begeleiding en de oplevering van de eindresultaten. Ik probeer potentiële opdrachtgevers altijd een realistisch beeld te geven. Je bent tijd kwijt aan toegang geven tot de organisatie en informatie te verstrekken aan de studenten, maar je krijgt er altijd wat voor terug. De praktijk leert dat er veel vraag is om met studenten te werken. Bedrijven en organisaties bieden stages en onderzoeksplekken aan. Studenten bieden kansen voor bedrijven om zaken te onderzoeken en op te pakken. Een praktijkvoorbeeld is een scriptieonderzoek bij BUUV, een buurtmarktplaats in Leiden en Leiderdorp. Deze organisatie draait vooral op vrijwilligers. De medewerkers van BUUV hadden onder meer vragen over welke trainingen ze moesten geven aan vrijwilligers. Hier hebben meerdere studenten inmiddels onderzoek naar gedaan en zijn er trainingen voor gegeven. Zo geeft het onderwijs bedrijven ondersteuning en de bedrijven bieden studenten ervaring in werk en onderzoek doen. Op deze manier zijn er ook studenten die een baan aangeboden kregen bij hun afstudeerplekken. De ervaringen zijn echt heel positief.”

Bedrijven en organisaties hebben dus positieve ervaringen met het samenwerken met studenten. Hoe geldt dit voor de studenten?

“Studenten zijn blij met de opdrachten. Ze werken met ‘echte mensen’ in de ‘echte maatschappij’ en ervaren daar de meerwaarde van. Op deze manier leren ze de structuren die een bedrijf of organisatie hanteert van dichtbij kennen. Simulaties in de klas zijn ook leerzaam, maar het contact met de buitenwereld is van wezenlijk belang. Dat is tenslotte de plaats waar de studenten later in terecht komen. Ieder jaar dat ik opleid, houd ik mij bezig met de vraag ‘wat is goed opleiden?’. In het algemeen is het antwoord daarop: samen met de praktijk én in de praktijk. Als je kijkt naar de City Deal Kennis Maken zoals we daar nu mee bezig zijn, zie ik dat er plekken zijn ontwikkeld zoals BOOT in Amsterdam en WIJS in Groningen. In Leiden kwamen de sociale wijkteams met de vraag of wij niet studenten konden koppelen aan de wijken zelf. Deze vraag is meegenomen in de nieuwe City Deal Kennis Maken in Leiden. Hiervoor worden plannen ontwikkeld om een soortgelijke plek als BOOT en WIJS in Leiden te creëren.”  

Tot slot: wat zijn jouw ambities voor het samenbrengen van de stad en het onderwijs?

“Wat ik graag zou zien op de hogeschool is dat er meer begeleiding zou zijn voor bedrijven die door studenten zelf zijn opgericht. Zo is er door een aantal studenten een zorgcoöperatie opgericht: De Tamarinde. Zij willen heel graag ondersteuning van de hogeschool. Ik denk dat ondersteuning voor alumni die een eigen bedrijf hebben opgericht belangrijk is. Wij als hogeschool mogen daar wat mij betreft meer voedend in zijn. Als dit gebeurt wordt het makkelijker voor studenten om als zzp’er aan de slag te gaan of een klein bedrijf te starten. Ik wil ook stimuleren dat studenten betrokken raken bij innovatie in de samenleving. Dat doe ik bijvoorbeeld door Garage2020 te helpen met het maken van een tekst om studenten te werven voor een stageplek of afstudeeropdracht. Zo hoop ik dat studenten in contact komen met een innovatieve plekken. Studio Moio is ook een voorbeeld. Zij maken gebruik van de kracht van drop-outs uit het mbo. Met die creatieve geesten pakken zij maatschappelijke problemen aan. Wat zij doen is het niveauverschil in het onderwijs kantelen. Ze hebben daarvoor de mbo-university opgericht. Dit wordt door de Rijksuniversiteit Groningen ondersteund. Een actueel thema is de maatschappelijke diensttijd. Daarvoor worden er proeftuinen ontwikkeld. Studio Moio wil door teams te vormen bestaande uit drop-outs van het mbo, studenten van het mbo, hbo en wo maatschappelijke thema’s aanpakken. De jongeren doen dat in het kader van hun maatschappelijke diensttijd. Onze studenten krijgen er studiepunten voor. Als hogeschool bieden wij training en coaching aan die teams. Dit is wat mij betreft precies een voorbeeld van samen leren en innoveren. Het is ook een voorbeeld waarin bestaande mogelijkheden zoals maatschappelijke diensttijd en subsidies voor proeftuinen gekoppeld worden aan projecten zoals deze. Ik zou graag zien dat er meer soortgelijke voorbeelden zullen volgen.”

Foto: Hogeschool Leiden

“De kunst is om alles met elkaar te verbinden”

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Het succes van de City Deal Kennis Maken (CDKM) valt of staat met de kwaliteit van de samenwerking tussen kennisinstellingen en partners uit hun stedelijke omgeving. Daarom gingen we in gesprek met organisatieadviseur Pieterjan van Delden. Hij is expert op het gebied van organisatieverandering en publieke samenwerking, een onderwerp waar hij in 2009 op is gepromoveerd. We spraken hem over de kunst van het samenwerken. Hieronder een verslag van zes belangrijke inzichten die hij met ons en het CDKM-netwerk deelde.

Inzicht 1: Samenwerken is complex

Sinds de jaren ‘90 wordt in de wetenschappelijke literatuur vaak gesproken over de triple helix model of innovation. Het idee is dat de kenniseconomie gebaat is bij een betere samenwerking tussen kennisinstellingen, overheden en het bedrijfsleven. Later zijn hier ‘de burger’ of ‘de samenleving’ als vierde partner aan toegevoegd. In de triple of quadruple helix leiden goede samenwerkingsverbanden tot een betere en snellere productie, uitwisseling en toepassing van kennis. In de praktijk is het tot stand brengen – en onderhouden – van dergelijke samenwerkingsverbanden echter makkelijker gezegd dan gedaan. Van Delden beschrijft samenwerking, zeker samenwerking waarbij meer dan drie partners betrokken zijn, zelfs als een ‘wicked problem’.

Pieterjan van Delden

Van Delden: “Mijn promotor zegt altijd: samenwerking is de moeilijkste vorm om samenhang te bereiken tussen verschillende activiteiten. Een duidelijke hiërarchische aansturing werkt wat dat betreft beter, een ook de markt werkt beter. Samenwerking is de moeilijkste vorm, maar in sommige omstandigheden is het dan toch de beste oplossing.

Samenwerking is complex, omdat het een continu balanceren en bijeenbrengen is van verschillende en zelfs verschuivende belangen. Een bedrijf dat winst wil maken, heeft heel andere belangen dan een kennisinstelling die vooral goed onderwijs wil verzorgen, terwijl de belangen van gemeenten vaak weer veel politieker zijn van aard.

Daarin schuilt ook de kunst van het samenwerken tussen dergelijke verschillende organisaties. Van elk van die partijen liggen de belangen anders, is de oriëntatie anders, en is zelfs de taal die gebezigd wordt anders.

Inzicht 2: Zorg voor focus

Sociale ongelijkheid, klimaatverandering, eenzaamheid, verkokerd beleid, sociale segregatie, dichtslibbende infrastructuur – in steden spelen misschien wel duizend verschillende vraagstukken tegelijkertijd. Het is verleidelijk om in samenwerkingsverbanden de ambitie uit te spreken al die onderwerpen te agenderen. Het is tevens de grootste bedreiging van een succesvolle en duurzame samenwerking.

Ik denk dat samenwerking ook een plafond heeft in de hoeveelheid complexiteit die het kan omvatten. Want samenwerking werkt alleen goed wanneer het flink wat focus heeft. Is die er niet, dan raken mensen op een gegeven moment gefrustreerd en haken ze af. Dan bloedt de samenwerking dood. Dus daar moet je een oplossing voor vinden door focus aan te brengen. Die focus kan je bereiken door een duidelijk inhoudelijk doel, maar bijvoorbeeld ook door een duidelijk werkproces. Dus door van tevoren hele duidelijke afspraken met elkaar te maken over de onderlinge taken. Voor een samenwerking met het bedrijfsleven geldt die eis van focus nog sterker. Het moet heel duidelijk zijn wat de kosten zijn, wat de opbrengsten zijn en hoe het tijdspad eruit ziet.

Inzicht 3: Samenwerken kost tijd

Het lijkt zo simpel: er is een probleem en er zijn partijen die zich samen willen inspannen om dat probleem aan te pakken. Heel complexe problematieken kunnen, zeker vanuit bestuurlijk perspectief, ineens heel overzichtelijk lijken op het moment dat krachtige partners – kennisinstellingen met hun duizenden studenten, bedrijven met hun innovatiekracht en een gemeente met haar brede netwerk – besluiten om te gaan samenwerken. Volgens Van Delden lopen veel samenwerkingsverbanden echter stuk op dit soort prestatie-optimisme. Dat komt omdat er dan te snel van plan naar uitvoer wordt gegaan. Willen organisaties succesvol samenwerken, dan is het zaak om eerst te investeren in de onderlinge relatie en  en het eigenaarschap bij de uitvoerend professionals. Wie het samenwerken geldt: relatie komt voor prestatie.

Wil een samenwerking slagen, dan dient iedereen die bij die samenwerking betrokken is, zich eigenaar voelen van de gestelde doelen en intenties. Als het proces teveel top-down verloopt, zien professionals de gestelde doelen als een bestuurlijk iets en niet als hun eigen noodzaak. Dan ontstaat er concurrentie tussen het reguliere werk dat gewoon gedaan moet worden en de extra dingen die voortvloeien uit de bestuurlijke ambities. In de literatuur staat dit bekend als motivational crowding. Dat wil zeggen dat het intrinsieke motief weggedrukt wordt door het extrinsieke motief.”  

 

Daarnaast moet je ook aandacht besteden aan het psychologisch contract tussen mensen. Zeker in het begin is dat heel belangrijk. De neiging is, ook bij mij, om aan het begin van een samenwerking gelijk de uitvoering in te gaan. Lekker hands-on, weet je wel. Maar je moet mensen de tijd geven om zich een idee eigen te maken en ook om aan elkaar te wennen. Dat je apart even aandacht schenkt aan: hoe zitten we hier nu, wat is het doel, wat gaan we doen? Welke ideeën en vraagstukken leven er in de groep? En waarom vinden we dit als groep belangrijk? Alleen op die manier kan er een gevoel van gemeenschappelijkheid ontstaan.”  

Inzicht 4: Ga aan de slag

De tijd die het kost om tot een goede samenwerking te komen, kan dadendrang in de weg staan. Het kan zelfs ronduit demotiverend werken, als ambities te lang bij woorden en mooie plannen blijven. Een goede strategie is om klein te beginnen en dan voort te bouwen op de behaalde resultaten en geleerde lessen.

Waar het mee valt of staat, is of je een paar projecten kan bedenken waar je mee aan de slag kan. De motor van een samenwerking bestaat uit de professionals die elkaar vinden in het werken aan een praktische opgave. Het is belangrijk om, zeker bij grootschalige samenwerkingsverbanden, een soort cyclus in beweging te krijgen. Door samen te werken, worden goede resultaten geboekt. Die goede resultaten geven weer nieuwe energie, waardoor er nog beter samengewerkt kan worden en er nog betere resultaten worden geboekt. Dat proces moet op gang komen. Je moet er wel rekening mee houden dat die cyclus op elk moment onderbroken kan worden. Dan loopt het weer stroef. Het is belangrijk om dan gelijk opnieuw te investeren in het psychologisch contract dat je met elkaar hebt afgesloten.”  

Inzicht 5: Samenwerking vereist leiderschap

Om de stad als rijke leeromgeving te benutten, zijn in Nederland de afgelopen jaren honderden projecten gestart en samenwerkingsverbanden aangegaan. Daarvan hebben we er op de website van de City Deal Kennis Maken al een groot aantal besproken. Hoewel veel van deze projecten mooie bijdragen leveren aan de leerervaring van studenten en de productie, uitwisseling en toepassing van kennis, leeft bij velen uit het CDKM-netwerk de vraag van het opschalen. Hoe kan meer focus worden aangebracht in al die projecten waaraan wordt gewerkt? Rob Andeweg, Programmamanager bij de Hogeschool van Amsterdam,stelde in een eerder interview zelfs dat ‘de tijd van duizend bloemen laten bloeien’ wel voorbij is. Daarmee bedoelde hij dat kennisinstellingen alleen slagvaardig aan stedelijke vraagstukken kunnen werken, als ze hun inspanningen concentreren op specifieke vraagstukken en projecten. Pieterjan van Delden is het daarmee eens, al spreekt hij ook van een duivels dilemma.  

Ja, dat is een van de dilemma’s die horen bij samenwerken. Tenminste, als je echt een groot vraagstuk wilt aanpakken. Als je de projecten kleinschalig houdt, dan is het makkelijk werkbaar en gebeuren de mooiste dingen. Maar vaak zijn dergelijke projecten te klein om het beoogde effect te bereiken. Maar als je het te groot maakt, dan wordt het onwerkbaar, vanwege al die belangen en coördinatievraagstukken. Daartussenin moet je iets vinden. Het is een soort wicked problem waar je een clumsy solution voor moet vinden. Het dilemma van klein versus groot moet je vanaf het begin voelen. De kunst is om alles met elkaar te verbinden.

 

Het is daarom belangrijk om bij samenwerkingsverbanden een duidelijke projectstructuur af te spreken, met bijvoorbeeld een stuurgroep, een werkgroep (de uitvoerende professionals) en een projectleider. In mijn ogen kunnen alleen de kleinste samenwerkingsverbanden zonder een projectleider. Die programmaleider dient te sturen op de energie van de samenwerking én op de resultaten die worden geboekt, het maatschappelijk effect dat wordt bereikt. Als je echt complexe, stedelijke vraagstukken wilt aanpakken, dat kun je dat niet doen door te zeggen: we gaan lekker aan de slag en we zien wel.

Inzicht 6: Wees een goede en betrouwbare partner

Om een prominente rol te vervullen in de triple helix of innovation, worden kennisinstellingen uitgedaagd om buiten de oevers van de eigen school te treden en nieuwe partnerschappen aan te gaan. Hogescholen en universiteiten bevinden zich middenin een leerproces waarin ze leren hoe ze het beste kunnen samenwerken met gemeenten, bedrijven en burgers. Dergelijke complexe samenwerkingverbanden moeten beschouwd worden als een ‘wicked problem’, waar continue sturing en bijsturing voor nodig is. Samenwerking is in zichzelf al ‘werken’. Dat vergt van samenwerkingspartners dat ze voortdurend investeren in de relatie met anderen. Maar ook in zichzelf, zodat ze goede en betrouwbare samenwerkingspartners kunnen zijn. Hogescholen en universiteiten hebben op dat vlak nog wel wat te winnen.

“Ik merk soms dat er een soort dedain zit bij kennisinstellingen. Zij denken namelijk dat zij degenen zijn die de kennis maken en dat wij, het bedrijfsleven bijvoorbeeld, alleen van de uitvoering zijn. Zo werkt het natuurlijk niet. Kennisinstellingen denken nog teveel vanuit een hiërarchisch model van kennisontwikkeling, terwijl het een iteratief model is. Je doet iets en leert ervan, je abstraheert het in kennis, en dan gaat het weer terug. En dan heb je er wat aan, je doet iets, je leert er weer van, en dat is wat effectieve kennis is. Door het impliciete wereldbeeld dat bij kennisinstellingen bestaat, vergeten ze vaak om eerst goed na te denken wat eigenlijke meerwaarde is voor een gemeente of bedrijf. Zeker bij onderzoekers bestaat soms een blinde vlek daarvoor. Zij denken: als ik onderzoek doe, dan is iedereen blij. Maar dat is helemaal niet zo. De meeste mensen zitten helemaal niet te wachten op onderzoekers. Je kan niet zeggen: ‘we doen onderzoek, dus het is goed’. Nee, je moet ook bedenken hoe je met je onderzoek een bijdrage levert aan de vaak directe belangen die een bedrijf heeft.”

 

“Verder denk ik dat kennisinstellingen ook goed naar de eigen organisatie moeten kijken, voordat ze zich in allerlei samenwerkingsverbanden begeven. Voordat je allerlei dingen naar buiten brengt, moet je zorgen dat je je basiskwaliteit op orde hebt. Een van de dingen waar ik dan aan denk is de organisatie rondom stages. Je stages zijn het contact met de buitenwereld, dus de organisatie daarvan moet vlekkeloos verlopen. Een van de voornaamste klachten van het bedrijfsleven is dat het altijd een rommeltje is bij een hogeschool. Want wie moet je bellen? En wie kan je bellen als die persoon er niet is? En is er überhaupt wel duidelijk wie er verantwoordelijk is als er iets misgaat of als er vragen zijn tijdens een stage? Hetzelfde geldt ook voor zaken als de roosters of lokalen. Dat is bijna altijd gedoe. Ik heb zelden meegemaakt dat het logistieke deel bij kennisinstellingen goed geregeld is. Het klinkt misschien heel banaal, maar als je wilt samenwerken met de buitenwereld, dan moet je een betrouwbare partner zijn op het praktische gebied. En dat zijn onderwijsinstellingen vaak nog niet.”   

Foto: Bezoekers Kennisdelingsdag bekijken tekening | Fotograaf: Florencia Jadia

De Arnhemse student voorop: “We willen dat studenten blij zijn met de stad en dit ook uitdragen”

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Arnhem Studiestad is een initiatief dat Arnhem als stad en de regio rondom Arnhem aantrekkelijk wil maken en op de kaart wil zetten voor studenten. Er zijn namelijk niet alleen veel interessante opleidingen te volgen, maar je kunt er ook prettig en veilig wonen, sporten en uitgaan. Arnhem Studiestad is een samenwerking tussen de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (de HAN), ArtEzVan Hall Larenstein en de gemeente Arnhem. We spraken met Ingelien Kroodsma, bestuursadviseur onderwijs en arbeidsmarkt bij de gemeente Arnhem en betrokkene bij het initiatief Arnhem Studiestad. We gingen in op haar rol, de samenwerking van Arnhem met de regio en de Arnhemse studenten.

Ingelien Kroodsma

Wat was de aanleiding voor de oprichting van Arnhem Studiestad?

“We zagen dat het aantal studenten in Arnhem terugliep. De HAN heeft locaties in Arnhem en in Nijmegen. De studenten waren altijd redelijk verdeeld over beide steden, maar het zwaartepunt kwam steeds meer richting Nijmegen te liggen. De HAN zelf gaf aan Arnhem belangrijk te vinden en er ook best gevestigd te willen blijven. Daaruit ontstond de wens om meer samen te doen. Vanuit de gemeente hebben wij daarom het initiatief genomen om de kennisinstellingen uit de regio meer bij elkaar te brengen. Er is besloten om de samenwerking breder te trekken dan alleen met de HAN, want de verschillende hogescholen hebben mooie potentie om elkaar te versterken. Ze zijn complementair aan elkaar en op die manier best een unieke combinatie in Nederland. Daar is uiteindelijk het samenwerkingsverband Arnhem Studiestad uit voortgekomen.”

Hoe is die samenwerking verder verlopen?

“Mijn rol zat vooral in het opzetten van het samenwerkingsverband Arnhem Studiestad en zorgen dat er daadwerkelijk dingen gingen gebeuren. Deze veelzijdige rol vond ik hartstikke leuk: echt van strategisch naar praktisch, zorgen dat er projecten ontstaan. Dat is nu in gang gezet, en een collega van mij gaat mijn rol vanuit de gemeente overnemen. Een samenwerking opzetten tussen hogescholen en gemeentelijke organisaties is soms ingewikkeld en bureaucratisch, en lastig om goed in te bedden. Dat is iets wat voor nu weer op de agenda staat. Het besef moet er komen dat je hier niet als enige hogeschool zit, maar met meerdere hogescholen. We moeten ons daarom ook gezamenlijk laten zien.”

En dat verloopt moeizaam?

“Dat is lastig, maar er komt wel steeds meer beweging in. Na twee jaar is er geëvalueerd en alle partijen hebben opnieuw hun deelname toegezegd. Iedereen draagt ook weer financieel bij en maakt er tijd en uren voor vrij, dus dat is een goed teken. Het is nu vooral een kwestie van levend houden, doorgaan en een aantal goede events organiseren.”

Je hebt het over events: op welke manier laten jullie studenten kennismaken met Arnhem vanuit Arnhem Studiestad?

“Bijvoorbeeld tijdens de introductiedag (onderdeel van de introductieweek, red.). Deze dag organiseren we inmiddels vier jaar gezamenlijk met de hogescholen, en elke keer gaat dat beter en wordt het leuker. De hele middag vindt er een spel plaats waar allerlei Arnhemse ondernemers aan meedoen, maar ook culturele instellingen of werkgevers. Ook worden er studenten-challenges georganiseerd, waarbij studenten aan Arnhemse bedrijven worden gekoppeld. Studenten werken vervolgens aan een opdracht bij zo’n bedrijf. Hierdoor krijgen ze de kans om een bedrijf van binnen te bekijken en krijgen ze een beter beeld van wat een mooie werkgevers Arnhem te bieden heeft. Door studenten te laten werken aan lokale maatschappelijke opgaven, hopen we ze meer te binden aan de stad.”

Waarom is dat belangrijk?

“We hoeven niet allemaal richting het westen te trekken voor een interessante baan. Daarvoor kan je ook prima hier blijven. De introductiedag moet ook meer in de stad zichtbaar maken dat we eigenlijk heel veel studenten hebben. Er zit veel kennis, en dat is ook weer een link naar de Arnhemse ondernemers. Voor ons als stad is het belangrijk dat studenten hiernaartoe blijven komen, maar vooral ook dat ze hier daarna nog blijven. Of dat ze als ambassadeur van Arnhem de wereld intrekken. Dat zie je bijvoorbeeld bij ArtEz. Je houdt natuurlijk niet iedereen in Arnhem en dat wil je ook helemaal niet. Maar voor ons is het wel belangrijk met het oog op tekorten aan personeel bij bedrijven. Dus daarom laten we de studenten zo veel als mogelijk kennismaken met de stad Arnhem.”

Jullie organiseren nog andere activiteiten voor studenten, zoals StartUp24. Zijn er al gevolgen zichtbaar van Arnhem Studiestad en de events?

“Arnhem Studiestad loopt nu drie jaar. Het aantal studenten neemt toe, maar dat hebben we niet specifiek te danken aan Arnhem Studiestad. Wat je wel ziet, is dat er veel andere dingen uit voortkomen.”

Er wordt veel moois en interessants voor studenten georganiseerd. In hoeverre worden studenten ook betrokken bij het initiatief Arnhem Studiestad?

“Goede vraag, en ook zeker een terugkerend onderwerp op de agenda. Eén van de uitgangspunten was om het ook echt met studenten te doen. Dit blijkt in de praktijk best lastig. Er is een studentenpanel dat vooral wordt ingezet bij toetsen van dingen voor de website als we daar aan gaan werken. We proberen ook studenten bij activiteiten te betrekken, maar het gaat niet vanzelf. Er is ook budget, dus we vinden het terecht dat studenten bepaalde dingen betaald doen. Toch blijft het lastig.”

Hoe komt dit?

“Het is moeilijk om het in de agenda’s ingepland te krijgen. Veel studenten hebben een bijbaantje, en de meeste HAN-studenten volgen wel hun opleiding in Arnhem, maar wonen hier niet. Dat is bij ArtEz en Van Hall Larenstein anders. Daar woont een groot deel van de studenten ook in de stad. Maar bij de HAN geldt dat voor een groot deel niet, dus die zijn dan toch wat minder betrokken bij de stad omdat ze weer vertrekken. Dat speelt wel mee.”

Wat is voor een student de reden om naar Arnhem te komen? En wat is voor hen de place to be?

“Nou ja, dé student, die is ingewikkeld te definiëren hier. We hebben een heel diverse studentenpopulatie en voor iedereen is een andere plek in Arnhem interessant. Als je je oriënteert op een kunsten-hogeschool zoals ArtEz, dan is het Coehoorngebied in Arnhem aantrekkelijk. Eén en al creativiteit, en voor een lage huur is het mogelijk om daar een bedrijfje op te zetten. Dus dé plek is ingewikkeld hoor, dat vind ik lastig. Maar als je vraagt aan studenten waarom ze naar Arnhem komen, dan is dat toch vanwege de veilige, rustige en overzichtelijke sfeer die er hangt. Dit geldt vooral voor buitenlandse studenten. Bovendien heb je hier wel de voorzieningen die je in een grotere stad mag verwachten. Dat onderscheidt Arnhem van andere plekken.”

Tot slot: de ambitie van Arnhem Studiestad is om Arnhem en de regio op de kaart te zetten. Hoe zie jij dit initiatief tot uiting komen over tien jaar?

“Wij zien onszelf niet over tien jaar als dé studentenstad van Nederland. Dat is niet iets wat we ambiëren. Maar we ambiëren wel om kwalitatief excellente opleidingen hier te hebben en te houden over tien jaar. En om nog meer dat studentikoze gevoel te creëren, om voorzieningen aan studenten te bieden die zij nodig hebben. Dit kan zijn op het gebied van sport en uitgaan, of goed wonen, dat we zulke zaken goed voor elkaar hebben en dat studenten daar ook tevreden over zijn. We willen dat studenten blij zijn met de stad en dit ook uitdragen. We hopen dat een deel hier een baan vindt of ondernemer wordt, en onze stad in de regio doet groeien. Er gebeurt zoveel moois. Studenten ontwikkelen en bedenken van alles, en ik hoop dat over tien jaar die ideeën landen bij onze bedrijvigheid en dat die daar mee bezig gaan. Ik hoop ook dat onze bedrijven groeien en dat er meer werkgelegenheid ontstaat, met als gevolg economische groei en een fijn innovatief klimaat. En inderdaad kennisinstellingen die onderling goed afstemmen en samen goede opleidingen aanbieden. Ja, dat is een mooi beeld. Dan zou ik tevreden zijn!”

Een vast groepje ArtEz-studenten neemt regelmatig vlogs op voor de site, of schrijft blogs. Deze vlogs en blogs gaan over uiteenlopende onderwerpen die studenten aangaan, om een beeld te krijgen van het Arnhemse studentenleven en de stad. Er wordt regelmatig verslag gedaan van de grote evenementen die worden georganiseerd vanuit Arnhem Studiestad, zoals deze ervaring van de Intro door de ogen van een student. Er zijn daarbij ook internationale studenten die hun ervaringen delen, zoals hier werd gedaan over Arnhemse supermarkten.

Foto: Arnhemse studenten werken samen | Fotograaf: Arnhem Studiestad

‘Studenten geven advies: een succes maken van de rijke, levensechte leeromgeving voor studenten’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In de City Deal Kennis Maken staat de verbinding tussen kennisinstellingen en de stad centraal. Studenten spelen daarin een cruciale rol. Zij gaan met maatschappelijke vraagstukken aan de slag, waarbij ze leren in en van de stad. Emma, Maja en Rosa zijn drie studenten van de Universiteit van Amsterdam (UvA), die in het kader van de City Deal Kennis Maken een advies schrijven voor Kennisland. Kennisland ondersteunt de City Deal Kennis Maken bij het organiseren van expertsessies voor verschillende groepen die zich inzetten voor het versterken van de verbinding tussen kennisinstelling en stad, zoals kennismakelaars en onderzoekers. Daarnaast brengt Kennisland in beeld wat er allemaal gebeurt in het kader van de City Deal Kennis Maken en welke lessen daaruit getrokken kunnen worden, onder andere door middel van interviews met betrokkenen. Het advies van Emma, Maja en Rosa draagt daaraan bij en gaat dieper in op de vraag: op welke manier kan een opdracht in een rijke, levensechte leeromgeving een succes zijn voor een student? Hieronder vertellen zij meer over hun opdracht.

Als studenten hechten wij waarde aan praktijkopdrachten. Daarom willen wij graag weten wat zo’n praktijkopdracht – waarbij leren in een rijke, levensechte leeromgeving centraal staat – succesvol maakt. Wat moet er hiervoor vanuit de student en docent komen? Wat zijn vereisten vanuit de omgeving waarin de opdracht plaatsvindt? De komende tijd gaan wij, Maja, Rosa en Emma, met een advies voor Kennisland aan de slag waarbij we ingaan op dit vraagstuk. Hiermee hopen we het leren in een rijke, levensechte leeromgeving succesvol te maken voor studenten. We duiken hiervoor de literatuur in, op zoek naar succesfactoren voor praktijkopdrachten voor studenten.

Dit advies schrijven wij vanuit StudentWeetRaad, een studenten-adviesbureau van de afdeling Pedagogische en Onderwijswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Hier komen we als studenten bij elkaar, werken we aan maatschappelijke vraagstukken en brengen hierover advies uit aan diverse opdrachtgevers in het werkveld. StudentWeetRaad is een mooi voorbeeld van een rijke, levensechte leeromgeving. Doordat we ons als studenten hier bezighouden met vraagstukken uit de stad Amsterdam, leren we van en met onze omgeving. Daarnaast werken we samen met andere studenten. Met hen reflecteren we op onze ervaringen helpen we elkaar verder.

Wij zijn zelf ervaringsdeskundigen als het aankomt op praktijkopdrachten. We stapten meerdere keren uit de academische comfortzone en sprongen in het diepe, de praktijk in. Zo heeft Maja tijdens haar eerste jaar van de bachelor Sociologie een praktijkopdracht gedaan genaamd ‘Geluk op 13’. Voor deze opdracht ging ze de straat op en nam ze in Amsterdam enquêtes af bij buurtbewoners over hun staat van geluk. Daarnaast zijn Emma en Rosa beiden voor de bachelor Onderwijswetenschappen langs scholen gegaan om advies uit te brengen over een onderwijsvraagstuk. Emma verdiepte zich in een nieuwe lesmethode en Rosa deed een verkennend onderzoek op een Daltonschool. Om een gedegen advies uit te kunnen brengen, gingen zij in gesprek met docenten, leerlingen en schoolleiders, en waren ze vaak op de scholen te vinden.

Op de universiteit ligt de focus vaak op theorie, maar wij hebben dus ook van de praktijk kunnen proeven. Van deze opdrachten hebben we onwijs veel geleerd dat we niet uit de boeken hadden gehaald: van professioneel gesprekken voeren, tot situaties analyseren en in kaart brengen en afstemmen met een opdrachtgever.

In december ronden wij ons advies af. Bovendien organiseren wij een expertsessie bij Kennisland om over het leren in een rijke, levensechte leeromgeving in gesprek te gaan met docenten. Hierover verschijnt een bericht in de nieuwsbrief van december. Het advies zal, als het af is, gepubliceerd worden op de website van StudentWeetRaad!

Foto: Studenten Emma, Maja en Rosa werken aan hun adviesrapport | Fotograaf: Guinevere Simpson