‘Lectoren van de Zuyd Hogeschool bundelen krachten voor de toekomst van Zuid-Limburg’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Zuid-Limburg is een prachtige, bourgondische regio. Maar het gebied heeft met flinke uitdagingen te maken op het gebied van gezondheid, vitaliteit en stedelijke ontwikkeling. Op de Zuyd Hogeschool slaan lectoren de handen ineen om deze complexe problematiek het hoofd te bieden, waaronder ook Susy Braun, lector Voeding, Leefstijl & Bewegen en Nurhan Abujidi, lector Smart Urban Redesign. Samen met studenten, gemeenten en andere lokale partners van Zuid-Limburg werken zij aan een gezonde en leefbare regio. Hoe pakken zij deze ambitieuze opgave aan?

Nurhan Abujidi

Susy Braun

Hoe ziet jullie rol eruit wat betreft het werken aan de regio Zuid-Limburg?

Susy: Nurhan en ik hebben elkaar gevonden in de transitie van Zuid-Limburg op het gebied van gezondheid, vitaliteit en urban redesign. Als je aan de gezondheidsproblemen in deze regio wilt werken, is het belangrijk om samen te werken. Gezondheid en vitaliteit kun je immers niet los zien van de omgeving. Je gezondheid ligt deels in je eigen handen, maar is ook afhankelijk van je leefomgeving. Zijn er bijvoorbeeld gelegenheden in de buurt om actief te zijn? Kunnen kinderen veilig op straat spelen? Kun je naar je werk fietsen?

Nurhan [vertaald uit Engels]: Ik ben het eens met Susy. Ik heb een achtergrond in architectuur en stedenbouw. Ik zie de stad als een complex geheel. En complexe problemen vragen om samenwerking. Er wordt veel geïnvesteerd in deze regio, maar de impact is (nog te) gering. Voornamelijk omdat er vaak sectoraal en thematisch gewerkt wordt. Daarnaast romantiseert de lokale politiek Zuid-Limburg. Zo’n honderd jaar geleden was deze regio het centrum van de wereld. Men wil liever niet breken met dat imago en de mentaliteit die daarbij hoort. Mede hierdoor worden maatschappelijke uitdagingen matig erkend. Verder heeft de regio te maken gehad met een soort van sociaal trauma. De mijnen in Zuid-Limburg brachten welvaart in Nederland. Op het moment dat die werden gesloten, verdween veel van de bijbehorende infrastructuur en het erfgoed. Een belangrijke bron van trots in de regio werd vernietigd. En opeens speelde de regio geen belangrijke rol meer in de dynamiek van Nederland. Met deze context hebben wij hier te maken, maar we zien veel kansen om een nieuwe, positieve cyclus in gang te zetten en een impuls te geven aan de regio.

Kunnen jullie een voorbeeld geven van interventies die jullie doen?

Susy: Er liggen grote uitdagingen in de gemeente Kerkrade, met name in Kerkrade-West. De gemeente staat al jaren bekend als de meest ongezonde gemeente van Nederland. Om beweging op gang te brengen, letterlijk en figuurlijk, organiseren we enerzijds zelf programma’s die erop gericht zijn om wijken te ontsluiten en met elkaar te verbinden. Anderzijds werken we intensief samen met lokale partijen. Een van de projecten is bijvoorbeeld het Center Court, een concept waarin bewegen, sport, kennis, zorg en onderwijs samenkomen. Bij dit project is Hogeschool Zuyd vanaf 2014-2015 intensief betrokken. We werken vanuit meerdere lectoraten samen met de initiatiefnemers van het project – drie van origine Limburgse ondernemers. De invulling van het kloppend hart van het concept ligt nog niet vast, maar kan een fysieke omgeving zijn, zoals een beweegboulevard. In Kerkrade wordt momenteel verkend wat de mogelijkheden zijn voor een dergelijke beweegboulevard, die het centrum verbindt met het groen in de omgeving (Center Court Kerkrade). We organiseren daarnaast ook kleinschalige programma’s met een focus op knooppunten op routes die we willen ontsluiten.

Nurhan: We noemen die knooppunten ook wel ‘pockets’. Het zijn plekken op strategische locaties waar impact op de schaal van de buurt of zelfs de stad gerealiseerd kan worden. In een van de projecten rond die pockets vroegen we kinderen uit groep acht van lokale lagere scholen waarom ze wel of niet bewegen, wat ze leuk vinden en wat ze missen in de buurt. Zo kwamen we erachter dat de kinderen zichzelf te groot vinden voor de speeltuin van de lagere school. Maar ook dat ze graag urban sports doen, zoals freerunning, stuntsteppen, klimmen en skaten. Het project bracht mij op het idee om ‘adrenaline hubs’ te ontwikkelen, een soort urban sports-locaties waar de kinderen uit hun dak kunnen gaan. Dat idee willen we in een vervolgproject verder oppakken. Op de lange termijn creëren we langs drie thematische routes – cultuur, sport en natuur – een netwerk van kleinschalige bottom-up initiatieven, zoals de adrenaline hub. We gebruiken daarvoor het concept van pop-up urbanism. Dat gaat uit van gemakkelijk implementeerbare en goedkope oplossingen die tot stand komen in samenwerking met de lokale gemeenschap. Gezamenlijk dragen de kleinschalige initiatieven bij aan een hernieuwde identiteit van Kerkrade-West en de regio. Het klinkt misschien als een droom, maar met twee hardwerkende vrouwen is het niet ondenkbaar dat deze visie realiteit wordt.

Studenten werken aan opgave Kerkrade-West

Wat vindt de gemeente ervan?

Nurhan: Vooral Kerkrade-West is ons laboratorium (bekijk hier een video van een project dat studenten er deden). De bewoners zijn er betrokken bij onze projecten, zowel wat betreft de inhoud, het proces en daarmee ook de resultaten. De gemeente Kerkrade is regelmatig een partner in onze projecten en komt inmiddels vaker naar ons toe om samen aan vraagstukken te werken, bijvoorbeeld rond de thema’s vluchtelingen en werkgelegenheid. Alle kleine succesjes die we hebben behaald, hebben een positief effect op onze reputatie als partner.

Wat is jullie grootste uitdaging op dit moment?

Nurhan: Het is lastig om financiering te vinden voor onze visie voor Zuid-Limburg. Het programma dat wij voor ogen hebben beslaat wel tien jaar. We willen niet na drie jaar stoppen en onze ambities neerleggen. Dat we interdisciplinair aan het vraagstuk in de regio werken maakt het nog lastiger. We passen niet in een hokje.

Susy: Juist als het gaat om financiering voor projecten wordt er van je verwacht dat je binnen een thema past. Gaat het om de creatieve sector? Of zorg? Of technologie?

Zien jullie het als een bijzondere rol om niet alleen bezig te zijn met onderzoek en onderwijs, maar ook met interventies?

Nurhan: Eigenlijk zijn we activisten! We zien het als een belangrijke rol van kennisinstellingen en studenten om verandering teweeg te brengen. Om duurzame verandering te genereren moet je bovendien beginnen bij het onderwijs en de jonge generaties, want zij zijn uiteindelijk de ambassadeurs van de toekomstige ontwikkeling van de regio.

Lukt het jullie goed om andere onderzoekers en docenten binnen de Zuyd Hogeschool mee te krijgen met jullie ambities?

Susy: Ja, en daar hebben we echt geluk mee. Ik heb laatst bijvoorbeeld mijn inaugurele rede samen met twee collega-lectoren gehouden. We hebben bewust gekozen voor een gezamenlijke rede, om te benadrukken dat de uitdagingen in de regio ook gezamenlijk aangepakt moeten worden. Verder hebben vijf lectoraten van de faculteit Gezondheid een cluster gevormd om krachten te bundelen en wendbaar te kunnen zijn. Dat geeft mooi weer hoe onze ambities gedeeld worden. Daarnaast gaan we ook regelmatig met de dertig lectoren van de Zuyd Hogeschool in beraad. Dan stemmen we thema’s op elkaar af, zodat onderzoeksprojecten elkaar kunnen versterken.

Tot slot: hoe ziet de samenwerking met studenten eruit in de projecten die jullie doen?

Susy: In de praktijkgerichte projecten van de Zuyd Hogeschool zoeken we altijd naar interprofessionele leeromgevingen. Die vragen van studenten om hun eigen expertise in te brengen en te leren van anderen. Zo werk ik aan een project genaamd BEweeg-eeT-verandER (=BETER). Het project draait om gecombineerde leefstijlinterventies. Daar zijn niet alleen studenten Verpleegkunde, ICT en Fysiotherapie bij betrokken, maar ook studenten Communicatie en Multimediadesign. Samen maken zij bijvoorbeeld gezondheidsinformatie voor laaggeletterden. Er zijn doorlopend veel studenten van verschillende faculteiten betrokken bij de projecten van Zuyd-lectoraten. In de lopende projecten van het lectoraat Voeding, Leefstijl en Bewegen hebben negentig studenten deelgenomen of nemen nog deel (bijvoorbeeld tijdens het afstuderen, als onderdeel van hun profileringsruimte of als werkstudenten). Het is wel lastig om studenten interprofessioneel bij elkaar te krijgen in hetzelfde tijdsbestek. Dat lukt het beste bij afstudeerprojecten en minoren.

Nurhan: Hogescholen moeten studenten de kans bieden om aan reële casussen te werken, zodat zij de huidige en toekomstige maatschappelijke, economische en ecologische uitdagingen in de regio aan kunnen pakken. De projecten die we formuleren samen met onze regionale en lokale partners vertalen we altijd direct naar het onderwijs. Zodoende vergaren de studenten de praktijkkennis die zij nodig hebben, bijvoorbeeld op het gebied van samenwerken met bewoners en eindgebruikers. De stad is onze campus, niet alleen het klaslokaal.

Portretreeks ‘Strategische samenwerkingen kennisinstellingen en gemeente’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Vanuit de City Deal Kennis Maken spraken we met onderzoekers, lectoren en programmaleiders van projecten waarbij er strategisch wordt samengewerkt tussen kennisinstellingen en gemeenten. Hoe worden samenwerkingsverbanden vormgegeven? Wat werkt? En wat is de meerwaarde van zulke samenwerkingen? Lees de interviews:

Pieternel Fleskens

Rebekka Straetmans

‘Hubert van Eyck Academie en Van Eyck Mirror verbinden kunst met de stad’

Op de Van Eyck in Maastricht werken de deelinstituten Hubert van Eyck Academie en Van Eyck Mirror samen aan projecten waarin er een brug wordt geslagen tussen kunst en de stad. We gingen met Pieternel Fleskens en Rebekka Straetmans in gesprek over de bijzondere projecten die zij realiseren en de samenwerking met de gemeente Maastricht. Lees meer.

Nurhan Abujidi

Susy Braun

‘Lectoren van de Zuyd Hogeschool bundelen krachten voor de toekomst van Zuid-Limburg’

Op de Zuyd Hogeschool slaan lectoren de handen ineen om van Zuid-Limburg een gezonde en leefbare regio te maken. We gingen in gesprek met Susy Braun, lector Voeding, Leefstijl & Bewegen en Nurhan Abujidi, lector Smart Urban Redesign over hoe zij deze ambitieuze opgave aanpakken. Lees meer.

‘De meerwaarde van de stad als leeromgeving volgens studenten’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Verschillende studentenorganisaties verspreid door heel Nederland zijn al jaren actief in de verbinding van het onderwijs met de praktijk. Waarom zoeken zij de verbinding met de praktijk buiten het onderwijs? Wat is voor hen belangrijk in deze verbinding? Op 24 mei nodigden wij een aantal van deze organisaties uit om kennis en ervaringen uit te wisselen over de waarde van de stad als rijke leeromgeving.

Uit de website van de organisaties wordt duidelijk dat veel van de aanwezige studenten maatschappelijk betrokken zijn. Een quote van de website van Enactus Utrecht: “Onze leden zien uitdagingen in maatschappelijke problemen en zetten ondernemerschap in om deze aan te pakken, zodat een betere en duurzame wereld mogelijk wordt gemaakt.” Enactus is een wereldwijde organisatie waar studenten zich bij kunnen aansluiten om een sociale onderneming op te richten in hun eigen stad. Ook bij SOLVE Consulting, een maatschappelijk adviesbureau gerund door studenten, en Stichting MOVE, een stichting waar studenten samenwerken met jongeren met een kleinere voorsprong, draait de organisatie om het maken of vergroten van sociale impact. Gijsbert van Elven, Stichting MOVE: “Samen met die kinderen iets moois neerzetten. Dat is waar het om draait.” Bij VoorUIT wonen studenten in de wijk waar ze werken. In ruil voor een gratis woning dragen studenten bij aan het vergroten van de sociale cohesie in de wijk.

Adviesorganisaties De Kleine Consultant, StudentWeetRaad, SAC Groningen, en SOLVE vinden het belangrijk dat studenten in aanraking komen met de praktijk. Vooral om te leren over het werk dat zij later wellicht gaan doen.

Samen met de studenten bespraken wij enerzijds wat voor hen waardevol is in de stad als leeromgeving, anderzijds hielpen de organisaties elkaar verder met uitdagingen waar de organisaties mee geconfronteerd worden. Ook vanuit de studenten kwam in de gesprekken een aantal punten naar voren over wat er nodig is voor de stad als leeromgeving.

1 Zoek de verbinding met de praktijk waar de intrinsieke motivatie van studenten ligt

Om studenten te motiveren voor een opdracht in de praktijk, is het belangrijk dat de opdracht aansluit bij de intrinsieke motivatie van de studenten. “Bij VoorUIT is het van belang dat studenten het werk dat ze doen écht leuk vinden. Anders houden ze het niet vol. Ze wonen immers als het ware in hun werk”, zegt Robert van de Broek van VoorUIT. De aanwezigen zijn het erover eens dat studenten energie en voldoening moeten halen uit de opdracht om deze ook tot een succes te laten zijn. Als adviesorganisatie probeert SAC dan ook regelmatig om de opdracht tussentijds aan te passen en ervoor te zorgen dat het blijft aansluiten bij waar de energie van studenten zit.

Dat dit helaas niet altijd mogelijk is, wordt erkend door Gijsbert van Elven, Stichting MOVE: “Wij deden een project met basisschoolkinderen, waar de kinderen ook echt aan het roer stonden van het project. De kinderen kwamen met het idee om zwerfafval in de wijk aan te pakken door middel van het plakken van stickers op prullenbakken. In eerste instantie was niet iedereen enthousiast over dit thema, maar het principe van MOVE is nu eenmaal dat de kinderen aan het roer staan. Uiteindelijk is het doel dat de kinderen tevreden zijn en dat gaf ook voldoening.”

2 Werk in interdisciplinaire teams

De interdisciplinariteit van het werk dat studenten bij de verschillende organisaties doen, vinden de studenten van grote waarde. Jasper Oudshoorn, SOLVE Consulting: “Adviesbureaus zoeken vaak een mix van achtergronden voor een opdracht. Bovendien leren studenten ook weer van elkaar in een interdisciplinaire setting.” Een uitdaging zit nog in het betrekken van hbo- en mbo-studenten in bijvoorbeeld advieswerk. Adviesbureaus staan vaak open voor universiteitsstudenten, maar niet voor hbo- en mbo-studenten. Terwijl juist het samenwerken met verschillende onderwijsniveaus van waarde is.

3 Besef dat het verbinden van onderwijs en de praktijk een win-win situatie is voor iedereen

Studentenorganisaties hebben weinig moeite met het vinden van partners. Sander Kooistra, Enactus Utrecht: “Onze partners vinden het heel interessant om met een groep studenten te werken. Zij zien dat toch een beetje als een pool waar zij toekomstige medewerkers uit kunnen halen.” Marije Kootstra, SAC Groningen: “Klanten zijn bij ons ook vaak tevreden. We krijgen te horen dat het werk wat wij doen niet onderdoet voor de ‘echte’ adviesbureaus. Alleen zijn wij studenten, dus zijn we goedkoper.”

4 Betrek professionals bij het leerproces

Dat de organisaties bestaan uit studenten en dat deze studenten zich nog in een leerproces bevinden, begrijpen veel partners en opdrachtgevers van de studentenorganisaties. Bij De Kleine Consultant kijken partners daarom mee met het werk dat de studenten leveren aan hun opdrachtgevers, zodat de kwaliteit wordt gewaarborgd. Enactus vertelt dat hun partners vaak workshops verzorgen om bepaalde vaardigheden te ontwikkelen. Op deze manier leren studenten niet alleen van het werk wat zij doen voor een opdrachtgever, maar leren zij ook van de vaardigheden die een opdrachtgever hen kan bieden.

5 Behoud de identiteit van de universiteit als instituut dat kennis genereert

Er worden vraagtekens door de studenten gezet bij de mate waarin een universiteit verbinding moet zoeken met de praktijk. Jasper Oudshoorn, SOLVE Consulting: “Soms is het juist fijn om op de universiteit de theorieën te leren en de kennis op te doen. De universiteit hoeft geen opleiding tot consultant te worden. Bovendien zit je bij praktijkopdrachten soms in de knel met curricula en beoordelingskaders, die niet aansluiten bij de wensen van de organisatie voor wie je de opdracht doet.” Jet Bierman van StudentWeetRaad brengt hierin nuance aan: “Niet bij alle opleidingen wordt er al verbinding met de praktijk gezocht. Studenten hebben hier wel behoefte aan.”

Studentonderzoekers zetten belangrijkste inzichten kennisdelingsdag City Deal Kennis Maken op een rij

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op vrijdag 1 juni vond op de Hogeschool Leiden de eerste kennisdelingsdag van de City Deal Kennis Maken plaats. Met een bomvol programma van workshops, debatcafés en excursies was er voor bezoekers meer dan genoeg ruimte om informatie op te halen, en kennis te brengen en delen. Uiteraard ontbraken studenten niet op de kennisdelingsdag. Zij vervullen een onmisbare rol als het gaat om het versterken van de synergie tussen kennisinstellingen en de stad. Onder begeleiding van Kennisland – een denktank op het gebied van onder andere onderwijsvernieuwing en een van de partners van de City Deal – haalde een team van 24 studentonderzoekers de belangrijkste inzichten en lessen van de dag op. Zij kwamen naar Leiden vanuit heel het land: de Hogeschool Rotterdam, Avans Hogeschool, de HAN Hogeschool, de Universiteit Utrecht, de Hogeschool van Amsterdam, de Universiteit van Amsterdam, Hogeschool Saxion, de Vrije Universiteit en Universiteit Leiden. Hieronder zijn de inzichten van de studenten op een rij gezet.

1 Stedelijke uitdagingen vragen om interdisciplinaire aanpakken

Om de stedelijke opgaven van deze tijd aan te pakken moet er interdisciplinair samengewerkt worden. Bij het werken aan maatschappelijke vraagstukken in praktijkgericht onderwijs geldt daarom hoe eerder studenten in aanraking komen met studenten van andere opleidingen hoe beter. In het debatcafé van Ivo Hendriks, programmamanager van de Sparkcentres van de HAN Hogeschool, ging men in gesprek over de samenwerking die er plaatsvindt tussen studenten van verschillende opleidingen in de Sparkcentres van de hogeschool in tal van Nijmeegse wijken. In de Sparkcentres gaan studenten samen met professionals en bewoners in een wijk aan de slag met een vraagstuk. Binnen dit programma gaat er al veel goed op het gebied van samenwerking tussen studenten, maar er liggen ook nog uitdagingen. Bijvoorbeeld wat betreft het organiseren van het onderwijs op een manier dat interdisciplinaire projecten daarin een plek kunnen vinden. En docenten meekrijgen om praktijkgericht en interdisciplinair te werk te gaan. Die uitdagingen zijn uiteraard niet alleen aan de orde op de HAN Hogeschool. Ook bijvoorbeeld in de workshop van Thomas Lans, Professor Entrepreneurial Learning op de Wageningen Universiteit, Victor Scholten, Director Delft Centre of Entrepreneurship, en Robin van IJperen, programmamanager Talentontwikkeling bij StartupDelta, werd genoemd dat er vertrouwen geschept moet worden bij docenten om met praktijkgerichte vraagstukken van opdrachtgevers aan de slag te gaan.

2 Ook het mbo vervult een belangrijke rol in het versterken van de symbiose tussen stad en kennisinstelling

In de samenwerking tussen kennisinstellingen en de stad lijkt de nadruk tot nu toe vooral te liggen op universiteiten en hbo’s. Maar juist ook in de samenwerking met mbo’s liggen kansen. In de sessie van Lara Ummels, kennismakelaar van de gemeente Leiden, en Paul Dirkse, wethouder voor onderwijs, sport en duurzaamheid teven in Leiden, werd een idee geopperd om de verbinding met mbo’s meer op te zoeken: samenwerking tussen stad en kennisinstelling moet niet alleen gaan over kennis – voornamelijk het terrein van universiteiten en hbo’s – maar ook over ondernemerschap. Daarin blinkt het mbo uit. In de workshop van Marianne Toussaint en Josefien Terburg van de Herman Brood Academie ging het gesprek erover dat het wel zo moet zijn dat de samenwerking tussen bijvoorbeeld het mbo, hbo en mbo in dienst staat van een vraagstuk waarin de verschillende spelers elk een waardevolle bijdrage kunnen leveren. Er moet niet samengewerkt worden om het samenwerken.

3 Het inbedden van projecten waarin praktijk en onderwijs elkaar ontmoeten in curricula vormt grote uitdaging

Een veelgehoorde uitdaging gaat over het inpassen van praktijkonderwijs in curricula. Zo zijn praktijkopdrachten soms lastig te verenigen met lesroosters, bijvoorbeeld omdat ze niet gelijk lopen aan de andere vakken die studenten volgen. Of op onconventionele tijdstippen plaatsvinden. Vooral als er in interdisciplinaire teams van studenten aan een opdracht gewerkt moet worden is de uitdaging om een opdracht in een curriculum in te passen groot. Verder wil een partner of opdrachtgever soms een thema behandelen dat schuurt met een curriculum, of komt er bij een opdracht een vaardigheid kijken die studenten al ruimschoots in de vingers hebben of juist nog niet genoeg. In de sessie met Leidse kennismakelaar Lara Ummels werd voorgesteld om dit vraagstuk eens andersom te bekijken: hoe zorg je ervoor dat het curriculum beter aansluit bij praktijkopdrachten? Een oplossing zou kunnen zijn om meer nadruk te leggen op leerdoelen en minder op de manier waarop die behaald worden. Zo ontstaat er ruimte in een curriculum. In het Stadslab van Saxion wordt deze manier van werken al min of meer toegepast. Actuele thema’s uit het werkveld worden via het Stadslab vertaald naar opdrachten waarmee de studenten direct aan de slag kunnen. De beroepspraktijk staat zodoende centraal.

4 Praktijkvraagstukken en het onderwijs vormen niet vanzelfsprekend een match – studenten kunnen rol spelen bij identificeren van vraagstukken

In de verbinding tussen het onderwijs en stedelijke vraagstukken is het van belang dat deze op elkaar afgestemd worden. In de sessie onder leiding van Ivo de Nooijer, directeur van Luris, en Aldert de Vries, coördinator van Utrecht Agenda on Healthy Urban Living, ontstond een discussie over wie er verantwoordelijkheid draagt voor het aandragen van een vraagstuk. Zijn gemeenten het meest op de hoogte van actuele, lokale vraagstukken en is daarom aan hen de taak om een vraagstuk te introduceren? Of is dat de taak van kennisinstellingen, omdat zij zich specialiseren op het gebied van het formuleren van onderzoeksvragen? Tijdens de workshop leek men het erover eens te zijn dat het antwoord ergens in het midden ligt. Het formuleren van vraagstukken moet gezamenlijk opgepakt worden. Studenten kunnen er ook een rol in hebben. In de workshop van Dennis van den Berg, adviseur onderwijsvernieuwing bij Kennisland, kwam naar voren dat studenten uitstekend in staat zijn om zelf een probleem in de praktijk te signaleren. Wanneer studenten ook daadwerkelijk de ruimte krijgen om met een ‘eigen’ vraag aan de slag te gaan, zijn zij vaak erg gemotiveerd. Dat levert veelal mooie resultaten op.

De komende tijd verzamelen we nog meer inzichten door interviews af te nemen met mensen die een brug slaan tussen het onderwijs en de stad. Houd daarom de website in de gaten en bekijk alvast de interviews die we eerder afnamen.

Eerste Kennisdelingsdag CD Kennis Maken enthousiasmeert en jaagt aan

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op vrijdag 1 juni verzamelden de leergierige leden uit het netwerk van de City Deal Kennis Maken zich bij de Hogeschool Leiden voor een inspirerende en drukbezochte eerste Kennisdelingsdag.

In het epicentrum van het Leiden Bio Science Park zetelt de Hogeschool Leiden, die voor deze eerste van twee Kennisdelingsdagen dit jaar haar faciliteiten ter beschikking stelde. Projectleider van de City Deal Rowinda Appelman heette de aanwezigen welkom en stond stil bij de toetreding van acht ‘HBO-knooppunten’ tot de City Deal. Daarmee bestaat de City Deal nu uit 11 universiteitssteden en 8 grotere HBO-steden, waarbij overigens ook steeds nadrukkelijker de ROC-instellingen uit die steden aanschuiven. Appelman nodigde de aanwezigen uit om op deze Kennisdelingsdag niet alleen veel informatie op te halen, maar vooral ook kennis te brengen.

Vervolgens gaf ze het woord aan directeur Beleid en Strategie van de Hogeschool Leiden, Charlotte van Hees. Van Hees schetst hoe de Hogeschool ooit begon met 3.000 studenten en nu plek biedt aan 10.000 studenten. Hier kan alleen plek voor geboden worden door uitbreidingen van het oorspronkelijke gebouw, met extra vleugels. Een mooie metafoor voor de ontwikkeling van de kennisstrategie in Leiden, waar de gemeente met de Hogeschool, de Universiteit en het LUMC samenwerkt. Van Hees schetst ook hoe de stad steeds meer een ‘lab’ wordt in Leiden – stad en kennisinstellingen versterken elkaar en integreren steeds meer. Als voorbeelden noemt Van Hees onder andere de studenten Sociaal Juridische Dienstverlening die mensen bijstaan bij hun Belastingaangifte en de ontwikkelde ‘Health Coins Go App’ die gezond bewegen stimuleert door middel van een spaarsysteem waar leuke beloningen mee ‘verdiend’ kunnen worden.

Samenwerking met universiteit in Leids DNA

Na Van Hees is het de beurt aan de burgemeester van Leiden, Henri Lenferink, die de rol van de kennisinstellingen in de stad, in historisch perspectief plaatst. “Samenwerking met de universiteit zit al 443 jaar in het weefsel van ons DNA. Maar tegelijkertijd was de universiteit altijd maar een klein deel van de industriestad Leiden. Pas toen de textielindustrie in de jaren zestig verdween en armoede en werkeloosheid snel toenamen, werd de rol van de universiteit steeds prominenter.” Lenferink schetst hoe de universiteit, maar ook de andere kennisinstellingen, Leiden er door de democratisering van het onderwijs bovenop hielpen: meer studenten betekenden meer docenten, meer middenstand met nog een extra accelaraties in de jaren ’80 met de creatie van Bio Science Park. De werkgelegenheid is nu volledig ‘kennisgeörienteerd’, met een beroepsbevolking die voor 55 procent hbo+-opgeleid is.

Burgemeester Lenferink. Foto: Florencia Jadia

Het Bio Science Park creëerde in de afgelopen 10 jaar maar liefst 6000 banen. En dus, concludeert de burgervader, is een goede relatie van de stad met kennisinstellingen van groot belang. Vanwege dit belang zou het volgens Lenferink ‘een schande’ zijn als we alle aanwezige kennis niet nóg meer bij elkaar zouden ophalen. Lenferink onderstreept ook het belang van een goede projectleider als hij met een knipoog opmerkt “wij hebben als enige City Deal een fulltime Rowinda en daarmee winnen wij de race.”

Voorafgaand aan de eerste van drie rondes deelsessies, wordt het publiek warm gemaakt met een panelgesprek waarin vertegenwoordigers uit Wageningen, Delft, Utrecht en Groningen vertellen hoe zij hun kennisagenda vormgeven en wat ze hopen te leren op deze kennisdelingsdag. Johan Kuipers van de Wageningen University vertelt over de thema’s Voedselverspilling en Klimaatneutrale Stad die leidend zijn in de kennisagenda en nauw verwant zijn aan de expertise van de universiteit. Iris Meerts van de Haagse Hogeschool vertelt over het stadslab in de Delftse wijk Tanthof en het belang om te leren hoe je als ‘overheid 3.0’ de samenwerking zoekt met de samenleving. Aldert de Vries van de gemeente Utrecht schetst hoe men daar eerst de kat uit de boom keek en nu de City Deal en de samenwerking omarmt heeft en ziet hoe de kennisinstellingen ‘vermaatschappelijken’. Suzanne Kuik van de Hanzehogeschool Groningen vertelt over WIJS, waar jongeren en studenten zich inzetten in de wijk. Daarmee beoogt men een ‘win-win’-situatie te bereiken: meerwaarde voor de stad én de student.

Rowinda Appelman in gesprek met vier vertegenwoordigers van kennissteden. Foto: Florencia Jadia

Hogeschool sluit de deuren

Na de aankondiging dat op 2 november de tweede Kennisdelingsdag zal plaatsvinden waar weer andere thema’s centraal staan, gaan de deelnemers uiteen voor de eerste ronde deelsessies met als titel ‘In gesprek met ‘. De deelsessies zijn ingericht volgens zes thema’s: Samenwerking tussen stadsbestuur en kennisinstelling, tussen universiteit en hogeschool, agendavorming, ‘co-creatie’ (met studenten en bewoners), opschaling van bestaande projecten tot slot ruimte voor de stad als leeromgeving. Een inspirerende en aanstekelijke presentatie is die van de Vlaamse PXL Hogeschool, waar directeur Ben Lambrechts en departementshoofd Francis Vos vertellen over hun bijzondere initiatief ‘PXL breekt uit’: de deuren van de hogeschool werden voor twee dagen gesloten om de studenten onderwijs te geven in de praktijk, bij lokale bedrijven en instellingen.

Na de initiële terughoudendheid bij veel van de docenten, bleek het in korte tijd georganiseerde initiatief een groot succes, dat inmiddels jaarlijks terugkeert. Daarbij is elk jaar een vernieuwend element, zoals een multidisciplinaire insteek in jaar 2 en een centraal, maatschappelijk thema in jaar 3, ‘het Grijze Goud, waarbij studenten en ouderen van elkaar leren. Het initiatief geeft studenten meer zicht op waar hun opleiding hun kan brengen en verstevigt de banden tussen hogeschool en lokaal bedrijfsleven. De belangrijkste les die de innemende Lambrechts (“De jongste en tevens langstzittende hogeschooldirecteur van Vlaanderen”) mee wil geven is: “Laat het gebeuren, probeer niet teveel regie te voeren”, waarna hij een mondharmonica tevoorschijn tovert en in een geïmproviseerde blues de aanwezigen oproept samen met hem ‘uit te breken’. Een oproep die tijdens het diner pensant van de City Deal op 2 juli al navolging zal krijgen, wanneer een Nederlandse variant van ‘PXL breekt uit’ wordt toegelicht.

Vervolgens was het tijd voor de lunchpauze, waarin misschien wel de belangrijkste kennisoverdracht plaatsvond: overal stonden ‘plukjes’ deelnemers elkaar enthousiast bij te praten over de eerste deelsessies en initiatieven in hun steden of instellingen. Daarnaast vonden er diverse ‘speeddates’ plaats met ambtenaren van OCW, over het beleid van het ministerie en van BZK, over het beleid van Agenda Stad, van waaruit de City Deals voortkomen.

Bijpraten tussen de sessies door. Foto: Florencia Jadia

Brainstormen over vitale regio’s

De middagsessie bestond vervolgens uit ‘debatcafé’s’ die langs dezelfde zes eerdergenoemde thema’s plaatsvonden. Eén van de sessies over ‘Samenwerking tussen stadsbestuur en kennisinstelling’ werd verzorgd door programmamanager Vital Regions Johan Thijssen van hogeschool NHL Stenden in Leeuwarden. Hoe zorgen kennisinstellingen en gemeente samen dat perifere regio’s vitaal blijven, was de vraag die centraal stond. Belangrijke aspecten in een strategische aanpak waren volgens Thijssen de fysieke inrichting, de marketing, de cultuur en verbinding. Is het belangrijk om prominent zichtbaar te zijn in de binnenstad als kennisinstelling? Wegen de meerkosten hiervan op tegen de voordelen t.o.v. een situering bijvoorbeeld aan de rand van de stad? En hoe zorg je dat de marketing in de regio niet langer hoofdzakelijk gericht is op toerisme, maar ook op de kenniseconomie, met – zo schetst Thijssen – bijvoorbeeld een pijler als het Innovatiecluster Drachten, met een grotere omzet dan het veel bekendere Brainport Eindhoven? In een compact gezelschap ontstaat een open en constructieve discussie waar collega’s uit onder andere Groningen en Leiden goede ideeën aandragen die dankbaar worden meegenomen.

Ook in de andere debatcafe’s werd bevlogen gereflecteerd op de opgaven van kennissteden en daarom was er voor wie daar behoefte aan had daarna voorzien in een frisse neus in de vorm van een excursie naar o.a. Naturalis, Corpus Leiden of het Stadhuis, waar voorbeelden van labs en samenwerking uit de Leidse praktijk werden toegelicht. Deelnemers wiens honger naar kennis nog niet was gestild, konden kiezen voor een verdiepingssessie naar keuze, met andere onder een workshop van Chief Science Officer Caroline Nevejan die het Amsterdamse Open Research Platform, een uitwisseling van stedelijke onderzoeken, toelichtte.

Deelnemers op excursie! Foto: Florencia Jadia

Tijdens de afsluitende borrel viel het aantal geanimeerde gesprekken op dat getuigde van een dag die tot veel inspiratie leidde bij deelnemers die zich zeer betrokken toonden bij het verbinden van kennisinstellingen met hun gemeenten en met elkaar. Een beeld dat bevestigd wordt door deelnemers, zoals Tamara Rosenbach die namens de gemeente Utrecht aanwezig was: “Ik vond een een prima georganiseerde dag met een goed programma. Ik herkende veel van de thema’s vanuit mijn werk. Helaas moet je op zo’n dag keuzes maken tussen de verschillende sessies. Ik heb zelf mede een sessie verzorgd over de co-challenge en heb daarna de bestuurlijke sessies gevolgd, zodat ik me vanuit meerdere perspectieven kon laten inspireren. Ik heb vooral geleerd dat er al een hoop gebeurt in het land, en dat er veel samenwerking is die tot mooie initiatieven leidt. Ik wil zelf nog graag benadrukkken dat we vanuit Utrecht ook heel nadrukkelijk het (V)MBO betrekken, omdat daar ook veel kennis en expertise zit waar we dankbaar gebruik van willen maken. Bij een volgende bijeenkomst zou ik het leuk vinden om wat meer stil te staan bij de producten van de samenwerking tussen kennisinstellingen en gemeenten.”

Ook deelnemer Marja van der Velden, senior beleidsadviseur bij het ROC West-Brabant, is enthousiast: “Ik vond het een goed georganiseerde dag die mij meer duidelijkheid heeft verschaft over de City Deal. Dat inspireert, omdat wij als ROC West-Brabant net zijn aangehaakt bij Kennis Maken. Ik heb daarom gekozen voor het thema Samenwerking stadsbestuur en kennisinstellingen. Ik wilde kennis en ervaringen ophalen van ervaringsdeskundigen en mensen die net als wij, nog zoekende zijn. Doordat dit thema van verschillende kanten en op verschillende manieren werd aangevlogen, heb ik meer overzicht, inzicht en duidelijkheid gekregen. En ik vond het top dat Rowinda de meeste deelnemers kende en de moeite nam om persoonlijk kennis te maken met de ‘nieuwelingen’! Ik heb de indruk dat we als ROC goed betrokken worden en de uitdaging is om dat breder in de organisatie voelbaar te maken. Misschien kunnen de ROC’s bij de volgende Kennisdelingsdag nog gerichter uitgenodigd worden.”

Organisator Rowinda Appelman is blij met de positieve reacties en vond de bijeenkomst ook een succes: “We mogen terugkijken op een zeer geslaagde dag. Met zo’n 300 enthousiaste professionals die niet alleen kwamen om te leren maar ook hun eigen lessen met anderen deelden, hebben we elkaar weer verder geholpen in onze ambitie om de synergie tussen steden en kennisinstellingen te vergroten. Daarbij waren ook vertegenwoordigers aanwezig van de acht HBO-knooppunten die onlangs zijn toegetreden tot de City Deal. De Hogeschool Leiden heeft met het ter beschikking stellen van hun prachtige locatie beslist bijgedragen aan het succes van de dag. Ik heb veel enthousiaste reacties gekregen op de deelsessies en mensen driftig contactgegevens zien uitwisselen. Ik kijk nu al uit naar de volgende Kennisdelingsdag op 2 november!”

Binnenkort vind je op Agendastad.nl inhoudelijke verslagen van verschillende deelsessies.

Portretreeks ‘De student aan zet’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Vanuit de City Deal Kennis Maken spraken we met docenten, onderzoekers en programmaleiders van projecten waarbij studenten een brug slaan met de samenleving of het bedrijfsleven. Hoe ziet de rol van studenten eruit in deze projecten? Hoe wordt het onderwijs verbonden met opgaven in de stad? Wat is daarvoor nodig? Lees de interviews:

‘Studenten zijn geen consultants’

In Rotterdam bundelen de Erasmus Universiteit, Codarts en de Willem de Kooning Academy de krachten in het Rotterdam Arts and Sciences Lab: RASL. Filosoof en econoom Liesbeth Noordegraaf-Eelens is er onder andere bezig met de ontwikkeling van een nieuwe transdisciplinaire, projectgestuurde en studentgedreven minor: RASL COMPOSITIONS. Lees meer

Mirjam Ottens

‘Ieder Talent Telt: een groeiende beweging’

Ieder Talent Telt is in de afgelopen jaren uitgegroeid tot een levendige beweging die zich inzet voor de talentontwikkeling van jongeren in Nijmegen en omstreken. We spraken programmaleider Mirjam Ottens over het aanzwengelen van deze beweging. Lees meer.

 

Robert Drooghmans

‘Studenten maken duurzaamheidsprofiel van Delftse wijk: een win-winsituatie’

Studenten van de opleiding Landscape & Environment Management van Hogeschool InHolland Delft maakten voor de gemeente Delft een duurzaamheidsprofiel van een wijk. We gingen met docent Robert Drooghmans in gesprek over dit project. Lees meer.

Sjoerd Louwaars

‘HUBspot activeert studenten om zelf initiatief te nemen’

In HUBspot in Leiden komen onderwijs, bedrijfsleven en talent bij elkaar met als doel om gezamenlijk maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. We spraken innovatiedirecteur Sjoerd Louwaars over de activiteiten die bij HUBspot plaatsvinden en de uitdagingen die er liggen. Lees meer.

PXL Breekt Uit!

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op 26 april sloten de Hogeschool PXL in Hasselt en twintig middelbare scholen de deuren: studenten en leerlingen kregen onderwijs in de stad. In totaal spreidden vijftienduizend studenten en leerlingen zich uit over de stad Hasselt en haar omgeving. Een mooi voorbeeld van het inzetten van de stad als leeromgeving. Wij van de City  liepen deze dag mee met Wouter Hustinx, onderzoekshoofd van het PXL-expertisecentrum Onderwijsinnovatie, en brengen in deze nieuwsbrief verslag uit.

Het motto van Hogeschool PXL is ‘de hogeschool met het netwerk’. Gemotiveerd door het idee dat studenten onderwijs zouden krijgen in dit netwerk, zij het in het beroepsveld of onderwijs via het digitale netwerk, ontstond in 2015 het idee van PXL Breekt Uit. Vier weken voordat deze dag plaats zou moeten vinden, berichtte het hogeschoolbestuur de PXL-medewerkers en -studenten dat vier weken later de deuren van de hogeschool twee dagen lang dicht zouden zijn. Door deze korte termijn stuitte het idee wel op wat weerstand bij docenten, ook omdat deze datum erg dicht in de buurt van de toetsmomenten lag. Inmiddels is het 2018 en heeft PXL hiervan geleerd: het moment voor PXL Breekt Uit is een paar weken naar voren gehaald en PXL Breekt Uit is een terugkerend evenement dat in de academische kalender is opgenomen. Docenten weten dat deze dag gaat komen en hebben de tijd voor hun studenten iets moois te organiseren. Ieder jaar heeft PXL Breekt Uit een thema. Vorig jaar was het thema ‘het grijze goud’ waarbij alle studenten iets met ouderen gingen doen. Dit jaar is het thema ‘loopbaan’ en worden er ook voor het eerst leerlingen van de middelbare school betrokken bij PXL Breekt Uit.

Het idee van PXL Breekt Uit is dat alle gebouwen van de hogeschool hun deuren sluiten, zodat studenten onderwijs krijgen dichtbij de praktijk waar zij later zullen gaan werken. Dit sluit ook aan bij de onderwijsmissie van deze hogeschool. PXL richt zich op samenwerking, multidisciplinariteit, ondernemend en innovatief onderwijs en een combinatie van empathie en passie. Docenten bepalen zelf op welke manier zij hun ‘uitgebroken onderwijs’ vormgeven. De ene docent organiseert een bedrijfsbezoek, een andere opleiding laat studenten een opdracht uitvoeren voor de politie.

Het veldhospitaal

Onze dag begint bij het zogenoemde ‘veldhospitaal’, waar een rampoefening buiten een voormalig verzorgingstehuis was opgezet waar duizenden studenten ‘healthcare’ aan deelnamen. Meerdere tenten waren opgezet op het gras, waar studenten in aanraking kwamen met wondverzorging, verloskunde, reanimatie en opereren. Met schmink werden griezelig echt lijkende wonden gegrimeerd en mochten studenten deze vervolgens verzorgen. Ook aanwezig waren het Rode Kruis en de plaatselijke brandweer: zij evacueerden ‘slachtoffers’ van enkele verdiepingen hoog. Op mijn vraag of het niet ontzettend moeilijk was om dit te organiseren, antwoordde Wouter: “Het is misschien juist wel makkelijker om zoiets grootschaligs te organiseren, dan om voor iedere klas ‘healthcare’ iets anders te organiseren. Op deze manier zijn alle studenten ondergebracht op één plek en kan de organisatie verdeeld worden over meerdere docenten.”

Na het veldhospitaal begaven we ons naar de techcampus. In het gebouw van LIMTEC, een opleidingsverstrekker voor de metaal- en technologiesector, begeleidden docenten-in-opleiding leerlingen bij allerlei technische activiteiten, zoals een wetenschapsquiz, het bouwen van een muziekrobot en het bouwen van een chainreaction. Eén van de aanwezige docenten vertelde: “Dit is een uitdagende opdracht voor de studenten: zelf staan zij vaker voor onderbouwleerlingen, maar nu begeleiden zij bovenbouwleerlingen. Die zijn toch iets meer inhoudelijk geïnteresseerd. Wat ik wel jammer vind aan vandaag is dat we niet al mijn studenten mee konden laten doen, omdat er maar een paar plekken waren voor de begeleiders. Dat wil ik volgend jaar anders.” Een andere kant van dit verhaal is dat ook niet alle studenten in staat zijn om mee te doen, Wouter: “Veel studenten zijn in deze periode bezig met stages en kunnen niet zomaar een dag weg van stage. Een mogelijkheid is dan bijvoorbeeld om studenten een opdracht mee te geven die zij op hun stageplek uit kunnen voeren. Studenten die in opleiding zijn voor docent gaan vandaag hun begeleider interviewen over hun loopbaan. Deze filmpjes worden vervolgens gebundeld tot een mooi eindproduct waarin leraren vertellen over hun loopbaan.”

Onze reis vervolgde zich naar de Corda Campus, waar op een oud industrieterrein allerlei start-ups zijn gevestigd. In één van de vorige edities van PXL Breekt Uit hebben de IT-opleidingen een activiteit georganiseerd op deze campus, waarna deze opleidingen permanente vestigingsruimte kregen aangeboden in dit gebouw. Zo werken studenten dus in een omgeving waar zij in direct contact staan met de professionals. Een docent vertelt: “Laatst had een student van mij een vraag, waarvan ik wist dat een professional in het gebouw er ook mee bezig was. Toen hebben wij hem erbij gehaald en zo het vraagstuk opgelost! Het is zo’n voordeel om in dit gebouw te zitten.” PXL Breekt Uit leidt dus zeker ook tot duurzame opbrengsten.

Studenten aan de slag op de Corda Campus

Het laatste bezoek is aan de politie, waar eerstejaars studenten van de opleiding communicatie een opdracht hebben gekregen. Groepjes studenten gaan de strijd aan om de beste campagne te bedenken die autorijden onder invloed van drugs moet ontmoedigen. Aan het eind van de dag mag ieder groepje zijn idee pitchen voor een jury met daarin onder andere de burgemeester van Hasselt en een vertegenwoordiger van Pukkelpop. Op het spel staat een handdruk van de burgemeester, maar ook gratis kaartjes voor Pukkelpop! Wouter vertelt waarom dit juist voor eerstejaars studenten een mooie opdracht is: “Je zou denken dat deze opdracht meer geschikt is voor derdejaars: zij zullen waarschijnlijk een beter product opleveren, omdat zij meer ervaring en kennis hebben. Maar zo’n opdracht is juist voor eerstejaars ongelooflijk leerzaam! Met de feedback die zij nu krijgen, kunnen zij hun hele opleiding nog aan de slag.” Eén van de studenten vertelt: “Wij hebben een idee waarvan we denken dat het aanslaat bij de politie, maar de docenten vermoeden van niet. Nu zijn we in overleg of wij achter ons idee blijven staan, ervan uitgaande dat wij de doelgroep beter begrijpen, of dat wij ons idee gaan aanpassen aan de wensen van de docenten.”

Om het communitygevoel aan te wakkeren, kreeg iedere deelnemer een polsbandje van PXL Breekt Uit. Wie een selfie postte met #pxlbreektuit en er de meeste likes mee scoorde, won een uitstapje naar een pretpark. De social media van Hogeschool PXL ligt tijdens PXL Breekt Uit volledig in handen van Moonfish, een marketing- en communicatiebureau dat gerund wordt door PXL-studenten.

PXL Breekt Uit is een mooi voorbeeld van het motto dat wij al regelmatig horen in de interviews: “Gewoon doen!” Binnen vier weken werd de eerste editie op poten gezet en nu, vier jaar later, is PXL Breekt Uit een begrip.

De student aan zet in zeven lessen

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Kennisinstellingen worden zich steeds bewuster van de potentie van studenten. Deze professionals van morgen worden ingezet om te werken aan maatschappelijke en technologische vraagstukken. In buurten, bij bedrijven en maatschappelijke instellingen leveren ze hun bijdrage als onderzoeker, adviseur of medewerker. Dat is goed voor de stedelijke samenleving en goed voor het leerproces van de studenten. Toch roept deze vorm van leren ook verschillende vragen op. Want hoe kan dit onderwijs het beste vorm krijgen? Wat zijn succes- en faalfactoren? Welke rol moeten docenten hierin spelen? Wat kan van studenten verwacht worden en wat niet? En hoe manage je de verwachtingen bij de verschillende betrokken partijen?

Op donderdag 19 april, tijdens het jaarcongres van de Vereniging Hogescholen, vertelden Esther Makop, Sophie van Opstal en Tessa Houwing over hun ervaringen met onderwijs waarbij de stad als rijke leeromgeving wordt benut. De ruim vijftig aanwezigen luisterden aandachtig naar de zeven lessen die deze studenten met hen deelden.

Esther, Sophie en Tessa hebben elk op eigen wijze ervaring opgedaan met de stad als rijke leeromgeving. Esther volgt de lerarenopleiding Nederlands aan de Hogeschool van Rotterdam en volgde daar de minor Meedoen op Zuid. Tijdens deze minor werd er door studenten in samenwerking met een zelfgekozen stakeholder op Rotterdam-Zuid gezocht naar mogelijkheden om de leefbaarheid van de bewoners te verbeteren. Samen met stichting Seedz werd er een bijeenkomst georganiseerd om huwelijksdwang onder jongeren bespreekbaar te maken. Tessa studeert sociologie aan de Universiteit van Utrecht en is betrokken bij een project samen met de Ombudsman Metropool Amsterdam. In dit project wordt getracht door middel van onderzoek de match te verbeteren tussen beleid, schuldhulpverlening en de behoeften van mensen in schulden. Sophie studeert Algemene Sociale Wetenschappen in Amsterdam en is tevens studentcoördinator in de Springlevende wijk in Amsterdam-Noord. Met dit project worden studenten in ruil voor woonkorting ingezet in een wijk om de leefbaarheid te vergroten. Dit doen zij door projecten op te zetten in samenwerking met instanties en buurtbewoners.

Het is duidelijk dat er een diversiteit bestaat in het soort projecten waarbij studenten via het onderwijs verbonden worden aan de stad. Soms ligt de nadruk op het doen van onderzoek, soms op het opzetten van projecten en in andere gevallen gaat het vooral over het kennismaken met een bepaalde buurt en haar bewoners. Bij het ene project krijgen de studenten veel vrijheid om zelf vraagstukken te formuleren en bij andere projecten nemen docenten of opdrachtgevers (gewenst en ongewenst) het voortouw. Toch durven Esther, Sophie en Tessa op basis van hun ervaringen alvast zeven lessen te trekken waar iedereen die de stad als rijke leeromgeving wil benutten rekening mee zou moeten houden.

1. Neem studenten serieus en geef ze verantwoordelijkheid

De eerste les is misschien wel de belangrijkste: neem studenten serieus en geef ze verantwoordelijkheid. Studenten kunnen en willen vaak meer dan docenten denken. Belangrijk hierin is dat er in het onderwijs uit wordt gegaan van de eigen interesse en verwondering van studenten. Door deze intrinsieke motivatie willen studenten vaak juist verantwoordelijkheid nemen en zijn ze gemotiveerd om deze verantwoordelijkheid te dragen. Verantwoordelijkheid dragen leidt ook tot een gevoel van wederzijds vertrouwen tussen docent en student.

2. Ga uit van de expertise van de student

In het onderwijs krijgen studenten vaak een passieve rol toebedeeld. Bij veel vakken staat van het begin af aan al vast wat, hoe en wanneer er geleerd moet worden. Daardoor is er weinig aandacht voor de bagage die studenten meenemen op het moment dat ze aan een nieuw vak beginnen. Terwijl bij hen vaak al veel kennis en kunde aanwezig is. Onderwijs dat meer uitgaat van de expertise van de student, stelt studenten in staat om hun eigen talenten te ontplooien en ontdekken.

3. Zorg voor impactvolle projecten (maak de vertaalslag naar de samenleving)

Studenten willen van waarde zijn voor de samenleving. Voor studenten krijgt het leren meer waarde en meer betekenis op het moment dat aan echte vraagstukken kan worden gewerkt. Wanneer de ideeën die ze hebben en oplossingen die ze bedenken ten goede kunnen komen van echte mensen. Onderwijs kan voor de stad meerwaarde hebben als studenten zelf van waarde kunnen zijn.

4. Maak de student eigenaar van het project

Het is makkelijker gezegd dan gedaan. Er is een opdrachtgever gevonden met een interessante vraag. De docent heeft de vraag gekoppeld aan de leerdoelen en een mooi programma uitgestippeld. De studenten kunnen aan de slag met hun onderzoek en komen in contact met stedelingen. Met de resultaten wordt, zo benadrukt de opdrachtgever, echt wat gedaan. Toch wringt hier volgens Esther, Sophie en Tessa de schoen. Want waar was de stem van de studenten in het bedenken van de onderzoeksvraag, in het meedenken over de opzet van het programma en het formuleren van de ambities en leerdoelen? En welke ruimte is er voor de studenten als zij een andere visie hebben dan de docent of opdrachtgever? En wat als de resultaten tegenvallen, bijvoorbeeld doordat stadsbewoners niets van het onderzoek willen weten? De rijkste leeromgeving krijgen studenten pas als ze echt eigenaar zijn van hun eigen leerproces.

5. Zorg voor goede begeleiding en duidelijke kaders

Het is een ogenschijnlijke tegenstelling. Studenten willen veel vrijheid, eigenaarschap en verantwoordelijkheid, maar hebben tegelijkertijd behoefte aan duidelijke kaders en goede begeleiding. De crux is dat opleidingen studenten niet moeten onderschatten – zoals in het reguliere onderwijs te vaak gebeurt – maar ook niet moeten overschatten. De rol van de docent is daarbij essentieel. Die moet in de begeleiding de student coachen en helpen bij het vormgeven van het project. Belangrijk daarbij is het stellen van vragen. Wat weet de student al? Welke hulpbronnen kan deze inschakelen? Wat wil de student leren? Wat moet de student nog weten? Met wie zou de student nog moeten praten? Welke keuzes moeten er gemaakt worden in de planning? Docenten moeten daarbij het project overzien, de context begrijpen en inhoudelijk voldoende kennis hebben om studenten te helpen bij het maken van de juiste keuzes.

6. Zorg voor voldoende tijd

In opdrachten waarin studenten samenwerken met de praktijk komen meerdere organisaties met elkaar in aanraking en daarmee ook meerdere agenda’s, planningen en visies. Er kan niet van een opdrachtgever verwacht worden dat deze zich volledig aanpast aan de academische kalender en planning, anderzijds kunnen studenten zich niet volledig aanpassen aan de agenda van de opdrachtgever. Bij dit soort projecten is een goede gezamenlijke afstemming en planning van cruciaal belang. Voorkomen moet worden dat studenten opgezadeld worden met onmogelijke opdrachten en onhaalbare ambities. Docenten en opdrachtgevers mogen niet van studenten verwachten dat ze in een paar maanden tijd gedegen onderzoek kunnen doen naar de belevingswereld van criminele schoolverlaters of een geheel functionerend klimaatneutraal vliegtuig ontwerpen. Maar ook studenten moeten realistische verwachtingen hebben: de wereld veranderen gaat simpelweg niet in drie maanden. Help studenten bij het maken van realistische keuzes: kleinschalige impact is ook impact!

7. Laat de student fouten maken

Fouten maken mag, het moet zelfs. Het is een essentieel onderdeel van het leerproces van studenten. Een onderzoek moet mogen mislukken, een presentatie mag finaal de mist ingaan, een advies zou ongepast mogen zijn. Als een project of opdracht niet mag mislukken, is het niet geschikt als leeromgeving voor studenten. De grote uitdaging van studentgedreven onderwijs is dan ook het formuleren van opdrachten en uitdagingen waar studenten veel verantwoordelijkheid hebben en impact kunnen realiseren, maar waarin falen geoorloofd is. Slim verwachtingsmanagement tussen student, docent, opdrachtgever en andere stakeholders is dus noodzakelijk.

Gastcolumn Rick van Hoeij: ‘zelf aan zet bij Ieder Talent Telt’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Rick van Hoeij

Aan het begin van studiejaar 2016/2017 stond ik voor een belangrijke keuze. Waar wil ik fulltime stage lopen? Wat wil ik leren? En wat is de ideale plek om dat te doen? Ik besloot voor de verandering mijn eigen grens op te zoeken. En dat leverde waardevolle inzichten op.

In deze periode beschreven mensen uit mijn omgeving mij als doelgericht, analytisch, efficiënt en een doorzetter. Timemanagement was de hoofdmodus van mijn handelen.

Ik kwam in contact met de programmaleider van de innovatieagenda Ieder Talent Telt. Zij daagde mij uit om mee te doen en ‘in vrijheid’ te komen leren en ‘samen te leren innoveren en pionieren’. Ik dacht, ik waag deze sprong in het diepe. Samen innoveren was heel wat anders dan alle vastomlijnde projecten die ik daarvoor – zoals bijvoorbeeld in de opleidingscommissie van mijn studie Opleidingskunde – gewend was. Binnen drie weken liep ik gigantisch vast binnen mijn stage. Verstrengeld in Excel-lijsten en to-do-lijsten bereikte ik nooit wat ik wilde bereiken. Ik zei tegen mijn projectleider: ‘’Mijn manier van werken, werkt niet. Ik kom niet vooruit. Ik moet anders gaan handelen.’’

Al snel leerde ik dat, om de beweging in Nijmegen te versterken en impact te realiseren, ik gebruik moest maken van de intrinsieke motivatie en energie van de mensen om mij heen. We gingen het samen met elkaar doen. Wie is waar goed in? Welke talenten hebben wij allemaal samen? Hoe kan ik daar in mijn rol gebruik van maken? Het leidde tot opzienbarende inzichten in mezelf. Ik merkte dat ik de structuur en doelstellingen waar ik zo gewend aan was, niet meer nodig had en genoot van de vrijheid die ik kreeg. Ik heb mezelf binnen de innovatieagenda opnieuw uitgevonden. Wanneer ik in chaos moet opereren, dan kan ik dat. Wanneer een gestructureerde aanpak vereist is, kan ik dat natuurlijk nog steeds. Dat vind ik bijzonder verrijkend voor mijn handelen als opleidingskundige en Community Builder bij Ieder Talent Telt. Ik heb mezelf meer toegerust als persoon en professional om in verschillende contexten te kunnen functioneren.

De grootste uitdaging om jezelf opnieuw uit te vinden is de durf om je eigen manieren van handelen ter discussie te stellen en los te laten en daadwerkelijk ergens in te gaan staan. Daar bedoel ik mee: niet op afstand kijken en praten over onderwerpen en doelgroepen, maar in direct contact met de mensen. Het inzicht dat je ook eerst dingen kunt doen om vervolgens in de tijd terug te kijken wat je geleerd hebt, heeft mijn ogen geopend. Daar kan het reguliere onderwijs nog wat van leren. Onzinnige, strak geformuleerde leerdoelen behoren bij mij tot de verleden tijd. Mijn leerproces ontvouwt zich iedere dag weer anders en staat in rechtstreeks contact met de mensen om mij heen. Dat is het volgende inzicht: alleen kun je niets. Tijdens mijn wereldreis door Nijmegen heb ik allerlei verschillende mensen ontmoet: studenten, jongeren, burgers, ambtenaren, professionals, welzijnswerkers, leidinggevenden, bestuurders en zo kan ik nog wel even doorgaan. We hebben elkaar hard nodig om onderwijs fundamenteel te veranderen. Laten we samen de bubbel doorbreken. En de eerste stap is om jezelf opnieuw uit te vinden en over je eigen grenzen heen te kijken. Dat klinkt groots, maar is in werkelijkheid heel eenvoudig.

Veel moed toegewenst.

‘Studenten zijn geen consultants’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In Rotterdam bundelen de Erasmus Universiteit, Codarts en de Willem de Kooning Academy de krachten in het Rotterdam Arts and Sciences Lab: RASL. In het RASL ontmoeten de werelden van kunst en wetenschap elkaar op innovatieve wijze. Filosoof en econoom Liesbeth Noordegraaf-Eelens werkt er als universitair hoofddocent en geeft leiding aan de afdeling Geesteswetenschappen van de Erasmus University College. Ze is onder andere bezig met de ontwikkeling van een nieuwe transdisciplinaire, projectgestuurde en studentgedreven minor: RASL COMPOSITIONS.

Dat is een hele mond vol. Laten we beginnen met die eerste term: transdisciplinair. Wat wil dat precies zeggen?

“Je kent vast wel de termen interdisciplinair en multidisciplinair onderwijs. Bij interdisciplinair onderwijs probeer je de kennis van verschillende wetenschappelijke disciplines met elkaar te combineren. Denk bijvoorbeeld aan behavioral economics: een combinatie van economie en psychologie. Bij multidisciplinair onderwijs benader je problemen vanuit meerdere naast elkaar bestaande disciplines. Dan kijken bijvoorbeeld een socioloog, econoom en filosoof naar hetzelfde vraagstuk, maar ze hoeven zelf niet uit hun disciplines te stappen of combinaties te maken. Met transdisciplinair onderwijs moet dat wel. We willen de disciplines niet alleen overstijgen, maar ook echt een heel andere kennisvorm aanbieden. Het gaat dus niet alleen over het combineren van wetenschappelijke disciplines, maar ook over het benutten van andere vormen van kennis. Dan heb ik het over kennis die geworteld is in de samenleving, dus praktijk- en ervaringskennis. En over het soort denken dat eigen is aan de creatieve beroepen. In transdisciplinair onderwijs verbinden we dus kunst, wetenschap en praktijkkennis met elkaar.”

Hoe gaan jullie in de nieuwe minor die verbinding tussen kunst, wetenschap en praktijkkennis leggen?

“Dat doen we onder andere door te zoeken naar kantelconcepten. Met behulp van kantelconcepten benaderen we de complexe vraagstukken van deze tijd, waardoor je die net even anders gaat zien. Een mooi voorbeeld daarvan is het Blue City Lab in Rotterdam. Dat is gevestigd in het voormalig tropisch zwemparadijs Tropicana. Daar zitten nu allemaal ondernemers. Ze hebben met elkaar ‘besloten’ dat afval niet bestaat. De reststromen uit de economie beschouwen zij als waardevolle grondstoffen. Fruitschillen gooi je niet weg, maar daar maak je tassen van. Koffiedrab is niet vies, maar grond voor paddenstoelen om op te groeien. En van plastic dat in zeeën drijft, kan je nog tal van mooie dingen maken. Dat vind ik een mooie manier van denken.

Bij kantelconcepten gaat er eigenlijk altijd om: hoe kan je iets zo kantelen, zo draaien, dat het zaken in een ander perspectief zet? De Slowaakse filosoof Slavoj Zizek gebruikt daarvoor de term ‘schuins beziend’. Daarom is de samenwerking tussen wetenschappers en kunstenaars ook essentieel. Wetenschappers leiden we vaak op om binnen de eigen discipline volgens de methodes van die discipline gestructureerd te denken en kennis te ontwikkelen, terwijl kunstenaars op tegenovergestelde wijze worden opgeleid. Zij leren om de dingen anders te zien, om vrijer en breder te denken. Kunstenaars worden opgeleid om het imaginaire aan te spreken. Juist door die manier van denken te combineren met academische en praktijkkennis, denk ik, dat we onze studenten gereedmaken om zich staande te houden in complexe situaties.

De samenleving is niet maakbaar, maar dat betekent niet dat je niets kan doen. We hebben de samenleving ook bedacht en ‘gemaakt’. Dat betekent ook dat we er iets aan kunnen veranderen. Dat is de manier waarop die creativiteit ingezet moet worden. Hoe zou de samenleving er idealiter uit kunnen zien? Hoe kan een specifiek probleem opgelost worden? Creativiteit gaat voor mij over andere mogelijkheden, over alternatieve benaderingen. Als we alleen maar uitgaan van wat we al weten, dan houden we wat we hebben. Creativiteit is dan ook een van de drie belangrijkste bouwstenen van RASL COMPOSITIONS.”

Wat zijn de andere twee bouwstenen?

“Dat zijn commitment en collaboration. Met commitment bedoel ik dat er alleen studenten aan het programma mee mogen doen die echt willen. Het is een noodzakelijke voorwaarde dat je als student bereid bent om over je eigen grenzen heen te springen en initiatief te tonen. We zullen studenten vragen om – binnen bepaalde kaders – een maatschappelijk vraagstuk te definiëren dat zij willen onderzoeken. Op deze wijze willen we de betrokkenheid vorm geven.

Het tweede punt is collaboration. Studenten zijn niet alleen individuen, maar ze zijn van elkaar en van anderen afhankelijk. We gaan dus niet uit van het individu, maar van interdependentie. De wereld verander je namelijk niet in je eentje, dat doe je samen. Wat je nu vaak ziet is dat studenten het vooral voor zichzelf heel goed willen doen. Hun medestudenten zien ze vooral als een risico, die de hoogte van het cijfer in gevaar kan brengen. Maar studenten moeten leren dat ze van elkaar afhankelijk zijn en dat ze elkaar nodig hebben als ze echt iets willen bereiken. Aan ons om de onderwijssituatie zo in te richten dat de studenten hiervoor ruimte krijgen.

In het transdisciplinair onderwijs dat we nastreven, doen we een groot beroep op de creativiteit, betrokkenheid en samenwerkend vermogen van de studenten. Om dat te kunnen eisen van de studenten, is het belangrijk hen een rijke leeromgeving te bieden waar ze zich eigenaar van voelen.”

Is dat wat je bedoelt met studentgedreven onderwijs?

“Ja, ik vind dat je bij deze vorm van onderwijs studenten de ruimte moet bieden om zelf te bepalen wat ze willen onderzoeken, hoe ze aan een project willen werken en welke vragen ze willen stellen. Als docent moet ik me daarbij heel erg bewust zijn van wat studenten wel en niet kunnen. Het is verleidelijk om te denken dat deze opzet een kleinere inzet van docenten vraagt. Je laat studenten vrijer, schrijft minder voor en laat hen de opdrachten formuleren. Maar het is juist veel intensiever als docent, want je bent voortdurend de back-up. Voor alles. Je begeleidt de studenten bij het stellen van de juiste onderzoeksvragen, maar ook bij de ontwikkeling van allerlei praktische vaardigheden. Voor veel studenten blijkt het lastig om met buurtbewoners in gesprek te gaan of naar een organisatie te bellen. Zeker als je bij een internationale opleiding werkt waar studenten Engels spreken, maar waar dat voor de rest van de samenleving geen vanzelfsprekendheid is. Ik probeer ze ook een beetje durf bij te brengen. En natuurlijk is het van belang dat je de studenten ook inhoudelijk ondersteunt. Bij dit soort onderwijs is het van belang dat je als docent een breed netwerk hebt, zodat je de studenten in contact kunt brengen met de juiste mensen die de benodigde expertise hebben.

Ik geef studenten veel vrijheid om hun eigen vraagstukken te formuleren. We bieden de studenten een rijke leeromgeving, waarin ze leren om zelf beslissingen en initiatief te nemen. Ga zelf eens zoeken. Welk vraagstuk spreekt jou aan? Waar loop jij tegenaan? Het motiveert studenten ook veel meer als ze hun eigen vraagstukken mogen formuleren. Dan doen ze het niet voor de docent, maar omdat ze het zelf willen. Ik zie de student als een regisseur van het eigen onderwijs, maar het zijn wel regisseurs in opleiding. Je leert hoe je kan regisseren. Ik ga ervan uit dat de meeste studenten dat niet kunnen als ze hieraan beginnen. Ze zijn nog aan het oefenen.

In dat oefenen mag het natuurlijk ook wel eens mis gaan. Het is helemaal niet erg als een student een keer vastloopt, maar dan is het wel mijn rol – en van de medestudenten – om iemand te helpen om weer op het juiste pad te komen. Ik wil studenten richting geven, maar niet aan banden leggen. Ik heb ook studenten gehad die veel meer konden dan ik dacht. Studenten moeten fouten kunnen maken, experimenteren en nieuwe dingen uitproberen. Voor mij is het eindproduct nooit een doel op zich, maar onderdeel van het leerproces.”

Mag ik dit opvatten als een kritiek op projecten waarbij studenten worden ingezet om direct een bijdrage te leveren aan de samenleving?

“Ja, ik zet daar wel vraagtekens bij. Ik zie het als onze taak om studenten voor te bereiden op het leveren van maatschappelijke bijdragen als ze afgestudeerd zijn. Tijdens de studietijd hebben ze een beschermde omgeving nodig om hier mee te kunnen experimenteren. Daar moeten alle stakeholders waarmee we samenwerken, of het nu om het bedrijfsleven, politici of de gemeente gaat, zich bewust van zijn. Ik vind dat het leren beperkt wordt als externe organisaties bepalen wat de vraag of uitkomst zou moeten zijn. Het is onze taak om te voorkomen dat onze studenten een alternatief voor consultants worden. Ik vind dat het onderwijs en de onderwijsomgeving altijd op de eerste plek staan. En als er een mooi product uitkomt, dan is dat geweldig, maar wel de bijvangst. Het is waardevol om studenten te betrekken bij maatschappelijke vraagstukken, maar het is niet reëel om van ze verwachten dat ze die problemen al kunnen oplossen. Als ze dat wel doen, dan doen wij als professionals iets niet goed. Als bachelorstudenten het onderzoek van afgestudeerden kunnen doen, dan moeten we nog een keer kritisch naar onszelf kijken. Laten we de studenten op korte termijn de rijke leeromgeving bieden en de samenleving op de langere termijn betrokken en creatieve afgestudeerden.”