Onderwijs moet meer ruimte bieden voor waaromvragen

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Willeke Slingerland. Foto: Saxion.
Willeke Slingerland. Foto: Saxion.

Durven kritisch te zijn, en morele afwegingen kunnen maken. Het zijn skills die we verlangen van jonge professionals. In hoeverre dragen de projecten van de City Deal Kennis Maken en het werken aan maatschappelijke opgaven bij aan deze burgerschapsvorming van studenten? Dat onderzoekt het lectoraat Weerbare Democratie van lector Willeke Slingerland van de Saxion Hogeschool. ‘We moeten een nieuw type onderwijs gaan organiseren.’

De belangrijkste reden dat Deventer en de hogeschool Saxion samen de City Deal Kennis Maken hebben ondertekend is om te kijken hoe ze de afgestudeerden en jonge professionals kunnen vasthouden in de stad na hun studie. De jongeren geven aan dat wel te willen als er veel bedrijven gevestigd zijn die creatief, innovatief, duurzaam en integer zijn, zo blijkt uit onderzoek. Daarom is Deventer Informatiestad begonnen met het initiatief ‘De stad als werkgever’. Daarin doen Saxion studenten binnen het Smart Solutions Semester en het Stadslab ervaring op met rijke leeromgevingen, waar studenten vanuit verschillende studierichtingen samenwerken aan een opdracht van een Deventer bedrijf of organisatie. Die leeromgevingen hebben die vorm vanuit het idee dat complexe vragen van morgen enkel opgelost kunnen worden door een interdisciplinaire benadering.

Burgerschapsvorming

Zowel Saxion als de gemeente hebben de wens om aan deze samenwerking nog een dimensie toe te voegen: het realiseren van burgerschapsvorming. Afgelopen november stemde de Tweede Kamer in met een nieuwe wet Burgerschapsonderwijs, waarin burgerschapsvorming voor alle onderwijslagen als taak is vastgelegd, met name voor primair en voortgezet onderwijs. Burgerschapsvorming voor studenten in het HBO houdt in dat zij in staat worden gesteld om te werken aan hun ethisch bewustzijn en hun kritische denkvaardigheden te laten ontwikkelen. De gedachte is dat deze vaardigheden hen helpen om in hun toekomstige rol als professional tot solide oordeelsvorming te komen. “Dat is nodig, want met paarse krokodil-ambtenaren wordt de samenleving niet geholpen”.

In de literatuur wordt dan ook verwezen naar het belang van burgerschapsvorming in onderwijs, stelt Slingerland. “Aan de tekentafel klinkt dat allemaal leuk, maar werkt dat in de praktijk? Daarom hebben we vanuit de lectoraten Weerbare Democratie en Vernieuwingsonderwijs de handen ineengeslagen om het onderzoek ‘Burgerschapsvorming in een interdisciplinaire leeromgeving’ te doen.” Het onderzoek wordt gefinancierd vanuit de City Deal Kennis Maken.

“Vanuit Weerbare Democratie zagen we beroepsbeoefenaars, zoals docenten, naar eer en geweten werken, maar niet systemisch genoeg kunnen denken om het burgerschapsonderwijs goed vorm te geven”, gaat Slingerland verder. “Het is een proces van leren en experimenteren. Hoe zit het bij ons? Geven wij die vaardigheden voor burgerschapsvorming ook mee? Vanuit Saxion willen we de studenten een kritische houding meegeven, maar veel mensen weten eigenlijk niet hoe.”

Multidisciplinaire studententeams

Het onderzoek van Slingerland moet dan ook inzicht geven of het werken aan maatschappelijke opgaven bijdraagt aan burgerschapsvorming. Eerst heeft ze via een documentanalyse in kaart gebracht in hoeverre burgerschapsvorming al een rol speelt in de visie op onderwijs, de uitvoering en toetsing binnen de labomgevingen. “Daarnaast hebben we gekeken naar drie opdrachten, waar multidisciplinaire studententeams van Saxion werken aan praktijkopdrachten. De studenten komen van verschillende studies zoals bestuurskunde, commerciële economie en verpleegkunde. Wat gebeurt er precies in het onderzoek? Hoe is de onderzoekende houding van de studenten? Hoe voeden we hen vanuit de hybride leeromgeving? We kijken naar het moreel kompas van de student en hun onderzoekende houding.”

Een van de projecten waar een studententeam aan meewerkt is de ontwikkeling van een app om consumenten te helpen afval te scheiden. Slingerland: “Je kan zoiets heel technisch aanvliegen, maar de studenten stelden juist de waaromvragen. Ze vroegen zich af waarom een app het juiste middel zou zijn. Kunnen we het gedrag van de consument niet veranderen? Zij stelden dus oorspronkelijke vragen die niet meteen met het doel van de opdracht, -de bouw van een app-, te maken hebben. Ze gingen bijvoorbeeld kijken hoe we Albert Heijn en Jumbo erbij kunnen betrekken, hoe we minder plastic kunnen gebruiken? Terwijl de opdracht was om te kijken waar de app aan moet voldoen. Er was dus ruimte om de opdrachtgever vragen te stellen en een alternatief te geven.”

Om te experimenteren met hoe dit soort vaardigheden aangeleerd kunnen worden, organiseerde Slingerland verder een interventiesessie met de groepjes studenten, waarin ze hen met de zogeheten socratische methode, ondervroeg. “Deze methode dwingt studenten tot het beter onder woorden brengen van hun ideeën, en aannames en vooroordelen te leren kennen. We willen studenten immers prikkelen om niet zomaar alles aan te nemen. Waar je bij de ene groep ziet dat dit van nature gaat, heeft de andere daarvoor eerst een fundament nodig.”

Ruimte voor waaromvragen

Is er een positiever en duidelijker beeld ontstaan van de stad als werkgever en innovatie van onderwijs rondom burgerschapsvorming, zoals het onderzoeksvoorstel beoogde? Slingerland: “Het heeft in ieder geval zowel Saxion als de gemeente Deventer doen inzien dat we een nieuw type onderwijs moeten gaan organiseren, en nieuwe typen opdrachten, waar meer ruimte is voor de waaromvragen”, benadrukt ze. “We zijn geneigd om opdrachten en vragen helemaal dicht te timmeren, in beton te gieten. Aan ons is het dus om een andere manier te vinden om opdrachten te formuleren en aan te bieden. Er is namelijk een hele nieuwe generatie studenten die dat nodig heeft. Die moeten we ruimte en meer perspectief bieden.”

Een nieuw type onderwijs betekent dus grote verandering, beaamt de lector. “Ja, als we studenten veel meer ruimte willen geven, moeten we dus meer gaan nadenken over onze didactiek. Hoe kunnen we de praktijklijn anders vormgeven, en opdrachten anders formuleren voor meer ruimte en creativiteit? Er zijn al veel bewegingen in het onderwijs, waarbij meer wordt ingezet op 21st century skills. Onderwijs gaat eigenlijk maar deels om kennis en meer om of je weerbaar bent als student. Ben je kritisch, durf je ‘waarom’ te vragen?”

Over 2 maanden is de publicatie klaar en deelt Slingerland deze met het City Deal Kennis Maken netwerk. “De kennis uit dit onderzoek kan zeker wat opleveren voor de City Deal. Er zit zoveel energie in, en hiermee kunnen we de samenwerking verbeteren om te zorgen dat we bezig zijn met de nieuwe professional, de beroepsbeoefenaar van morgen. Dat zijn mensen die over de schotten van de organisatie kunnen kijken en waardes ook immaterieel kunnen inschatten. Stad en onderwijs zijn als een huwelijk. Hoe hou je het talent hier en zorg je ervoor dat ze niet naar de Randstad gaan. Daar kan deze kennis bij helpen.”

Denk ook aan de nieuwe generatie gebruikers van deelmobiliteit

Adviseur duurzame mobiliteit Nick Knoester (34) analyseerde 19 deelmobiliteitprojecten, waarover zijn werkgever Over Morgen deze week een rapport publiceert. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat en de City Deal Elektrische Deelmobiliteit en uitgevoerd door Over Morgen. Nick bespreekt de voorzichtige conclusies en andere ontwikkelingen die hij ziet in de deelmobiliteit.

Waarom zijn die conclusies ‘voorzichtig’?
“Het merendeel van de projecten is nog in de ontwerp- of bouwfase, slechts een handvol is gerealiseerd. Dat maakt het trekken van breed onderbouwde conclusies moeilijk. Maar wat je wel al ziet, is dat met name in deelmobiliteitsprojecten rondom stations een hoge ambitie qua parkeernormreductie mogelijk is. We hebben daarop gelet, omdat het een alternatief biedt voor het woon-werkverkeer van mensen. Daarbij maakt het niet veel uit of het een intercitystation midden in de stad is, of dat het op een corridor ligt, zoals Ede-Wageningen of Heemstede-Aerdenhout. Ook op dat type stations kan het wel werken. Je kunt daar veel werkplekken per OV bereiken, waardoor de behoefte aan een eigen auto daar minder is.

Zelfs de afwezigheid van een parkeerregime maakt dan niet uit, terwijl een parkeerregime op andere plekken juist een handig sturingsmiddel is.”

Het rapport ging ook in op de deelautoratio. Kun je daar iets over vertellen?
“Onder de deelautoratio verstaan we het aantal deelauto’s dat je moet neerzetten om het aantal parkeerplekken dat je minder hebt, te compenseren. Daar hebben een paar gemeenten al beleid voor, maar dat is vaak nog behoudend en generiek voor de hele stad. De paar gerealiseerde projecten tonen aan dat je met minder deelauto’s af kan, zeker als je dichtbij treinstations zit. Helemáál als een project ook meerdere doelgroepen aanspreekt met elkaar aanvullende mobiliteitsbehoeften. Dan volstaat een deelautoratio van tussen de 1 op 8 tot 1 op 13. Plekken waar veel verschillende doelgroepen zijn gemengd, zijn namelijk aantrekkelijk voor aanbieders van deelauto’s. Die doelgroepen hebben op andere momenten behoeften; de een overdag doordeweeks, de ander in het weekend en weer een ander vooral in de avonden. In een monofunctionele woonwijk, met bijvoorbeeld alleen gezinnen, heeft iedereen op hetzelfde moment de behoefte aan die deelauto. Daar is het een stuk lastiger om autodelen rendabel te maken en de beschikbaarheid te garanderen.”

Hoe kijk je aan tegen het groeiende aanbod van deelscooters?
“In steden is steeds meer aanbod van free-floating deelscooters en -auto’s (zonder vaste parkeerplek, red.). Hoe gaan we bij gebiedsontwikkeling in steden de deelauto’s in parkeerhubs laten verhouden tot die groeiende free-floating vloot? Hoe gaan ontwikkelaars en aanbieders daarmee om? Dat is een grote nieuwe onderzoeksvraag, en ook interessant in het kader van de beleidsvorming-toolkit. Want er is nog te weinig kennis over het effect van het brede palet aan aanbieders wat er nú is. We moeten ervoor waken nu beleid te maken op basis van de kennis over eindgebruikers van een paar jaar terug, die is niet anders gewend dan de traditionele standplaatsgebonden auto. Daartegenover staat nu een nieuwe generatie, vaak stedelijke, deelmobiliteitgebruikers die je vooral op deelscooters ziet en af en toe een free-floating auto pakt. Deze doelgroep is soms nog een blinde vlek bij het maken van beleid. Daarom is het nu de kunst om adaptief en innovatief beleid te gaan maken dat ook deze nieuwe doelgroep faciliteert. En dan daarop meeliften. Hou meer rekening met deze generatie die gewend is op zijn telefoon te kijken waar een deelauto of -scooter beschikbaar is, en niet per se waarde hecht aan die vaste plek op de hoek van de straat. ”

Nick Knoester.

Nick Knoester.

Ook dit jaar is er een Innovatie Expo, op 8 april. Komt deelmobiliteit daar aan bod?

“Ik heb begrepen dat er meerdere sessies zullen zijn waarin deelmobiliteit aan bod komt. Zo is er een sessie onder leiding van Martien Das en Tom van Rossum (uit kernteam Green Deal Autodelen /City Deal Deelmobiliteit, red.). Ik hoop dat zij de lessen van ons rapport mee kunnen nemen in hun presentatie. En twee sessies waaraan Green Deal-partner Robin Berg meedoet. Geïnteresseerden kunnen zich aanmelden op de website van de Innovatie Expo.”

Het rapport van Over Morgen is te downloaden op hun website.

“Genoeg redenen voor een vervolg van beide Deals”

Betty de Boer.
Betty de Boer.

Het is alweer het derde en voorlopig laatste jaar van de City Deal Elektrische Deelmobiliteit en Green Deal Autodelen II (GDA II). Wat zijn de plannen voor 2021? Betty de Boer, voorzitter van de GDA II en van kernteam Deelmobiliteit, vertelt.

“In oktober lopen beide deals af, maar wij kijken of we er een vervolg aan kunnen geven. Het ministerie van IenW gaat daarover, maar wij constateren dat autodelen in opkomst is. Een van de doelen was 700.000 gebruikers; dat hebben we al ruimschoots gehaald. Daarnaast gingen we voor 100.000 deelauto’s. Dat zijn er nu 65.000. Maar afgezet tegen het aantal gebruikers, is het aantal gebruikers per deelauto enorm gestegen.”

Zelfversterkende markt

“Als we nou hadden geconstateerd dat er in Nederland geen markt voor was, dan hadden we kunnen twijfelen om door te gaan met de City Deal en GDA II. Maar er blijkt een markt voor meer deelauto’s. En alle hoogleraren die ik de afgelopen jaar sprak noemen dat een zelfversterkende markt: hoe meer deelauto’s, hoe maar vraag naar autodelen. De grootste drempel bij mensen is nog steeds of er wel een deelauto beschikbaar is op het moment dat ze er een nodig hebben.”

Woningentekort

”Wat ons ook enorm sterkt, is dat deelmobiliteit ook voor de woningbouw ongelooflijk belangrijk is. We hebben in Nederland een tekort aan 300.000 woningen. Met deelmobiliteit kun je sneller en goedkoper woonwijken aanleggen, omdat er minder parkeerplaatsen nodig zijn. Jongere mensen die een huis willen kopen in nieuwe wijken zijn steeds meer gewend om dingen te delen. De prijs van een parkeerplaats (tussen de 15.000 en 35.000 euro) kun je veel beter stoppen in je woning. De ervaringen met deelmobiliteit in nieuwbouwwijken zijn tot nu toe goed. En het scheelt gebruikers honderden euro’s in de maand om geen eigen auto te hebben.”

Verkiezingen

”Kortom, deelmobiliteit biedt op meerdere vlakken oplossingen en dat beginnen steeds meer mensen te zien. Zeker nu ze veel thuiswerken. We hebben de afgelopen drie jaar progressie gemaakt, maar de voorwaarden om over te gaan tot uitbreiding van deelmobiliteit in Nederland zijn ook gunstig. Misschien ook wel richting het platteland, waar je deelmobiliteit kunt invoeren in plaats van dat je bussen laat rijden. Een vervolg is trouwens natuurlijk ook afhankelijk van de aanstaande Tweede Kamerverkiezingen. Maar wij hebben veel politici en gesproken en deelmobiliteit is ook in veel verkiezingsprogramma’s terechtgekomen. Dus ook daar liggen de kaarten goed. Genoeg perspectief om door te gaan, als je het mij vraagt!”

‘We hebben het gevoel met iets waardevols bezig te zijn’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Het bestuur van Erasmus Verbindt. Van links naar rechts Eddie Adelmund, Emma Peters en Max Wagenaar.
Het bestuur van Erasmus Verbindt. Van links naar rechts Eddie Adelmund, Emma Peters en Max Wagenaar.

Een brug vormen tussen academici en initiatieven en organisaties die zich inzetten voor Rotterdam. Dat is wat de EUR-studenten filosofie Max Wagenaar en Eddie Adelmund nog steeds voor ogen hebben met hun initiatief Erasmus Verbindt.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Studenten.

De inspiratie voor hun universiteitsbrede studenteninitiatief vonden Wagenaar en Adelmund in de netwerkmethode van de Franse socioloog en filosoof Bruno Latour. Hij gaat ervan uit dat elke gebeurtenis of actor een andere beïnvloedt, en dat die vervolgens weer invloed uitoefent op de volgende. In netwerken is dan ook geen hiërarchie nodig, de betrokken partijen gaan er immers vanuit dat een aantal actoren samen voor een gebeurtenis of verandering zorgt. Vanuit die gedachte moeten de studenten die meedoen met Erasmus Verbindt een brugfunctie vormen tussen de maatschappelijk betrokken academici van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), en de initiatieven, organisaties en instanties die zich inzetten voor Rotterdam.

Met hun idee kregen ze ook het College van Bestuur enthousiast die vorig jaar zomer groen licht gaf en vanuit het strategisch budget van de universiteit subsidie toekende. Ook de gemeente Rotterdam deelde in het enthousiasme en draagt bij aan Erasmus Verbindt.

Wagenaar werd tot directeur benoemd en Adelmund tot operations manager. Daarnaast is Emma Peters toegetreden tot het bestuur. Vanuit de EUR is professor Hub Zwart verbonden als Academic lead.

Waarom zijn jullie met dit initiatief gestart?

Wagenaar: “We merkten dat academici en stafleden te druk zijn, er gaat steeds minder geld naar hoger onderwijs toe. Bovendien zijn zij absoluut maatschappelijk betrokken. Desondanks nemen de studentenaantallen nog steeds toe. Wat kunnen wij als studentengemeenschap nou doen om zo’n strakgespannen universiteit te helpen? Welke stappen kunnen we nemen om werk uit handen te nemen, te faciliteren, voorwerk te doen? En zo een waardevolle bijdrage te leveren. Tegelijk zagen we om ons heen hoe leergierig en ondernemend onze generatie studenten, en absoluut maatschappelijk betrokken, is. Met al die ingrediënten zijn we eigenlijk gaan bouwen aan een model, en dat is Erasmus Verbindt geworden.”

Jullie zijn begonnen vanuit filosofie maar inmiddels werken jullie dus universiteitsbreed?

Wagenaar: “Erasmus Verbindt slaat enorm aan bij de studenten. Ook al hebben we als startend initiatief een lastige tijd gehad met corona, toch hebben al ruim 100 studenten zich aangemeld. Ook de reacties uit andere geledingen van de universiteit zijn enorm, zoals wetenschappers, decanen en beleidsmakers. Daarnaast resoneert het ook goed in de stad. Er zit veel energie in. We hebben het gevoel dat we met iets waardevols bezig zijn.”

Wat doen jullie precies met Erasmus Verbindt?

Wagenaar: “We verkennen, versterken en intensiveren de relatie tussen de Erasmus Universiteit en de stad Rotterdam. Daar hebben we drie tracks voor bedacht. In de eerste track, het verkennen van de relatie, gaan we al wandelend door de stad in gesprek met academici en stadsbewoners. Van ondernemers, bestuurders tot daklozen. De gesprekken gaan over thema’s die spelen in Rotterdam en vormen een podcastserie die in samenwerking met RTV Rijnmond, de regionale omroep, wordt gemaakt. De serie heet Stadswandelingen. We hebben net de eerste pilotaflevering gemaakt over voedselomgeving en overgewicht. De volgende afleveringen gaan over gentrificatie en corona.
Adelmund gaat verder: “In de tweede track, -het verbinden-, werken vier parallel lopende interdisciplinaire studententeams aan de thema’s duurzaamheid, grootstedelijke uitdagingen, sociale ongelijkheid en gezondheid. Hun missie is om de grootstedelijke problemen en vraagstukken in kaart te brengen en waar onderzoek naar deze thema’s al plaatsvindt. Dan gaan ze vervolgens op zoek naar zinvolle koppelingen, door bijvoorbeeld het organiseren van events. Studenten gaan dus eigenlijk als matchmakers aan de slag tussen wetenschappers en de stad.”

En de derde stap?

Wagenaar: “De derde track gaat om het versterken van de relatie. Daar zetten we studenten in om zich langer te committeren aan partners, zodat het niet alleen blijft bij praten en ideeën uitwisselen. Studenten gaan zich ook echt in de vorm van een stage of scriptie actief bekommeren om een probleem. Om dan samen met partners en vrienden in de stad toe te werken naar een zinvol antwoord.”

Hoeveel mensen zijn betrokken bij Erasmus Verbindt?

Adelmund: “Bij de podcast is een voltallige redactie werkzaam, inclusief een techneut, van ongeveer acht man. Voor track 2 zijn net sollicitatieprocedures gestart met 40 studenten die eraan werken. Die komen van allerlei faculteiten. Van het Erasmus Medisch Centrum, rechten tot sociale wetenschappen. Dat geeft veel energie, maar is ook uitdagend. Je moet toch een gedeelde taal met elkaar vinden.”

Hoe werken jullie samen met de stad Rotterdam?

Adelmund: “Samenwerking met de gemeente gaat over meer dan alleen het ontvangen van een zak met geld. We zijn op dit moment met de gemeente in gesprek over verschillende zaken. Twee weken geleden zijn we bijvoorbeeld benaderd om mee te denken over het probleem van het nijpend stagetekort voor mbo’s in Rotterdam. De coronacrisis, en de te verwachten economische klap erna, gaat voor grote tekorten zorgen aan stagemogelijkheden voor mbo-studenten. Omdat we weten dat sommige groepen mbo-studenten makkelijker een stageplek vinden dan anderen, dreigt dit ook een sociale ongelijkheid in de hand te werken. Het is een complex probleem dus. We zijn benaderd om interdisciplinaire teams te vormen, met studenten van Urban Challenges, sociologie en bestuurskunde en economie, om na te denken over innovatieve oplossingen voor dit probleem. Dat zetten we nu uit binnen de studentengemeenschap.”

Wagenaar: “Ook voeren we gesprekken op de universiteit om de City Lab 010 te ondersteunen, een initiatief van de gemeente waarbij ze jaarlijks 3 miljoen euro vrijmaakt om bedrijven mee te ondersteunen die een positieve impact hebben op de stad. Er zijn 250 bedrijven in het kielzog van dit initiatief. Ons plan is om studenten bedrijfskunde en media marketing en rechten die bedrijven te laten helpen bij het behalen van hun doelen.”

Wanneer zijn jullie tevreden met het initiatief?

Wagenaar: “Ik denk dat het voor ons geslaagd is wanneer Erasmus Verbindt een zelfregulerende organisatie wordt en dat studenten het stokje van ons overnemen en dat we structureel een bijdrage leveren aan het adresseren van maatschappelijke uitdagingen waar de wetenschap een rol te spelen heeft. Je wilt natuurlijk zo veel mogelijk goeds doen.”

 Wat levert het meedoen de studenten op?

Adelmund: “Er lopen nu gesprekken of we studiepunten ervoor kunnen gaan toekennen. Of omgieten in een minorvorm. Maar het is ook vooral een belangrijke ervaring. De kracht van onze formule is dat de studenten die meedoen ook echt intrinsiek gemotiveerd zijn om een bijdrage te leveren. Dit is hun kans om daar wat mee te kunnen. Verder doe je netwerken op, leert samenwerken en doe je allerlei andere skills op. Het zijn soms subtiele dingen die moeilijk te kwantificeren zijn. Denk aan het besef dat je krijgt als je eenmaal met je voeten in de klei staat, namelijk dat je niet over mensen praat maar met mensen.”

Wagenaar: “Je kunt het in zekere zin vergelijken met actief worden voor een studentenvereniging. Bij ons organiseer je geen carrièreweek of skireis, maar je gaat aan de slag met echte problemen en echte partners. Je leert samenwerken met studenten van allerlei andere disciplines en windstreken, ook internationaal. Dat is ontzettend leuk en leerzaam. We hebben ook nog eens een kantoor in het centrum van de stad, dat geeft een gemeenschapsidee.”

Zien jullie dit model ook werken op andere universiteiten?

Adelmund: “We hebben de methode zo ontworpen dat die toepasbaar is op allerlei problematieken en disciplines. We zijn nu specifiek gericht op de Rotterdamse context, maar iedere stedelijke context zou met deze methode kunnen werken. We zien zeker kansen en het zou fantastisch zijn als studenten van andere universiteiten geïnspireerd zijn daardoor.”

Wagenaar: “We staan ervoor open om het gesprek aan te gaan, ook internationaal. Er lopen al kennismakingsgesprekken met een aantal andere postindustriële steden in Europa, met vergelijkbare demografie, zoals Zagreb.”

Kunnen jullie wat betekenen voor de City Deal Kennis Maken?

Wagenaar: “We staan open voor gesprekken om meer te horen van de City Deal. Op de punten waarop wij uniek zijn kunnen we wat bijdragen. We zijn helemaal vanuit studenten opgebouwd en het wordt door voornamelijk studenten uitgevoerd in samenwerking met stakeholders en academische partijen. We hebben absoluut vergelijkbare doelen en waarden, laten we elkaar opzoeken.”

Meer weten over Erasmus Verbindt? Kijk op: https://www.eur.nl/over-de-eur/strategie-2024/strategie-vandaag/erasmus-verbindt.

Utrecht brengt Challenges in kaart

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Het centrum van Utrecht. Foto: Pieter Verbeek.
Het centrum van Utrecht. Foto: Pieter Verbeek.

Typerend voor de Utrechtse aanpak van de City Deal Kennis Maken is het werken met Challenges, onderwijsvormen waarin de stad samenwerkt met studenten van de Universiteit Utrecht en Hogeschool Utrecht aan maatschappelijke vraagstukken. Een goed overzicht van wat er allemaal gebeurt in de Domstad ontbreekt echter. Daar brengt Maaike Koopman duidelijkheid in met haar onderzoek.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

Koopman werkt als hoofddocent aan de Hogeschool Utrecht en is als onderzoeker betrokken bij het kenniscentrum Leren en Innoveren. Ze combineert onderwijs en onderzoek rond de vraag hoe docenten, nu en in de toekomst, het leren van leerlingen en studenten optimaal kunnen (leren) ondersteunen. Sinds november is ze als projectleider aan de slag gegaan met het door de City Deal Kennis Maken gesubsidieerde onderzoek ‘Missiegedreven opgaven: Leeromgevingen op de Utrechtse Stadskaart’.

Gezond Stedelijk Leven

Al geruime tijd zijn de City Deal partners in de stad bezig via het project Utrecht Challenge Alliantie Gezond Stedelijk Leven aan de doorontwikkeling van Challenges als onderwijskundig gevalideerde en duurzame onderwijsvorm. “In deze onderwijsprojecten staan studenten voor een levensechte opdracht die aansluit bij complexe maatschappelijke vraagstukken. Samenwerking tussen verschillende professies is daarbij altijd noodzakelijk”, licht Koopman toe. “Samenwerking over de grenzen heen is immers nodig om innovatief bij te dragen aan het oplossen van échte vraagstukken. Maar hoe werken ze nu precies als onderwijsvorm? En hoe krijg je ze goed ingebed in je curriculum?”

Om verder te groeien met deze onderwijsvorm willen de partners daarom de Challenges en aanverwante initiatieven systematisch kunnen monitoren en evalueren. En dat is lastig als je geen overzicht hebt van wat er allemaal plaatsvindt in de stad.

Maaike Koopman.

Maaike Koopman.

Overzicht

Want naast Challenges zijn er ook allerlei andere initiatieven vanuit de kennisinstellingen die er heel erg op lijken. Om overzicht te krijgen van al deze projecten ontwikkelt Koopman met collega’s via ontwerpgericht onderzoek een scan en prototype stadskaart, waarmee deze rijke leeromgevingen kunnen worden gemonitord en geëvalueerd. Verschillende partners worden via co-design betrokken. Met de scan, die voortbouwt op de praatplaat van de Utrecht Challenge Alliantie, kunnen de Utrechtse initiatieven eenduidig worden geanalyseerd en gekarakteriseerd. Vervolgens worden ze letterlijk systematisch in kaart gebracht op een stadskaart.

De eerste fase van het onderzoek is zo goed als afgerond, vertelt Koopman. “Ik heb als eerste gesprekken gevoerd om te kijken waar behoefte aan was. En dat bleek vooral overzicht te zijn. Er zijn allerlei Challenges en aanverwante projecten gaande in Utrecht. Wat, waar en wat voor kenmerken hebben de projecten? Het zijn allemaal vragen die we in kaart gaan brengen. Zonder overzicht wordt het op termijn lastig om te kijken hoe de Challenges verlopen en wat studenten er nu eigenlijk uit leren.”

Scan van rijke leeromgeving

En dat gaat gebeuren in de tweede ronde van het ontwerpgerichte onderzoek. Eerst zal de scan worden ontwikkeld, om de onderwijskundige kenmerken van de Challenges in kaart te brengen, vertelt Koopman. “Studenten leren er van alles, maar hoe ziet die rijke leeromgeving eruit? Wat voor opdrachten zijn er? Hoe open zijn de Challenges? Doen er studenten mee uit verschillende studierichtingen? Is er een wedstrijdelement of niet? Is het ingebouwd in het curriculum of juist een extra-curriculaire activiteit? Wat voor begeleiding is er? Hoe lang loopt het? Is er een doorlopend proces waarbij een volgend groepje verdergaat met het vraagstuk? Wordt er geëvalueerd? Zijn de Challenges ingebed bij de betrokken bedrijven of instanties? Het gaat om kenmerken vanuit de onderwijskundige en innovatieliteratuur. Overigens heeft de scan niet als doel om één manier als de beste te laten zien, maar wil ze juist het brede scala aan mogelijke kenmerken in beeld brengen.”

Omdat er zoveel Challenges en aanverwante initiatieven lopen in Utrecht, waarbij dus ook behoorlijk veel studenten en docenten betrokken zijn, moet de het prototype stadskaart een hulpmiddel vormen bij het behouden van overzicht. “We willen het geheel in kaart brengen op een prototype stadskaart. Docenten van verschillende opleidingen weten namelijk niet altijd van elkaar waar hun collega’s mee bezig zijn. Ook kun je de kaart gebruiken als showcase als je in gesprek gaat met een nieuwe opdrachtgever. Er zijn verschillende directeuren in het onderwijs die als ambitie hebben dat studenten minimaal één keer of liefst structureel dit soort opdrachten doen tijdens hun studie. Op welke plek kunnen ze die dan vinden?”

City Deal Kennis Maken

Volgens Koopman passen zowel de scan als stadskaart goed bij de City Deal Kennis Maken.
“Er lopen in heel veel steden veel vergelijkbare projecten in de City Deal. Het idee is dat dit op de lange termijn ook zal blijven gebeuren. Belangrijk is dat je iets effectiefs wilt bereiken voor studenten. Met de scan kunnen we daaraan bijdragen. Ook de samenwerkingen tussen opleidingen en samenwerkingspartners kun je ermee evalueren. Hoe kun je initiatieven verduurzamen en opschalen? De opbrengsten helpen betrokkenen breder zicht te krijgen op leeromgevingen en de doorwerking ervan, zodat de strategische samenwerking hierop versterkt kan worden. Een stadskaart zou ook voor andere steden kunnen worden gemaakt.”

Er zijn meerdere stakeholders betrokken in het onderzoek, sleutelfiguren zoals directeuren, begeleiders en coördinatoren, en mensen van de gemeente. Inhoudelijk wordt Koopman ondersteund door Ilya Zitter, lector Leefomgevingen. In de laatste fase, het ontwerpen van de kaart, zullen ook studenten worden betrokken. Eind november 2021 moeten zowel de scan als de stadskaart klaar zijn.

Leeromgevingen in het beroepsonderwijs

Meer weten over wat leeromgevingen kunnen betekenen in het beroepsonderwijs? Op 25 maart houdt Ilya Zitter, ter gelegenheid van haar benoeming als lector, de openbare les ‘Leeromgevingen in het beroepsonderwijs als knooppunten in onze samenleving’. Iedereen is welkom voor de digitale lezing, of voor een van de interactieve online tafels voorafgaand aan de lezing. Maaike Koopman leidt een van deze tafels waarin ze haar onderzoek toelicht.

Schrijf je hier in: https://www.hu.nl/onderzoek/evenementen/openbare-les-zitter-ilya

 

Werkplaatsen Sociaal Domein willen samenleving meer brengen

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Naast de City Deal Kennis Maken zijn er ook andere samenwerkingsverbanden waarin kennisinstellingen samen met maatschappelijke partners werkt aan maatschappelijke vraagstukken. Zo zijn er verspreid door het land 15 Werkplaatsen Sociaal Domein actief, met meer honderd gemeenten betrokken. Redenen genoeg om samen te werken met de City Deal, stelt landelijk voorzitter Erna Hooghiemstra.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

Van studenten die in de regio Nijmegen onderzoek doen naar eenzaamheid en armoede, mensen helpen actiever te worden middels sport in Zwolle tot studenten die samenwerken met ambtenaren en zorgprofessionals in Zuid-Hollandse werkteams. Werken aan concrete vraagstukken is echt onderdeel van wat de studenten, maar ook docenten van de verschillende hogescholen leren in de Werkplaatsen Sociaal Domein. Dat doen zij samen met de praktijk en het beleid. Hiervoor hebben hogescholen, zorg- en welzijnsinstellingen, gemeenten en vaak ook cliëntenorganisaties en kennisinstellingen samen een regionale kennis- en ontwikkelagenda opgesteld in het sociale domein. Zo is een leerinfrastructuur ontstaan, waarin onderwijs, onderzoek en implementatie hand in hand gaan.

Praktijk versterken door regionale samenwerking

Het is alweer twaalf jaar geleden dat de eerste Werkplaatsen Sociaal Domein werden opgericht, vertelt Hooghiemstra. Ooit opgericht als Wmo-Werkplaatsen, maar na de decentralisatie veranderd van naam. Ze worden gefinancierd vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de VNG is nauw betrokken bij de opdrachtverlening.  Elke Werkplaats moet daarvoor een eigen plan en subsidieverzoek indienen, maar de centrale opdracht is overal hetzelfde: ‘de praktijk te versterken door regionale samenwerking rond een agenda.’ De resultaten daaruit moeten terugvloeien naar beleid, praktijk en onderwijs.

Hooghiemstra: “Toen vijftien jaar geleden de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) werd ingevoerd was het idee dat wanneer je de zorg dicht bij de leefwereld van de mensen brengt, dit de zorg verbetert. Vanuit VWS werd toen de urgentie gevoeld om iets extra’s te doen, namelijk om te leren hoe je dat doet. De hogescholen waren toen een logisch aanknopingspunt omdat zij via de lectoraten de geleerde lessen versneld in de praktijk konden brengen. Die lessen worden immers teruggebracht in het onderwijs, daar waar de nieuwe professionals worden gevormd. Niet alleen versterk je de lessen hiermee, ook stimuleer je in de praktijk de koppeling tussen zorg en leefwereld.”

Regionale agenda

Elke Werkplaats heeft dus zijn eigen regionale karakter en kleur, maar ze werken wel allemaal aan een aantal dezelfde landelijke thema’s. Als voorzitter zorgt Hooghiemsta daarbij voor de verbinding en samenhang van de vijftien regionale samenwerkingsverbanden. Vrijwel elke hogeschool met een sociaal werk opleiding is verbonden aan een Werkplaats, vertelt ze. Tegenover de overheidssubsidie staat wel cofinanciering. Dit kan worden omgezet in inzet van uren of in bijdrage van echt geld. Zo komen vanuit de gemeente er middelen bij en vanuit zorg- en welzijnsorganisaties en onderwijs uren. Hooghiemstra: “De motor van het geheel is het lectoraat, de onderzoekseenheid. We werken als Werkplaatsen echt goed samen met elkaar. Dat is de meerwaarde van ons netwerk. In elke Werkplaats ontstaan mooie dingen die ook interessant kunnen zijn voor elkaar. Daarom besteden we aandacht aan het verspreiden van kennis en de verbinding met elkaar. Als collectief werken we samen met landelijke onderzoeksinstituten in het sociaal domein zoals Movisie, Vilans, NJI en Pharos.”

Een van de belangrijkste landelijke thema’s waar de Werkplaatsen structureel aan samenwerken is het versterken van de sociale basis. Dit is het netwerk van informele krachten rondom mensen met problemen, denk aan mantelzorg en vrijwilligers. Hooghiemstra: “Als je dat netwerk sterker maakt is er minder zorg nodig.” De andere thema’s zijn inzet van ervaringsdeskundigheid, de lerende praktijk en armoede.

City Deal

Elke drie jaar gaan de Werkplaatsen met opdrachtgevers om tafel om de actualiteit te bespreken, en de thema’s opnieuw te bepalen. Hooghiemstra: “We hebben daarvoor de Associatie Werkplaatsen Sociaal Domein opgezet en als landelijke voorzitter zorg ik voor de verbinding met andere interessante samenwerkingsverbanden, zoals de City Deal. Ik merkte dat een aantal werkplaatsen en hun groep kernpartners, zoals gemeenten en zorg- en welzijnsinstellingen al te maken kregen met City Deals. Bij sommigen was er het gevoel dat ze  er te laat bij betrokken zijn. Ze zagen allerlei projecten worden opgezet en  wisten dat als we eerder betrokken hadden kunnen zijn, we de krachten beter hadden kunnen bundelen. De City Deal heeft inmiddels een stevige structuur staan. Laten we eens kijken of we nog beter op elkaar kunnen afstemmen.”

Veel van de maatschappelijke vraagstukken die bij de City Deal op de agenda staan, staan ook op de regionale agenda’s van de Werkplaatsen. Zoals eenzaamheid, armoede, stedelijke gezondheid. “We kunnen zoeken waar we elkaar kunnen vinden. Aan elke stad is het om daar iets mee te doen. We willen graag een goede verbinding maken. In sommige steden is die verbinding er al, in andere nog niet.”

Erna Hooghiemstra.

Erna Hooghiemstra.

Dezelfde manier van werken

De Werkplaatsen Sociaal Domein passen dan ook heel goed bij de City Deal-projecten, stelt de coördinator. “Het is dezelfde manier van werken. Het zijn lerende praktijken. Op basis van maatschappelijke vraagstukken zetten ze bij de City Deal ook onderzoeks- en ontwikkeltrajecten op, waarin studenten, beleidsmedewerkers en professionals samenwerken aan actiegericht onderzoek. Om uiteindelijk te komen tot oplossingen voor praktijkvraagstukken. De kennis die wordt ingebracht past goed bij de praktijk.”

Wat de Werkplaatsen nog meer toevoegen? Centraal bij de meeste Werkplaatsen staan kwetsbare bewoners en de buurten en wijken waar zij wonen. “ Daar zijn sociaal werkers van echte meerwaarde. Door de specifieke manier van werken komen  zij dicht bij de kern van de problematiek, er worden echt eerst vertrouwensrelaties gesmeed. Het gaat natuurlijk ook nooit om eenvoudige vragen met eenvoudige antwoorden. Complexe vraagstukken vragen om vertrouwen. Ook de burgers of cliënten worden er vaak bij betrokken. Dan kom je tot inzichten en passende oplossingen. Dat is echt de waarde van de Werkplaatsen Sociaal Domein.”

Ook kunnen City Deal-partners gebruikmaken van de brede regionale netwerken van de Werkplaatsen. “We bereiken een groot deel van de regio. Het zou interessant zijn om dat kenbaar te maken aan het City Deal-netwerk.”

Profiteren van de parels

Want meer kennis delen hoort bij de persoonlijke ambities van Hooghiemstra. “Ik wens dat veel meer mensen kunnen profiteren van al het goud, al die parels, die we in huis hebben met de werkplaatsen. Ik wil er meer stevigheid in brengen. Vaak komen de Werkplaatsen er zelf niet aan toe om meer rendement richting samenleving te krijgen. Er wordt overal zoveel moois ontwikkeld. Wat ik wil is dat men in Groningen ook iets heeft aan hetgeen wat ze in Maastricht doen. Dat vind ik echt belangrijk. De Werkplaatsen hebben een prachtige infrastructuur, maar kunnen natuurlijk ook niet iedereen bereiken. Slechts een deel van een lectoraat werkt eraan, en mensen die er vanuit de praktijk aan meedoen doen dat maar tijdelijk. Daarom hecht ik veel waarde om de werkplaatsen te verbinden met andere netwerken en maatschappelijke vraagstukken. Zoals met de City Deal Kennis Maken.”

Op 18 maart vindt het jaarlijkse symposium plaats van de Werkplaatsen Sociaal Domein. Dit jaar staat het in het teken van de geleerde lessen van de coronacrisis. Tot welke sociale innovaties heeft deze crisis geleid? Welk nieuw handelingsrepertoire is ontstaan? Wat daarvan is ook buiten crisistijd bruikbaar? Iedereen is van harte welkom om mee te doen en meer te leren van de werkplaatsen sociaal domein.

Meer weten? Lees ook de publicatie ‘Hoopvol en kwetsbaar – Impact van de coronapandemie op sociale kwaliteit van het dagelijks leven’ van Movisie, Werkplaatsen Sociaal Domein, Hogeschool van Arnhem Nijmegen en NHL Stenden Hogeschool.

‘Verbinden met de buitenwereld maakt onderwijs sterker en relevanter’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

City Deals zijn belangrijke katalysatoren voor meer en betere samenwerking tussen verschillende partners, stelt Elisabeth Minnemann voorzitter van het College van Bestuur van de Haagse Hogeschool. Door nog meer partners erbij te betrekken wordt de impact op de stad groter. ‘Blijf open staan voor nieuwe relevante partners om het netwerk te verrijken.’

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Organisatie & Sturing en Externe Verbinding.

Hoe bent u betrokken/bekend met de City Deal Kennis Maken?

Minnemann: De Haagse Hogeschool is sinds 2019 partner in de City Deal Kennis Maken Den Haag en de City Deal Kennis Maken Delft. Ik ben heel enthousiast over deze manier van samenwerking over instellingen heen. De verbinding van ons onderwijs en onderzoek met de wereld buiten de hogeschool is een belangrijk thema voor mij. Niet alleen omdat de directe omgeving daar profijt van heeft, maar ook omdat het ons onderwijs en onderzoek versterkt en relevanter maakt. Voor het  hbo, met ons praktijkgericht onderwijs en onderzoek,  is een goede verbinding met die praktijk en diens vraagstukken essentieel. Samenwerkingsverbanden zoals gestimuleerd door de city deals helpen deze verbindingen te verdiepen.”

“In Den Haag verkennen we vanuit de City Deal, samen met de gemeente Den Haag, Hogeschool Inholland en de Universiteit Leiden, hoe we de connectie tussen hoger onderwijs en de stad kunnen verstevigen. Daarvoor kijken we naar bestaande stadslabs en soortgelijke initiatieven in de verschillende wijken in stad, naar hoe we nog meer gezamenlijkheid en verbinding tussen al die individuele labs kunnen laten ontstaan, onder meer door de verankering van de labs in de curricula van betrokken opleidingen en door onderlinge kennisuitwisseling tussen labs te stimuleren. Deze stadslabs zijn heel belangrijk voor De Haagse. Niet alleen zijn ze voor onze onderzoekers en studenten een belangrijke manier om de kennis uit onze opleidingen en kenniscentra toe te leren passen in de praktijk, en deze kennis door onderzoek te verdiepen en verbreden, het is ook onze bijdrage aan de leefbaarheid en vitaliteit van onze directe omgeving. De verbinding met de stad en de regio is voor ons altijd van groot belang geweest.”

“Binnen City Deal Kennis Maken Delft onderzoeken onze studenten, docenten en lectoren samen met die van de TU Delft en Hogeschool Inholland en met bewoners en ondernemers uit de wijk de toekomst van de woonwijk Tanthof. Specifieke (maatschappelijke) vraagstukken, onder andere in relatie tot de vergrijzing van de wijk, worden verkend en waar mogelijk van oplossingen voorzien. Een mooi voorbeeld van hoe toegepast onderzoek echt impact kan hebben op het dagelijks leven, door te werken aan echte vragen of uitdagingen uit de dagelijkse praktijk van de bewoners. Als ware netwerkhogeschool geloven wij bij De Haagse in de kracht van het samenwerken met lokale, nationale en internationale organisaties en in het belang van het uitvoeren van relevant onderzoek, zodat wij ons onderwijs continue kunnen verbeteren. Onze multidisciplinaire kenniscentra versterken deze samenwerkingen. Daarnaast is het doel van deze samenwerkingen om de kennis die we binnen onze hogeschool genereren zo goed mogelijk in te zetten om sociale- en economische impact te creëren.”

Wat voor adviezen heeft u voor de weg vooruit met de City Deal Kennis Maken, en voor de doorontwikkeling van het netwerk?

Zoals ik al zei, de City Deals zijn belangrijke katalysatoren voor meer en betere samenwerking tussen verschillende partners. Als we eerder spraken over innovatie, dan viel al snel de term tripple helix, de verbinding tussen onderwijs, bedrijfsleven en overheid. Nu praten we al over de quadruple en zelfs de quintuple helix. Daar waar het onderwijs en het onderzoek van hogescholen en universiteiten samenkomt met bedrijfsleven, overheden, omgeving en maatschappij, daar ontstaat iets bijzonders. De City Deals zijn hier exemplarisch in. Zo zien we in Den Haag en in Delft de samenwerkingsrelatie tussen de partners steeds hechter en natuurlijker worden. We werken nauw samen met de gemeente, bewoners en bedrijfsleven aan echte vraagstukken van echte mensen uit echte wijken. Dat is zo krachtig, omdat je op deze wijze echt impact hebt. Samen.”

“Maar er zijn meer partners  in de regio die we  zouden kunnen betrekken – zowel kennisinstellingen als ook partners uit bestaande ecosystemen zoals bv Impact City. Door steeds meer partners aan de samenwerkingen toe te voegen, vergroten we de impact op ‘onze’ steden nog verder en zorgen we voor maximale toegevoegde waarde voor al onze studenten. Dat is mijn advies: blijf open staan voor nieuwe relevante partners om het netwerk te verrijken.  Hierbij is het interessant om soms ook over de regionale grenzen, en zelfs internationaal, je aan vergelijkbare regio’s te spiegelen en daarvan te leren.”

Maak in samenwerkingsverband gebruik van beschikbare extra gelden of subsidiemogelijkheden. De gemeente Den Haag heeft vanuit haar Haagse Educatieve Agenda extra geld beschikbaar gesteld. Met deze middelen wordt een leernetwerk kansengelijkheid Den Haag Zuidwest gestart, waarmee een belangrijk doel van zowel de City Deal partners als voor de HEA zelf wordt bereikt. Deze financiering vanuit de gemeente Den Haag wordt door de partners als zeer motiverend ervaren. Bovendien zorgt het voor focus en draagt het bij aan het behalen van meer resultaten. En als derde, blijf gefocust op het doel van de samenwerking, de toegevoegde waarde. Resultaatgericht werken, wat is ons doel, wanneer zijn wij tevreden? Hoe sluiten we de verschillende agenda’s van de partners optimaal op elkaar aan? Tussentijds monitoren: Zijn wij nog op de goede weg? En vooral: Levert het onze studenten en onze stad nog voldoende op?”

Haagse Hogeschool. Foto: Perplex_D/Flickr Creative Commons.

Wat valt u op als u kijkt naar de verbinding stad en hoger onderwijs?

“De meeste hogescholen hebben een sterk regionale focus en staan daardoor over het algemeen in goede verbinding met de stad waar zij gevestigd zijn. Het is cruciaal voor ons om relevant te zijn en te blijven voor het werkveld, te weten wat de professional van de toekomst nodig heeft en daarop te anticiperen met innovatieve onderwijs programma’s. We kunnen dit versterken door nog meer verbinding met onze netwerken en ook onze alumni aan te gaan en actief te bouwen aan partnerships die echt iets toevoegen voor alle partijen. Het feit dat De Haagse bijvoorbeeld is gevestigd in de Internationale Stad van Vrede en Recht zie je duidelijk terug in ons portfolio van opleidingen en praktijkgericht onderzoek. Wij hebben hier ook de unieke mogelijkheid regionaal en internationaal te verbinden. Maar net zo goed in ons overzicht van samenwerkingspartners binnen en buiten het onderwijs. Die samenwerking tussen onderwijsinstellingen, zeker nu ook de connecties met universiteiten sterker worden aangehaald, maakt dat deze thematische verbindingen en het bewustzijn over stedelijke vraagstukken in de stad steeds sterker worden.”

“Praktijkgericht onderzoek speelt daarbij een belangrijke rol: samen met het bedrijfsleven en sociale organisaties werken aan innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. En goed onderzoek is cruciaal om het onderwijs inhoudelijk te blijven vernieuwen. We kunnen ons alleen aanpassen als we weten wat er speelt. De verbinding tussen onderzoek en onderwijs is dus essentieel.De Haagse heeft haar inmiddels bijna 30 lectoraten samengebracht binnen 7 kenniscentra, die zich ieder richten op een bepaalde maatschappelijke urgentie. Cyber security, Health Innovation, Mission Zero over duurzaamheid, onze onderzoekers zoeken samen met studenten, overheidsinstellingen en bedrijfsleven naar antwoorden op de maatschappelijke vraagstukken binnen deze thema’s. Zo dragen we bij aan een sterkere en innovatievere samenleving en versterken we ons onderwijs.”

Wat ziet u gebeuren in uw ‘eigen’ stad Den Haag? En wat binnen uw hogeschool?

“Den Haag heeft zich in de afgelopen jaren nadrukkelijk gepositioneerd als impact city, stad voor ondernemers die willen bouwen aan een betere wereld. Die gedachte sluit goed aan bij onze missie –De Haagse Hogeschool leidt haar studenten op tot wereldburgers. Onze studenten leren hoe ze hun leven lang een impact kunnen maken op een steeds veranderende en wereldwijd verbonden samenleving. De Haagse samenleving is heel diverse, en dat geldt ook voor onze hogeschool-samenleving. Het is een grote kracht – en ook een uitdaging  – om vanuit die diversiteit een inclusieve community te bouwen. Inclusief onderwijs bereidt de professionals van de toekomst (onze studenten) erop voor diverse teams krachtig te laten samenwerken zodat de meerwaarde van verschillende perspectieven en benaderingen tot een beter resultaat leidt.”

Elisabeth Minnemann.

“Inclusie en kansengelijkheid zijn daarom steeds belangrijker thema’s. Dat zien wij terug in de omgeving, maar natuurlijk ook binnen onze hogeschool als afspiegeling van die omgeving.Op de hogeschool is veel aandacht voor inclusie, het is een speerpunt van onze onderwijsvisie. Onze uitdagende leeromgeving wordt gekenmerkt door zijn innovatie, inclusiviteit, diversiteit en  mogelijkheid tot persoonlijke ontwikkeling. Onze gemeenschap is open voor mensen van over de hele wereld ongeacht hun achtergrond, die samen willen leren, werken en bijdragen aan onze missie. Wij geloven dat diversiteit een drijvende kracht is achter het succes van onze hogeschool, en inclusie de manier om die kracht te ontsluiten. Wij hebben daarom ook een kenniscentrum Global and Inclusive Learning, waarbinnen verschillende lectoraten onderzoek doen naar hoe je gelijkwaardige kansen voor studenten en professionals kunt creëren. De kennis en de ervaring die wij dagelijks opdoen, delen en verdiepen wij graag met onze partners. Zo maken we de stad sterker voor de toekomst, en kan ook onze hogeschoolgemeenschap zich met de nieuwe kennis verder ontwikkelen.”

En wat voor impact heeft Corona?

“Corona heeft natuurlijk een grote impact op het onderwijs en onderzoek, op de interactie met onze omgeving en op het leven van onze studenten en medewerkers. Het omschakelen van een bruisende campus naar voornamelijk online onderwijs heeft veel impact gehad op iedereen. We zijn ondertussen wel gewend aan afstandsonderwijs maar tegelijkertijd verlangen wij ernaar elkaar te zien, weer samen aan tafel  te kunnen zitten en samen op de hogeschool te kunnen werken, een community te zijn die elkaar niet alleen online spreekt. Thuis studeren en werken brengt vaak uitdagingen met zich mee. Online onderwijs geven of volgen gaat niet iedereen even makkelijk af. En online echt contact maken blijft lastig, en we zien gevoelens van eenzaamheid dan ook toenemen bij zowel studenten als collega’s. Natuurlijk proberen we er zo goed mogelijk voor ze te zijn en ondersteuning te geven waar dat maar kan.”

“Maar Corona heeft ook weer de grote waarde van het pratijkgericht onderzoek laten zien. Zo onderzocht ons Kenniscentrum Governance of Urban Transitions in een samenwerking met de Erasmus Universiteit en de Vrije Universiteit en de gemeentes Den Haag, Rotterdam en Amsterdam de impact van Covid-19 op de samenlevingen binnen die steden. De onderzoeken leverden veel inzicht in wat er binnen de verschillende lagen van deze samenlevingen gebeurde, maar vooral ook hoe dat beleefd werd en op welke wijze dat veranderde naarmate de Corona-crisis langer door liep.”

“En deze ingewikkelde tijd heeft ons ook mooie dingen gebracht. We hebben het afgelopen jaar ontzettend veel geleerd over de mogelijkheden en beperkingen van online onderwijs, wat de innovatie en toekomstbestendigheid van ons onderwijs ten goede zal komen. Maar die transitie naar meer ‘blended learning’ vraagt wel extra aandacht en tijd van de organisatie, van onze docenten. Aan ons de uitdaging om ook in deze complexe tijden waarin iedereen druk ervaart, toch de ademruimte te creëren die nodig is om nieuwe dingen uit te proberen, om te innoveren en daarover kennis met elkaar te delen. En later nog de uitdaging om na Corona, als we terug kunnen naar onze oude way of working, de innovaties en nieuwe manieren van werken toch vast te blijven houden.”

‘Over tien jaar complete biobased wijken met betaalbare woningen’

Arie Koornneef

Als het aan Arie Koornneef, directeur van de ASN Bank, ligt, hebben Nederlandse steden binnen tien jaar complete biobased wijken met betaalbare woningen. De bank wil graag een belangrijke bijdrage leveren aan duurzamere manieren van bouwen. Op het Symposium Circulair en Conceptueel Bouwen vertelde hij daar meer over.

Waarom is deze City Deal volgens u zo belangrijk?

Koornneef: “We zien de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen als een noodzakelijk en prachtig platform om met partijen uit verschillende sectoren sneller tot concrete stappen en oplossingen te komen voor de forse opgave waar we voor staan. Aan de ene kant is het voor het voor een succesvolle uitvoering van het Klimaatakkoord essentieel dat de samenleving nu daadwerkelijk in actie komt en zich inzet voor CO2-reductie en opslag. Aan de andere kant is er bij de consument de behoefte aan betaalbare, duurzame woningen. Als ASN Bank willen we graag met anderen bijdragen aan een oplossing voor de woningvraag en de duurzame ambities in Nederland. De huidige manier van bouwen staat bijna haaks op onze ambitie om het Klimaatakkoord te halen. Het is geen optie meer om te blijven bouwen met beton, staal en steenwol, materialen die in de productie volop CO2 uitstoten.”

Wat is het alternatief?

“Wij geloven dat biobased bouwen een kansrijke strategie is in onze transitie naar een CO2-neutrale samenleving. Wat wij voor ogen hebben, is dat er in Nederlandse steden over 10 jaar complete biobased woonwijken met betaalbare woningen staan, zoals je dat bijvoorbeeld in Kopenhagen al ziet. In het klein zien we daar ook de eerste voorbeelden van, dus het kan. In de rol van aanjager, verbinder en inspirator willen we bijdragen aan de benodigde transitie in de bouwsector. Op het symposium heb ik verteld hoe wij als financiële instelling tegen biobased bouwen aankijken, en welke rol ASN Bank, en de financiële sector, in de transitie van de keten kan vervullen.”

Wat precies?

“ASN Bank heeft veel expertise en ervaring in huis op het gebied van impactmanagement: het ontwikkelen van methodieken om de impact van de financieringen op klimaat en biodiversiteit inzichtelijk te maken. Op dit moment werken wij samen met partners aan een nieuwe meetmethode om de CO2-opslag in de biobased bouwketen voor financiers te meten. Via het wereldwijde samenwerkingsverband Platform for Carbon Accounting Financials willen we deze onder de aandacht van de internationale financiële sector brengen. Ook zijn we gestart met een verkenning naar kansen en belemmeringen bij de financiering van voorbeeldprojecten in deze keten. Mooie pilots die laten zien dat het anders kan kunnen andere partijen, zoals overheid, bouwers, leveranciers, financiers en de consumenten immers over de streep trekken.”

Welke stappen moeten we tot 2023 nemen, wanneer de City Deal wordt afgerond, om de doelen te halen?

“Het allerbelangrijkste is met elkaar samenwerken in de keten, en ervoor zorgen dat uit iedere sector de koplopers aanwezig zijn. We moeten niet alles zelf willen doen. Laten we samen een coalitie vormen, een beweging om deze ambitie werkelijkheid te maken. Zo kunnen we op een dieper niveau kennis en kunde uitwisselen, van elkaar leren en tot afspraken voor de toekomst komen. En laten we vooral ook van start gaan. Ik zeg altijd ‘You don’t have to be perfect to do good’.”

Wat zijn uw persoonlijke ambities?

“Ik zie het als onze opdracht om het onderwerp waar mogelijk op de agenda te zetten, in gesprek te gaan met partijen in de keten waaronder financiële instellingen en de samenwerking op dit thema verder te versterken. Zo denken we aan een initiatief om bijvoorbeeld  samen met BZK en RvO een Community of Practice Biobased (ver)bouwen voor de financiële sector te starten. Daarnaast kijken we naar mogelijkheden om projecten in de biobased bouwketen te financieren. Dat kan een duurzaam productiebos zijn, maar uiteraard ook een duurzame hypotheek voor de consument. Uiteindelijk gaat het erom dat we in Nederland goed, betaalbaar en duurzaam kunnen wonen in een omgeving die goed is voor de mens, het klimaat en de biodiversiteit. Zo komen de sociale en groene kant van duurzaamheid mooi samen. ”

Biobased bouwen biedt kansen voor de Klimaatagenda

Meer biobased bouwen kan ons helpen als Nederland om de klimaatambities te behalen, stelt Maarten Hajer, hoogleraar Urban Futures van de Universiteit Utrecht. Op het symposium Circulair en Conceptueel Bouwen gaf hij zijn visie. ‘Het biedt eindelijk iets positiefs over klimaatverandering.’

Op het symposium wilde Hajer de aanwezige bestuurders en experts vooral meegeven dat biobased bouwen een belangrijke mogelijkheid en kans in de Klimaatagenda is. “We moeten alles doen om het klimaatprobleem aan te pakken”, stelt de hoogleraar. “Dus ook in de bouw moeten we iets doen. Wat veel mensen vergeten is dat onze manier van bouwen, met veel beton en staal, leidt tot hoge CO2-emissies. Beton en cement zorgen wereldwijd voor 8 procent van de totale CO2-emissie. Dat is enorm. Als we meer bouwen met hout vermijd je die emissies.”

Wat is precies biobased bouwen?

Hajer: “Allereerst is biobased bouwen iets heel anders dan bouwen met hout, zoals we gewend zijn. Dan denk je al snel aan een blokhut, maar het is nu veel meer hightech, zoals crosslaminated timber oftewel kruislaaghout. Dat is geperst hout, ziet eruit als een soort triplex, maar is zo ongelofelijk sterk, dat je er wel gebouwen tot 100m hoogte mee kan bouwen. Over een paar jaar zullen mensen gaan inzien wat voor mogelijkheden dit biedt. Vanuit Urban Futures Studio proberen we beleidsmakers dit nu al te laten zien. Biobased bouwen biedt eindelijk weer eens wat goed nieuws als het gaat om klimaatverandering. Dit kan een Tesla-effect opleveren. Het bouwen van de stad met biobased materialen levert ook nog eens gezondheidseffecten op. Het zijn veel prettiger huizen om in te wonen, met meer ademend materiaal.”

Hoe zit het dan met de bossen die we moeten kappen voor al dat hout?

“Natuurlijk moeten we goed kijken naar duurzaam gebruik van hout en het herplanten van bos. Met de houtproductie van nu kunnen we al 50.000 woningen per jaar bouwen.

Ik zie een nieuwe rol voor Staatsbosbeheer. In Nederland doen we eigenlijk sinds de jaren ’60 niet meer aan bosbouw. Staatsbosbeheer was destijds eigenlijk opgericht om te zorgen dat er genoeg hout was voor de mijnbouw, om de gangen te stutten. Met het einde van de mijnbouw kwam er ook een eind aan deze agenda. Nu moeten er weer opnieuw over nadenken. Misschien moeten boeren zich meer gaan richten op bosbouw dan op veeteelt? Op Europese schaal is een biobased model met staatsbosbouw in ieder geval goed denkbaar, zeker met Scandinavië erbij. Tegelijk zien we ook andere ontwikkelingen, zoals het paperless office, waardoor de houtindustrie zoekt naar nieuwe doelen. Maar we moeten het goed uitdenken, het sentiment leeft immers sterk dat we bomen niet moeten omhakken. Zeker niet op een industriële manier.”

Welke stappen de City Deal om de doelen te halen?

“Het is mooi als deze City Deal snel kan laten zien wat ze bedoelt. Zodat mensen snel de kansen zien, en het aantrekkelijk wordt, zowel op het niveau van gebouwen als op wijkniveau. Binnenkort starten we met allerlei stedelijke hoogbouwprojecten, zoals in Eindhoven. Kunnen we er sneller mensen mee helpen met woningen? Met deze biobased bouwen kunnen we sneller woningen maken, bijvoorbeeld als tijdelijke woningen nodig zijn bij als woningnood urgent is. Beton moet weg. Veel lokale bestuurders hebben ambitieuze duurzame doelen, maar hebben de bouw daarbij nog niet in beeld. Het gaat meer om zaken als stadsverwarming en verduurzaming van wijken. Het zou mooi zijn als ze ook stappen gaan maken om het bouwen met beton uit te faseren.”

Wat zijn jouw persoonlijke ambities daarbinnen?

“Mijn rol als wetenschapper is dat ik de effecten wil laten zien van dit alles, een aantrekkelijk toekomstbeeld. Het woord biobased is heel erg technisch, daarom is het van belang dat we het kunnen laten zien met beelden. Zo wil ik mij inzetten voor deze City Deal.”

Lees ook de analyse (.pdf) die de Urban Futures Studio deed over de City Deal als instrument.

Innovaties moeten circulair bouwen op de kaart zetten

Ben van Berkel van UNStudio is een bekende architect én groot voorstander van circulair bouwen. Maar circulariteit is moeilijk, stelt hij. “De overheid heeft het weliswaar omarmd, maar om het echt in de keten te bewerkstelligen is lastig. Er moet echt het een en ander veranderen.”

Op het symposium Circulair en Conceptueel Bouwen op 10 februari gaat hij dieper op in circulaire innovaties die de bouwsector mee kunnen nemen in nieuwe manieren van bouwen.

Iconen

Die innovaties kunnen ervoor zorgen dat circulair bouwen echt op de agenda komt. Circulair bouwen leidt tot interessante architectuur, stelt Van Berkel. Belangrijk is het dat we dat beter gaan presenteren. In de City Deal wordt dan ook gesproken over het creëren van iconen van circulair bouwen, gebouwen die inspireren en laten zien wat circulair kan brengen. “Maar dat is lastig”, aldus Van Berkel. “Wat zijn iconen precies, en hoe maak je ze? Toen ik de Erasmusbrug ontwierp deed ik dat niet met het idee dat de brug een symbool voor de stad Rotterdam zou worden en zelfs internationaal gezien van Nederland. Iconen groeien door de tijd heen, die kan je niet ontwerpen. Mensen moeten ze omarmen, en opnemen in de stad.”

‘In de walkman-fase’

Innovaties kunnen daarbij dus helpen. “Die innovaties moeten we wel integraler ontwikkelen, stelt hij. “Denk aan gebouwen die we flexiber ontwerpen, zodat je bijvoorbeeld een kantoor makkelijker na een paar jaar kan ombouwen tot appartementen. Daar moet je dus van tevoren in je constructie al rekening mee houden. Laten we zeggen dat de maatschappij nu in de iPhone-fase zit, terwijl onze sector nog in de walkman-fase rondloopt. Deze denkt vooral nog lineair en niet integraal. Mijn ambities is dat we echt op hele andere manieren gaan nadenken, met hele andere ontwerpstrategieën en bouwmethodologieën. Zodat we duidelijk inzicht kunnen krijgen in wat de voordelen van circulair bouwen zijn en snelheid kunnen creëren in woningbouw.”

Materiaalpaspoort

Ben van Berkel, foto: Els Zweerink

Maar wat voor innovaties zijn er dan? Van Berkel noemt als voorbeeld het zogeheten materiaalpaspoort voor een gebouw. Dat geeft weer waar welke materialen zitten. Mocht het in de toekomst ooit gesloopt worden, kun je de waarde van deze materialen behouden voor hergebruik. “Aan circulariteit moet immers wel een goede economische meerwaarde zitten”, stelt de architect. “Als er geen financiële modellen aan zitten, gaat niemand eraan beginnen. Dat zie je nu al bij marktpartijen. In energieneutraal zien ze wel brood, dat bespaart immers geld. Circulaire economie maakt ze vooralsnog niet zo enthousiast, er zijn nog geen krachtige financiële modellen voor.

Modulair bouwen

Een ander voorbeeld van innovatie die goed te gebruiken is voor circulair is modulair bouwen, waarbij een grootschalig project wordt ontworpen in bouwmodules om zo de bouw te standaardiseren, te versnellen en de life-cycle te vereenvoudigen. Van Berkel heeft dit toegepast in een project in Qatar, waar hij 37 stations aan vier metrolijnen realiseerde in minder dan 5 jaar.  Van bewegwijzering, roltrappen tot de tapijten in de gebedsruimtes. Alles neemt hij mee. “We hebben hier modulaire elementen ontworpen die op meerdere stations kunnen worden toegepast. Dat maakt het voor de twaalf aannemers met wie wij werken makkelijker en sneller te realiseren. Ze kiezen elementen voor de samenstelling, allerlei variaties zijn mogelijk.”

Modulair bouwen biedt volgens de architect een snelheid die ook in Nederland kansen biedt, gezien de enorme woningbehoefte in ons land. “Ik denk dat we met modulair bouwen echt stappen kunnen maken, zeker ook met circulariteit en biobased materialen. Dat wil ik op 10 februari laten zien.”