Leren uit de rampen van het verleden  

Kenny Meesters

Van Watersnoodramp, vuurwerkramp tot het sluiten van de mijnen in Limburg. Nederland heeft in haar geschiedenis heel wat gebeurtenissen gekend die de samenleving ontwrichtten. Nu zitten we midden in de corona-crisis. Hoe kunnen we een crisis gebruiken om sterker van te worden? Crisisdeskundige en onderzoeker Kenny Meesters van de Universiteit Tilburg neemt ons mee op de Dag van de Stad in een ontwerpatelier rond deze vraag.

Wat ga je precies doen op de Dag van de Stad?

Meesters: “We gaan in het Ontwerpatelier kijken wat we uit crisissituaties in het verleden kunnen leren naar de toekomst toe. Nederland kent in haar geschiedenis heel wat disruptive events, verstorende gebeurtenissen. Ze zijn niet allemaal even grootschalig, maar iedere gemeente heeft wel ooit een transformatie ondergaan die veroorzaakt is door zo’n gebeurtenis. Denk aan de mijnen die sloten in Zuid-Limburg, de armoede in Leeuwarden, de vuurwerkramp in Enschede. Wat heeft nu in het verleden ervoor gezorgd dat we sterker uit deze gebeurtenissen zijn gekomen? Dat willen we meenemen naar de huidige coronacrisis. Het Ontwerpatelier wordt nu verder vormgegeven, maar symbolischer kan het haast niet. Door corona moeten we het online doen.”

Je staat bekend als crisisdeskundige? Wat doe je precies?

“Ik ben onderzoeker bij de Universiteit van Tilburg naar informatiemanagement rond crisis. Ik onderzoek hoe mensen keuzes maken bij crisissituaties. Hoe zorgen we ervoor dat hulpdiensten, overheden maar ook getroffen burgers, betere keuzes maken? Wat voor ondersteuning heb je nodig? Hoe breng je mensen slim bij elkaar om te zorgen dat ze die keuzes maken? Daarbij is informatie is cruciaal. Denk aan een treinstation. Je staat op het perron en je trein rijdt niet meer. Dan wil je weten welke opties je hebt om thuis te komen. Welke keuzes kun je maken? Daar heb je informatie voor nodig. Dat is in een crisissituatie niet anders.”

Je bent vanaf het begin ook erg betrokken geweest bij de corona-crisis als lid van het Landelijk Operationeel Team Corona (LOT-C). Ben je nog steeds daarin actief?

“Dit multidisciplinaire team was in de eerste fase van de coronacrisis opgericht als ondersteunend dienstencentrum voor de hulpdiensten. Er zaten mensen in vanuit allerlei achtergrond waaronder defensie, de politie, provincie, brandweer en de wetenschap. We opereerden vanuit de brandweerkazerne in Zeist. Het is inmiddels weer afgeschaald. Ik ben er nu niet meer actief bij betrokken maar onderhoud nog wel contacten met collega’s natuurlijk. Verder was en blijf ik actief betrokken bij internationale hulpverlening onder andere bij de Verenigde Naties en de Europese Unie.”

Kenny Meesters

Kenny Meesters. Foto: Marcel Krijger.

We zitten nu dus in een volgende fase van deze crisis?

“Ja, die is net zo uitdagend, of misschien zelfs wel meer. Wat je ziet is dat vaak ziet bij een ramp is dat het in de eerste fase duidelijk is. Bij corona moesten we met zijn allen die cijfers in de zorg omlaag brengen en verdere besmetting voorkomen. En dat deden we met zijn allen. Naarmate de ramp verder vordert, wordt de doelen en acties minder eenduidig . De pandemie gaat als een golfbeweging door, en het is daarom moeilijk om de aandacht vast te houden. Nu met de tweede coronagolf zie je dat de moeheid toeneemt onder de mensen. Ze willen weer ondernemen, dingen oppikken, maar voortdurend krijgen ze te horen wat niet mag. Ze willen weer verder vooruitplannen. Waar sta ik, waar ga ik heen? Ik snap dat 1,5 meter afstand houden belangrijk, maar wat kan ik dan wel doen?”

Wat kunnen we doen om de onrust tegen te gaan?

“De truc is niet zozeer om nu balans te creëren op korte termijn, maar om duidelijkheid te geven op de lange termijn. Je kan wel zeggen dit zijn de regels waar je je aan moet houden, maar probeer dan ook binnen die regels mee te denken. We denken momenteel te veel vanuit repressie. Natuurlijk moeten we 1,5 meter afstand houden en zijn mondkapjes goed, maar zeg erbij wat we dan wel kunnen organiseren. Help, geef ideeën en steun initiatieven. Men heeft een visie en toekomstperspectief nodig.  Komen we bijvoorbeeld straks uit de crisis als een groener, duurzamer en gezonder Nederland? Is de arbeidsmarkt op de schop, en gaan we veel meer thuiswerken? Als je zulke toekomstperspectieven geeft kunnen ondernemers daarop inspelen. Dat biedt houvast. Nu worden de dingen los van elkaar gezien.”

Hoe werkt dit voor de stad?

“Elke stad heeft een visie voor haar toekomst. Verbindt die met de korte termijnregels. Je moet dat niet loslaten, anders blijf je maar bezig om brandjes te blussen. Door verder te kijken kun je inspelen op de toekomst.  Anders zijn we allemaal maar aan het wachten tot er een vaccin is. Dan staan we stil en gaan we van het ene brandje naar de volgende. Geef -naast het kader van regels- ook een visie waarnaar toe gewerkt kan worden.”

Heb je met jouw ervaring met de crisis tot dusver iets gezien wat beter kan?

“We moeten echt af van het repressieve denken. Dat komt dus omdat we rond corona vooral werken in de Veiligheidsregio’s. De besluiten daar worden genomen door mensen met die achtergrond en dat is ook hun mandaat. We hebben nu te maken met een crisis die ongrijpbaar is, en verder gaat dan alleen onze gezondheid.  De impact en de keuzes waar we voor staan gaan verder dan het mandaat van de Veiligheidsregio’s. Er komt een moment dat we ervoor moeten kiezen om de regels en de beperkingen te omarmen. We hebben gezien bij natuurrampen hoe mensen zich dan kunnen aanpassen. Mensen in Indonesië hebben bijvoorbeeld hun huizen zo aangepast aan overstromingen, dat de schade zo klein mogelijk is als weer gebeurt. Het omarmen is een bewuste keuze. Daar kunnen we ook mensen bij helpen dan.”

Hoe past dit verhaal bij het thema Veerkracht van de Dag van de Stad?

“Veerkracht kan je op drie manieren opvatten. Als eerste, hoe goed kunnen we een klap opvangen? Vervolgens, hoe snel veer ik bijvoorbeeld weer terug, na een crisis? Maar ook hoe goed kan ik dit incident gebruiken om beter op het pad van mijn toekomst te komen. Hoe kan ik beter omgaan met de volgende crisis? En die crisis zal weer iets heel anders zijn dan een pandemie. Misschien is het cybersecurity, een milieuramp of een zombieplaag? Wie zal het zeggen? Een crisis komt niet namelijk niet voort uit een draaiboek. Je kan niet weten wat er op je afkomt. Dus hoe kun je snel bepalen wie je moet bellen, hoe je het netwerk kan inzetten? Dat is wat bestuurders moeten leren uit de huidige crisis.

Mensen noemen de coronacrisis een unieke ramp maar we hebben dus al heel veel disruptive events gehad, ook op persoonlijk vlak. Uniek is hoe we ermee omgaan. Nemen we de lange termijn mee en zien we dan problemen of kansen? Belangrijk is dat we de opties op die langer termijn openhouden. Zodat we niet later zeggen: hadden we maar. Dat is vaak een van de harde lessen die we meenemen uit rampen. Dit soort lessen kun je ook in deze crisis meenemen. Als ROC-studenten verpleegkunde nu geen stage kunnen lopen, betekent dat we straks mensen tekort in de zorg hebben.”

Dit is het eerste interview uit de reeks Veerkracht, waarin we met verschillende experts en ervaringsdeskundigen inzoomen op aspecten van veerkracht en vooruitblikken op de Dag van de Stad Online op 16 november 2020, waar veerkracht het centrale thema is. De interviews verschijnen tevens half november gebundeld in een thema e-zine.

‘De City Deal Kennis Maken is een mooi voorbeeld voor andere landen’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Katja Rusinovic.
Katja Rusinovic.

Onderzoeker Katja Rusinovic is sinds juni gestart als Lector Grootstedelijke Ontwikkelingen aan de Haagse Hogeschool. De City Deal Kennis Maken komt op allerlei vlakken terug in haar werk. Zo werkt ze samen met buitenlandse universiteiten aan een onderzoek naar maatschappelijke betrokkenheid van het hoger onderwijs.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Docenten & Onderzoekers en Externe Verbinding.

Grootstedelijke vraagstukken zijn niet nieuw voor Rusinovic. Al twintig jaar werkte ze als onderzoeker en docent aan thema’s als migratie, burgerschap, sociale mobiliteit, onderwijs en huisvesting, met name gericht op de vier grote steden in Nederland en in het bijzonder op Den Haag en Rotterdam. De laatste jaren was ze al werkzaam aan de Haagse Hogeschool als senior onderzoeker van het Kenniscentrum Governance of Urban Transitions. In haar nieuwe functie volgt ze Vincent Smit op, die sinds 2005 het Lectoraat Grootstedelijke Ontwikkelingen leidde en afgelopen zomer met pensioen ging.

Wat voor projecten doe je in deze nieuwe functie?
“Natuurlijk heb ik van Vincent Smit een aantal projecten overgenomen, maar ik heb ook een aantal eigen projecten meegenomen. Zo werk ik aan het SiA- RAAK Mkb project Naar Verantwoorde Rebellie over collectieve woonvormen in steden. We gaan er vanuit dat steeds meer ouderen langer thuis blijven wonen. Het beleid wordt daar ook op toegespitst, maar er is een groeiende groep ouderen die op zoek is naar een vorm van collectief wonen. Initiatieven daarvoor komen moeizaam van de grond. Samen met bestuurders en sociale ondernemers kijken we daar naar. Een ander project waar we afgelopen april, samen met onder meer de gemeente Den Haag en Rotterdam, de Erasmus Universiteit Rotterdam, Kieskompas en de VNG, aan zijn begonnen is het in kaart brengen van de maatschappelijke impact van corona. Zowel op sociaaleconomisch gebied, gezondheid als op het vertrouwen dat mensen hebben in instanties. Later deze maand doen we een derde meting en eind dit jaar organiseren we focusgroepen  met groepen mensen die het hardst zijn getroffen, zoals ZZP’ers, migranten en jongeren. Het project dat het dichtst bij de City Deal Kennis Maken staat is het Erasmus+ onderzoek naar Socially Engaged Universities, maatschappelijk betrokken universiteiten. Daar werk ik al langer aan.”

Wat houdt dit project precies in?
“In dit onderzoeksproject staat de vraag centraal hoe kennisinstellingen, gemeenten en maatschappelijke partners beter kunnen samenwerken aan vragen vanuit de samenleving. Er zijn vijf steden betrokken in een soort tandemconstructie die bestaat uit een gemeente en een lokale kennisinstelling. Zo is vanuit Nederland de gemeente Delft  in dit onderzoek betrokken samen met de Haagse Hogeschool. Daarnaast participeren Exeter, Parma, Maagdenburg en Gent samen met kennisinstellingen uit die steden. Vanuit dit netwerk delen we de lessen uit de verschillende landen met elkaar. We laten allemaal een aantal voorbeelden zien. Ik heb daarin vanuit Nederland de City Deal Kennis Maken ingebracht als case hoe kennisinstellingen, gemeenten en maatschappelijke partners samenwerken en daarbij studenten betrekken. Op dit moment zoomen we in op de City Deal Kennis Maken Delft en op de rol van de kennismakelaar in de stad, Gerben Helleman. Welke voordelen heeft zijn rol voor de samenwerking tussen de partijen? ”

Hoe doen we het in Nederland met die samenwerking, vergeleken met de andere landen?
“In Nederland is de samenwerking tussen gemeenten, kennisinstellingen en maatschappelijke partners steeds meer gemeengoed. Hoge scholen, maar ook universiteiten zien een maatschappelijke rol voor zichzelf weggelegd. Dat heeft natuurlijk een extra vlucht gekregen dankzij de City Deal Kennis Maken. In landen als Engeland en Italië zie je dat de klassieke onderzoeksuniversiteiten verder af staan van maatschappelijke partijen en de gemeente dan in Nederland. Hier is verbinding met de samenleving al veel meer aan de orde, zeker bij hogescholen waar onderzoek en onderwijs al in het teken staat van aansluiting op de praktijk. Onderzoeksvragen worden geformuleerd in co-creatie met maatschappelijke partijen. Universiteiten worden vooral nog steeds afgerekend op het aantal internationale peer review artikelen dan op de maatschappelijke opgave. Op hogescholen is meer ruimte voor andere vormen van kennisbenutting, zoals podcasts en infographics. Daarom vind ik die samenwerking tussen universiteiten en het hbo zo belangrijk. Samen werk je veel breder en voeg je andere accenten toe.”

Waarom heb je de City Deal Kennis Maken Delft als voorbeeld ingebracht?
“De City Deal Kennis Maken is echt een mooi voorbeeld van samenwerking, waarbij het uitgangspunt is dat verschillende kennisinstellingen samenwerken op gelijke voet met gemeenten. Ineens gaan verschillende kennisinstellingen met elkaar om tafel om aan dezelfde onderzoeksvraag te werken en studenten daarbij te betrekken. Dat maakt deze samenwerking zo bijzonder. Vanuit Erasmus+ wordt er dan ook echt met interesse naar gekeken. Dit is een mooi voorbeeld voor andere landen.”

De Haagse Hogeschool.

De Haagse Hogeschool.

Je bent zelf dus ook nauw betrokken bij de City Deal Kennis Maken?
“Ja, zowel vanuit het Erasmus+ project als vanuit mijn rol als lector. Het is echt mooi te zien wat er sinds de eerste sessie ruim twee jaar geleden is bereikt in Delft. We hebben een kennismakelaar die zorgt voor succesvolle verbinding van de gemeentelijke en maatschappelijke opgaven aan kennisinstellingen. Dat heeft een hele rits projecten opgeleverd in de wijk Tanthof. Ook in Den Haag werk ik nu samen met de kwartiermakers Jetse en Annet aan een City Deal-project. Den Haag ontwikkelt nu het Central Innovation District tussen de drie stations in de binnenstad. Naast woningbouw moet hier ook een economische impuls en een boulevardcampus komen. Voor de gemeente Den Haag is een van de vragen hoe de sociale en fysieke opgaven in dit gebied elkaar kunnen vinden? Hoe verbind je ze? Daarom gaan komend jaar op de thema’s eenzaamheid, sociale cohesie en gezondheid studentenprojecten van start om deze verbinding tot stand te brengen. Studenten van de TU Delft doen bijvoorbeeld onderzoek hoe je ervoor kan zorgen dat ontmoeting in de fysieke publieke ruimte een plek krijgt, om zo eenzaamheid tegen te gaan. Vanaf januari gaan ook studenten van de Universiteit Leiden en de Haagse Hogeschool mee doen.”

Wat voor uitdagingen loop je tegenaan door corona?
“Allereerst vind ik het mooi hoe de City Deal de Corona Challenge heeft opgezet. Corona leidt tot allerlei nieuwe opgaven en vraagstukken in de stad. Denk aan de 1,5 meter samenleving. Hoe geef je dat bijvoorbeeld vorm in hoogbouw? Hierover wordt vanuit Delft een tweedaagse challenge voor studenten georganiseerd. Natuurlijk heeft corona voor het onderzoek zelf wel de nodige uitdagingen opgeleverd. De wijk ingaan voor onderzoek kan nu deels niet meer. Dus moeten we kijken naar andere manieren van onderzoek doen. Een deel van de interviews gaat via Teams. Natuurlijk kun je bepaalde doelgroepen daarmee niet bereiken. Daar zul je wel echt de wijk voor in moeten. Maar door corona word je selectiever wat wel of niet kan.”

Hoe zie je de toekomst van de City Deal?
“De manier van samenwerken die de City Deal Kennis Maken heeft voorgebracht is van meerwaarde. Daarom is het belangrijk dat we die samenwerking verduurzamen, zodat deze echt wordt ingebed in de verschillende betrokken instellingen. Natuurlijk hopen we allemaal van harte dat de CDKM-regeling een verlenging krijgt na 2021 en dat deze nog lang blijft bestaan, maar we moeten nu ook al gaan nadenken hoe we de samenwerking organiseren met of zonder de subsidie. Daar moeten we niet pas in december volgend jaar mee beginnen.”

Corona Challenge Amsterdam wil eenzaamheid bespreekbaar maken

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Begin oktober is het Week tegen Eenzaamheid. Ook in het Amsterdamse stadsdeel Nieuw-West is dit probleem groot. In het kader van de Corona Challenge van de City Deal Kennis Maken organiseert de Kennisalliantie Eenzaamheid, met de Hogeschool van Amsterdam, een fotowedstrijd om het probleem bespreekbaar te maken.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Studenten.

Eenzaamheid komt in alle wijken voor, maar Nieuw-West scoort hierop net weer wat slechter dan de rest van de stad Amsterdam. Zeker één op de zes inwoners in het stadsdeel voelt zich eenzaam. Het is dan ook een van de thema’s van de Buurtcampus Nieuw-West, een initiatief van Hogeschool van Amsterdam (HvA) en Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA). Hier kunnen wijkbewoners aankloppen met problemen en vragen waarmee zij rondlopen in hun wijk. De onderzoekers, studenten en docenten van de HvA gaan ermee aan de slag. Het mes snijdt aan twee kanten: voor de studenten is het een rijke leeromgeving, de bewoners krijgen er activiteiten en diensten voor terug in hun wijk.

Kennisalliantie Eenzaamheid

Buurtcampus Nieuw-West is een van de partners in de Kennisalliantie Eenzaamheid, die verder o.a. bestaat uit de VU, HvA, Combiwel, Stadsdeel Nieuw-West en VoorUit. De alliantie is opgezet om, samen met hulp van studenten, kennis te verzamelen, te delen en te borgen over eenzaamheid in Nieuw-West. Welke interventies werken goed in het stadsdeel? In hoeverre sluiten ze aan, en hoe kunnen ze beter? De partners willen de kennis gebruiken voor het opzetten, monitoren en aanscherpen van initiatieven tegen eenzaamheid.

De alliantie is onderwerp van onderzoek in de City Deal Kennis Maken als een voorbeeld van een samenwerking tussen verschillende kennisinstellingen en praktijkorganisaties. Daarom kwam de Corona Challenge al snel terecht op het thema eenzaamheid. “Begin oktober is het de Week tegen Eenzaamheid en we wilden iets bedenken om te doen”, vertelt Barbara Bijlstra, community manager Buurtcampus Nieuw-West. “Door de coronatijd moest dat niet iets zijn waarbij groepen mensen bij elkaar zouden komen. En zo kwamen we uit op een fotowedstrijd, waarmee we het thema eenzaamheid bespreekbaar willen maken.”

Barbara Bijlstra.

Taboeonderwerp

Eenzaamheid is namelijk best wel een taboeonderwerp, legt Bijlstra uit. “Mensen geven niet graag toe dat ze eenzaam zijn. We zien soms mensen, die elke week langskomen met een vraag. Dat is duidelijk hun moment van contact met andere mensen. Maar ze zullen niet makkelijk toegeven dat ze eenzaam zijn. Daarom wilden we iets bedenken om dit probleem bespreekbaar te maken. De fotowedstrijd is een middel daartoe. In de wedstrijd kiest een jury straks begin oktober vijf winnende foto’s. Daarmee organiseren we een reizende expositie door Nieuw-West om aan de hand van de foto’s op laagdrempelige locaties, zoals buurtkamers, wijkcentra en bibliotheken, het gesprek aan te gaan over eenzaamheid. Op 12 november gaat de expositie van start in de OBA in Osdorp, een van de wijken van Nieuw-West.”

Het gaat niet zozeer om welke foto technisch het mooist is, maar om de ervaringsverhalen die er achter zitten, benadrukt Bijlstra. “Nu, meer dan ooit, is eenzaamheid herkenbaar voor iedereen. Door de coronatijd hebben we allemaal meer thuisgezeten. We hebben meegemaakt dat er minder sociale contacten zijn, dus ook studenten bijvoorbeeld, of mensen die normaal een druk sociaal leven hebben. Iedereen kan er nu meer bij voorstellen dat je contacten moet missen, zoals de wekelijkse hockey of de collega’s. Die ervaring willen we inzetten om dit onderwerp nu breed in te zetten en het gesprek aan te gaan.”

Corona Challenge

Bij de Corona Challenge vullen de alliantiepartners elkaar goed aan. Studenten van het project VoorUit, die huisvesting in de wijk hebben in ruil voor een aantal uur per week waarbij ze zich inzetten voor de wijk en bewoners, zijn momenteel actief om bewoners te activeren voor de fotowedstrijd. Dat doen ze onder meer door het uitdelen van flyers. Die delen ze uit aan bewoners met wie ze al een relatie hebben via hun activiteiten. De studenten die betrokken zijn bij Buurtcampus Nieuw-West krijgen zelf ook als opdracht voor hun opleiding om op een foto eenzaamheid in beeld te brengen, en doen mee aan de wedstrijd. Met de hashtag #isditeenzaamheid zijn de foto’s te zien op instagram. De foto’s zijn heel laagdrempelig via WhatsApp in te sturen.

De jury bestaat uit een student die in Nieuw-West woont, een fotograaf die actief is in de wijk en vrouw die oprichter is van een mantelzorggroep. Er worden vijf winnaars gekozen. Vijf foto’s die eenzaamheid het best weergeven. Rond de expositie wordt een programma georganiseerd waarbij de ervaringsverhalen achter de foto worden gedeeld. Ook zal een expert van de HvA of VU spreken over eenzaamheid en worden verschillende projecten van studenten in de wijk gedeeld met de buurtbewoners. Van Ergotherapie, Interaction Engineering tot Toegepaste Psychologie.

Zo zal er uit het contact tussen studenten, onderzoekers, docenten en buurtbewoners hopelijk meer oog komen voor een groeiend probleem in onze samenleving. Meer dan anderhalf miljoen Nederlanders voelt zich ernstig eenzaam.

Kleurrijke flats in Nieuw-West. Foto: Ramon Boersbroek/Flickr Creative Commons.

Lees hier de uitslag van de fotowedstrijd.

Burgers verbeteren met digitalisering de leefbaarheid in eigen wijk

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Hoe kunnen wijkbewoners met digitale data en instrumenten bijdragen aan een veilige en woon- en leefomgeving? In Den Bosch gaan onderzoekers, docenten en studenten van de Avans Hogeschool en het Koning Willem I College hiermee aan de slag onder de naam ‘Wijkmakers On The Move’. Het is een van de 15 onderzoeksprojecten die in juni vanuit de City Deal Kennis Maken onderzoeksregeling subsidie kreeg.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Externe Verbinding.

Hoe kan je met digitalisering de leefbaarheid verbeteren in een wijk? Er is geen betere kennispartner te bedenken die een ontwerponderzoek naar dit onderwerp kan dragen dan het lectoraat Digitalisering en Veiligheid van de Avans Hogeschool in Den Bosch. Het werd vier jaar geleden opgezet en is een van de weinige lectoraten in Nederland die zich bezighoudt met de maatschappelijke impact van digitalisering op lokale gemeenschappen. Hier vind je naast enkele technici vooral juristen, sociologen, ethici en bestuurskundigen. “Dit project past inderdaad precies bij hoe wij hier werken”, benadrukt lector Ben Kokkeler. “Als hogeschool staan praktijkprojecten bij ons centraal. Onderzoek moet onmiddellijk toepasbaar zijn. Binnen een jaar moet je kennis kunnen ontsluiten zodat de samenleving er ook echt wat mee kan, van burgers, BOA’s tot sociale wijkprofessionals. En dat staat ook bij dit project centraal.”

Wijkmakers On The Move

Binnen Avans wordt ‘Wijkmakers On The Move’ gedragen door de lectoraten Digitalisering en Veiligheid en Leven Lang in Beweging onder leiding van lector John Dierx. Ook docenten en studenten van het ROC Koning Willem I College maken deel uit van het onderzoekteam. Sinds juni zijn in totaal een kleine vijftien onderzoekers, waarvan sommigen ook docent zijn, begonnen met het project. Drie studenten zijn in dienst genomen als assistent-onderzoeker. Uiteindelijk zullen later dit collegejaar ongeveer 300 2e jaars studenten veiligheidskunde, sociaal werk, marketing & communicatie betrokken worden bij het onderzoek in de wijken, van zowel Avans als Willem I College.

Ben Kokkeler. Foto: Avans.

Wat houdt het project precies in?.
“De gemeente Den Bosch is recent een campagne gestart om samen met betrokken burgers in alle veertien Bossche wijken de leefbaarheid en sociale veiligheid te versterken. Als ‘toonaangevende datastad’ wil de gemeente met data bijdragen aan het geluk van bewoners en bedrijven in de stad. Onze ‘Wijkmakers’, -onderzoekers, docenten en studenten van Avans en het Koning Willem I College-, starten daarmee nu alvast in vier wijken. Daarbij werken we nauw samen met vier of vijf ambtelijke werkgroepen van de gemeente, die ook in die wijken werken. We voeren ontwerponderzoek uit samen met burgers en professionals in de vorm van living labs: Stadslabs per wijk. Zij brengen daarbij expertises in uit de domeinen sport en bewegen, digitalisering en sociale veiligheid. De 300 studenten bieden we op deze manier vroeg in hun opleiding de kans systematisch te leren kijken naar de sociale impact van digitale middelen, en de ethische vragen die dat oproept bij burgers, en bij hen. De resultaten vertalen we uiteindelijk naar een structurele inbedding van de Stadslab-aanpak in het onderwijs van de betrokken opleidingen.”

Wat gebeurt er straks concreet in de vier wijken?
“Wij gaan eerst kijken hoe we kunnen samenwerken met bestaande initiatieven in deze vier wijken in Den Bosch. We brengen mensen bij elkaar die al bezig zijn met een project of initiatief om een wijk beter of veiliger te maken. Wij helpen hen daarvoor een betere basis leggen, in de vorm van digitale platforms en toegang tot digitale data die gemeente, politie en brandweer over hen beheren. Burgers die bijvoorbeeld een eigen buurtkrant of appgroep hebben, krijgen op die manier meer mogelijkheden om te anderen te mobiliseren en organiseren. En professionals als wijkagenten en BOA’s kunnen per thema, campagne en doelgroep voor een ander kanaal kiezen en bijvoorbeeld meer met beeld en geluid doen, in plaats van alleen maar cijfers en tekst. Uiteindelijk moet elke wijk een alternatief platform, een eigen buurtportfolio krijgen dat volstrekt veilig en ontsloten is voor de burgers, zodat zij filmpjes en foto’s kunnen delen, à la YouTube en andere sociale media, maar veiliger, en onder toezicht van de Nederlandse autoriteiten. Met een technisch filter en de juiste beheervorm door burgercollectieven en professionals zorgen wij ervoor dat het zo’n platform en beeldback AVG-proof is.”

Wat is het doel?
“Ons doel is om over een jaar in alle vier de wijken zulke digitale informatieplatformen op maat te hebben, zodat burgercollectieven zelf de data van en over de bewoners in hun wijk op verantwoorde wijze kunnen gebruiken. Zo leert men begrijpen wat in de eigen wijk gebeurt en krijgen initiatieven van burgers ondersteuning. En dat is belangrijk, want te veel van dit soort initiatieven stranden uiteindelijk toch weer.”

Waar ligt dat aan?
“Ten eerste omdat er gewoon geen mandaat wordt neergelegd bij de wijkbewoners. Na een pilot gaat het al weer snel back to business, en is hun rol uitgespeeld. Dat leidt tot teleurstelling bij de burgers. Een wethouder knipt wel een lintje door, maar wie er daarna over het budget gaat wordt vaak niet goed geregeld. Ten tweede worden pilots en projecten weliswaar vaak begeleid door wetenschappers, maar worden ze totaal niet systemisch ingebed in de cultuur en in de actuele eisen van de wijkbewoners. Als factoren als digitaal en technologie niet worden meegenomen, zoals bijvoorbeeld toegang tot data, gaat dat ten koste van de levensvatbaarheid van een project. Ten derde moet je positief blijven: mensen in de wijken empoweren zodat ze hun verantwoordelijkheid voor hun wijk kunnen oppakken, ze niet bevoogden, alles qua AVG van ze weg houden, waardoor ze toch wel zelf aan t improviseren gaan, onder de radar van de overheid. Dan raak je op voorhand mensen kwijt die toch al geen vertrouwen in de overheid hebben. We weten dat het een gevecht kan zijn om iets van je wijk te maken als je van ver moet komen, zeker als je wijk het niet zo goed doet op gebied van inbraken, overlast op straat of verkeersveiligheid. Die positiviteit is dan moeilijk op te brengen.”

Het centrum van Den Bosch. Foto: Flick Creative Commons/Carolin’s Light Stories.

Hoe zie je Den Bosch over pakweg vier jaar als dit allemaal lukt?
“de gemeente wil als ‘toonaangevende datastad’ het geluk van alle burgers verhogen. Meer werk en welvaart, maar ook meer veiligheid en geluk in eigen buurt. Wij hebben dan in zeker tien van de 14 wijken buurtpreventie initiatieven op een goed digitaal fundament gezet, ze de middelen, kennis en kunde gegeven om zelf hun eigen informatievoorziening te regelen. Dat betekent dus in de komende vier jaren geleerde lessen delen tussen de wijken. Qua technologie en beheer door burgercollectieven willen we deze digitale buurtportfolio’s  laten doorgroeien tot veilige Nederlandse platforms, die niet draaien op Amerikaanse servers. Zo kunnen burgers zich daadwerkelijk vrij voelen om data te delen en in die platforms samen te werken met professionals van de gemeente.”

Wat zou je hieruit kunnen meegeven aan het landelijke City Deal netwerk?
“Gedurende het komende jaar gaan we onze lessons learned delen met het landelijke City Deal-netwerk. Ik denk dat de anderen vooral wat kunnen leren van de rol van digitale data en technologie als stuw -en organisatiekracht vanuit de wijk. En met onze collega-lectoraten in het Platform Stad en Wijk delen we actief onze ervaringen over impact-analyse van sociale, ethische en juridische aspecten. In Brabant delen we onze ervaringen in een thematisch leernetwerk van de Werkplaats Sociaal Domein, waarin we rond het thema ‘Publiek-sociale datacommons’ samenwerken met de Provincie N-Brabant, de gemeenten Den Bosch, Breda en Helmond, de Veiligheidsregio’s, zorgorganisatie Thebe Extra en een groot burgercollectief als Midden-Brabant Glas. Ook op dit gebied van sociale innovatie met digitale technologie is Brabant top in Europa.”

Den Bosch

Extra punten wanneer je drukke plekken in Zwolle vermijdt

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Hoe moet de 1,5 meter samenleving nu precies worden ingericht? Dat is een vraag waarmee Zwolle, net als alle andere steden, al sinds de uitbraak van Covid-19 mee worstelt. In de Corona Challenge van de City Deal Kennis Maken ontwikkelen studenten van de hogeschool Windesheim een app daarvoor.

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Studenten.

Zwolle is een van de eerste van de 19 deelnemende steden aan de City Deal die vanuit City Deal Kennis Maken Impuls 2020 regeling aan de slag gaat met een Corona Challenge. Twee weken geleden trapte de challenge af onder leiding van de twee begeleiders Henk Vonk, Kennismanager en strategisch adviseur gemeente Zwolle, en Teun Lucassen, docent HBO-ICT bij Windesheim. De studenten van de drie opleidingen gaan de komende twintig weken in opdracht van de stad werken aan de ontwikkeling van een app om de 1,5 meter samenleving te stimuleren. Ook de stichting Bartiméus, expertorganisatie voor mensen die slechtziend of blind zijn, is daarbij betrokken omdat de app ook geschikt moet zijn voor gebruikers met een visuele beperking

Informatiesamenleving

Teun Lucassen.

De ontwikkeling van de app past helemaal bij het thema, waar de City Deal Kennis Maken in Zwolle de focus op heeft liggen, vertelt Henk Vonk. “We hebben in de City Deal hier in Zwolle vier thema’s, groene leefomgeving, zorgzame samenleving, wendbare en inclusieve werkomgeving en informatiesamenleving. Voor ons programma van 2020/2021 focussen we vooral op het laatste thema, en koppelen we de doelen van de CDKM aan het versterken van Alliantie Smart Zwolle. Vanuit deze invalshoek leveren we bijdragen aan het oplossen van vraagstukken op de andere CDKM thema’s in onze stad en daarmee aan de vitale leefomgeving.”

Digitalisering staat al langer breder in Zwolle op de agenda. Drie jaar geleden richtten  kennisinstellingen, bedrijfsleven, publieke instellingen en gemeente de Alliantie Smart Zwolle op als instrument om de slimme stad te creëren in Zwolle. Inmiddels heeft de Alliantie al 11 deelnemers. Vonk: “Met data en technologie werken we samen aan de innovatie van maatschappelijke projecten en zo  bouwen we samen de slimme stad op. We delen kennis en informatie met elkaar via de Smart Zwolle Hub. Daarnaast willen we dat studenten en onderzoekers aan de projecten meewerken. En daar zit de koppeling met de City Deal. Daar zijn we nu mee aan het bouwen.”

Jongeren

Vonk vertelt verder: “Toen Rowinda ons benaderde met het aanbod om een Corona Challenge op te zetten, was het dan ook een no-brainer dat we meteen contact op zouden nemen met de opleiding HBO-ICT van Windesheim. We hadden meteen eigenlijk al jongeren als doelgroep voor ogen. Zij hebben weliswaar niet de meeste last van het corona-virus, maar wel van de maatregelen. Veel dingen gaan niet meer door. School was dicht, ze konden niet meer sporten, en feesten en concerten zijn afgelast. Kortom, ze kunnen elkaar niet meer goed ontmoeten. Ook moeten ze drukke plekken vermijden. In plaats van met een vingertje te wijzen wat ze niet mogen, wilden we het omdraaien. Hoe kunnen we hen op een positieve en leuke manier stimuleren om afstand te houden en drukke plekken te vermijden? Vanuit de gemeente zijn we al bezig om te kijken hoe die 1,5m samenleving eruit ziet. Hoe kunnen we daarover digitaal inzicht bieden om daarmee de bewoners van de stad te ondersteunen?”

Al die vragen van de gemeente sloten meteen aan bij de ideeën die docent Teun Lucassen net op de plank had gelegd na brainstormsessies met de stichting Bartiméus. Vonk: “Toen Teun met zijn idee voor een mobiele game kwam sloot dat precies aan bij wat wij wilden. Een app om jongeren te bereiken. Hoe charmant zou het zijn als we daarmee ook nog eens mensen met een fysieke beperking konden bereiken?”

Serious games

HBO-ICT van Windesheim is een van de grootste en beste ICT-opleidingen van Nederland. De samenwerking met het bedrijfsleven staat bij centraal in de opleidingen. “We willen dat onze studenten bij het afstuderen al een bak praktijkervaring in hun zak hebben”, legt Lucassen uit. “Daarnaast staat keuzevrijheid voor de studenten bij ons hoog in het vaandel, en ze kunnen dan ook tijdens hun studie een groot project doen. Zoals het ontwikkelen van een serious game bijvoorbeeld. Samen met Bartiméus waren we al aan het kijken hoe we via gaming gedrag positief kunnen beïnvloeden. Met de vraag van de gemeente over de Corona Challenge kwam alles bij elkaar en hebben we enorm sterk consortium opgebouwd met Windesheim, Alliantie Smart Zwolle, Esri.”

Henk Vonk.

Vanuit de eigen gamestudio 038Games van Windesheim gaan vijf studenten van de drie instellingen de komende vijf maanden als multidisciplinair team aan de slag met de ontwikkeling van de app, die de 1,5 meter samenleving moet stimuleren. Al moeten we het meer hebben over een mobiele game in plaats van een app, stelt Lucassen. “We zijn enthousiast van start gegaan, ik heb al de eerste schermontwerpen gezien”, vertelt de docent vol trots. “Ze komen al met hele gave concepten. Voor de studenten is dit de komende maanden de belangrijkste activiteit in hun studie, dus we mogen ook echt wel wat verwachten. Ik ben zelf betrokken als coach. Ze werken vooral vanaf huis nu, maar we zien elkaar af en toe op locatie op gepaste afstand.”

Omdat gekozen is voor jongeren als doelgroep was het juist goed om iets vanuit de studenten te ontwikkelen, omdat zij echt het dichtst bij de doelgroep staan, legt Lucassen uit “Als je een game ontwikkelt moet je een zo nauw mogelijke doelgroep hebben”,. “Daarom focussen we op jongeren tussen de 15 en 18, en daarbij mensen met een fysieke beperking. Als je veel ruimte en vrijheid geeft ontstaat er ook iets moois.  De studenten kunnen dit beter bedenken dan Henk en ik. Ze zijn geen professionals nog, waardoor ze veel meer onbevangen, creatiever en out of the box kunnen denken. De spelers moeten uiteindelijk de game ook echt willen spelen natuurlijk.”

Vermijden van drukke plekken

Echt 1,5 m afstand bereiken via de mobiele game gaat niet lukken, erkent Lucassen. “We focussen vooral op het vermijden van drukke plekken. Die willen we identificeren aan de hand van GPS-data en openbaar toegankelijke data. We willen bijvoorbeeld de speler belonen die juist kiest om naar andere plekken te gaan en die drukke plekken te vermijden. Bijvoorbeeld door punten die je kunt halen.”

Stichting Bartiméus is er vanaf het begin bij betrokken. Zij hebben toegang tot heel veel mensen met een visuele beperking die de game kunnen gaan testen. Ook de belangenbehartigersgroep Toegankelijk Zwolle wil dit gaan doen. Zij zijn aangehaakt via onze stadsergonoom Marieke van Brussel, die overigens mede-opdrachtgever is voor dit project. “Ze zijn erg enthousiast”, vertelt Vonk. “Het is belangrijk in game ontwikkeling dat je zo snel mogelijk de doelgroep het spel laat spelen, zodat je input kunt verzamelen voor de verbetering ervan”, vult Lucassen aan. Technologiepartner Esri heeft aangeboden dat de studenten kosteloos hun complete toolbox voor geodata kunnen gebruiken. “Dat is erg mooi. Dan kunnen wij ons echt helemaal focussen op de gameplay.”

Zwolle. Foto: Pieter Verbeek.

Zwolle. Foto: Pieter Verbeek.

City Deal Eenvoudig Maatwerk richt zich in extra jaar op systemische beperkingen

Pieter Hilhorst. Foto: Claudia Kamergorodski

De City Deal Eenvoudig Maatwerk organiseerde op woensdag 24 juni een feestelijke online slotbijeenkomst. Er werd teruggeblikt op de successen en er werden online werkbezoeken gebracht aan Amsterdam en Tilburg. Daarnaast werd het Maatwerk Manifest gepresenteerd door Albert Jan Kruiter van het Instituut voor Publieke Waarden. Maar het meest opmerkelijke nieuws uit de slotbijeenkomst is ongetwijfeld dat het geen slotbijeenkomst was. Want de City Deal wordt met een jaar verlengd. Projectleider Pieter Hilhorst vertelt waarom.

Een slotbijeenkomst die geen slotbijeenkomst was. En belangrijker: de City Deal gaat nog een jaar door! Hoe zit het nou precies?

“De City Deal kende een looptijd van twee jaar, maar de aangesloten gemeenten drongen er in maart op aan om nog een jaar door te gaan. Er is ontzettend veel bereikt, maar de beoogde transformatie is nog niet af. Toch vonden we het belangrijk om dit moment toch te markeren. Bovendien verandert ook de samenstelling licht. Delft neemt afscheid en Rotterdam treedt toe. Daarmee doen nu alle G4-gemeenten mee aan de City Deal. Dat helpt ons om ook om het belang van maatwerk in het sociaal domein bij instanties voor het voetlicht te brengen.”

Is het niet lastig, zowel voor Rotterdam als de andere gemeenten, om in dit stadium nog toe te treden?

“De andere deelnemende steden hebben natuurlijk een gemeenschappelijk traject achter de rug en daarin ook een gemeenschappelijke taal ontwikkeld. Maar een nieuwe partner erbij kan ook verfrissend werken. Bovendien draagt een stad als Rotterdam natuurlijk mooie cases aan en kan Rotterdam, waar men bezig is met de professionalisering van wijkteams, leren van de ervaringen van andere steden.”

Hoe kijk je terug op de slotbijeenkomst?

“De bijeenkomst was erg inspirerend. We hadden een mooie mix van offline en online. De bijeenkomst werd namelijk live uitgezonden vanuit De Balie in Amsterdam, waar een aantal gasten aanwezig was Maar de bijeenkomst werd ook digitaal bijgewoond door zo’n 160 mensen uit het hele land. Door deze combinatie ontstond een leuke sfeer. In de break-out sessies werd bovendien ook volop gediscussieerd. We brachten een virtueel werkbezoek aan Amsterdam, waar men aan de hand van een animatie een casus toelichtte die verbeelde hoe complex het is om maatwerk te leveren voor een dakloze woningzoekende. En aan Tilburg, waar Frans Swinkels ons liet zien dat integraal maatwerk echt kosten bespaart. Maatwerk bieden dat afwijkt van de routine, leidt vaak tot oplossingen die een doorbraak forceren. Vervolgens heb ik nog stilgestaan bij het Platform Mooi Maatwerk waarin we elkaar inspireren door sucessen te delen en kennis uitwisselen. Albert Jan Kruiter van het Instituut voor Publieke waarden lichtte het Maatwerkmanifest toe.”

Dus de City Deal Eenvoudig Maatwerk is nog niet ‘Zoom-moe’?

“Integendeel. We hebben sinds de Corona-crisis veel goede ervaringen opgedaan met online overleggen. We zien dat kleinere online sessies vaak tot meer interactie leiden, bijvoorbeeld in de chat, dan fysieke bijeenkomsten. En met acht steden verspreid over het land, is een online bijeenkomst natuurlijk ideaal om zoveel mogelijk betrokkenen deel te laten nemen. We hebben dus ook besloten om het komende jaar nog zo’n drie keer fysiek bij elkaar te komen en voor het overige digitaal af te spreken.”

Je vertelde over het Maatwerkmanifest. Wat is dat precies?

“Professionals uit zeven gemeenten hebben afgelopen jaar in een topklas veel geleerd over maatwerk en welke veranderingen nodig zijn om maatwerk makkelijker te maken. Die lessen hebben ze uitgewerkt in een manifest. Om een voorbeeld te geven: er wordt vaak gezegd tegen instanties ’toon lef’ of ‘pak de ruimte’, maar daar gaat het in de praktijk niet om. Het gaat niet om lef maar om zeggenschap. Bij een maatwerk-aanpak die verschillende leefgebieden raakt, liggen de bevoegdheden vaak bij verschillende diensten. Het manifest zegt: draag bevoegdheden over en geef de professional de ruimte! Als je professionals de boodschap geeft om plannen te maken op alle levensdomeinen maar je geeft hen niet de bevoegdheid, dan is dat een recept voor overspannen professionals.”

In het Maatwerk Magazine (.pdf) dat onlangs verscheen, gaf je aan dat de ambitie van de City Deal het komende jaar is om aan de systemische beperkingen te werken. Is dat ook wat je bedoelt met ‘bevoegdheden overdragen’?

“Ja, ook. Kijk, je kunt wel keer op keer proberen maatwerk te maken, maar je kunt veel beter naar de regels kijken en zorgen dat professionals niet steeds met veel ‘tegenwind’ werken. Om een voorbeeld te geven: veel mensen die uit detentie komen hebben moeite een woning te vinden en vervallen daardoor soms in oud gedrag. Hoe kunnen we nou zorgen dat ze hun woning behouden tijdens hun detentie? Je kunt daar per geval naar kijken, maar je kunt beter de regels veranderen. Een ander voorbeeld is collectief schuld regelen, daar is de gemeente Den Haag mee begonnen. Voorheen gingen er vier á vijf brieven tussen schuldhulpverlener en schuldeiser heen en weer om afspraken te maken. Toen heeft de gemeente gezegd: kunnen we niet een collectieve afspraak maken en bij het eerste contact afspreken of iemand voor schuldhulp in aanmerking komt? Hierdoor verloopt het contact veel makkelijker. Zonder systeemaanpassingen moeten professionals veel werk doen om steeds tegenstrijdigheden te overwinnen.”

En hoe gaat de City Deal Eenvoudig Maatwerk zich het komende jaar dan richten op die systeemaanpassingen?

“We hebben afspraken op systemisch niveau tot onze ambitie voor het komende jaar gemaakt. Dat betekent dat we nu meer gaan inzetten op uitwisseling van systeemvragen binnen de City Deal: wat heb jij binnen jouw gemeenten gedaan om het systeem te veranderen? Welke afspraken en interventies hielpen daarbij? Dit type leren, op het derde-orde-niveau, ontbrak naar mijn mening tot nu toe.”

Is het uiteindelijke doel om Rijksbeleid aan te passen?

“Het doel is om mensen met multiproblematiek effectiever te helpen. Dat is in het belang van cliënt en gemeente. Er blijkt vaak al veel winst te behalen door werkprocessen onder de loep te nemen. Het is belangrijk om vanuit de bedoeling naar vraagstukken te kijken. Vaak doen complicaties zich voor rond grenswerk, processen waar meerdere instanties bij betrokken zijn. Dat vraagt dat organisaties iets moeten herinrichten om het werk voor een ander makkelijker te maken. Dat vergt een andere mindset en dat is lastig omdat routines niet voor niets ontstaan. Als je je alleen richt op het efficiënt uitvoeren van jouw kerntaak is samenwerken een opgave.

Toen in Amsterdam de regels van Bureau Jeugdzorg onder de loep genomen werden, bleek dat ze veel tijd kwijt waren aan het zogenaamde contactjournaal, waarin uitgebreide verslagen van cliëntcontact worden opgenomen. Het was lastig om dat contactjournaal af te schaffen, omdat rechters dit gebruikten bij hun beoordelingen. Maar wat bleek? Rechters gebruikten het contactjournaal niet omdat het te lijvig was om voor alle zaken door te nemen. Dat moet je wel weten om de regels te kunnen aanpassen. Hetzelfde geldt voor het korten op uitkeringen wanneer de Dienst Werk en Inkomen geen reactie ontvangt op een oproep aan een uitkeringsgerechtigde. Dan mag de dienst een sanctie opleggen, maar dat brengt mensen vaak dieper in de problemen. Je kunt dan ook het buurtteam inschakelen, zodat ze met cliënten het gesprek aan kunnen gaan.”

Er bestaat dus al voldoende ruimte in de huidige regels?

“Nou, veel regels bieden al uitzonderingsmogelijkheden. Er is alleen vaak schroom om die te gebruiken vanwege een mogelijke ‘precedentwerking’. Maar precedentwerking is goed: als meerdere individuele gevallen dezelfde systemische knelpunten blootleggen, dan is dat een goede reden om de regels tegen het licht te houden.

Maar natuurlijk is er ook winst te behalen op Rijksniveau. Zo ben ik er voorstander van dat de overheidsvordering wordt afgeschaft. Die geeft de Belastingdienst het recht om geld te vorderen. Maar het is problematisch als mensen in sociale wijkteams mensen in de wijk grip proberen te geven op geld en de Belastingdienst ineens geld van hun rekening haalt.

In de City Deal Eenvoudig Maatwerk verzamelen we voorbeelden. Voorbeelden van hoe werken vanuit de bedoeling mensen met multiproblemen beter helpt. En het komende jaar kijken we dus ook naar kansen en uitdagingen op systeemniveau. Er is nog veel werk aan de winkel, maar ik ben hoopvol dat we met de City Deal een belangrijke bijdrage leveren aan vraaggestuurde oplossingen waar cliënten én gemeenten baat bij hebben.”

‘De energie rond maatwerk moeten we vasthouden’

De City Deal Eenvoudig Maatwerk is een van de 20 City Deals van Agenda Stad. Bij Agenda Stad werken steden, maatschappelijke partners en Rijksoverheid in thematische City Deals samen aan het versterken van de innovatie van Nederlandse steden. Waarom zijn City Deals een succes? En wat zijn de geleerde lessen van de City Deal Eenvoudig Maatwerk? Maatwerk Magazine, een uitgave van de City Deal Eenvoudig Maatwerk, sprak hierover met programmamanager Frank Reniers van Agenda Stad.

Innovatie, leefbaarheid en economische groei in Nederlandse en Europese steden stimuleren: met dat doel werd in 2015 door de Rijksoverheid Agenda Stad opgericht. City Deals zijn het middel om de doelstelling van Agenda Stad te halen. De afgelopen jaren hebben verschillende actuele en complexe stedelijke vraagstukken geleid tot City Deals. Denk aan circulaire economie, klimaatadaptatie, ondermijning en meer regelgeving op maat in het sociaal domein.

Met succes. De werkwijze van Agenda Stad draagt bij aan de doelstellingen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties, en worden gezien als een vorm van bestuurlijke vernieuwing. Dit beeld wordt onder meer ondersteund door Urban Futures Studio van de Universiteit Utrecht die de City Deal-aanpak noemt als goed voorbeeld in de publicatie Experimenteel Bestuur.

City Deals zijn een succes. Wat is de kracht?

‘De praktische insteek is een belangrijke succesfactor van City Deals. In een City Deal signaleren we een probleem sneller, nog voor het belegd is bij een ministerie. Daardoor hoef je niet eerst wetgeving aan te passen om een maatschappelijk vraagstuk op te lossen. Want dan loop je vrijwel altijd achter: een wetgevingstraject duurt vier jaar. Wanneer het Rijk komt met een oplossing voor een complex probleem, schieten gemeenten bovendien vaak in de reflex: dat hebben ze in Den Haag verzonnen. Bij City Deals agenderen steden een vraagstuk bij het Rijk, er is een gemeenschappelijke deler.’

Kun je een voorbeeld geven van een complex stedelijk vraagstuk waar binnen een City Deal een innovatieve oplossing voor is gevonden?

‘Een mooi voorbeeld vind ik de City Deal rond klimaatadaptatie. Het is de taak van het Rijk om dijken te verhogen om wateroverlast in steden te voorkomen. Dat vraagstuk speelt bijvoorbeeld in steden als Zwolle en Rotterdam. Binnen de City Deal is bedacht om in Rotterdam waterreservoirs te maken. Het water komt nu niet meer in de rivieren terecht en wordt in de droge periode gebruikt voor recreatie in de stad. Dat betekent minder onderhoud aan dijken voor het Rijk en meer vertier voor Rotterdammers. De basis van een oplossing is altijd een win-win voor alle betrokken partijen. Als de business case klopt, volgt het geld meestal vanzelf. Deze manier van oplossingen zoeken, zorgt ook voor een nieuwe en meer gelijkwaardige samenwerking tussen Rijk en gemeenten, maar ook met het bedrijfsleven en kennisinstituten.’

Ontbreekt het dan aan een gelijkwaardige samenwerking tussen Rijk en gemeenten?

‘Het Rijk en gemeenten kunnen elkaar nog niet altijd goed vinden, en zelfs departementen onderling niet. Zo zijn bij de decentralisaties in het sociaal domein 4 ministeries betrokken: Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De neiging is om alles verkokerd te benaderen. Terwijl de decentralisaties juist draaien om mensen, departementen, gemeenten en organisaties met elkaar verbinden. Vroeger was het adagium: je gaat erover of niet, maar er is zoveel verwevenheid. In de City Deal Eenvoudig Maatwerk slagen Rijk, gemeenten en professionals er beter in om vanuit mensen met gestapelde problemen te denken en niet sec vanuit wet- en regelgeving.’

Waarom lukt het beter om domeinoverstijgend te werken binnen de City Deal Eenvoudig Maatwerk?

‘Mensen met complexe problemen hebben met veel instanties te maken en zijn erbij gebaat als instanties breder kijken dan hun eigen taak. Dat schept ruimte voor nieuwe oplossingen. Soms is het nodig om de gebaande paden en regels los te laten om te doen wat nodig is: dan spreken we van maatwerk. Zo kwamen er nieuwe oplossingen voor schuldenproblematiek. Joegen het CJIB, de SVB en woningcorporaties voorheen mensen op met aanmaningen en boetes, nu kijken ze veel meer naar de mensen achter de boetes. Ze gaan het gesprek aan als ze schulden vermoeden en verwijzen door naar een wijkteam of schuldhulp. Komen gemeenten en organisaties er lokaal niet uit? Dan kunnen gemeenten de kwestie opschalen naar Rijksniveau. Dan komen alle betrokkenen bij een casus van de ministeries, landelijke uitvoeringsorganisaties en gemeenten bij elkaar om samen naar een oplossing te zoeken. Dat geeft inzicht in wat effecten zijn van wetgeving. De City Deal Eenvoudig Maatwerk werkt zo ook als een instrument om horizontaal en verticaal te leren.’

Wat bedoel je met horizontaal en verticaal leren?

‘Niet alleen de ministeries en landelijke uitvoeringsorganisaties leren van experimenteren met maatwerk. Sociaal werkers worden gestimuleerd om te kijken naar het totaalplaatje. En dat zorgt voor oplossingen die beter passen bij de hulpvraag van mensen. Het levert bovendien oplossingen op die vaak goedkoper zijn.’

Wat is de volgende stap?

‘De kunst is om de geslaagde voorbeelden van maatwerk “op te schalen”. Daar zijn we vanuit Agenda Stad naar op zoek. Vaak is er wel ruimte om te experimenteren, maar de nieuwe werkwijzen moeten natuurlijk ook landen in de praktijk. Groot voordeel is dat binnen de City Deal direct de juiste spelers om tafel zitten om structureel iets te doen en met concrete oplossingen te komen. Dat wordt ook onderstreept en aangemerkt als bijzonder resultaat van de City Deal door de Universiteit Utrecht. Voor nu is het vooral belangrijk om de energie rond maatwerk vast te houden: zoek samen de grens op en maak het leuk. Dat vind ik ook het mooie aan mijn rol: de juiste partijen bij elkaar brengen om samen te innoveren. Soms is de volgende stap bij een City Deal niet altijd duidelijk, maar door je er samen in vast te bijten volgen er altijd verrassende resultaten’.

Dit interview verscheen oorspronkelijk in Maatwerk Magazine, een uitgave van het Programma Sociaal Domein en de City Deal Eenvoudig Maatwerk, gepubliceerd op 24 juni 2020.

 

‘Gemeenten, ga autodelen gewoon doén!’

Stockbeeld van een buurauto, een witte elektrische Nissan Pulsar geparkeerd voor een treinstation

Als voorzitter van de Green Deal Autodelen II en het kernteam Deelmobiliteit, geeft Betty de Boer (1971) graag het goede voorbeeld. “Ik heb mijn tweede auto weggedaan. Dat kan prima hier, in de binnenstad van Groningen. Net als in andere grote steden is er genoeg OV beschikbaar. Dat combineer ik met een deelauto.” 

Al in haar periode als VVD-Kamerlid (2010-2017) pleitte ze als woordvoerder mobiliteit voor het faciliteren van Mobility As A Service (MAAS), waarvan deelmobiliteit onderdeel kan zijn. Van het een kwam het ander en in 2019 werd de gedreven Friezin gevraagd om voorzitter van de Green Deal Autodelen II te worden. Ook is ze inmiddels voorzitter van kernteam Deelmobiliteit. Met beide functies is Betty in totaal één dag per week bezig, naast haar werk als directeur van de regio Groningen-Assen, en als lid van diverse raden van toezicht.

Wat zijn je taken als voorzitter?
“Ik zoek contact met partijen die autodelen kunnen versnellen, zoals de grotere gemeenten. Eindhoven, Den Bosch, Rotterdam, Den Haag, Amsterdam, Maastricht, Arnhem, noem maar op. Ik vraag hen waar ze tegenaan lopen met autodelen. De antwoorden neem ik mee terug naar het kernteam, waarin de ministeries van BZK, EZK en IenW zijn vertegenwoordigd. Daarnaast hebben we een stuurgroep waarin de autodeelbedrijven zitten. Daarmee kijken we welke drempels we in Nederland kunnen wegnemen om autodelen naar een hoger plan te tillen. Daar hebben we werkgroepen voor opgericht, zoals een werkgroep Gemeenten en een werkgroep Veiligheid.”

Betty de Boer

Betty de Boer

Hoe vind je dat het tot nu toe gaat?
“Autodelen neemt zeker toe, maar heeft de potentie om harder te groeien. Er komen steeds meer initiatieven van de grond. Op een gegeven moment kan autodelen wel exponentieel gaan toenemen. Mensen vragen zich soms af of een deelauto wel beschikbaar zal zijn als zij er een nodig hebben. Maar hoe meer deelautoaanbieders er zijn, hoe meer auto’s er natuurlijk zijn. Dus hoe meer aanbod, hoe meer vraag.

Verder zie ik gemeenten worstelen met het maken van beleid. Er moet éérst beleid zijn, denken ze. Maar autodelen moet je gewoon doen. Aan de hand van de ervaringen die je daarmee opdoet, kun je het beleid vervolgens bijsturen.

Wat speelt er momenteel?
“Met de gemeentewerkgroep zijn we bezig met een Europese Aanbesteding voor de ontwikkeling van een toolkit. Die moet gemeenten gaan helpen om autodelen te implementeren, zodat dat ten eerste op eenzelfde wijze gebeurt. Dat is makkelijker voor autodeelbedrijven die tegen verschillende eisen en vergunningtrajecten aanlopen. In een andere werkgroep kijken we of we het verzekeren kunnen vergemakkelijken. Nu is de auto verzekerd, maar eigenlijk zou je het mobiliteitsgedrag van de bestuurder willen verzekeren. Dan maakt het niet uit in welke auto je rijdt en ben je bij een ongeluk altijd verzekerd.

Verder verzoeken we de rijksoverheid om met gerichte maatregelen het gebruik van autodelen te stimuleren. Denk aan een landelijke vergunning en een lager btw-tarief.

En we houden we ons nu natuurlijk bezig met de coronacrisis. We vragen aan deelbedrijven hoe het gaat en dat koppelen we terug naar EZK. Ook zij zien hun omzet teruglopen. Je ziet sinds de crisis ook nieuwe initiatieven in de autodeelmarkt, zoals het aanbieden van deelauto’s aan zorgpersoneel tegen een gereduceerd tarief.”

Denk je dat het virus gevolgen zal hebben voor autodelen?    
“Ik probeer het altijd positief te benaderen. Je kunt voor de hygiëne doekjes beschikbaar stellen om onder andere het stuur mee te reinigen; net zoals op kantoor en in het OV. Mensen willen liever niet met het openbaar vervoer en dat biedt ruimte voor autodelen. Zo kan autodelen slim bijdragen in de mobiliteitsbehoefte van mensen. Daar zie ik wel kansen voor!”

Hoe verhoudt de Green Deal zich precies tot de City Deal? 
“Bij de Green Deal kan het ook gaan om hybride auto’s; de City Deal richt zich specifiek op elektrische auto’s. Dat is goed mogelijk omdat de City Deal zich concentreert op nieuwbouwprojecten. Daar kun je makkelijker een systeem realiseren dat elektrisch is; dat kan in bestaande wijken niet altijd. De ambtenaren in de kernteams werken op de achtergrond samen om elkaar te versterken.”

Volgend jaar lopen beide deals af. En daarna?
“In ieder geval is nu akkoord dat de City Deal iets wordt verlengd, tot het einde van de Green Deal in oktober 2021. Dus die lopen nu parallel. Vervolgens gaan we natuurlijk voor een verlenging van beide deals. Daar zet ik op in, want autodelen – en in bredere zin: deelmobiliteit – verdient blijvend onze aandacht.

Hoe staat het met nieuwe partners? 
“Er is nog steeds belangstelling van nieuwe partijen. In november 2019 hadden we de laatste ondertekenronde en we zijn nu bezig een nieuw ondertekenmoment te organiseren. Dit wordt vlak voor of na de zomer.

Staat er nog bijeenkomsten op de agenda?
“We gaan vooralsnog door met het organiseren van een Green Deal-partnerbijeenkomst op 10 september. In Rotterdam, aan de Wilhelminakade 179, vanaf 15.30 uur. Ook de City Deal-partijen zijn van harte welkom!”

Bouwen aan een duurzame kennisinfrastructuur in Nieuw-West

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Studenten aan het werk aan tafels in een creatieve werkruimte

In Amsterdam zijn in maart twee trekkers gestart voor het coördineren en verbinden van studentenonderzoek in Nieuw-West. Dit is de invulling van Amsterdam met de nieuwe middelen, die zij ontvingen uit de City Deal Kennis Maken gelden. Aukelien Scheffelaar en Ellen Budde gaan namens de City Deal partners in Amsterdam bouwen aan een duurzame kennisinfrastructuur voor dit stadsdeel. 

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en Externe Verbinding.

Ellen Budde.

Wie is Ellen?
Ellen: “Ik werk ruim twintig jaar voor de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Sinds 2001 werk ik aan projecten en geef ik geen les meer. En de laatste jaren is dat vooral met projecten die zich in de stad afspelen. En dat is heel erg leuk. Ik ben momenteel als kwartiermaker betrokken bij het samenwerkingsverband dat we hebben met de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) in Nieuw-West. Doel is om meer exposure te krijgen naar buiten toe voor het werk van onze studenten in de wijk, ook naar de bewoners toe. Voor de bibliotheek zelf is het een kans om meer dynamiek te genereren. Sommige locaties lopen niet altijd even goed. Die kunnen wel een extra boost gebruiken. We denken eraan om nog twee van zulke stadcampussen te starten in andere stadsdelen. En dat is eigenlijk mijn link met de City Deal. Nieuw-West is een grote wijk met heel veel vraagstukken. In de wijk zijn veel partners die er opereren. Van het Calvijn College, de VU, de HvA en het ROC tot heel veel bewonersinitiatieven. Hoe interessant is het om dat te coördineren? Daar ligt echt een kans  voor de City Deal, denk ik. Wat is er mooier dan dit allemaal bij elkaar te brengen?”

Aukelien Scheffelaar.

Wie is Aukelien?
Aukelien: “Ik werk als postdoc onderzoeker en docent bij de VU bij het Athena Instituut. Vanuit dat instituut doen we veel inter- en transdisciplinair onderzoek, waarbij we zoveel mogelijk onderzoek vóór en samen met de samenleving doen. Ik heb een sociaalwetenschappelijke achtergrond. Ik werk bij het team Community-Service Learning (CSL). In deze onderwijsvorm zetten studenten hun academische vaardigheden in om maatschappelijke vraagstukken te adresseren, samen met bewoners en maatschappelijke partners , zoals de gemeente en  welzijnsorganisaties. Het mooie van CSL is dat het zowel meerwaarde heeft voor de studenten als voor de bewoners. Binnen de VU worden in veel CSL-cursussen maatschappelijke thematiek geadresseerd zoals eenzaamheid, duurzaamheid, inclusiviteit en roken. Daarom ben ik gevraagd om samen met Ellen om dit project te trekken in Amsterdam.”

Wat gaan jullie precies doen in Nieuw-West?
Ellen: “We hebben eerst gekeken wat er allemaal al is aan studentenonderzoeken in de wijk. Vanuit de VU wordt er veel onderzoek gedaan en ook vanuit BOOT Nieuw-West, de kenniswinkel voor de wijk van de HvA, lopen er veel studentenprojecten in de wijk. Wij willen kijken waar onze meerwaarde ligt? Waar kunnen we een pilot van maken? We hebben als eerste gekozen voor de Alliantie Eenzaamheid, een samenwerkingsverband in Nieuw-West met veel partners, waaronder kerkelijke organisaties, de HvA, de VU, de Regenboog Groep, Markant en het Calvijn College. In 2018 is de Alliantie gestart. We willen helpen deze samenwerking verder te brengen. Wat kunnen we daarvoor doen? Hoe kunnen wij als kennisinstellingen bijdragen om dit weer een succesvolle club te laten zijn? Vanuit de kennisinstellingen ligt ook de wens en de kans om zo de vraagstukken uit de wijk terug te brengen naar de curricula.”

Aukelien: “Het tweede onderwerp dat we willen oppakken is duurzaamheid. Dat is nog een project dat helemaal moet worden opgestart om samen met bewoners en maatschappelijke partners studentenprojecten op vorm te geven. We hebben bewust gekozen voor de combinatie van een bestaande samenwerkingen als pilot en een nog niet zo ontwikkeld thema. Dan heb je twee verschillende casussen die enorm van elkaar verschillen qua ontwikkeling.”

Ellen: “Ook verschillen ze erg qua inhoud. De meeste projecten in wijken spelen zich toch af in het sociale en maatschappelijke domein. Voor duurzaamheid kunnen we juist hele andere faculteiten benaderen, zoals economie, techniek en creatieve industrie. “

Hoe zien jullie de verdeling onderling van het werk?
Aukelien: “We zijn per 1 februari gestart en tot nu toe werken we heel veel gezamenlijk. We hebben samen een ‘Plan van Aanpak’ geschreven en daardoor hebben we elkaar ook beter leren kennen. Het is leuk om te zien hoe onze verschillende achtergronden naar voren komen.”
Ellen: “In het ‘Plan van Aanpak’ hebben we vier grote actiepunten opgesteld. Ten eerste gaan we een literatuuronderzoek doen naar (bestaande) kennisinfrastructuren. Ten tweede gaan we de kennisinfrastuctuur operationaliseren en best practices verbinden en opzetten. De eerste concrete stap daarin is mensen interviewen die betrokken zijn bij de Alliantie Eenzaamheid. Daarin bleek ik wat pragmatischer te zijn dan Aukelien. En Aukelein een meer academische invalshoek te kiezen. Het is een mooi voorbeeld van wat de kracht is van elkaar aanvullen en elkaars eigenheid. Dus nu gaan de we de interviews samendoen.”

Aukelien: “Op de universiteit ben ik, vind ik zelf, al heel praktisch en pragmatisch. Als ik samenwerk met Ellen dus niet… (lacht)”.

Ellen: “Ik leer weer dat ik heel zorgvuldig moet zijn, bijvoorbeeld bij het opstellen van de interviewvragen. Ze dwingt me heel scherp te zijn.”

Wat zijn de andere twee actiepunten?
Ellen: “Als derde gaan we de verschillende typen kennis in beeld brengen. Je hebt soms hele andere skills en kennis nodig bij een opdracht in de praktijk. Het matcht niet altijd. Dan krijgt een student een opdracht, maar heeft de praktijk er niets aan. We moeten echt op zoek naar onderzoek waar ook de bewoners van Nieuw-West wat aan hebben, bijvoorbeeld  een flyer of een voorlichtingsbijeenkomst. Tegelijk ligt er voor een docent de uitdaging om het product te beoordelen en de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. Het is het spanningsveld van het werken in de praktijk. En dat vind ik juist erg mooi. Het vierde punt is de procesbeschrijving. Met vallen en opstaan gaan we leren wat wel en wat niet werkt. Niks is helemaal van te voren al uitgedacht. Met de lessen die we leren uit deze projecten willen we beschrijven waar je op moet letten als je een volgende keer zo’n project op zet.”

Aukelien: “Daarom willen we cyclisch werken. Als iets niet goed werkt, passen we het aan, zodat het beter aansluit. Niet alles is helemaal uitgedacht.”

Nieuw-West in Amsterdam. Foto: Jeroen Mirck/Flickr Creative Commons.

Jullie vertegenwoordigen al die partners. Hoe is de samenwerking?
Aukelien: “Op dit moment zijn we net begonnen natuurlijk, maar er was al een stuurgroep cyclisch werken actief met relevante partners, waaronder de gemeente, de Universiteit van Amsterdam, In Holland, ROC en de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Het biedt allemaal mogelijkheden voor creatieve input en producten. We willen zoveel mogelijk de expertise van onze partners benutten. We hebben regelmatig bijeenkomsten met alle Amsterdamse partners van City Deal waar we hun kritische feedback vragen.”

Wat zien jullie als de grootste mogelijkheden en uitdagingen de komende tijd?
Aukelien: “Er zijn al heel veel initiatieven gaande in Nieuw-West en we zien allerlei mooie kansen. Maar we willen de samenwerking vooral duurzamer maken, echt een infrastructuur opbouwen. Het moet dus niet iets eenmaligs worden maar voor langere tijd voortbouwen. Daarvoor is draagvlak heel erg belangrijk en dat de partners zich gelijkwaardig voelen.”

Ellen: “Ja, we hebben daar drie mooie woorden voor bedacht in onze Plan van Aanpak: Robuust, Duurzaam en Eigenaarschap.”

Waar zijn jullie verder nog naar op zoek vanuit het landelijke netwerk?
Aukelien: “Vooral leren van anderen. We willen bij deze een oproep plaatsen: Als andere stedenervaring hebben bij het opbouwen van een duurzame kennisinfrastructuur waar wij van kunnen leren, dan  horen we er graag meer over. Neem dan vooral contact met ons op!  Verder kijken we uit naar de City Deal Kennis Maken uitwisselingen.”

Ellen: “Ik ben inderdaad erg benieuwd naar infrastructuren van samenwerking in andere steden. Hoe breed en smal zijn de voorbeelden? We gaan er nu echt verder induiken.”

Een Community of Practice verbindt onderwijs met de buitenwereld

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Groepsfoto van minorstudenten in de Community of Practice Smart Sustainable Cities

Hoe innoveer je een opleiding tot een Community of Practice? Martijn Rietbergen kreeg er een Comeniusbeurs voor om dat uit te zoeken met de minor Smart Sustainable Cities aan de Hogeschool Utrecht. Door een betere band met de beroepspraktijk en betere sociale verbondenheid moest er een rijke leeromgeving ontstaan. Wat leverde dat op?

Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Meerwaarde & Vaardigheden en  Cultuur & Communityvorming.

Wat is een Community of Practice eigenlijk precies?
Rietbergen: “Bij de ontwikkeling van een CoP vorm je een groep mensen die, uit belangstelling voor hetzelfde onderwerp, kennis en ervaring daarover met elkaar deelt. Allerlei stakeholders, van studenten tot overheden en bedrijven, werken samen aan één thema. En in ons geval was dat Smart Sustainable Cities. We hebben het idee ervoor twee jaar geleden bedacht. De stakeholders spreken daarbij dan dezelfde taal: ze gaan uit van een gezamenlijke theorie en methoden en technieken. Zo kunnen ze toewerken naar een gemeenschappelijke beroepspraktijk. Je ziet de CoP als werkvorm steeds meer terugkomen, bijvoorbeeld in de energietransitie en circulaire economie.”

Martijn Rietbergen.

Wat voor concrete onderwerpen stonden er op de agenda?
“Er waren drie subdoelen in het project. Ten eerste wilde we coöperatief leren ontwikkelen. Hoe kunnen we een blended learning, -de mix van online en fysiek onderwijs-, zodanig ontwikkelen, dat studenten meer van elkaar kunnen gaan leren? We hebben daarvoor een nieuwe leeromgeving opgezet, genaamd Canvas, waarin we een aantal opdrachten hebben ontwikkeld. Studenten moesten bijvoorbeeld aan de slag met het maken van een onderzoeksplan, feedback geven op elkaars werk en een definitie ontwikkelen van wat Smart Sustainable Cities precies zijn. Wat we hebben geleerd is dat studenten toch niet zo dol zijn op online leeractiviteiten.”

Waarom niet?
“Het idee voor Canvas was goed, maar het werkte niet optimaal. Het overkoepelend idee was dat de interactie met peers juist belangrijk zou zijn om van elkaar te leren in plaats van een docent die vertelt hoe het zit. Wat blijkt? Studenten vinden het toch belangrijker om met elkaar in gesprek te zijn. Misschien is het goed dat we voor een volgende keer een online leeromgeving aan te scherpen door deze te verbinden aan studiepunten? In de tweede ronde van de minor zijn we er dan ook van afgestapt, en doen we alles weer face to face. Studenten reageren daar veel positiever op. Ze zeggen het zinvoller, prettiger en makkelijker te vinden.”

Wat waren de andere subdoelen?
“In het tweede project wilden we een ICT-tool ontwikkelen die kennis, welke vastgelegd is in allerlei rapportages en onderzoeken, beter vindbaar maakt. Zo wilden we kennisaccumulatie vastleggen in het studentwerk. Je ziet dat hogescholen ermee worstelen. Waar breng je het onder? Vaak doen ze het op website, waar het dan vaak moeilijk terug te vinden is. In ons project heeft een aantal studenten een tool ontwikkeld die verschillende databases hierop kan onderzoeken. Ze hebben bepaalde websites en databases goed met elkaar weten te verbinden. Helaas liepen ze ook aan tegen AVG richtlijnen of dat sommige websites niet toegankelijk zijn. Daarom moet de tool moet nu verder worden doorontwikkeld worden tot een zoekmachine. Het derde subproject was de CoP zelf. Hoe organiseren we het? Hoe zorg je ervoor dat al die actoren met elkaar interacteren? Daarvoor hebben we allerlei modellen en fases ontwikkeld, die samen de levenscyclus vormen van een CoP.”

Hoe ziet zo’n levenscyclus er uit?
“Eerst kijk je waar de behoeften liggen, dan ontwerp je wat voor soort interacties je wilt maken, vervolgens ga je richten op prototyping, de lancering ervan en het verder laten uitgroeien. Uiteindelijk wil je de aanpak in de markt zetten. Het thema Sustainable Smart Cities bleek nogal omvangrijk. Daarom zijn we onderzoek gaan doen in verschillende thema’s ervan. De nadruk binnen het Comenius Project is uiteindelijk op Smart Urban Mobility komen te liggen.”

Hoe kijk je terug op de Community of Practice?
“De uitvoering liep goed, volgens plan. De bestendiging van de community was zelfs eerder tot stand gekomen dan verwacht. We hadden best veel belangstelling van de buitenwacht om te participeren. Bedrijven en overheden zoeken ons op om gezamenlijk projecten te starten. Het enige wat ietwat tegenviel was het enthousiasme van de studenten. Terwijl het toch een mooie gelegenheid is om stageplekken te vinden en extra curriculair te werken.”

Wat zijn je belangrijkste lessen?
“Rond het eerste project was de belangrijkste les dus dat een online leeromgeving zijn beperkingen heeft. Wil je met mensen intensief omgaan, dan is online niet de juiste weg daarvoor. Misschien werkt het wel efficiënter voor grotere groepen. Bij het tweede project hebben geleerd dat AVG en vertrouwelijkheid best wel issues zijn bij het koppelen van databases. Met de zoekmachine is daarom helaas nog te weinig gedaan. Daarvoor is meer ICT-ondersteuning nodig, wat buiten mijn invloedssfeer ligt. In het derde project hebben we geleerd dat als je studenten niet in korte tijd weet te verbinden aan een issue, ze wegwaaieren.”

Wat kun je doen om dat te voorkomen?
“Misschien werkt het als je de CoP anders inricht en integreert in een opleiding? Wel hebben we gezien dat een CoP een goede manier is om bedrijven en overheden beter aan je te verbinden. Maar ook daarvoor moet je continu dingen blijven organiseren om de boel levend te houden. Het vergt meer dan af en toe met partners bij elkaar zitten. Dat moet je je realiseren. In de regio werken veel gremia al aan het thema Mobiliteit. Men heeft niet altijd even goed op het vizier wat iedereen doet. We moeten meer gaan samenwerken, hebben we geconcludeerd. Ook dat is een belangrijke opbrengst. We hebben verder aardig wat buitenlandse connecties opgedaan, want de CoP komt voort uit een Europees project. Als we die contacten aanhalen kunnen we straks meer met studenten uitwisselen, en gastsprekers uitnodigen. Daar wordt hard aan gewerkt.”

Zie je dit als dé manier voorwaarts voor innovatief onderwijs?
“Het ligt er aan hoe je de CoP inricht. De bottomline is toch de interactie met de externe opdrachtgever. Als je met een aantal partners voor langere tijd projecten doet, heb je al de helft van je CoP te pakken. Het Comenius netwerk doet dat best wel goed. Ze organiseren heel veel, delen veel info, steken er veel effort in om het draaiend te houden.

Wat zou je nog willen meegeven aan het netwerk van de City Deal Kennis Maken?
“Vanuit onze minor werken we precies op dezelfde manier als de City Deal. We werken samen met bedrijven en gemeenten. Zo hebben we bijvoorbeeld Bunnik als opdrachtgever. Studenten kijken daar hoe ze het stationsgebied duurzamer kunnen inrichten en aantrekkelijker kunnen maken. Ik wil graag een oproep doen. We hebben veel aanbod voor gemeenten. Dus meld je bij ons aan voor multidisciplinair onderzoek zoals in onze minor, of andere projecten op het gebied van engineering, gebouwde omgeving, social work, communicatie en business. Studenten van de Hogeschool hebben veel in hun mars. Ze bieden echt meerwaarde, komen vaak met leuke ideeën en creatieve oplossingen, waar opdrachtgevers meteen wat aan hebben. Ik zou graag zien dat studenten door opdrachtgevers meer worden ingezet als junior projectmedewerkers, als een soort externe consultants. Het zou interessant studenten hierop af te rekenen zodat hun expertise voor bedrijven en gemeenten nog waardevoller wordt.”

Creatieve ideeën voor het stationsgebied van Bunnik.