Dinsdag 31 augustus was er een interessante kennissessie voor gemeentes, ontwikkelaars en aanbieders. Via vier korte presentaties op Teams gingen de deelnemers in op de hoofdvraag ‘Wat hebben gemeenten en projectontwikkelaars van elkaar nodig om deelmobiliteit succesvol te realiseren?’.
Projectontwikkelaars hadden de wens geuit om meer kruisbestuiving te creëren tussen de partijen, om zo inzicht te krijgen in elkaars werkwijze en hoe elkaar te versterken. Deze twee uur durende Teams-sessie gaf gehoor aan deze wens. Deloitte en Advier presenteerden hun ervaringen met hun ontwikkelde beleidstoolkit. Namens drie Gooise gemeenten werden de ervaringen met buurtschap Crailo gedeeld. Daarop volgden de twee verhalen van ontwikkelaars BPD en AM. Bij deze een verslag van deze interactieve ochtend, georganiseerd door City Deal-secretaris Sanne Kalshoven en Margriet Schepman van NEPROM.
Allereerst stipte Green Deal-voorzitter Betty de Boer in de aftrap het belang van klimaat aan in uitgelekte rijksbegrotingsplannen. Dat het klimaat en de huidige onderhoudsopgave van de bestaande Nederlandse infrastructuur stevig op de agenda staan, biedt in deze tijd kansen voor deelmobiliteit. Zeker als je daarnaast denkt aan de miljoen woningen die nodig zijn.
EU-project beleidstoolkit – Wouter de Wit, Deloitte
Gemeentebeleid blijkt de belangrijkste succesfactor voor deelmobiliteit, zo begint Wouter zijn presentatie. Daarom kregen ministeries EU-subsidie om gemeenten te ondersteunen bij het ontwikkelen van dat beleid. Samen met Advier is Wouters werkgever Deloitte opdrachtnemer van trainingstrajecten hierover. Zij ontwikkelden een toolkit, bestaand uit een kennis, beleid- en communicatieonderdeel. Bij veel gemeenten regent het namelijk vragen om deelmobiliteit te faciliteren, niet alleen vragen van deelmobiliteitsaanbieders, maar steeds meer vragen van projectontwikkelaars die deelmobiliteit willen integreren in nieuwe gebiedsontwikkelingen in ruil voor korting op de parkeernorm. De meeste gemeenten willen hier wel inmee gaan, maar wel onder de juiste voorwaarden. En ze hebben behoeften aan inzicht in de wijze waarop ze deze voorwaarden kunnen vormgeven in beleid en afspraken met projectontwikkelaars. Meer kennisuitwisseling en kruisbestuiving tussen gemeenten en projectontwikkelaars helpt bij het verkrijgen van deze inzichten en bij het beter begrijpen van elkaars (on)mogelijkheden;
“vandaar ook deze kennissessie!” Wouter deelde de belangrijkste takeaways van de trainingen en de ‘stereotypen’ die leven bij gemeenten over ontwikkelaar en vice versa. Daaruit hebben Deloitte en Advier geprobeerd randvoorwaarden en oplossingsrichtingen te destilleren.
De coöperatiestructuur van Goois buurtschap Crailo – Minze Walvius, Advier
GEM Crailo is een samenwerkingsverband van gemeenten Gooise Meren, Hilversum en Laren. Hierdoor is het uiteindelijke beheer van de te realiseren wijk Crailo anders dan gebruikelijk. Samen met een op te zetten energie coöperatie biedt dit kansen voor andere beheervormen en meer betrokkenheid en eigenaarschap van de bewoners.
Minze bouwt voort op internationale ervaringen die o.a. zijn opgedaan binnen het project www.share-north.eu. In een aantal steden kan korting op de parkeernorm eenvoudig definitief of tijdelijk worden afgekocht bij de gemeente, die vervolgens zorgt voor alternatief vervoer en fallback-scenario’s. In de ogen van Minze richt je een wijk idealiter zó in, dat de eigen auto verder van huis is dan de OV-mogelijkheden, en heb je direct om de woning (deel)fietsen. Als je vanuit die filosofie de ruimte gaat inrichten, zie je dat automatisch het gedrag verandert – zeker aansluitend op het Live changing moment van de verhuizing naar en nieuwbouwwijk. Dit is behoorlijk vooruitstrevend voor Nederland, maar vanuit gedrag gezien is het logisch.
“In Crailo zijn we bezig met de puzzel hoe we de energiecoöperatie organiseren ten opzichte van de mobiliteitscoöperatie. Krijgen die straks ieder zijn eigen app? En komt er daarnaast nog een app van de beheerorganisatie? Een lastig vraagstuk. Zeker omdat we nu ook de marktconsultatie in moeten gaan voor de aanbieders van energie en mobiliteit, en in beide sectoren gaan de ontwikkelingen ontzettend snel. Hoe kunnen we daarbij flexibel blijven? Daarop hopen we ook van marktpartijen een antwoord te krijgen.” Bekijk hier de presentatie over Crailo (pdf).
Na een vraag van een van de luisteraars vertelt Minze dat de politici het liefst één app willen voor ieder thema. Maar als hij naar het buitenland kijkt, vraagt hij zich af een app überhaupt noodzakelijk is. Het kan ook een website zijn, of een paal met een scherm. Niet iedereen heeft immers constant 4G-internet, en je wilt zoveel mogelijk mensen bedienen.
Daarnaast wijst hij op het belang van het vroeg, vanaf de bestemmingsplanfase, in kaart brengen van de ‘hardware’: van wie is die laadpaal, van wie is deze parkeerplaats, van wie zijn die afvalcontainers? Anders kun je straks niet meer sturen op de data. Daarbij gaat het ten koste van veel ruimte indien dergelijke zaken in het ontwerp niet worden gebundeld.
Toolbox en projecten – Stijn Boogerd, BPD (Bouwfonds Property Development)
Stijn Boogerd benadrukt dat de doelgroep het uitgangspunt is. De verhuizing naar een aantrekkelijke autoluwe nieuwbouwwijk is een kans voor (mobiliteit)gedragsverandering. ‘Artist impressions’ van stedelijke nieuwbouwprojecten en aanbestedingen/tenders laten zien dat een groene autoluwe omgeving goed verkoopt. Samen met andere partijen heeft gebiedsontwikkelaar BPD een toolbox en een leidraad gemaakt om gebiedsontwikkeling en (deel)mobiliteit beter met elkaar te verbinden. Centraal staat een processchema waar diverse tools onder hangen, zoals mobiliteitskaarten, een dashboard autobezit en hulpmiddelen voor deelmobiliteit. De kern is volgens Stijn: ruimte is schaars in steden, en als je naar ruimtegebruik kijkt is de (privé)auto niet bepaald de beste vervoerswijze. Hij wil daarom naar een bepaalde volgorde van vervoerswijzen. Uit Vlaanderen komt het concept STOP: Stappen, Trappen, OV, Privéauto. Daar heeft Rebel de M van MaaS/Deelmobiliteit aan toegevoegd: STOMP. “Daarmee zoeken we naar een betere balans, waarbij we andere mobiliteit voorrang geven.” Stijn laat afbeeldingen uit de laagdrempelige klikbare leidraad zien, waarin ook de concepten van MaaS en de mobiliteitshub staan uitgelegd.
Hij wijst op het belang van realistische en flexibele parkeernormen als succesfactor voor deelmobiliteit: waarop is de reductie en is het vertrekpunt wel realistisch? Een kleine groep gemeenten hanteert nu lagere (maximum)parkeernormen, maar veel gemeenten gaan nog uit van te hoge parkeernormen gebaseerd op de ruime bandbreedte van de CROW-parkeerkengetallen. Het gevolg hiervan is te hoge parkeernormen voor met name stedelijke (huur)appartementen. Het BPD-dashboard autobezit, met het werkelijke autobezit per doelgroep en woningtype per gemeente en buurt, helpt om tot goede parkeernormen voor een specifiek project te komen. Te hoge parkeernormen helpen niet om van deelmobiliteit een succes te maken. Aanbieders van deelmobiliteit bieden anders gezegd een oplossing voor een “parkeerprobleem” met schaarste aan parkeerplekken.
Ook parkeerregulering is een belangrijke succesfactor voor deelmobiliteit en voorkomt mogelijke overloop naar omringende buurten van een nieuwbouwproject. Een kansrijke doelgroep voor deelmobiliteit is in zijn ogen mensen die maximaal 1 à 2 keer per week de auto gebruiken, mensen die vaker autorijden zijn te duur uit met deelmobiliteit. Maak parkeerplaatsen voor deelmobiliteit het liefst in openbaar gebied, als voorziening voor de hele buurt, in plaats van in een garage. Met 5 gerealiseerde en 10 deelmobiliteitsprojecten in aanbouw lukt het BPD steeds beter om deelmobiliteit te ontwikkelen. Stijn sluit zijn presentatie af met de laatste factor voor succesvolle deelmobiliteit, namelijk een goed aanbod van deelmobiliteit: onder andere gericht op doelgroep, woningen en locatie, multimodaal, tijdig gereed en met een sluitende businesscase.
Mobiliteitsaanpak op maat – Maarten Markus, AM
Maarten Markus van gebiedsontwikkelaar AM lichtte de mobiliteitsaanpak toe die AM hanteert voor nieuwe projecten aan de hand van praktijkvoorbeelden. In 4 projecten is als eindresultaat deelmobiliteit opgeleverd en in 18 lopende projecten is deze aanpak toegepast.
Stap 1 – Analyseren: “Maatgevend voor de kansen van deelmobiliteit is hoe auto-onafhankelijk een locatie is, vooral kijkend naar de werkbestemmingen.” Ook het lokaal beleid telt daarbij mee: bij een onnodige hoge parkeernorm, zijn mensen eerder geneigd een auto mee te verhuizen of later te kopen.
Stap 2 – Ontwerpen: In het Bajeskwartier in Amsterdam is één autoluwe straat die alle straten met elkaar verbindt, richting de metro. Autoluwheid vergroot je door: voetgangersconnectiviteit, ‘doorwaadbaarheid’ (prettig om doorheen te lopen), goede fietsparkeermogelijkheden, de auto parkeren op een centrale plek op afstand en heterogeniteit aan doelgroepen en leefstijlen: waardoor niet iedereen tegelijk (deel)mobiliteit gebruikt.
Stap 3 – Programmeren van (deel)mobiliteit: Welke mobiliteitsbehoefte blijft er over na lopen, fietsen en het OV? “Daar kijken we naar via onderzoek, waarmee je per doelgroep een goed beeld van de mobiliteitsbehoefte krijgt, en zo de kans op een hoge deelname vergroot.” Diversiteit in het aanbod is voor de een belangrijk, maar voor een ander juist de service of de betrouwbaarheid. Tot slot de multimodaliteit: het is interessant om het kopen van een e-bike te stimuleren, om daarmee het autogebruik te verminderen, en zo even af te stappen van deelmobiliteit als dat zo uitkomt.
Stap 4 – Realiseren: Wat heel belangrijk blijkt is de mobiliteitsgarantie verankeren: laat deelplekken deelplekken. Voorkom dat deelauto’s in parkeergarages staan; hou het toegankelijk. Zichtbaarheid is belangrijk, evenals als opschaalbaarheid via het reserveren van deelplekken. En wat als deelmobiliteit juist beter werkt dan gedacht en er parkeerplekken vrijkomen? Ook daarvoor is flexibiliteit nodig. En houd rekening met overdracht aan de VVE of belegger.
Stap 5. Monitoren
“We kijken naar de spreiding van het gebruik; hoeveel gebruikers van deelauto’s komen er uit het project en hoeveel uit de omgeving? En naar de gebruiksduur, bezettingsgraad en de tevredenheid van de gebruiker. Met de aanbieder kijken we naar het break-evenpoint. Soms kun je namelijk iets extra doen om het gebruik te verhogen, bijvoorbeeld via communicatie.”
Belangrijkste succesfactor is volgens Maarten de manier waarop je deelmobiliteit vormgeeft in een project. “En als we kavelgewijs deelauto’s neerzetten, zetten we onszelf klem in de toekomst; het is veel meer een gebiedsopgave. Het toekomstperspectief van deelmobiliteit is namelijk erg groot!”
Breakoutrooms
Na de presentaties werden de aanwezigen in groepjes in losse ruimtes gezet, om in kleine kring nog kort door te praten. Daar werd nog gesproken over onder andere: deelmobiliteit op maaiveld ja of nee; de dalende behoefte van de jeugd om een eigen scooter te hebben; het belang van diversiteit in je doelgroep; de kansen die óók bij niet-incidentele gebruikers liggen en de zichtbaarheid en toegankelijkheid in de wijk.