4 jaar City Deal Kennis Maken: ‘Tijd voor een nieuwe fase’
In 2017 trapte de City Deal Kennis Maken af. Nu gaat de City Deal een nieuwe fase in, met een nieuwe financiële regeling. Programmamanager Rowinda Appelman kijkt terug op vier jaar City Deal en vertelt meer over de nieuwe koers. ‘We gaan het nu echt op een andere manier doen.’
Dit artikel hoort binnen het overkoepelende model voor verbinding met de samenleving bij het radar Cultuur & Communityvorming en Organisatie & Sturing.
De City Deal is in 2017 van start gegaan. Waar staan we nu vier jaar later?
“Eigenlijk zijn we ooit begonnen vanuit het idee van de toenmalige minister Jet Bussemaker en het position paper van het Netwerk Kennissteden, die allebei iets wilden doen met verbinding met de samenleving. Toen hebben we alle universiteitssteden benaderd om te gaan meedoen. We hadden verwacht dat er maar drie of vier mee zouden doen, maar dat waren er dus tien van de elf universiteitssteden. Daarbij hebben we het tweede jaar besloten uit te breiden naar alle steden in Nederland met grote hogescholen. Ook al deze steden reageerden enthousiast op deelname. Zo kwamen we dus al heel snel uit op 19 steden. Begin dit jaar is Eindhoven als 20e stad toegetreden.”
Maakt het samenwerken met zoveel partners het niet juist complexer? Hoe begon je?
“Ik weet nog dat mensen naar de City Deal keken en zeiden ‘jeetje wat een hoop partners’. Hoe ga je dat doen? We zijn klein begonnen. We zijn gestart met een heel klein beetje geld voor wat evenementen en mijn salaris. In 2017 ben ik gestart met een grote ronde door Nederland waar ik drie maanden lang met iedereen kennis heb gemaakt en heb opgehaald wat de wensen en verwachtingen zijn. En wat het einddoel moet zijn voor die verbinding met de samenleving. Dat is zo’n breed begrip. Hoe pak je dat aan? Het allerbelangrijkste bleek de groep van ontzettend gemotiveerde mensen die hielpen een olievlekwerking aan de City Deal te geven. Top-down is belangrijk, bestuurders moesten er wel achter staan. Maar vooral de bottom-up was essentieel.”
Kun je dat uitleggen?
“Je moet met elkaar bouwen aan het einddoel, met inspraak voor alle lagen en expertises. Het moet namelijk voor iedereen iets toe te voegen hebben. Daarom hebben we gezegd dat elke stad haar eigen strategische agenda maakt, omdat elke stad zelf het beste weet waar iets het verschil kan gaan maken. Vanuit die agenda kun je zien op stadsniveau wie mee moet doen. Daarnaast heb je oliemannetjes nodig. Wie zijn de verbinders in de stad? Veel van mijn tijd in het eerste jaar is gaan zitten in het vinden van de juiste mensen. Per stad, hogeschool of universiteit heb je een of twee mensen nodig die dit gaan doen. Om die beweging te krijgen. Zo heb ik een netwerk kunnen opbouwen van mensen die én doeners zijn én ook zo sterk naar buiten konden richten dat ze hun eigen mensen konden meekrijgen, maar ook hun bestuurders.
We zijn met een eigen aanpak per stad en de juiste mensen van iets kleinschaligs vrij snel naar iets groots gegroeid. Dat is te danken aan de piramidestructuur ik al snel ben gaan bouwen. Aan de bovenkant één keer per jaar een studiereis naar een ander land ter inspiratie. Dan daaronder twee keer per jaar een landelijke kennisdelingsdag voor uitwisseling tussen alle betrokken mensen uit de twintig steden. Daaronder weer één keer per kwartaal een intervisiebijeenkomst voor alle trekkers van de twintig steden en daar weer onder maandelijks expertsessies, webinars en bij elkaar op bezoek. Die structuur werkt enorm goed. We hebben in bijna vijf jaar echt hele mooie dingen gezien. We zijn bijvoorbeeld in Essen Gent, Bristol en Helsinki geweest met grotere delegaties per stad. Dat heeft enorm veel gebracht.”
Had je vier jaar geleden verwacht dat je nu verder zou zijn met de City Deal?
“Misschien in een naïef beeld wel, maar tegelijk weet je hoe moeilijk dit soort transitiefases zijn op zo’n grote schaal. De visie veranderen van een universiteit, hogeschool, gemeente of ROC doe je niet een twee drie. Je ziet dat de City Deal bijdraagt doordat het terugkomt in de strategische agenda’s, niet alleen in die van het ministerie, maar ook in de strategische visies van instellingen. Je ziet dat het hele systeemdenken over civic universities of verbondenheid en teruggeven aan de stad – wat heel erg hangt op valorisatie – steeds vaker terugkomt. Ook is er meer besef dat we het in Nederland toch met elkaar samen doen. Het is beter samen te werken dan op zo’n klein landoppervlak met elkaar te concurreren. Tegelijk zie je dat dit soort pilots best wel moeilijk zijn. Samenwerking met de stad is een lastig begrip. Ik heb gemeenten zien worstelen met hun rol als trekker van hun eigen coalitie als stad. Hoe haal ik die hulpvraag uit de stad, hoe help ik instellingen om zich neer te zetten in die stad? Hoe beleg ik dit in mijn eigen gemeente? Stadsbesturen vinden dit nog heel lastig. Nog best vaak kijken ze naar een universiteit of hogeschool met het idee dat juist die aan de bak moeten. Het heeft dus tijd nodig.”
Kennis Maken is een van de meest succesvolle City Deals. Elke stad is bezig met een agenda, studenten werken concreet aan problemen in wijken. Het is echt landelijk uitgerold. Wat is het succes van de aanpak?
“Dat zijn twee dingen. Er is in de eerste fase nooit een competitie-element geweest. Elke stad kon voor het eerst vanuit gelijk toegekend geld met elkaar uitwisselen. Leiden hoefde niet in competitie met Rotterdam. En ten tweede dwong je eigenlijk alle partners in de stad om met elkaar samen te werken, omdat het een gezamenlijke aanvraag was. Dus de TU Delft kon niet alleen met de gemeente aanvragen, het moest samen met de hogescholen. De gezamenlijkheid zat hem in de strategische agenda per stad voor de CDKM. Ik heb me wat verkeken op het opstellen daarvan. Daar zijn sommige steden wel anderhalf jaar mee bezig geweest; ik ging ervan uit dat er al veel langer overleg over deze onderwerpen was in de steden. Uiteindelijk zie je dat het als een dieselmotor langzaam op gang komt. En dan loopt het, en vallen al die puzzelstukjes samen. Het zoeken van de juiste mensen, het gedwongen samenwerken met een agenda en die piramidestructuur. Op die manier is het echt een levendig netwerk geworden, waar mensen elkaar vinden en open problemen voorleggen. Door het werken met pilots ontstaat er steeds meer visie waar het landelijk naartoe moet. Dat is eigenlijk het doel geweest van City Deals in het algemeen: werken aan die wicked problems.”
En niet vergeten je eigen rol hierin?
“Ja, ook mijn eigen rol is belangrijk. Je merkt dat de energie het allerbelangrijkst is bij deze City Deal. Je doet echt op motivatie mee. Je gaat veranderingstrajecten in die ontzettend lang duren. Ik weet dat ze daarom zochten naar iemand die er energiek en gemotiveerd in kon staan. Die alle lagen bij elkaar kan brengen en vooral dat het niet allemaal te gewichtig hoeft te zijn. Je bent bezig met experimenteren dus je moet snel de klappen van de zweep kennen, niet lullen maar poetsen, gewoon gaan met elkaar. Daarnaast hebben we elke stad vrijgelaten in hun keuze. Dat maakt het soms moeilijk. Voor ons op landelijk niveau is het moeilijker generaliseren, maar het werkt daardoor wel. We hebben vijf groepen gemaakt. De ene groep is bezig uit te breiden of bestaande initiatieven te verbeteren, de tweede gaat alles inzetten op stadslabs, de derde focust op Challenges om daar met studenten te werken aan multidisciplinaire vraagstukken, de vierde groep zit heel erg in de wijk, de laatste groep gaat thematisch aan de slag.”
Waar ben je vooral trots op?
“Een van de dingen waar ik trots op ben is het samenbrengen van alle partijen. Juist door het in al die steden op zoveel verschillende manieren te doen hebben ze de partners van de CDKM geïnspireerd om het radarmodel voor verbinding met de samenleving te ontwikkelen. Alle aspecten waar je aan moet werken staan daarin. Die wisseling van lokaal en landelijk werkt goed in deze City Deal. Ook ben ik natuurlijk trots op de mooie projecten in de steden die lopen, het onderzoek dat nu wordt gedaan vanuit de onderzoeksregeling, maar ook op de landkaart met al die projecten. Natuurlijk moet ik niet alle Corona Challenges vergeten, die nu lopen. Daarnaast ben ik trots dat bestuurders meer met elkaar uitwisselen, in sommige steden zelfs wekelijks. Om het jaar hebben we het bestuurdersdiner waar nagenoeg alle bestuurders met de minister aanwezig zijn.”
Nu staan we voor een nieuwe fase. Wat gaat er gebeuren?
“Omdat er zo hard gewerkt is en er zoveel pilots zijn gedraaid die succesvol zijn gebleken, en er zoveel leeft in het netwerk, is het nu tijd voor een nieuwe stap. Eigenlijk willen we toe naar waarvoor we de City Deal zijn begonnen. Alle partijen hebben getekend voor het grootschalig inzetten van docenten, studenten en onderzoekers in de stad, voor het oplossen van de maatschappelijke opgaven van die stad. Je moet op een gegeven moment die stap gaan maken, die transitie van pilotfase naar grootschaligheid. Je moet er naartoe gaan bewegen. Voor ons is het na vier jaar pilots en met elkaar verkennen en dingen uitproberen echt nu tijd voor die volgende fase. Om te gaan werken aan die grootschaligheid.”
Wat betekent dat concreet voor de City Deal?
“De City Deal financiering wordt met drie jaar verlengd voor 2022-2025. Daarvoor heeft het ministerie van OCW 5 miljoen euro toegekend. Bij de nieuwe aanpak blijft een groot deel van de opzet van het netwerk hetzelfde. De piramideaanpak, kennisdeling en communicatie blijven allemaal bestaan, net als een programmamanager zoals ik. De stuurgroep en het bestuurlijk overleg met de minister gaan ook door. Wat verandert is dat we nu niet meer het versterken van de samenwerking in de stad op kleinere schaal financieren, en. dus ook niet meer de kennismakelaars. We financieren nu een ander deel: de stap naar grootschaligheid. Er staat een nieuwe regeling live vanuit NWO en Regieorgaan SIA, waar de instellingsbrede aanpak centraal staat. Je merkt dat vanuit het netwerk de afgelopen maanden continu is teruggekomen dat men niet weet hoe de stap van pilot naar grootschaligheid gezet moet worden. Hoe verleg je financieringsstructuren daarvoor? Hoe bed je deze manier van werken in het curriculum in? Hoe train je docenten hiervoor? En hoe maak je de samenwerking tussen stad en kennisinstelling structureel? Vandaar een nieuwe getrapte financiële regeling.”
“Met het eerste deel om dit soort vragen te verkennen. Zodat er voor deze instellingsbrede aanpak een implementatieplan kan worden ontwikkeld. De 5 miljoen is er dan voor bedoeld om deze plannen ook echt in werking te zetten, zodat we met elkaar echt van start kunnen gaan richting grootschaligheid en inbedding. Die implementatieplannen worden de eerste focus in de nieuwe aanpak. Ik denk dat deze nieuwe fase nodig en goed is. Je hoopt dat de elementen die we nu niet meer financieren zichzelf na vier jaar hebben bewezen. En dat steden ook door willen met de samenwerking met elkaar. En dat posities als kennismakelaars ook terugkomen en ingebed worden in de grootschalige aanpak.”
Waar gaat het naartoe uiteindelijk. Wat is dan precies grootschaligheid?
“Je wil uiteindelijk het onderwijs en onderzoek grootschalig verbinden aan die maatschappelijke opgaven van steden. Dat blijkt heel lastig voor een hogeschool of universiteit. Het vergt veel meer samenwerking met externe partners. Je zal ook permanent geldstromen moeten verleggen. Doel is om juist als City Deal de komende tijd zo’n grootschaligheidsaanpak op te zetten en om die verbinding met de maatschappelijke opgaven in het curriculum te krijgen. Op die manier zorgen we er eigenlijk voor dat het straks binnen elke opleiding een plek kan krijgen en het onderdeel wordt van het DNA van een hogeschool of universiteit. Dat zorgt ervoor dat je instellingsbreed kleur moet bekennen. Een aantal partijen die nu meedoen zullen de stap misschien niet willen maken. Die zagen de City Deal als een paar projecten, of niche. Maar we hebben de City Deal ondertekend voor grootschaligheid, dus we moeten daar de komende jaren naartoe gaan werken. Nu komt eigenlijk alles samen waar we vier jaar voor hebben gewerkt. En dat is ervoor zorgen dat al die pilots echt geïnstitutionaliseerd raken in je onderwijs en onderzoek. Zodat dat het een plek krijgt, duurzaam wordt, en studenten er straks voor kunnen kiezen in hun opleiding. Ik kijk enorm uit naar deze volgende fase.”
Mooie terugblik op 4 jaar intensief werken aan verbinding en maatschappelijke vraagstukken!
Mooi gesproken en altijd inspirerend, Rowinda!