’s-Hertogenbosch tekent City Deal Gezonde en duurzame voedselomgeving

Dit gaat over de City Deal Gezonde en duurzame voedselomgeving

’s-Hertogenbosch is de dertiende gemeente die aansluit bij de City Deal Gezonde en duurzame voedselomgeving. Wethouder Rick Vermin zette dinsdag, in het bijzijn van tientallen enthousiaste kinderen, zijn handtekening.

De ondertekening vond plaats tijdens de feestelijke landelijke aftrap van de Gezonde Smikkelweken, een initiatief van Stichting Spoony. De wethouder nam kinderen mee op een gezonde ontdekkingstocht langs een groentekar en maakte samen met hen kleurrijke bietenpizzetta’s. Dit educatieprogramma laat basisschoolkinderen op een speelse manier kennismaken met het eten en bereiden van groenten – een belangrijk onderdeel van gezond opgroeien.

“Samen met bewoners en organisaties bouwen we aan een gezonde toekomst voor onze kinderen,” aldus Vermin over de City Deal. “Deze samenwerking helpt ons om het voedselaanbod in ’s-Hertogenbosch grotendeels gezond en duurzaam te maken.”

In de City Deal Gezonde en duurzame voedselomgeving werken gemeenten, de provincie Zuid-Holland, de drie ministeries samen met JOGG en het Voedingscentrum aan de gezamenlijke ambitie om het voedselaanbod in 2030 overwegend gezond én duurzaam te maken is, vooral in kwetsbare wijken, rond scholen en in openbare gebouwen.

Vanuit het programma Samen Gezond ’s-Hertogenbosch zet de gemeente zich samen met inwoners en partners in voor gezondere wijken, met initiatieven op het gebied van voeding, beweging en welzijn.

City deal partners
De City Deal Gezonde en duurzame voedselomgeving is een samenwerking tussen de gemeenten Almere, Amsterdam, Ede, Den Haag, Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Groningen, Leiden, Rotterdam, Utrecht, Venlo, Tilburg, Wageningen. Provincie Zuid-Holland, het Voedingscentrum, JOGG, de Ministeries van LVVN, VWS, BZK en Platform 31.

Complexiteit vraagt ons om controle en organisatiebelangen los te laten. En te beginnen met de vraag: hoe kan ík bijdragen?

Verslag Reuring!Café ‘Veranderen doe je samen. De lessen van 10 jaar City Deals’

Heb je haast of ben jou ook weer niet zó geïnteresseerd? Op VOM-online.nl lees je een korte impressie van het Reuring!Café.

Op dinsdag 1 juli stond de 128e editie van het Reuring!Café in het teken van ‘Veranderen doe je samen!’ Met tafelgasten Thijs van Spaandonk, Martin Schulz, Suzanne Potjer, Rien Fraanje en Robert van Asten bespraken debatleider Mark Frequin en gastheer directeur-generaal Openbaar Bestuur en Democratische Rechtsstaat (BZK) Arne van Hout, de noodzaak van vernieuwing in het openbaar bestuur en vooral: waarom het zo weerbarstig blijkt om die te bewerkstelligen.

DG Arne van Hout draagt de Kabra-herdenkingsspeld op 1 juli, de herdenking van het Slavernijverleden (Keti Koti).

Zo’n 100 deelnemers vonden ondanks de hitte hun weg naar De Glazen Zaal in Den Haag. Of, om met Mark Frequin te spreken: “We hebben vandaag een warm onderwerp en een temperatuur die daarmee samenhangt”.  Frequin sprak zijn bewondering uit dat Van Hout ondanks de warmte in pak het podium opkwam. Maar dat had een goede reden. “Zo kan ik de speld op mijn revers laten zien. Ik kom namelijk net uit Amsterdam waar ik de herdenking van het Slavernijverleden heb bijgewoond.”

Gevraagd naar de aanleiding voor de bijeenkomst en waarom het zo belangrijk is om samen te veranderen, verwijst Van Hout naar de City Deals, ooit een initiatief van “Een van de beste dg’s ooit van de Rijksoverheid”, een knipoog naar debatleider Frequin, die in een vorige rol als directeur-generaal 10 jaar geleden aan de basis stond van Agenda Stad en het instrument City Deals. Van Hout schetst dat we van alles bedenken om de samenleving beter te maken, maar dat we vaak vergeten dat het draait om verbinding. City Deals, aldus de dg, proberen daar een manier voor te vinden. Daarbij gaat het niet om het instrument maar om vragen als: waar houden we elkaar vast of tegen waar we dat niet zouden moeten doen en waar houden we elkaar juist te weinig vast? Bevlogen maar rustig legt Van Hout uit: “We hebben meer verbindingen met elkaar te zoeken en we moeten minder spanning krijgen op de grenzen van het speelveld, van regels en procedures. We moeten soms wat meer over die grenzen praten.”

Frequin vraagt of Van Hout, als voormalig gemeentesecretaris, niet bij uitstek in de positie is om de kloof tussen Rijk en gemeenten te dichten. De topambtenaar vertelt dat hij een aantal ‘collega gemeentesecretarissen’ gevraagd heeft om hem tot de orde te roepen wanneer hij in zijn nieuwe rol ander gedrag gaat vertonen. Daarnaast schetst hij wat in het erop volgende debat een rode draad zal zijn: “als het om integrale vraagstukken gaat, weet iedereen wat er moet gebeuren, maar als het erom gaat: wat moet ík nou doen? Dan gaat het vaak mis.”

DG Van Hout en gespreksleider Frequin zijn aan elkaar gewaagd in een speels vraaggesprek

Het is tijd om de gasten van het debat uit te nodigen plaats te nemen op de kenmerkende rode bank van het Reuring!Café. Van Hout stelt de heren en dame voor met ludieke limericks, een andere traditie van het luchtige debatcafé.

Naar elkaar toe kruipen

Met zijn introductievragen, scherp en ludiek, laat Frequin ons kennis maken met de gasten. Zo vertelt de Haagse wethouder Van Asten, met een knipoog naar de landelijke politiek, dat de gemeente ‘het andere Den Haag’ altijd ‘onze grootste probleemwijk’ noemt. Hij denkt dat Rijk en gemeente vaker ‘naar elkaar toe mogen kruipen’. “Hoe zet je een plan op waar een gemeente iets aan heeft en waar je als Rijk iets mee kunt bereiken?” Daarbij helpen volgens Van Asten de ‘snel wisselende politieke verhoudingen’, met name in de landelijke politiek, niét. Ook meer ontspanning en ’echt bij elkaar’ komen ‘zonder script’, zijn volgens Van Asten wenselijk.

Wethouder van Asten (Den Haag) in gesprek met Mark Frequin

Rien Fraanje is voorzitter van het IPO, maar begint binnenkort aan zijn ‘droombaan’ als  algemeen secretaris / directeur van de Raad voor Cultuur. Fraanje roept op om vooral de opgave centraal te stellen, waar het in interbestuurlijke samenwerking nu nog te vaak draait om belangen en processen. “Dan wordt het gesprek ingewikkeld.” Martin Schulz wil als directeur van de denktank van het NSOB wetenschap en praktijk verbinden. “We moeten nadenken over de effecten van samenwerking – en wat we daarmee doen. Het is ingewikkeld om de bewijslast ervan aan de samenleving te presenteren.” Hij pleit er dan ook voor om effecten op andere manieren te meten.

Potjer zegt dat ze misschien niet de enige ‘actieonderzoeker’ van Nederland is, maar wel de enige Chief Exploration Officer, in opdracht van het ministerie van BZK. Gevraagd naar de vorderingen van haar verkenningen, wijst ze op het boek ‘De Polder is Dood, Leve de Polder’, een bundel interviews met 30 wetenschappers, bestuurders en ervaringsdeskundigen, over de noodzaak van verandering. Want, zo licht Potjer toe, ze maakt zich als bestuurskundige zorgen dat we niet tot de goede oplossingen lijken te komen. “Onze manier van denken zit vast op controle en werkt niet in tijden van complexiteit!”

Van Spaandonk is sinds kort Rijksambtenaar, als Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving. Hij houdt een pleidooi voor de gemeenschap. “Tijdens een werkbezoek aan Baltimore leerde ik onlangs van gemeenteambtenaren: the community knows best! Wij zijn er als overheid om dat te faciliteren. We moeten meer vertrouwen op de kracht van gemeenschappen!”

Denken vanuit controle

De messen zijn geslepen en de positie ingenomen. Frequin informeert naar de bezorgdheid van Potjer. “De politiek is al genoemd, maar dat is niet mijn vak. Ik kijk naar de ambtenarij als bestuurskundige en ik zie dat we vanuit controle denken terwijl deze tijd vraagt om wendbaar te zijn en om te kijken naar wat werkt in de praktijk. En dat lukt niet als je vanuit je eigen organisatie blijft denken”, aldus een eloquente Potjer.

Suzanne Potjer maakt zich zorgen over het ‘controle denken’

Schulz parafraseert: “Als iedereen precies doet waar ie verantwoordelijk voor is, gaat alles mis. Want dan neemt niemand de verantwoordelijkheid voor de verbinding. Fraanje denkt dat het probleem niet zit in de ambtelijke focus op verantwoording en controle, maar in de politiek. “Ik heb de afgelopen jaren gezien dat ambtenaren er met elkaar uit willen komen, maar ik zie ook dat veel dingen politiek gemaakt worden, ook als ze dat niet zijn. En politiek is kort-cyclisch en volatiel: men wil snel resultaat boeken en daar goede sier mee maken.

Van Asten beaamt dat het ook op gemeenteniveau lastig is. Hij ziet steeds meer raadsleden die fulltime met hun raadswerk bezig zijn. En daarmee komt ook daar continuïteit in het gedrang. “Er zijn steeds meer raadsleden die het na hun termijn van vier jaar welletjes vinden.”

Wat is dat toch, vraagt Frequin zich af, dat de overheid altijd maar denkt alles te moeten oplossen? Van Spaandonk deelt zijn irritatie over knellend parkeerbeleid in Amsterdam, waar bewoners in wijken met veel sociale woningbouw in de bijstand dreigen te komen omdat de gemeente besloten heeft dat bewoners een parkeerplaats in de wijk dienen te kopen.

Thijs van Spaandonk ziet veel knellend beleid in Amsterdam

Het panel constateert hoofdschuddend dat er nog veel schotten zijn bij ambtelijke samenwerking. Host Van Hout mengt zich in het gesprek en zegt: “Kun je als ambtenaar in vrijheid doen wat jij vindt dat goed is? Voor je het weet komt je minister met een kader en spuwt de pers kritiek. En een ander punt: we onderschatten dat samenwerken een vak is dat je moet leren. We hebben een aantal van de mensen hier daar ook echt voor nodig. Als bestuurders bij het Rijk moeten wij leren: we moeten niet iemand willen die een stap naar voren zet en zegt ‘doe met me mee’, maar we moeten gezamenlijk een stap zetten door ons in elkaar te verdiepen. Daar zijn we nog niet heel goed in.”

Potjer wijst er fijntjes op dat we natuurlijk wel de City Deals hebben als lichtend voorbeeld en dat ze daar nog enige hoop uit put. De vraag is, zegt Frequin, of die dan tenminste kunnen blijven bestaan. Van Hout is duidelijk: “City Deals zijn een manier om schotten te doorbreken dus dat moeten we blijven volhouden.”

Tegelijkertijd betreurt Potjer dat de werkwijze van Agenda Stad nog steeds een niche is die niet altijd door andere departementen erkend wordt. Van Asten meent dat we Rijk en gemeenten niet in verwijten moeten vervallen maar voor langere termijn gemeenschappelijke doelen van de samenwerking vast moeten leggen. Hij schetst dat een City Deal als Tijdloze Grachten heel waardevol is om kennis te delen en samen te werken. Uiteindelijk blijft het opknappen van kades en grachten wél een kostbare opgave, dus is er meer nodig.

Vrije ruimte

Van Spaandonk schetst dat we in de 21ste eeuwse economie naar langetermijn zekerheden proberen te kijken. Zo weten we dat het gletsjerijs over 100 jaar op is, waardoor ook ‘watersnelwegen’ niet meer betrouwbaar zullen zijn. Daar moeten we dus alternatieven voor bedenken. Daarbij is vrije ruimte nodig om erover na te denken.”

Van Hout gaat nog een stap verder: “Sterker nog, je móet alles zeggen! Controle zit ook in taal. Zo is het toch gek dat je soms een ambtenaar hoort zeggen ‘ik ben niet echt een ambtenaar, want ik ben heel erg bezig met verbinding’. We moeten ons aanleren: je bent een echte ambtenaar als je verbinding zoekt en je inzet voor maatschappelijke opgaven.”

The Wizards of AZ zorgen voor de muzikale omlijsting

En daarmee is het tijd voor een muzikaal intermezzo van huisband The Wizards Of AZ. Nadat iedereen met behulp van een consumptie wat was afgekoeld, trapte Van Hout weer af: “Ik zat te denken: wat zijn we nou aan het doen? We hebben hier zes mensen die heel goed weten hoe je goed zou moeten samenwerken. Maar het gaat natuurlijk ook om onszelf.”

Tijd voor verbinding

Frequin meent dat het bij de volksaard hoort: “Als het Nederlands elftal wint, winnen WIJ. Als ze verliezen, verliezen ZIJ.” Hij vraagt Van Hout of die zélf nog denkt te veranderen. Van Hout denkt van wel, maar weet nog niet goed hoe hij bij de gewenste verandering uit kan komen. Vanuit de zaal merkt een rijksambtenaar op dat zij heeft meegewerkt aan de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen en nu aan de City Deal Toekomstbestendige Gebiedsontwikkeling. Maar ze loopt aan tegen die controle die Potjer al noemde: ze worstelt om binnen haar directie tijd te krijgen voor haar ‘verbindingswerk’.

Potjer geestdriftig: “Zo iemand kan als geen ander die verbindingen leggen en dat is precies waar ik naartoe wil: moet een individu het doen of het systeem? Het is een valse patstelling omdat het om relaties gaat – je kunt alleen veranderen in relatie met de ander. En je hebt altijd die ander nodig om je onmiddellijke probleem op te lossen. Daarom is het ook mooi dat Rien Fraanje bij de Raad voor Cultuur gaat werken, want verbeelding is volgens mij cruciaal.” Potjer illustreert dit met een anekdote over BOSK, het wandelende bos in Leeuwarden. Dat kwam tot stand door kunstenaars die met een idee aanklopten bij de gemeente. De manager stedelijke ontwikkeling van de gemeente erkende de potentie en stelde onder andere 1000 bomen ter beschikking. ZO ontstond een burgerbetrokkenheid bij de groene stadvisie die ‘geen enkel zaaltje teweeg had kunnen brengen’.

Rien Fraanje

Fraanje meent dat het uiteindelijk toch de wethouder is die moet besluit om geld uit te geven en die moet durven zeggen: ‘begin maar, als het fout gaat, leg ik het wel uit’. Dan moeten we natuurlijk ook steun geven aan een politicus die zijn nek durft uit te steken. Van Asten hoopt dat ambtenaren van zijn gemeente die vrijheid voelen om initiatief te nemen. Dat wordt ook gestimuleerd, juist omdat die cultuur van buiten de lijntjes kleuren er niet altijd geweest is. “Het vraagt ook om moedige wethouders die een stap naar voren doen zodat daaronder experimenteerruimte ontstaat voor anderen.”

In de zaal merkt projectleider Gertjan de Werk van de City Deals CCB en TBGO op dat City Deals juist dat verbindende werk doen. Dat er bijvoorbeeld subsidiestromen van de fysieke leefomgeving in kaart zijn gebracht waaruit bleek dat die stromen elkaar tegenwerken. Maar de ambtelijke reflex is toch vaak om City Deals te willen opheffen, want ‘dat doen we toch met beleid al’. Van Spaandonk, die de City Deal TBGO ook geadviseerd heeft, schetst dat departementen vaak nog te sectoraal denken. “Het is vaak te taakgericht, te gehaast en te hiërarchisch. Er wordt te weinig tijd genomen om de belangen bij elkaar te pakken en te zien dat ze helemaal niet tegengesteld zijn.”

Van Hout roert zich: “Er gaat iets mis in het werk. Ik hoor: nu heb ik mijn werk gedaan en moet ik mijn directeur overtuigen. Het is niet je baan om je directeur te overtuigen! Als je directeur een andere mening heeft, heb je bij het Rijk een escalatieniveau. Dat kan ook interdepartementaal. Ik hoor zo vaak dingen waarvan ik denk: waarom wist ik dat niet eerder? Gewoon doen, escaleren!”

Zien waar het schip strandt

Vanuit de zaal brengt Luuk de Vries, directeur VNG Connect, in dat zijn organisatie al jaren samen met Agenda Stad de Dag van de Stad mag organiseren, ‘zonder enig gedoe over verhoudingen’. Hij roept op: Laat we eens buiten de politiek kijken hoe we dingen al dóen. “Binnen ministeries zijn er ook veel krachten die mensen tegenhouden, die niet durven. Ik denk dat we veel meer dingen met elkaar moeten gaan doen en zien waar het schip strandt”.

Luuk de Vries, directeur VNG Connect, ervaart dat goede samenwerking met het Rijk wél kan.

Een andere toehoorder, Jacqueline Dekker van Stichting Gezond Samenwerken oppert het instellen van een spreekuur bij departementen, om de drempel voor inbreng en dialoog te verlagen. En ze voegt toe dat samenwerken ook draait om elkaar iets gunnen. Wanneer iemand vanuit de zaal vraagt wat hij, in zijn werk voor een SG-overleg over beleidskwaliteit, kan zeggen tegen mensen die hun nek willen uitsteken maar het lastig vinden, antwoord Potjer met een verwijzing naar de Amsterdamse ombudsman Munish Ramlal die waarschuwt voor een ‘bureaucratische burnout’. “Mensen verlangen misschien naar duidelijkheid, maar wie maatschappelijk werk doet wil ook van meerwaarde zijn voor de maatschappij en dat is nu verdomd moeilijk als ambtenaar!”

Van Spaandonk vult aan: “In Amsterdam hebben veel inwoners het gevoel dat ambtenaren het systeem dienen er niet voor de mensen zijn. Misschien moeten we het menszijn mee centraal stellen.” Volgens Potjer zijn we de overheid de laatste jaren gelijk gaan stellen aan de democratie, terwijl de overheid daar slechts een subsysteem van is. “Echte democratie is de verbinding. Want als je niet aansluit bij wat er speelt in de samenleving, doe je het per definitie verkeerd.”

Van Asten: “Wij moeten een keer ophouden met steeds te zeggen wat we wel niet allemaal gaan doen. De opgaven worden steeds groter en als toezeggingen niet worden waargemaakt, dan haakt men af.”

Martin Schulz vindt het tijd dat ‘deal maken’ door het Rijk erkend wordt als serieuze expertise

Schulz bepleit dat we ‘samen leren’ meer institutionaliseren. “En dat geldt ook voor de werkvormen in deals. Daarmee hebben we een praktijk gevonden die we voort moeten zetten en meer moeten verankeren in de werkwijze van het Rijk. Deal maken moet een serieuze expertise worden en er moet meer aandacht komen voor die kwaliteit.”

Mag het wel mislukken?

Fieke Jongsma van Future Willows vraagt zich vanuit de zaal af: als je gaat experimenteren, mag het dan wel echt mislukken? Van Spaandonk haalt Ben Tigchelaar aan die eerder pleitte voor een ‘permanente pilotcultuur’. Want in een pilot mogen dingen fout gaan. Zodra iets breed wordt uitgerold, treedt het controlemechanisme in werking en gaat het fout. Fraanje: “Pilots werken omdat ze tijdelijk zijn. Maar het gaat om cultuur. Ik denk dat een experiment alleen kán slagen als het ook totaal kan mislukken. En uit mislukkingen zijn ook hele mooie innovaties ontstaan.”

Mark Frequin en de debatgasten luisteren naar een vraag uit de zaal

SZW-ambtenaar Fleur Clemens vertelt het panel dat ze bij de overheid vooral veel mensen met een WO-achtergrond treft. Dat is niet representatief voor de maatschappij. Van Hout vertelt enthousiast dat hij MBO’’ers in zijn DG wil hebben en hen ook wil laten meebepalen. “Dat is lastig omdat je tegen systemen aanloopt en tegelijkertijd wil ik oproepen: hét systeem bestaat niet! We werken voor het Rijk omdat we iets willen bijdragen. En we zijn in onze sollicitaties ook nog eens als beste uit de bus gekomen. Ik zie het als mijn taak om te zeggen: doe dingen maar eens anders, maak het lastig! En als je daarbij op weerstand stuit, ga het gesprek maar eens aan.”

De zaal luistert aandachtig, ondanks de hoge temperatuur

Na een bevlogen discussie is iedereen dorstig en bovendien begint de heerlijke geur van het rijsttafel-buffet de zaal te vullen, dus Frequin gaat naar de afronding. Daarin spreekt Van Hout de hoop uit dat we met elkaar, niet alleen met de mensen hier op ‘de bank’, het gesprek blijven voeren en kijken naar de vraag: ‘wat heb ík te doen?’ Fraanje wil nog onderstrepen dat er vooral ook veel góed gaat bij de overheid en Van Spaandonk heeft zich voorgenomen om in het college van ‘witte mannen’ waar hij deel van uitmaakt, ook de stem te vertegenwoordigen van vrouwen en van mensen met een andere culturele achtergrond. En Potjer, de enige niet-ambtenaar of bestuurder in het panel en degene die zich met een helder vizier zo voor de benodigde verandering blijft inzetten? Zij roemt Van Hout om hoe hij staat voor zijn medewerkers en vraagt hem om zijn inzichten vooral te delen met zijn mede dg’s.

Vind jij ook dat dit prikkelende debat smaakt naar meer? Meer verdieping vind je vanaf september in ‘De Polder is Dood, Leve de Polder’, het boek dat Potjer in opdracht van Agenda Stad schreef met 30 wetenschappers, ontwerpers, bestuurders en ambtenaren. Volg Agenda Stad op LinkedIn voor meer informatie over het boek. Meer contact? Wil je naar aanleiding van het Reuring!Café met Agenda Stad in gesprek? Graag! Je kunt ons bereiken voor een afspraak op [email protected].

Beleid, onderzoek en uitvoering werken op leerzame onderzoeksmiddag aan verbinding in lappendeken van de publieke sector

Hoe kunnen Rijk, gemeenten en uitvoeringsorganisaties p een fundamenteel andere manier samenwerken in het samenspel van beleid, uitvoering en praktijk, om het beter te laten werken? Die vraag stond centraal tijdens de onderzoeksmiddag die Agenda Stad samen met partners Het Groene Brein en Regieorgaan SIA op maandag 23 juni organiseerde voor professionals uit de wereld van beleid en uitvoering.

De middag was een vervolg op een eerdere bijeenkomst over feedbackloops tussen beleid en uitvoering, waar Het Groene Brein een informatieve whitepaper over schreef. In de inspirerende omgeving van Fort aan de Klop in Utrecht, werden de deelnemers welkom geheten door Antoine Heideveld, directeur van Het Groene Brein. Hij gaf aan dat de middag bedoeld is om gezamenlijk dieper in te gaan op verbindingen, tussen beleid en uitvoering en tussen verschillende partijen die werken aan transitieopgaven.

Samen leren over drumbeats en ideeënarmoede

Wie dacht na de goed verzorgde lunch heerlijk achterover te kunnen leunen, kwam er bekaaid vanaf: de deelnemers gingen in vijf groepen uiteen om met elkaar nader in gesprek te gaan over de vraag waarom het nu zo moeilijk is om de verbinding te leggen tussen beleid, uitvoering en praktijk en onderzoek/advies. En om te kijken naar de good practices: waar lukt het wél en hoe komt dat? Aan elk van de groepen nam een expert deel, die reflecteerde op diens eigen praktijk. Zo sprak Lucas Simons, oprichter van NewForesight, bevlogen over de handreiking voor transformatiegericht beleid die NewForesight samen met de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI) ontwikkelde. Volgens Simons moeten we voor succesvolle transitie aanpakken van ‘lawaai’ (ieder doet wat, vele subsidies, pilots, living labs en onderzoeken) naar ‘samen muziek maken’, op basis van een gemeenschappelijke logica en taal. Van A naar veel Beter, want er is ideeënarmoede als het gaat om het opschalen van oplossingen. In de genoemde handreiking wordt een zogenoemde ‘beleidsmix-matrix’ geïntroduceerd voor transformatiegericht beleid, met heldere strategieën en rollen, over wie wat, wanneer moet doen in verschillende transitie fasen. Maar ook zo’n helder overzicht is niet genoeg voor echte transformatie; de transitieopgaven vragen om ‘diep leiderschap’ vanuit waarden, een innerlijk kompas, verlangen en medemenselijkheid.

Bart Swanenvleugel, plaatsvervangend secretaris van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), ging nader in op het Rli-adviesrapport Falen en opstaan. Naar een doeltreffende aanpak van problemen in de leefomgeving’ dat onlangs verscheen. Maartje Kemme en Jaap van Dooren vertelden hoe ze voor SVB, SZW en UWV de Overheidsbrede Maatwerkplaats hebben opgezet voor cases die niet binnen het systeem passen. Van de weerbarstige start door een veelvoud aan partijen en belangen, tot de lof die het inmiddels overheidsbrede initiatief nu bij de partners oogst, o.a. na succesvolle interventies in de COVID-periode. Ook Rogier van der Wal, lector Ethisch Werken aan de Fontys Hogeschool en medevoorzitter van het Lectorenplatform Toekomstbehendig Bestuur en adviseur/facilitator Nadine Lodder van Public Mediation verrijkten met inzichten uit hun praktijk de gesprekken in de deelsessies.

Verschillende knelpunten passeerden de revue, zo werd er gediscussieerd over frames en perspectieven: moet je bijvoorbeeld wel spreken van een ‘systeemwereld’ of creëert alleen dat predicaat al een afstand tot de praktijk? Ook op de weerbarstigheid van het verbinden van de wereld van onderzoek en onderwijs aan beleid en uitvoering werd dieper ingegaan. Hoe creëer je een ‘drumbeat’ rond een gedeelde opgave? Hoe kom je tot een gezamenlijk ritme en een gedeeld beeld over hoe je je doelen bereikt? Bij gezamenlijke reflecties op eigenaarschap, werd het belang besproken om tijd te (durven) nemen voor evaluatie. “Je mag het soms even niet weten!” Ook vraagstukken rond de borging van verzamelde kennis in programma’s als Werk Aan Uitvoering (WAU) en het bestendigen van een lerende cultuur, kwamen aan bod.

Complexe vraagstukken vragen om complexe oplossingen

Na een uur gezamenlijk mee- en tegendenken, kwamen de groepen bijeen en introduceerde Antoine Heideveld gastspreker Hans Vermaak, auteur van De logica van de Lappendeken, associate partner bij TwynstraGudde en senior research fellow bij de NSOB. Vermaak schetste de spanning tussen de werelden van grootschalige transities en kleinschalig werken. En hoe ‘buitengewoon ongemakkelijk’ het idee is dat de veranderkunde zegt dat globale vraagstukken een menselijke maat en kleinschalige oplossing moeten hebben. Hij schetste wat nu de kenmerken zijn van complexe maatschappelijke uitdagingen en stond stil bij de ‘vier smaken van complexiteit’: inhoudelijk (multifactor), sociaal (multiactor), contextueel en psychologisch. Vervolgens introduceerde Vermaak de basisprincipes voor de aanpak van complexe opgaven, namelijk: match complexiteit – “als het vraagstuk complex is, ben je er alleen tegen opgewassen als je aanpak ook complex is. Onze psychologische neiging is juist om simpel te doen over ingewikkelde vraagstukken en om ingewikkeld te doen over simpele vraagstukken.” En: verdraag ongemak. Omarm de complexiteit en verwacht geen ‘magische oplossingen’. De opgaven zijn niet van vandaag of morgen en ze zijn ook niet morgen opgelost.

De aanpak moet snel, breed en diep of: daadkrachtig, instrumenteel en transformatief zijn, maar dit tezamen maakt het onwerkbaar. We vervallen in handelsreflexen die het behapbaar maken maar daardoor niet complex genoeg. Maar wat nu als we die reflexen kunnen oprekken? Vermaak schetst drie van die reflexen:

  • Eiland-reflex: Ieder doet zijn eigen ding
  • Omhoogdelegeer-reflex: roep omhoog om daadkracht en weerstand tegen stuwing omlaag
  • Breed overleg-reflex: alles moet in samenwerking. Het moeras van overleg.

Deze reflexen maken het proces te tijdrovend en zorgen ervoor dat je het vertrouwen in resultaat verliest. Door de ‘eilandreflex’ op te rekken kun je werken aan gestage verdieping in verschillende, vitale praktijken. De ‘omhoogdelegeer’-reflex kun je te lijf gaan door actie in veelsoortige arena’s te organiseren, waardoor je niet op de traagste arena, die van de politiek, gaat zitten wachten. En de ‘brede overlegreflex’ kan worden ingezet om verbreding te creëren door veelsoortige verbindingen aan te gaan. Vermaak: “Genetwerkte problemen verlangen genetwerkte antwoorden. Maar dat lukt niet door een ‘netwerkaanpak’ te hebben. Het gaat erom dat het netwerk het aanpakt!”

Hans Vermaak

Hans Vermaak

Als metafoor voor netwerken, verwijst Vermaak naar eigenschappen van ‘zwermen’. Eigenschappen die kansrijke condities kunnen scheppen, maar die we vaak als problematisch interpreteren en die haaks staan op dominante waarden, zoals het streven naar eenheid, beheersing, transparantie en stabiliteit:

  • Coherent maar onvoorspelbaar gedrag – “Buitengewoon fijn want je kunt inspelen op de dynamiek die ontstaat. Maar in bestuurlijke kringen wordt het vaak niet gewaardeerd als je zegt dat je niet weet waar je uitkomt.”
  • Lokale afstemmingsregels (niet-centraal zicht en sturing) – “Hier combineer je de autonomie van besluitvorming met samen optrekken”
  • Willekeurige verstoringen bepalen mede de orde die ontstaat (een windvlaag of roofvogel stuurt méé).

Verbinden, zo stelt Vermaak, is een ambacht op zich. Eén van de uitdagingen die we tegenkomen wanneer we dit ambacht in de vingers willen krijgen, is dat we in de zoektocht naar verbindingsvariatie niet veel béélden hebben van hoe de verandering er uit moet zien: het ontbreekt ons aan een palet. Om ons op weg te helpen een breder palet te creëren gebruikt Vermaak de taal van ‘spreiden, schakelen en spitten’.

Elk van deze drie kent een eigen palet.

Spreidingswerk

  • Knowhow spreiden tussen mensen die vergelijkbaar werk doen, over en weer, nabij en verder weg
  • Veelheid van leerprocessen: voor vakmensen leuk om te doen
  • Oppassen voor platslaan: het vak niet te veel protocolleren, want dan sla je de complexiteit er uit weg haal je de rijkheid van ‘leren en experimenteren’ eruit

Schakelwerk

  • Je loopt soms tegen muren op: vertaalslagen naar het werk/vak van anderen
  • Confronteren met blinde vlekken: omdat het nodig is, niet omdat het leuk is
  • Oppassen voor organisatorische spaghetti: schakel meer tussen opgaven en gebieden

Vermaak: “Professionaliseren kan alleen met vakgenoten. Je kunt wel beleid maken voor het veld maar niet met het veld. Schakelen kun je niet zónder die andere partij. Die heb je nodig om de vertaalslag te maken.”

Spitwerk

  • Meer dan status quo optimaliseren: systemen die sterven en geboren worden
  • Omwoelen van betekenis- en machtsstructuren: publiek of dichtbij. (Spannend diep, dus begrensd)
  • Oppassen voor moralisering: je onderzoekt zelf mee en keuzes zijn gesitueerd.

Nadat Vermaak de gedeelde inzichten over ‘netwerken als denkwijze’ en ‘verbindingswerk als handelingswijze’ nog kort samenvatte, ging hij in op een aantal vragen uit de zaal. Naar aanleiding van een vraag over ‘ondersteunende culturen en structuren’, gaf Vermaak aan dat het gauw ‘te plat’ wordt als je je focust op cultuur of structuur omdat je al gauw praat over dingen waar je machteloos over bent.

Verder gaf Vermaak aan dat we niet van systemen zoals de fossiele economie kunnen verwachten dat ze zichzelf gaan afschaffen. Dat moet je dus niet met stakeholders bewerkstelligen, maar met een burgerpanel of een gang naar de rechter.

Met de opgedane inzichten en het door Vermaak aangeleverde instrumentarium, gingen de groepen weer uiteen om te kijken welke aanknopingspunten de logica van de lappendeken biedt voor de praktijk van de deelnemers. Bij welke belemmeringen zou het leggen van verbindingen waardevol kunnen zijn?

De pijn van veranderen

Na een uur kwamen de deelnemers weer bij elkaar voor een gezamenlijke terugkoppeling en de inhoudelijk afsluiting van de dag. Marjolijn de Boer van Het Groene Brein vatte het gesprek in haar groep samen: “Transitie gaat niet vanzelf. Wat kun je doen vanuit jouw positie in die transitie? Je werkt op je eigen eiland en doet daar zo goed mogelijk je eigen werk. Tegelijk maak je zo goed mogelijk de verbinding. En als je werkt in het ondersteunen van netwerken, dan maak je jezelf langzaam overbodig en zorgt dat anderen het overnemen. Dat is niet altijd wat gevraagd wordt, dus geldt de uitspraak van Hans Vermaak: ‘wat werkt, hoort niet en wat hoort, werkt niet’”. Christopher Baan van Agenda Stad gaf aan dat er een bevlogen gesprek had plaatsgevonden aan de hand van de presentatie van Vermaak, onder meer met Lucas Simons van NewForesight. Een van de inzichten was dat verandering ontstaat wanneer de pijn van niet veranderen groter is dan de pijn van veranderen. Verder was er gesproken over ‘wijsheid is weten, wie wat wanneer moet doen, in transitieopgaven’ en wie zijn de 5 à 10 procent ‘informele leiders’ die van invloed zijn. En: over het belang van elkaar aanspreken op persóónlijk leiderschap. Daaraan gerelateerd werd ook het belang van de individuele, innerlijke reis aangestipt: het volgen van je eigen kompas en het naleven van je fundamentele waarden.

Maarten Nip, concernstrateeg bij Gemeente Almere, kwam in de derde groep naar eigen zeggen tot een ‘lappendeken van ideeën’ en reflecteerde onder andere op het feit dat er over vijf jaar nog steeds mensen over deze dilemma’s spreken. Daar zullen ze wellicht een nieuwe taal voor gebruiken, maar ‘wij’ de beleidsmakers en uitvoerders, zullen nog steeds degenen zijn die dat gesprek met elkaar voeren, niet de politici. Wij kunnen de taal van het omgaan met de complexiteit van de lappendeken wel omarmen, maar het is nog niet de taal die de politiek omarmt. Daarnaast: complexe problemen zijn complex omdat allerlei factoren een rol spelen, maar als je het ‘uitkleedt’ naar waarom mensen zich er druk om maken, kom je dichter bij elkaar en kun je zo wellicht een gemeenschappelijke taal vinden.

Moniek Peen van Agenda Stad schetste dat in de vierde groep gesproken is over wat je nodig hebt om die verbindingen te bewerkstelligen die tot verandering leiden. Lef, luidde de conclusie. En ondernemerschap: de gaten, ruimte en mogelijkheden durven en kunnen zien en benutten. Een andere aanbeveling is: zet vooral ontwerpers in want zij hebben vaak een andere insteek waar je je mee kunt verrijken.

Julian van Hattem van het Ministerie van BZK constateerde over het gesprek in de vijfde groep, dat de complexiteit ook weerspiegeld wordt in de taal: er is spanning op het omgaan met de complexiteit enerzijds en de verwachtingen van de samenleving die roept om duidelijke taal en concrete oplossingen. Verder ervaart de groep dat het vooral gaat om het zetten van kleine stappen en het beantwoorden van de vraag ‘welke stappen kan IK zetten in dit complexe geheel?’

De rijkdom aan inzichten geeft de diversiteit van de deelnemers en hun achtergrond in beleid, uitvoering en onderzoek weer. Antoine Heideveld concludeert: “Interessant, aan de slag gaan met lef! Iedereen, zoals we hier zitten, kan een leider zin en iets in gang zetten. Zoals Hans Vermaak zegt ‘iedereen zit op een eiland, maar al die eilanden bij elkaar zijn wel belangrijk!’ Blijf op je eilandje de goede dingen doen!”

Welcome to life!

Gevraagd naar hoe je moet omgaan met meerdere lappendekens die over elkaar liggen, zegt Vermaak nuchter: “Ik zou er maar van genieten. Als je zegt dat de warmtetransitie en kansengelijkheid niets met elkaar te maken hebben: vergeet het maar! Het feit dat je in een complexe wereld leeft die je niet helemaal overziet, is gewoon ‘welcome to life’”.

Heideveld merkt nog op voor de mensen die het fijn vinden op deze manier met elkaar in gesprek te zijn, dat er meerdere plekken zijn waarop Het Groene Brein dergelijke gesprekken faciliteert. Een deelnemer van de VNG Academie wijst op de eerste VNG Kennisdag op 30 juni in Den Bosch.

Wim Oosterveld

Het laatste woord is aan Wim Oosterveld, namens Agenda Stad de organisator van de middag samen met Regieorgaan SIA. Hij bedankt Antoine Heideveld, Marjolijn de Boer en Manon Veldhoven van Het Groene Brein, de casus-inbrengers en deelnemers en geeft aan dat het fijn is dat mensen vanuit verschillende netwerken komen. Om het goede voorbeeld te geven met het spreiden van kennis, krijgen de deelnemers een exemplaar van Vermaaks boek mee naar huis. Maar voordat men huiswaarts keert, wordt er nog volop verbinding gezocht tijdens een bescheiden borrel op deze prachtige locatie.

Samen werken aan een gezonde voedselomgeving? De nieuwe toolbox helpt je op weg

Werk je bij een gemeente of GGD en wil je samen met inwoners bouwen aan een gezondere voedselomgeving? Dan is de nieuwe Toolbox Inwonersparticipatie Gezonde Voedselomgeving van de toekomst iets voor jou. Deze praktische toolbox ondersteunt professionals bij het agenderen van dit thema én helpt om samen met bewoners en sleutelfiguren mogelijkheden te verkennen.

Het huidige aanbod van voedsel in winkels, de horeca, scholen en andere openbare plekken is grotendeels ongezond. Vooral voor inwoners in een kwetsbare maatschappelijke of financiële situatie is het vaak lastig om gezonde keuzes te maken. Ongezond eten leidt tot overgewicht en obesitas.

Veel gemeenten willen de ongezonde voedselomgeving verbeteren, maar ingrijpen raakt ook het belang van persoonlijke keuzevrijheid. Juist daarom is het belangrijk om inwoners te betrekken. Beleid dat samen met inwoners wordt ontwikkeld, sluit beter aan bij de leefwereld, vergroot het draagvlak, versterkt de legitimiteit en werkt daardoor beter in de praktijk.

In de toolbox

De Toolbox Inwonersparticipatie Gezonde Voedselomgeving (.pdf) helpt (beleids)adviseurs van gemeenten en GGD’en om samen met inwoners, vooral uit wijken met een lagere sociaal-economische positie, de voedselomgeving te verbeteren. De aanpak bestaat uit vijf praktische stappen en start bij het perspectief van de inwoners. De methode gebruikt ‘participative backcasting’, waarbij deelnemers samen een gewenste toekomst schetsen en vervolgens terug redeneren naar het heden om de benodigde acties te bepalen.

De aanpak omvat drie bijeenkomsten: één met bewoners, één met beleidsadviseurs van gemeente en GGD, en één gezamenlijke slotbijeenkomst. De toolbox bevat draaiboeken voor de bijeenkomsten, voorbeelden van werkvormen en ondersteunende materialen, zoals illustraties. Zo kun je met de toolbox direct aan de slag.

De toolbox is ontwikkeld door onderzoekers van Wageningen University, Amsterdam UMC en Vrije Universiteit Amsterdam, in samenwerking met de gemeenten Ede, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, en het Voedingscentrum. Het project is gefinancierd door ZonMw binnen het programma ‘Gezonde Leefomgeving Integrale Aanpak’.

Meer informatie en webinar

De Toolbox (.pdf) is gratis beschikbaar via Goodfoodcity.nl. Wil je meer weten over de toolbox? Neem dan op dinsdag 23 september van 11.00-12.00 uur deel aan een webinar. Aanmelden kan via [email protected].

Webinar ‘Grip op reclame in de openbare ruimte’ nu terug te kijke

Dit gaat over de City Deal Gezonde en duurzame voedselomgeving

Gemeenten willen steeds vaker reclame weren die niet past bij hun ambities op het gebied van gezondheid en duurzaamheid. Denk aan reclame voor ongezonde voeding, fossiele brandstoffen of fast fashion – beelden die nog volop zichtbaar zijn op bushokjes, billboards en trams. Tijdens het webinar Van billboard tot bushokje: grip op reclame in de openbare ruimte kregen deelnemers inzicht in hoe gemeenten hiermee aan de slag kunnen.

Het goede nieuws: het webinar is nu terug te kijken
Tijdens het webinar namen experts van onder andere het Voedingscentrum, JOGG en de Gemeente Amsterdam deelnemers mee in de juridische en beleidsmatige mogelijkheden om ongewenste reclame uit de openbare ruimte te weren. Aan bod kwamen onder meer het gebruik van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en samenwerkingen met exploitanten van reclameobjecten. Gemeenten deelden bovendien hun praktijkervaringen en gaven tips over hoe je intern draagvlak kunt creëren.

Sprekers waren onder anderen:

  • Sandra Klunder (Voedingscentrum)
  • Rick Postema (JOGG)
  • Ellen Verkooijen (Gemeente Amsterdam)
  • Maud Hulshof (Wethouder, Gemeente Wageningen)
  • Moderator: Patty Scholten (JOGG)

Handvatten en verdieping
Naast inspirerende praktijkvoorbeelden werd aan de deelnemers ook de Kenniskaart Reclame weren toegelicht – een praktisch hulpmiddel om zelf aan de slag te gaan. .

Terugkijken? Dan kan via:

Bezoek deze pagina om het volledige webinar terug te kijken.

Het webinar werd georganiseerd door City Deal Gezonde en duurzame voedselomgeving, JOGG en het Voedingscentrum.

Fietsstimulering levert miljoenen op, toch verdwijnen honderdduizenden fietsen in het depot

Een fiets voor iedereen is geen luxe, maar noodzaak. Uit onderzoek (.pdf) in opdracht van de City Deal Fietsen voor Iedereen blijkt dat de indicatieve inschatting is dat elke geïnvesteerde euro in fietsstimulering binnen vijf jaar gemiddeld 19 euro oplevert. “We weten allemaal dat fietsen gezond en duurzaam is,” aldus Monique Verhoef, programmamanager City Deal Fietsen voor Iedereen. “We zien nu ook dat het een bewezen aanpak is tegen vervoersarmoede, en bijdraagt aan het vergroten van kansen op werk en onderwijs. Fietsen is mobiliteit, maar vooral ook meedoen.”

Zo levert een project in Rotterdam, met fietslessen en een fietsenbank voor circa 1.700 deelnemers, naar schatting meer dan 2,1 miljoen euro aan maatschappelijke baten op. Die winst komt uit onder andere gezondheidsvoordelen (877.000 euro), betere toegang tot werk (479.000 euro) en lagere reiskosten (418.000 euro), tegenover een investering van ongeveer 470.000 euro. De terugverdientijd: drie maanden. Het onderzoek, uitgevoerd door Decisio (.pdf), is gebaseerd op vier projecten en geeft een indicatieve schatting van de opbrengsten in vijf jaar.

Ook in Zwolle zijn de opbrengsten aanzienlijk. Voor de ongeveer 70 deelnemers aan laagdrempelige fietslessen levert een eenmalige investering van 120.000 euro jaarlijks circa 180.000 euro aan maatschappelijke waarde op. In Den Haag komt de jaarlijkse opbrengst van een fietslesproject voor circa 20 deelnemers uit op ruim 60.000 euro, terwijl de kosten slechts eenmalig 2.300 euro bedragen.

Toch zijn er nog grote stappen te zetten, blijkt uit onderzoek van Mobycon (.pdf). Meer dan één op de vijf Nederlanders fietst (bijna) nooit, en ruim één op de tien Nederlanders heeft zelfs helemaal geen fiets. In stedelijke gebieden stagneert het aandeel kinderen dat (bijna) nooit fietst rond 13 procent. Tegelijkertijd kampen zogeheten fietsbanken met wachtlijsten, terwijl gemeentelijke fietsdepots jaarlijks 350.000 weesfietsen registreren, waarvan 100.000 goede fietsen nooit worden opgehaald. Het rapport laat zien dat geen toegang tot fietsen samenhangt met moeite om plekken te bereiken en het minder vaak zien van familie en vrienden. Verhoef: “Het is schrijnend dat duizenden mensen geen fiets hebben omdat ze er geen geld voor hebben, terwijl we ze elders hebben staan. Dat is niet alleen zonde, maar ook een gemiste kans voor sociale impact en duurzaamheid.”

In 5 stappen naar een duurzaam fietsecosysteem

In Nederland is fietsen onderdeel van onze cultuur. Een deel van de mensen die geen fiets heeft en/of niet kan fietsen, kan dit zelf niet betalen of anderszins organiseren. De City Deal Fietsen voor Iedereen roept beleidsmakers op hier een rol in te nemen. Daarbij staat het fietsecosysteem centraal. Dat begint bij het inzamelen van gebruikte fietsen, deze repareren en uitdelen aan mensen die zelf geen fiets kunnen betalen. Vervolgens moet je ook veilig kunnen fietsen. Tot slot moet fietsen een vanzelfsprekend onderdeel worden van je dagelijks leven zodat je blijft fietsen. Dat alles samen vormt het fietsecosysteem: een samenhangend geheel van inzameling, opknappen, uitgeven, leren fietsen en blijven fietsen.  Wat beleidsmakers, gemeenten en maatschappelijke organisaties concreet kunnen doen heeft de City Deal beschreven in de whitepaper: ‘Fietsen voor Iedereen – In 5 stappen naar een duurzaam fietsecosysteem (.pdf)

“Het is belangrijk dat er naast veilige fietsinfrastuctuur ook aandacht is voor het kunnen en hebben van fietsen. Zodat meer mensen de kans krijgen om daadwerkelijk gebruik te maken van onze mooie fietswegen,” aldus Verhoef.

Over City Deal Fietsen voor Iedereen

Met de City Deal Fietsen voor Iedereen bundelen overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven hun krachten. Samen willen ze ervoor zorgen dat meer mensen gaan fietsen, juist diegenen die dat nu nog niet kunnen of durven. De focus ligt op twee dingen: mensen moeten een fiets hébben én ze moeten ermee kunnen fietsen. De City Deal helpt om de randvoorwaarden daarvoor te verbeteren, zodat gemeenten en andere partners hiermee aan de slag kunnen. In totaal werken 17 gemeenten, 2 provincies, 7 maatschappelijke organisaties, 3 bedrijven en 3 ministeries samen aan dit doel.  Zie voor meer informatie de website van de City Deal.

Handreiking helpt gemeenten op weg naar gezond en duurzaam voedselbeleid

Dit gaat over de City Deal Gezonde en duurzame voedselomgeving

Handreiking helpt gemeenten op weg naar gezond en duurzaam voedselbeleid

Vanaf vandaag is de praktische handreiking “Voedsel als sleutel voor een gezonde en duurzame toekomst” beschikbaar voor gemeenten. De publicatie biedt inzichten, feiten en concrete handvatten om lokaal voedselbeleid vorm te geven – beleid dat bijdraagt aan zowel volksgezondheid als klimaatdoelen.

Waarom voedselbeleid?
Voedsel raakt aan veel maatschappelijke opgaven. Denk aan gezondheidsverschillen tussen inwoners, de druk op het zorgstelsel, maar ook aan de impact van voedselproductie op klimaat, biodiversiteit en watergebruik. Gemeenten spelen hierin een cruciale rol. Door integraal voedselbeleid te ontwikkelen, kunnen zij bijdragen aan een gezondere leefstijl, minder voedselverspilling en een duurzamere leefomgeving.

Wat biedt de handreiking?
Deze handreiking is bedoeld als hulpmiddel voor beleidsmakers, bestuurders en ambtenaren die met voedsel(beleid) aan de slag willen. De publicatie bevat:

  • Inzicht in hoe voedselbeleid verschillende beleidsdoelen raakt
  • Feiten en cijfers over gezond, duurzaam en betaalbaar eten
  • Praktische handvatten om lokaal te starten of door te pakken

Samenwerken over domeinen heen
Effectief voedselbeleid vraagt om samenwerking tussen verschillende beleidsdomeinen, zoals gezondheid, sociaal domein, ruimtelijke ordening, duurzaamheid en onderwijs. Deze handreiking helpt om het gesprek te voeren én om tot actie over te gaan.

Download de handreiking hier

Deze handreiking is een uitgave van de City Deal Gezonde en duurzame voedselomgeving. Hierin werken 13 steden, een provincie, de ministeries van LVVN, BZK en VWS, het voedingscentrum en JOGG samen.

Samen werken aan een gezonde voedselomgeving? Deze toolbox helpt je op weg

Dit gaat over de City Deal Gezonde en duurzame voedselomgeving

Werk je bij een gemeente of GGD en wil je samen met inwoners bouwen aan een gezondere voedselomgeving? Dan is de nieuwe Toolbox Inwonersparticipatie Gezonde Voedselomgeving van de toekomst iets voor jou. Deze praktische toolbox ondersteunt professionals bij het agenderen van dit thema én helpt om samen met bewoners en sleutelfiguren mogelijkheden te verkennen.

Ga naar de Toolbox.

Het huidige aanbod van voedsel in winkels, de horeca, scholen en andere openbare plekken is grotendeels ongezond. Vooral voor inwoners in een kwetsbare maatschappelijke of financiële situatie is het vaak lastig om gezonde keuzes te maken. Ongezond eten leidt tot overgewicht en obesitas.

Veel gemeenten willen de ongezonde voedselomgeving verbeteren, maar ingrijpen raakt ook het belang van persoonlijke keuzevrijheid. Juist daarom is het belangrijk om inwoners te betrekken. Beleid dat samen met inwoners wordt ontwikkeld, sluit beter aan bij de leefwereld, vergroot het draagvlak, versterkt de legitimiteit en werkt daardoor beter in de praktijk.

In de toolbox
De Toolbox Inwonersparticipatie Gezonde Voedselomgeving helpt (beleids)adviseurs van gemeenten en GGD’en om samen met inwoners, vooral uit wijken met een lagere sociaal-economische positie, de voedselomgeving te verbeteren. De aanpak bestaat uit vijf praktische stappen en start bij het perspectief van de inwoners. De methode gebruikt ‘participative backcasting’, waarbij deelnemers samen een gewenste toekomst schetsen en vervolgens terug redeneren naar het heden om de benodigde acties te bepalen.

De aanpak omvat drie bijeenkomsten: één met bewoners, één met beleidsadviseurs van gemeente en GGD, en één gezamenlijke slotbijeenkomst. De toolbox bevat draaiboeken voor de bijeenkomsten, voorbeelden van werkvormen en ondersteunende materialen, zoals illustraties. Zo kun je met de toolbox direct aan de slag.

De toolbox is ontwikkeld door onderzoekers van Wageningen University, Amsterdam UMC en Vrije Universiteit Amsterdam, in samenwerking met de gemeenten Ede, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, en het Voedingscentrum. Het project is gefinancierd door ZonMw binnen het programma ‘Gezonde Leefomgeving Integrale Aanpak’.

Meer informatie
De Toolbox is gratis beschikbaar via Goodfoodcity.nl. Voor vragen of begeleiding bij het gebruik van de Toolbox kunnen gemeenten contact opnemen met de City Deal Gezonde en duurzame voedselomgeving: [email protected]

De vernieuwende stad: Dag van de Stad 2025 in Enschede

Sfeerbeeld 700 jaar Enschede

In Enschede, de stad die zich keer op keer opnieuw uitvindt, komen op maandag 10 november stedelijke vernieuwers samen. Tijdens de negende Dag van de Stad duiken we met elkaar in innovatiekracht en verkennen we hoe steden zich aanpassen aan de opgaven van deze tijd.

Vernieuwing is onlosmakelijk verbonden met de ontwikkeling van steden, en zeker met Enschede. Van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog en de teloorgang van de textielindustrie tot de wederopstanding na de vuurwerkramp van 2000, laat de geschiedenis van Enschede zien dat vernieuwing noodzakelijk én mogelijk is.

Steden staan voor grote opgaven: sterke toename van inwoners, krappe woningmarkt, verduurzaming, energiearmoede, klimaatopgaven, veranderende geopolitieke verhoudingen en beperkte budgetten. Vernieuwen is slim én een noodzakelijke voorwaarde voor toekomstbestendige steden. Het thema van de Dag van de Stad 2025 is dan ook ‘De vernieuwende stad’.

Vernieuwing van dichtbij in Enschede

Tijdens de Dag van de Stad 2025 ontdek je de vernieuwingskracht van Enschede. De stad laat zien hoe technologische innovatie, creativiteit en maatschappelijke betrokkenheid samenkomen in concrete projecten. Denk aan samenwerkingen tussen bedrijven en de Universiteit Twente – de meest ondernemende universiteit van Nederland – die leiden tot vooruitstrevende oplossingen voor stedelijke uitdagingen. Vernieuwing zit in het DNA van de stad.

In zo’n twintig excursies gaan we stad en regio in: van de Spoorzone, waar nieuwe woningen en banen verrijzen, tot het familiehuis als laagdrempelige ontmoetingsplek in de wijk. We zien hoe industrieel erfgoed een nieuwe bestemming krijgt, en hoe beleid en cultuur elkaar versterken in de publieke ruimte. Ook de samenwerking met Duitsland op het gebied van veiligheid en ondermijning komt aan bod. En we kijken terug én vooruit in Roombeek, de wijk die na de vuurwerkramp opnieuw tot bloei kwam.

Programma in festivalvorm

Naast excursies biedt de Dag van de Stad een veelzijdig programma. We openen met burgemeester Bleker die ontvangen wordt door dagvoorzitter Ajouad El Miloudi. In de ochtend verzorgen schrijver Tommy Wieringa, programmamaker en -presentator Karim Amghar, film- en theatermaker Nora Akachar en Munish Ramlal, ombudsman van Amsterdam last lectures. Er is een filmlezing over de Vuurwerkramp – dit jaar precies 25 jaar geleden. We gaan in gesprek met ooggetuigen en betrokken professionals.

Deelnemers stellen net als andere jaren hun eigen programma samen. Laat je verrassen door inspirerende sessies binnen én buiten je eigen vakgebied, en ontdek hoe andere steden met soortgelijke uitdagingen omgaan.

Beleef Enschede tijdens de Nacht van de Stad

Op zondagavond 9 november trappen we traditioneel af met de Nacht van de Stad: een culturele ontdekkingstocht door Enschede – van broedplaatsen en poptempels tot creatieve makers op verrassende en innovatieve plekken. En er is natuurlijk volop de gelegenheid om elkaar te spreken.

Wil je op de hoogte blijven?

Het programma en het thema voor de Dag van de Stad is nog volop in ontwikkeling. We houden je graag op de hoogte. Meld je aan voor updates via [email protected]. Of volg ons op LinkedIn en dedagvandestad.nl.

Landelijke CDKM Dag in Delft staat in het teken van verbinding: ‘Kansengelijkheid begint bij nabijheid’

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

‘Kansengelijkheid begint bij nabijheid’

Vrijdag de 13e? Voor de deelnemers aan de landelijke City Deal Kennis Maken (CDKM) kennisdelingsdag in Delft op13 juni blijkt het allesbehalve een ongeluksdag. Ondanks tropische temperaturen én landelijke treinstakingen, zit de theaterzaal in gebouw X op de TU Delft campus vol. De energie en betrokkenheid zijn voelbaar: professionals, bestuurders, onderzoekers, studenten én wijkbewoners zijn gekomen om kennis te delen, te leren en te inspireren.

Het thema van de dag wordt verwoord in een treffend citaat van de 12-jarige Meksie, inwoner van de naast de TU gelegen wijk Delft-West: ‘Slimme mensen snappen niet alles.’ Die boodschap vormt de rode draad door alle lezingen, excursies en werksessies heen. Het benadrukt hoe belangrijk échte verbinding is tussen theorie en praktijk, tussen stad en onderwijs, tussen beleid en bewoner.

Want op nog geen kilometer afstand van de TU, waar de knapste koppen werken aan onderwerpen als quantumtechnologie, robotica en biotechnologie, komen in de wijk Delft-West sommige mensen met moeite elke maand rond. De afstand is enorm tussen beide werelden, stellen Saskia Postema, projectmanager challenge based education, en Pieke Hoekstra, head of community engagement, aan de TU Delft, bij de opening van de dag: “De TU wil oplossingen bieden, maar het is soms goed om eerst goed te luisteren naar wat de uitdagingen zijn.”

Het thema van vandaag is dan ook verbinden, aldus Hoekstra. Zo werken de Delftse partners in Delft-West aan een wijkuniversiteit waar studenten helpen om jongeren en kinderen perspectief te geven. Hier kunnen zij profiteren van het netwerk van studenten en docenten en kunnen ze in aanraking komen met de nieuwste technologieën. Op deze plek gaan kennisinstellingen en bewoners elkaar ontmoeten, van elkaar leren en mogen bewoners vooral ook zelf bepalen wat voor activiteiten belangrijk zijn in de wijk. Hoekstra: “We hebben iedereen nodig in co-creatie om dromen waar te maken.”

Last lecture
Burgemeester Marja van Bijsterveldt geeft de openingsbijeenkomst verder invulling met een krachtige en persoonlijke ‘last lecture’ over de Verbonden Stad. Allereerst uit ze haar warme gevoel over de stad, waarvan zij binnenkort afscheid neemt als burgemeester. “Ik ben trots dat we zoveel innovaties hebben bereikt in deze stad. Delft is magie, het zit vol reuring en vooruitgang.” En dat komt niet alleen door de TU, benadrukt ze. Ze roemt ook de hogescholen en het ROC Mondriaan. “Zonder mbo hebben we geen schoon drinkwater, voedsel of infrastructuur.”

Ook al zijn de TU Delft en andere kennisinstellingen het kloppende hart van de innovatie met al die hoogstaande technologie waaraan wordt gewerkt, niet iedereen profiteert daar dus van, stelt ook de burgemeester. “Delft is een stad van twee snelheden. Waar voor de studenten op de TU geen zee te hoog is, weten gezinnen in Delft-West zich niet te redden. Ze vragen zich af of ze er nog wel bij horen in deze snel veranderende samenleving.”

Jongeren die in Delft-West opgroeien, hebben minder kansen dan de studenten hebben gehad, stelt ze. “Ze komen sneller in de criminaliteit. En dat op nog geen kilometer afstand van de campus. Voor hen is de TU net zo onbereikbaar als bijvoorbeeld Silicon Valley. Dit zie je overal in Nederland. We hebben 2,5 miljoen ongeletterden in Nederland. Daarom moeten we werken aan een meer gelijke samenleving.”

Kansenongelijkheid is geen beleid, het is iets wat je voelt in het klaslokaal, bij sollicitatiegesprekken of in wijken, gaat ze verder. In Delft -West zegt een derde van de ouders dat hun kinderen niet dezelfde kansen krijgen. “Afkomst bepaalt nog te veel je kansen. Daar moeten we echt wat aan doen. Dat vraagt ook iets van de onderwijsprofessionals. We moeten verder kijken dan papier, systemen en structuren, echt naar de mensen. Kansengelijkheid begint met nabijheid. We moeten ons verplaatsen in de ander en dan de barrières wegnemen. Want een stad of regio kan pas echt bloeien als iedereen kan meedoen. We hebben de kennisinstellingen nodig om daarvoor te zorgen, om die bruggen te slaan naar de wijken eromheen.”

Na de last lecture neemt vicerector Hans Hellendoorn nog even de afgelopen 9 jaar door met de burgemeester. Wat voor mooie beelden van verbinding heeft ze gezien in Delft? Ze noemt als voorbeeld een jaargesprek bij de stichting STUNT, waar ze met mensen van de TU en een islamitische vereniging uit de wijk heeft gekeken hoe deze beter in verbinding met een joodse buurtvereniging kon komen. Of dat studenten tijdens corona een daklozendiner wisten te organiseren. Als hoop geeft ze mee dat studenten van mbo, hbo en wo verder aan elkaar worden verbonden. “Innovatie kan alleen als je maker en bedenker aan elkaar verbindt.”

Inkijkje in samenwerking Delft

Hellendoorn gaat verder in een panel in gesprek met Mariëlle Stolp, Carmen Sjardijn en Jisca van Willigen over wat deze samenwerkingen in de praktijk betekenen. Dat zorgde voor een inspirerende meervoudige blik op hoe onderwijs en de stad Delft elkaar versterken, bijvoorbeeld in Delft-West, waar de wijk steeds vaker meebouwt aan oplossingen voor échte vragen. Net als in andere CDKM-steden, vinden hier onderwijs, fundamenteel én praktijkgericht onderzoek plaats in nauwe samenwerking met bewoners en partners uit de wijk. Dankzij deze co-creatie ontstaan oplossingen voor vraagstukken rond duurzaamheid, leefbaarheid, gezondheid, kansengelijkheid en vertrouwen.

Programmamanager Roselinde Wijnands geeft daarna een korte update van de stand van zaken rond de City Deal Kennis Maken, waaraan sinds 2017 twintig steden mee hebben gedaan, 13 universiteiten, 24 hogescholen, 17 mbo-instellingen, naast vele publieke partners en bedrijven. Ondertussen hebben meer dan 20.000 studenten aan een CDKM-project in hun eigen stad gewerkt. Het plenaire deel wordt afgesloten met een prachtige Spoken Word voordacht ‘Het rechte pad’ van Amara van der Elst: “Ik wist niet wat ik kon worden. Totdat ik de ruimte kreeg om te zijn.”

Deelsessies
Na de plenaire sessie verspreiden de deelnemers zich over verschillende deelsessies. Van der Elst geeft een Spoken Word Workshop, waarin ze ingaat op hoe taal werelden kan vormen, bruggen kan bouwen, maar ook muren kan optrekken, afhankelijk van hoe we haar gebruiken. Katja Rusinovic (Lectoraat Grootstedelijke Ontwikkelingen, Haagse Hogeschool) en Pieke Hoekstra (Initiatiefnemer Wijkuniversiteit, TU Delft) geven samen met Milou Andriessen een presentatie over het project Young Researchers. Na een succesvol project in de Haagse wijk Duindorp, gaan ook bij de Wijkuniversiteit in Delft-West, waarmee het Delfste CDKM-consortium dit jaar start, Young Researchers aan de slag. Belangrijke pijler van het Young Researchers Programma is het organiseren van de stem van kinderen en jongeren in de wijk. Het idee is dat iedereen een onderzoeker is. De Young Researchers zijn jongeren onder de achttien jaar. Zij krijgen compensatie om mee te doen in de vorm van VVV-bonnen. Logisch ook, want zij bepalen de thema’s en staan aan het roer. Momenteel wordt het programma opgebouwd tot en met 2028. Een van de randvoorwaarden is dat wat wordt opgehaald niet in een bureaulade eindigt, vertelt Rusinovic.

Fatima Polat, wijkbewoner en lid van de Alliantieraad Wij West, geeft een workshop over het ‘Manifest van de wijk’. In de sessie onderzoeken de deelnemers hoe de stem van bewoners écht meegenomen kan worden in de samenwerking tussen kennisinstellingen en wijken. In groepjes werken ze verschillende vragen uit. Wat is er nodig om aan de hand van het Wijkmanifest bewoners als gelijkwaardige partners te zien? In een mini-manifest verzamelen de deelnemers de belangrijkste principes voor rechtvaardige samenwerking in de stad.

In de workshop ‘Hoe Doe je co-design’ zitten de deelnemers ook in groepjes waar ze kennismaken met verschillende methodes voor ontwerpend denken, die kunnen worden ingezet voor het oplossen van complexe maatschappelijke vraagstukken. Liliya Terzieva, Guido Stompff en Heleen Geerts (Lectoraat Designing Value Networks, Haagse Hogeschool) nemen de deelnemers onder meer mee langs de methode MountainView, ontwikkeld door studenten van de Haagse Hogeschool, die nu al wordt ingezet in living labs en het Co-Design Canvas. Rond dit grote canvas op de grond kunnen verschillende partijen met elkaar in gesprek over de aanpak van een vraagstuk. Het wordt al toegepast in Rotterdamse wijken, waar studenten er met bewoners mee werken.

Op de fiets
Terwijl de zon de Delftse straten verder verhit, stappen de deelnemers op een fiets om op excursie te gaan en op locatie te gaan lunchen. Zo ontdekken ze vier bijzondere Delftse plekken en zien ze hoe de samenwerking er daar in de praktijk uitziet. Een eerste groep bezoekt het Buurthuis van de Toekomst, ook wel bekend als Buurthuis Voorhof, anderen bezoeken het Stationshuis, een deel fietst door Delft-West om het partnernetwerk van de wijk te bezoeken en een vierde groep gaat naar Stichting Stunt. Dit gebouw telt zeven leerwerkbedrijven voor mensen die re-integreren. Van een restaurant runnen, fietsen maken tot houtbewerken en T-shirts drukken. “Hier vind je waarde in mensen en materialen”, zegt een van de medewerkers. Hij noemt STUNT ook wel een circulair ambachtsnetwerk, want de stichting hergebruikt allerlei afgedankte materiaalstromen. Een speerpunt dit jaar is het maken van meubels van houtresten. De producten worden verkocht en de inkomsten gaan naar de stichting en het pand. Omdat het restaurant niet meteen veel bezoekers trok, heeft STUNT vijf studenten van Hogeschool Inholland ingezet om via communicatie en marketing meer bekendheid te krijgen. Sindsdien wordt het restaurant weer veel meer als ontmoetingsplek in de wijk gezien.

Na de excursies volgt een tweede ronde deelsessies, terug op de campus. Karim Amghar, auteur, MBO docent, televisiemaker, gaat in een Q&A in gesprek met deelnemers over de impact van kansenongelijkheid. Van welke vooroordelen moeten we af en hoe krijgt het MBO de status die het verdient? Het was een levendig gesprek, en een mooie voorproef voor zijn keynote aan het eind van de dag. Ook studenten draaiden mee in het programma. In een panel gingen TU-studenten Pepijn de Haan (Social Impact Hub), Charlise Francovich (Stadsverbinders) en Daan van Ginkel (ORAS), met moderator Myrthe Beerens (student en programmaleider Maatschappelijk Delft binnen de Social Impact Hub) in gesprek met deelnemers over hoe studenten omgaan met inwoners van Delft.

Frieda Franke (Erasmus Universiteit) en Linette Bossen (TU Delft) vertellen in hun sessie meer over regionale Learning Communities, thematische samenwerkingen die ontstaan tussen kennissteden in dezelfde regio. Saillant detail: Saskia Postema, zelf werkzaam in Delft, presenteert de Leren met de stad aanpak van Leiden. Een mooi voorbeeld van de verbondenheid van het CDKM-netwerk. In de workshop ‘Docentprofessionalisering’ staan mooie termen als trans- en interdisciplinair onderwijs, ecosysteemdenken en netwerken centraal. Maar wat zijn dat nou precies en hoe geef je hier als docent handen en voeten aan? Anouk Kerkhof (RU), Ilse Ouwens (HAN) Vincent Hazelhoff (RUG), Tabatha Ros (RUG) en Saskia Leenders-Pellis (WUR) geven voorbeelden uit Wageningen, Nijmegen en Groningen.

De kloof mbo en wo

Amghar mag de dag in een inmiddels tropisch aanvoelende zaal eindigen met zijn keynote, waarin hij pleit voor herwaardering van het mbo als het ‘Meest Belangrijk Onderwijs’. Een boodschap die extra kracht krijgt doordat hij wordt uitgesproken op een universitaire campus en ten overstaan van een netwerk dat dagelijks werkt aan het verbinden van alle vormen van vervolgonderwijs. Ondanks de hitte hangt de zaal aan zijn lippen bij deze persoonlijke en indrukwekkende lezing. Daarin legt een steeds meer op stoom rakende Amghar bloot wat écht nodig is voor gelijkheid en wederzijdse erkenning binnen het kennisecosysteem. Hij roept op tot structurele erkenning van het mbo, en herinnert het publiek eraan dat kansengelijkheid begint bij mensen zien en écht ontmoeten. ‘Maar dat begrijp jij toch niet’, kreeg Amghar als mbo-student steeds te horen. Want: hij was maar ‘lager’ opgeleid. Nu, als mbo-docent, ziet hij hoe zijn studenten nog steeds te maken hebben met onderwaardering. Ze krijgen minder kansen, minder waardering én minder salaris dan hun ‘hoger’ opgeleide studiegenoten. En dat terwijl ze onmisbaar zijn voor onze samenleving.

Een gedeelde missie

De les van deze dag? Gelijke kansen en gedeelde kennis zijn geen vanzelfsprekendheid, maar iets waar we samen dagelijks voor kunnen én moeten kiezen. De kennis zit niet alleen binnen de muren van mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten. Juist in de wijken, op straat, en bij leerlingen zoals Meksie ontstaan de inzichten die we nodig hebben. Zoals haar tegeltjeswijsheid zegt: “Slimme mensen snappen niet alles.”

Maar wie samenwerkt, luistert en deelt, die snapt steeds een beetje meer.

 

Presentaties van de verschillende sessies en foto’s vind je hier.

© Floor Fortunati