Verslag sessie over Kennisplatforms, 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Tijdens de deelsessie over Kennisplatforms onder leiding van Marieke van Haaren krijgen we een kijkje in de keuken van een drietal bestaande platforms. Marieke geeft aan dat ze namens Rowinda op zoek is naar een geschikt digtaal platform om resultaten te delen en benieuwd is naar de ervaringen van de sprekers met hun tools.

Open Research Platform

Socioloog en eindredacteur Thijs van Schijndel bij het spits af met een toelichting op het Open Research Platform Amsterdam. We zien een introductiefimpje waarin geschetst wordt dat het belangrijk is dat in Amsterdam niet in elk stadsdeel het wiel opnieuw hoeft te worden uitgevonden. Daarom is het goed één centrale plek te hebben voor alle onderzoeken over de Metropoolregio Amsterdam. Onderzoeken zijn goed te ontsluiten door relevante keywords en in online werkruimtes kan kennis gedeeld worden. De lijfspreuk van het ORP luidt ‘Onderzoek maak het verschil in de stad. Durf te delen’.

Vervolgens neemt Thijs ons mee door het Online Research Platform door zijn scherm te delen. Hij schetst dat er sinds 2017 gewerkt wordt aan duurzaam digitaal kennisplatform voor onderzoek. Veel tijd is gaan zitten in de juridische dimensie en de structuur van het platform. En in het vinden van de juiste software en het inspireren van ambtenaren tot samenwerking.

Op 1 juli 2020 is het platform live gegaan, met 150 redacteuren. Die zijn essentieel, zegt Thijs. Met zijn collega’s beheert hij centraal de dossiers en vervult hij een helpdeskfunctie ter ondersteuning van de decentrale redacteuren, die allemaal na een korte training aan de slag gegaan zijn en de dossiers van hun directie of faculteit beheren. De redacteuren beschrijven onderzoeken en koppelen de keywords eraan. “Deze redactionele structuur is door decentraal eigenaarschap en persoonlijk contact succesvol”, benadrukt Thijs. Er worden veel bijeenkomsten georganiseerd waar de redacteuren van elkaar kunnen leren.

Thijs geeft aan dat het platform meer is dan een kwantitatieve database. “We beheren een klein netwerk met grote impact.” Het platform is ook belangrijk omdat de Wet Open Overheid er aankomt, wat betekent dat we in de toekomst proactief onderzoeken moeten delen. “Je kunt zeggen dat we de WOO met ons Open Research Platform een stapje voor zijn”.

Marieke ziet dat er in de chat gevraagd wordt over de kennis nu of later ook benaderbaar is voor studenten. Thijs legt uit dat het platform uit drie lagen bestaat: een interne laag, een rode, semi-openbare laag voor onderzoekers en een open laag die ook toegankelijk is voor studenten. Thijs en zijn collega’s zijn ook in gesprek met o.a. een aantal studentenbladen om bijvoorbeeld door het instellen van een scriptieprijs studenten meer actief bij het programma te betrekken.

Thijs geeft aan dat deelnemers zelf bepalen in welke laag hun informatie beschikbaar komt. Maar alleen de redacteuren hebben het mandaar om informatie op de openbare laag te plaatsen. Standaard verschijnt informatie op de ‘middelste’ semi-openbare laag.

Er zijn veel onderzoekers die informatie standaard op niet-openbaar zetten. Vaak komt dat doordat onderzoekers gehouden zijn aan peer-review betaalmuren. “Een deel van onze missie is om kennisdeling meer te integreren in onderzoeken”, aldus Thijs.

Thijs legt uit dat de focus eerst op ambtenaren lag omdat daar het meest te winnen valt qua kennisdeling. Een aantal kennisinstellingen neemt al actief deel. Vanwege de focus op de Metropoolregio is onder andere het Center for Urban Studies al snel aangehaakt.

Op de chatvraag of de informatie ook relevant is voor Amsterdamse burgers antwoordt Thijs dat ze een collectie gemaakt hebben van onderzoek dat echt in het beleidsproces gebruikt is, om de impact en interactie echt zichtbaar te maken.

Onderwijskennis.nl

Vervolgens is het de beurt aan Celine Gladpootjes die ons als projectleider meer vertelt over het Kennisknooppunt. Celine is van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) dat zich richt op vier doelgroepen die op onderwijskennis.nl thematisch geordende kennis kunnen vinden uit onderzoek. Het is praktisch bruikbaar en ‘research informed’. Er is niet alleen informatie uit het hoger onderwijs te vinden, maar ook uit het lager-, middelbaar- en beroepsonderwijs. Doel is, zo vertelt Celine, om onderwijsinnovatie te stimuleren.

Op 15 januari is een pilotversie gelanceerd met vier themapagina’s. Ambitie voor het komende jaar is om stakeholders meer te betrekken bij de themapagina’s. “We willen ook van gebruikers horen hoe ze de site beleven, zodat er een en ander kunnen finetunen’. Er zijn bovendien twee nieuwe themapagina’s in ontwikkeling, waarvan een zich richt op maatschappelijke vraagstukken en de ander op de veranderende arbeidsomgeving. Ook willen ze graag uitbreiden door kennisdelingsevenementen te organiseren.

Projectmedewerker Roos van Lin laat ons de website zien. Belangrijk is dat de site een knooppunt is VOOR, maar ook VAN het onderwijs. De sector wordt dan ook actief betrokken in de doorontwikkeling. Bronnen worden thematisch gebundeld op de site en relevante bijeenkomsten, zoals deze City Deal-bijeenkomst, worden prominent uitgelicht. We zoomen in op een themapagina. Die zijn allen op dezelfde wijze opgebouwd, voor uniformiteit en herkenbaarheid. Het type bronnen dat je aantreft staat aan de rechterkant van de pagina vermeld. Samen met studenten is de basisinformatie over een onderzoek toegankelijk gemaakt. Daarnaast zijn er praktische handvatten zoals ‘tips en tool’ en vind je verwijzingen naar de bronwebsites zelf en ‘good practices’ van onderwijsinnovatie. In deze pilotfase zijn dat veelal Comeniusprojecten die door NRO gefinancierd worden. Tot slot worden op elke themapagina individuele onderzoekartikelen uitgelicht, inclusief samenvatting.

Uit de chat komt de vraag hoe bepaald wordt wat wel en niet op de site komt. Celine geeft aan dat er een set kwaliteitscriteria is en dat er voor plaatsing een grondige check plaatsvindt. Docenten hebben wel invloed op de content als ze samenwerken met groepen die die content ontwikkelen. En Celine vindt het belangrijk dat ze goed gevoed worden door stakeholders.

Roos vertelt dat er nu interviews plaatsvinden met gebruikers over hun ervaringen. Daarnaast zijn er de komende tijd nog technische doorontwikkelingen. Vervolgens zal de tool via o.a. social media breder verpsreid worden.

Op de vraag van Rowinda hoe de doorontwikkeling tot stand komt en met wie het platform daarover praat, geeft Celine aan dat ze gevoed worden door het veld en door de onderzoekslijn die ze uitzetten. Ze werken onder andere samen met de programmacommissie voor Hoger Onderwijs – die keuren alles goed voordat het gelanceerd wordt. Daarin praten o.a. onderwijsprofessionals en onderzoekers mee.

Eddie

Tot slot is het de beurt aan Aletta Baartmans van Stichting Education Warehouse, een onafhankelijke AMBI-stichting. Ze vertelt over ‘Platform delen met Eddie’. Doelstelling was om praktijkervaringen uit het onderwijs te verzamelen en delen. De diversiteit in het onderwijs is heel groot: er zijn gezamenlijke einddoelen maar er wordt op verschillende manieren onderwijzen. Er was al 15 jaar behoefte aan meer uitwisseling en kennis van ‘wat doet de ander?’

Dit blijkt ook wel uit de Faceboek-groepen over onderwijsvormen, die vaak tot de grootste Facebook-groepen behoren. “Wij streven ernaar dat onderwijsprofessionals bij de juiste informatie, inspiratie en collega’s kunnen komen”, vertelt Alette. De reden dat de voorziening er nog niet was, is dat het enorm veel werk is om relevante informatie te vinden, verzamelen, vast te leggen en verspreiden. “Wij zijn erg bezig met ‘hoe verzamel je de informatie en hoe zorg je dat die gevonden wordt, niet eenmalig maar keer op keer?”, zegt Alette. “En hoe verspreid je het en ververs je het? We willen dat informatie over 10 jaar nog relevant is.”

Tijdens het verzamelen merkte Alette en haar collega’s dat er veel voorbeelden van onderwijs online staan, maar nergens overzichtelijk bij elkaar gebracht worden. Vaak worden praktijkervaringen online gewisseld op projectpagina’s, maar verdwijnen die als het project is afgerond. Dus is er ook veel input voor het platform verzameld via het Lerarenontwikkelfonds voor het MBO en via het NRO. Voor Alette zijn de juiste kruisverbanden cruciaal: de statistieken van het platform tonen aan welke informatie gezocht wordt en dat kan weer aan het veld teruggekoppeld worden – aan dít onderzoek is blijkbaar behoefte. Het verzamelen is vormgegeven in leerwerkbedrijf, waar mbo/hbo/wo-studenten vanuit o.a. communicatie-, IT- en onderwijs-opleidingen samenwerken.

Daarop aanhakend wordt vanuit de chat gevraagd hoe de continuïteit geborgd wordt. Allette geeft aan dat studenten deelnemen vanuit een vak of een langer lopende stages. Talenten met een proactieve houding worden via een nuluren-contract langer aan het programma verbonden. Zo wordt er continu aan de groep redacteuren gebouwd. De rol van de studenten is volgens Arlette heel belangrijk. “Zo kunnen we alles goed en met frisse energie up-to-date houden.”

Op technisch gebied legt Arlette uit dat er een rijkgevulde ‘backend’ is waardoor verschillende typen applicaties gebouwd kunnen worden en aan bestaande platformen gekoppeld kunnen worden. Zo kan de informatie uit het platform breder verspreid worden. Een voorbeeld hiervan is de site Lesopafstand.nl, waar voorbeelden worden gedeeld. Daarnaast worden ook andere netwerken ondersteund, zoals Slimfit in het primair onderwijs.

In de chat wordt gevraagd of er op Eddie bestaande content geplaatst wordt of dat er ook redactie wordt gevoerd. Arlette geeft aan dat er meestal een redactieslag plaatsvindt op content van anderen. Zo wordt er een update en een samenvatting toegevoegd, ook voor de zoekmachine-optimalisatie.

In de chat wordt opgemerkt dat er wel heel veel platforms zijn en je dus ook op veel plekken moet zoeken. Is daar een oplossing voor? Arlette geeft aan dat het de vraag is of je ooit op één plek alles zult kunnen vinden. Maar daarom is het belangrijk om het als een gezamenlijk eco-systeem te zien, waarbij platforms van elkaar zouden moeten willen dat ze gevonden worden. “We moeten waken voor ‘featuritis’, waarbij we alleen kijken wat nog meer kán, maar juist ook kijken: wat is er allemaal elders al?”, aldus Arlette. Daarbij is het belangrijk om de kennisdeling als collectieve opdracht met open mind op te pakken en naar elkaar door te verwijzen.

Marieke vraagt zich na alle inspirerende bijdragen af of de sprekers nog adviezen hebben voor de anderen die nadenken over een platform Roos van Lin geeft aan dat het belangrijk is om goed na te denken over het doel van je platform: wat wil je dat de gebruikers er mee gaat doen en wat moet het dan bevatten? Marieke is nog op zoek naar ene manier om een platform voor verschillende doelgroepen, van bewoner tot student tot onderzeker, toegankelijk te maken. Thijs adviseert dat je het niet per sé altijd groter moet willen maken en alle groepen moet willen betrekken. “Door de scope klein te houden, zoals wij doen door ons op Amsterdam te richten en op ambtenaren, onderzoekers en ontwerpers, hebben we meer focus.

Ook Alette benadrukt dat er nog geen platforms zijn die alle informatie bieden voor alle doelgroepen, maar dat dat juist het belang van een ‘ecosysteem van platforms’ benadrukt. “Het is ook veel duurzamer om bij bestaande structuren aan te sluiten. Dan kun je het makkelijker morgen.”

Met dit inzicht sluit Marieke de inhoudelijke en inspirerende eerste deelsessie af.

 

Verslag sessie over University of Bristol, 12 maart 2021

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken
Faculteit natuurkunde van de University of Bristol. Foto: Chris Bertram/Flickr Creative Commons
Faculteit natuurkunde van de University of Bristol. Foto: Chris Bertram/Flickr Creative Commons

In 2019 bezocht de City Deal Kennis Maken de stad Bristol om langs te gaan bij de University of Bristol, een innovatieve en baanbrekende universiteit rond Community & Public Engagement. Nu twee jaar later vertelt Kate Miller, Hoofd Public Engagement, in een sessie hoe het ervoor staat met de implementatie ervan.

Covid-19

De universiteit van Bristol is echt opgericht voor de stad, met het idee om iets terug te geven aan de stad. “Toch hadden we heel lang de focus op onderzoek, dat vooral iets voor ons opleverde”, vertelt Miller. Nu staat Engagement voorop, en is er een heel team aangesteld om de verbinding met de stad te houden. “Twee belangrijke gebeurtenissen dwongen ons er meer over na te denken: Covid-19 en de Black Lives Matter beweging”, vertelt Miller. “In Bristol zijn veel protesten geweest bij het standbeeld van slavenhandelaar Edward Colston. Plots moesten we nadenken over onze rol als universiteit in de slavernij. Deze twee gebeurtenissen hebben impact gehad op elk niveau, en dingen in een stroomversnelling gebracht. Ons bestuur staat nu nog sterker voor Public Engagement.”

Sleutelrol tegen ongelijkheid

Wat doet de universiteit rond de twee gebeurtenissen? “Een aantal voorbeelden: er is samenwerking met het Bristol Museum bij een debat rond kunstvoorwerpen uit koloniaal Nigeria. Onze medicijnenstudenten moesten door corona meteen de frontlinie in, onze scheikundestudenten hebben gewerkt aan de productie van handreinigingsmiddelen. We hebben onze parkeerplaatsen op de universiteit opengesteld voor zorgmedewerkers. Er wacht ons echt verandering als instituut. We willen een sleutelrol spelen in ongelijkheid en racisme tegengaan. We werken samen met het gemeentebestuur. Onze mensen zitten in commissies en intern hebben we een antiracisme werkgroep. We hebben nog geen strategie. Maatschappelijke betrokkenheid wordt wel tot op het hoogste niveau erkend.”

Of het ook zo zou zijn zonder Covid-19 of Black Lives Matter? Miller weet het niet, “Het heeft ons in ieder geval ertoe gezet om na te denken waar we goed voor zijn en wat ons echte doel is.” Miller bespreekt vervolgens hoe de lijnen binnen de universiteit lopen, en hoe het Public Engagement team fungeert aan de hand van doelen die zij elk jaar nalopen en aanscherpen. Meer informatie over de aanpak in Bristol via http://www.bristol.ac.uk/public-engagement/. Of lees de presentatie in de bijlage.

Verslag landelijke kennisdelingsdag City Deal Kennis Maken

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Ruim 200 docenten, kwartiermakers, projectleiders, bestuurders en professionals, betrokken bij de City Deal Kennis Maken, kwamen op 12 maart samen in de online sessies van de landelijke kennisdelingsdag. De uitwisseling van ervaringen, best practices maar ook uitdagingen smaakt alleen maar naar meer. Een uitgebreid verslag.

Of het nu gaat om bijpraten met Kate Miller van de universiteit van Bristol, leren over hoe je impact meet van je project of nieuwe samenwerkingen in de ouderenzorg met hulp van studenten. In acht sessies werden de leden van het City Deal Kennis Maken netwerk op hun wenken bediend. Klik door op de sessies waar je meer over wil lezen.

Digitale kennisplatforms

Hoe zet je digitale kennisplatforms in voor kennisdeling en kenisbenutting? Hoe start je een dergelijk platform als stad, hoe neem je de partners hierin mee en hoe betrek je mensen bij het inzetten van een dergelijk platform? Al deze praktische vragen komen terug tijdens een demonstratie van drie succesvolle platforms: openresearch.amsterdam, landelijk kennisknooppunt www.onderwijskennis.nl en delen.meteddie.nl.
Lees verder

Multi-level leren

Multi-level leren wordt steeds vaker als term ingezet, maar hoe voer je dit in de praktijk nu goed uit? Vanuit zowel mbo, hbo als wo kant passeren in deze werksessie voorbeelden en tips de revue, met aandacht voor het goed begeleiden van multi-level aanpakken, het correct inbedden in het curriculum, en het meenemen in de aanpak van de Centers of Expertise en Centra voor Innovatief Vakmanschap.
Lees verder

De toekomst van ouderenzorg: samenwerking rond Health

Nieuwe samenwerkingen rond ouderenzorg in samenwerking met ActiZ, landelijke branchevereniging van en voor 400 zorgorganisaties. Adjunct-directeur ActiZ Charlotte Vromans, kijkt naar overlappende onderzoeken, innovaties en samenwerkingskansen met studenten, docenten en onderzoekers binnen de City Deal.
Lees verder

Van experimenteren naar opschaling

Hoe maak je als stad de overstap van pilot naar grootschaligheid, en hoe stimuleer je bestuurders om commitment te tonen voor grootschalige veranderingen? Suzanne Potjer (TwynstraGudde) is expert in vernieuwing in het publieke domein, en nam de 20 City Deal steden mee in goede aanpakken en voorbeelden.
Lees verder

Hoe gaat het nu met… de University of Bristol?

Kate Miller, Head of Public Engagement van de University of Bristol geeft een update naar aanleiding van de CDKM studiereis in 2019. Een innovatieve en baanbrekende universiteit rond Community & Public Engagement. Hoe staat het er nu voor met de implementatie? Wat hebben zij geleerd?
Lees verder

Een kijkje in de keuken van Maastricht

In de City Deal Kennis Maken projecten in Maastricht zijn ondertussen meer dan 1.000 studenten actief. In deze werksessie vertelde het lokale team onder leiding van lector Nurhan Abujidi over de samenwerking tussen de partners, de projecten in de wijken Randwyck en Mariaberg, het betrekken van buurtorganisaties en bewoners, en hoe zoveel verschillende opleidingen en faculteiten betrokken kunnen zijn.
Lees verder 

Het in kaart brengen van impact

Het in kaart brengen van impact is altijd een lastige, vooral als het gaat om projecten rond verbinding met de samenleving. Hoe meet je de impact van deze projecten op de stad, op wijken, op bewoners? Maar ook de impact op studenten en hun leerdoelen? In deze sessie doken wij de materie in.
Lees verder

Structureel samenwerken met het bedrijfsleven

Hoe ga je als stadsbestuur en kennisinstelling structurele samenwerking met het bedrijfsleven aan in complexe projecten? Jan-Willem Wesselink ging in deze sessie in op deze samenwerkingen en liet praktische voorbeelden en aanpakken zien.
Lees verder

Slimme stad lanceert boek: ‘Zo bestuur je een slimme stad’

Dit gaat over de City Deal Een Slimme Stad, zo doe je dat
boekcover zo bestuur je een slimme stad

Op 5 februari 2021 wordt het nieuwe boek ‘Zo bestuur je een slimme stad’ gelanceerd. City Deal ‘Een slimme stad, zo doe je dat’ werkte hier aan mee.

Het boek is geschreven op initiatief van de Future City Foundation samen met 16 partners uit het bedrijfsleven en (semi)overheid. In het boek laten de makers zien wat er door de digitaliseren en technologisering verandert voor bestuurders bij de overheid, maar beschrijven ook hoe bestuurders daarmee aan de slag kunnen en welke voorbeelden daarvan al bestaan in Nederland. Het boek bekijkt dit op vier niveaus.

In het deel Bestuur komen dertien politici (acht wethouders, twee gedeputeerden, een heemraad, een burgemeester en een Tweede Kamerlid) aan het woord die inzien dat digitalisering en technologisering niet alleen de inhoud van hun werk, maar ook de manier van werken verandert. Het deel Beleid focust op de vraag hoe dat kan. De auteurs van de artikelen delen hun kennis en ervaringen. Het is het procesdeel van dit boek. In het laatste deel wordt dat concreet gemaakt en worden instrumenten aangereikt waarmee de lezer zelf aan de slag kan. Bij dit deel hoort ook het deel Praktijk met voorbeelden van gemeenten, provincies en waterschappen die al aan de slag zijn met digitalisering. En er loopt een fijn groen draadje door het boek over hoe in de gemeente Sittard-Geleen de nieuwe manier van besturen doorwerkt in het ontwerp, inrichting en beheer van het openbaar groen.

Wim Willems, voorzitter bestuurlijke themagroep Smart Cities G40 pleit voor meer bewustwording op dit onderwerp: ‘We leven in een spannende en inspirerende tijd. Als overheid zitten we in een transitiefase. We leggen nu de basis voor onze toekomstige samenleving waarbij steeds meer beschikbare data inwoners en overheid op verantwoorde wijze helpen onze welzijn te verbeteren en onze steden leefbaar te houden. Als lokale overheid nemen we daar graag het voortouw in.’

Partners

Dit boek is tot stand gekomen met de volgende partners: Civity, DHM Infra, Economic Board Utrecht, ELBA\REC, FIWARE Foundation, Gemeente Amersfoort, Gemeente Apeldoorn, Gemeente Sittard-Geleen, Kadaster, Kennedy Van der Laan, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Agenda Stad), Platform31, Provincie Utrecht, Provincie Zuid-Holland, VodafoneZiggo en Waterschap Vallei en Veluwe.

Lezen?

Bestel het boek via https://future-city.nl/slimbesturenboek/. Digitaal lezen is gratis, de gedrukte versie kost €29,-.

Verslag Bestuurdersdiner

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

Op 12 oktober nemen ruim 60 bestuurders van gemeenten en kennisinstellingen deel aan het online Bestuurdersevenement van de City Deal Kennis Maken. Ook minister Ingrid van Engelshoven (OCW) is aanwezig.

Projectmanager Rowinda Appelman van de City Deal Kennis Maken trapt de avond af met een korte presentatie over de stand van zaken van de City Deal Kennis Maken. De City Deal is in 2017 gestart vanuit de ambities van de toenmalige onderwijsminister Jet Bussemaker. Zij wilde meer verbinding bereiken tussen het hoger onderwijs en de samenleving.

Bij de aftrap had de City Deal drie doelen. Allereerst moest er vanuit de City Deal een rijke leeromgeving worden gecreëerd voor studenten in de stad, waarin ze interdisciplinair leren samenwerken en beter voorbereid worden op opgaven van de toekomst én meer binding krijgen met de stad en regio waar ze studeren. Ten tweede was het doel om de kennisverbinding in de stad tussen gemeente en kennisinstellingen te versterken. Als derde doel van de City Deal kan door het bereiken van doel 1 en 2 een versnelling op gang worden gebracht in het oplossen van maatschappelijke opgaven in de stad door onderzoekers, docenten en studenten hier grootschalig bij te betrekken.

Naast de ministeries van OCW en BZK haakten ook Regieorgaan SIA, de Vereniging Hogescholen, de VSNU, het Netwerk Kennissteden en Kences aan als partners. Inmiddels doen negentien steden mee, waarbij Ede en Wageningen samenwerken als één stad.

Lees het verslag van het Bestuurdersdiner in pdf.

Studenten over de rijke leeromgeving

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In de 19 steden van de City Deal Kennis Maken zijn onderwijsvernieuwers bezig met allerlei trajecten om de samenwerking te bevorderen tussen stad en kennisinstellingen. Steeds meer universiteiten sturen in navolging van de hogescholen hun studenten de campus af, de samenleving in. Op 12 oktober komen de bestuurders van alle City Deal partners samen voor een diner met minister Van Engelshoven. Maar wat willen de studenten eigenlijk?

Rowinda Appelman (CKDM) en Renske Heemskerk (OCW) deden eerder deze maand een rondje langs een dertigtal studenten van de landelijke studentenfocusgroep. Zij vertegenwoordigen ROC’s, hogescholen en universiteiten uit de steden die meedoen aan de City Deal. De input uit de focusgroep sessies nemen ze mee naar het bestuurdersdiner.

Is de kennisinstelling verantwoordelijk?

Wat vinden de studenten nu eigenlijk zelf van de verbinding met de samenleving? Is hun ROC, hogeschool of universiteit ervoor verantwoordelijk dat zij in aanraking komen met de stad? En zo werken aan echte opdrachten uit de stad, op stage gaan, de wijk ingaan, en samenwerken met echte partners en organisaties?

De meeste studenten vinden van wel. Zoals Iris, studente geschiedenis in Leiden. “Nu zie je dat er een groep mensen wordt opgeleid, die eigenlijk geen idee heeft wat ze straks kunnen en waar ze hun kennis kunnen inzetten. Als je dat al gaat proeven in maatschappelijke opdrachten tijdens je studie leer je dat. Zes procent van de studenten gaat echt werken als onderzoeker. De rest moet wel in de maatschappij een baan vinden. Ik vind het toch echt een plicht dat een opleiding je daarbij helpt.” “Het is toch het doel dat universiteiten en hbo’s mensen goed voorbereiden op de maatschappij? Dit is een essentieel onderdeel ervan”, zegt Bas, voorzitter van studentenmedezeggenschapsraad aan de Christelijke Hogeschool Ede. Imke, student communicatie aan Avans hogeschool in Breda vindt het enorm belangrijk dat er tijdens je studie een keuzemogelijkheid is om in de stad te werken aan een maatschappelijke uitdaging. Verplicht hoeft voor haar niet. “School moet daar echter wel echt een rol in spelen om die keuze structureel aan te bieden.”

Binding met de stad

Luca en Ayla, studenten bouwkunde in Heerlen, zijn het daarmee mee eens. “Als student zit je toch een aantal jaren in de stad. Er is altijd wel een uitdaging waar je je voor kunt inzetten. School moet dat faciliteren.” Maar, het moet wel goed in elkaar zitten. Nu hangt succes van maatschappelijke projecten te veel af van een docent, hoe gepassioneerd die ook is. Daarom is het belangrijk dat de verbinding met de samenleving echt onderdeel is van het curriculum. Daar is Galoeh, student en teamlid Community Service Learning (CSL) aan de VU het mee eens. ‘Het valt of staat met een gedegen infrastructuur voor dit soort verbindingen.’

De meeste mensen vinden niet dat het verplicht moet zijn in een opleiding. Monique, student bestuurskunde in Deventer, vindt echter van wel, al is het maar één vak. “Nu zie je dat studenten in Deventer helemaal geen binding hebben met de stad.”

Overigens zijn maatschappelijke projecten niet voor alle opleidingen interessant, stellen sommige studenten. Thijs, student technische wis- en natuurkunde aan de TU Delft, denkt zelfs dat het hoge niveau van de prestigieuze masters aan TU Delft minder zal worden, als de studenten projecten in de stad moeten gaan doen. Werken aan maatschappelijke opdrachten kan daar prima naast de studie.” Dat denkt Manouk, student geneeskunde aan de Universiteit Twente, ook wel. “Hier op de UT willen veel mensen iets extra’s doen naast hun studie, zoals een bestuursjaar. Er is veel aandacht om bij te dragen aan de universiteit, studenten of de stad. De wil is er echt wel.”

Studiepunten of andere erkenning?

Is er een beloning nodig om studenten aan te sporen om zich in te zetten voor de stad waarin ze wonen? De meeste studenten van de focusgroep vinden van wel. Anke denkt dat studiepunten een belangrijke motivatie zijn, maar vindt dat het vak niet verplicht moet zijn binnen de studie. Het moet wel echt je eigen initiatief zijn.” Manouk voegt daaraan toe: “Studiepunten motiveren meer, maar ik denk dat je met andere manieren van erkenning meer gemotiveerde studenten krijgt bij maatschappelijke projecten.”

Thijs gelooft meer in andere vormen van erkenning, zoals een vergoeding of een compensatie, zoals je die nu ook al krijgt voor bestuurscommissie werk. Anderen stellen een oorkonde voor of honors op je diploma.

Wanneer studenten in aanraking moeten komen met de samenleving tijdens hun studie, blijkt een groot discussiepunt te zijn in de focusgroepen. De meeste studenten zeggen dat het goed is niet in het eerste jaar te beginnen met maatschappelijke projecten. Er komt dan al genoeg op je af: studeren, op kamers wonen, nieuwe werkvormen en vriendschappen. Galoeh stelt voor dat wel in het eerste jaar de maatschappij dan naar het klaslokaal komt, als een soort training om te werken met echte data. De meeste studenten stellen echter het derde of vier jaar voor om te beginnen met een project in de stad. Dan zit je gedegen in de stof, en heb je de kennis en ervaring om ermee aan de slag te gaan. Alle studenten zijn het echter met elkaar eens dat in elk jaar van de studie wél de mogelijkheid zou kunnen worden aangeboden, op verschillende manieren.

Inspraak studenten

En hoe zit het met de erkenning van docenten? Vaak zijn voor de maatschappelijke opdrachten namelijk geen uren vrijgemaakt. De waardering is dan alleen voor de eigen carrière van de docent. Op de VU is dat geen probleem, stelt Galoeh. Het CSL team is volgens hem een van de innovatiekindjes van de VU. “Daar is dan ook veel erkenning voor.” Jens, student aan de Haagse Hogeschool, vindt dat de kwaliteit per project nog te veel verschilt. “Het ligt erg aan de docent en hoe die de kar trekt.” Een manier om die kwaliteit te verbeteren is door studenten te laten meedenken. Meerdere studenten uit de focusgroep pleiten voor meer inspraak over de maatschappelijke projecten in de stad. Zoals Galoeh aangeeft, “Bij Community Service Learning is de docent ook niet altijd expert. Hij weet het antwoord ook niet. Ik vind daarom dat studenten inspraak moeten hebben op de kwaliteit van hun studie.” Overigens gebeurt het meedenken al in verschillende projecten, zoals in het EnschedeLab en het project Leren met de Stad in Leiden, vertellen de studenten uit deze steden. Dit zou een landelijk groeiende beweging moeten zijn.

Inter- en multidisciplinair werken

En hoe zit het met dat inter- en multidisciplinaire werken, dat centraal staat bij veel van de projecten in de stad? Het klinkt zo mooi, maar werkt het in de praktijk? Nogal lastig, zo blijkt uit de rondgang onder de studenten. Dat komt vooral omdat het verschil tussen de studenten van universiteit, hbo of mbo zo groot is. “Het idee is heel goed, het is een weerspiegeling van de werkelijkheid. Na je studie moet je ook met andere disciplines samenwerken. Maar het werkt alleen als het robuust wordt neergezet. Nu loopt het soms goed de mist in”. “We moeten echt zoeken naar een manier dat het echt voor iedereen zinvol is. Nu matcht het vaak niet”, zegt Ayla. Het vraagt daarom dan ook veel van docenten om de spanningen tussen studenten van hbo en universiteit te doorbreken, stelt Anke.

Input voor de bestuurders

De belangrijkste punten die de studenten mee willen geven aan de bestuurders tijdens het diner op 12 oktober is dan ook dat ze meer met studenten in gesprek gaan over concepten, projecten en opzetten. “Betrek ze vanaf het begin erbij.” Dit geldt zowel voor de instellingen als voor het landelijk netwerk.  Daarnaast pleiten de studenten zelf voor een onderlinge kennisuitwisseling van City Deal projecten. “Waarom zouden studenten niet op één dag bij elkaar kunnen komen, als een soort Dutch Design Week en elkaars projecten zien? We kunnen dan heel veel van elkaar en de verschillende aanpakken leren. De City Deal is namelijk ook voor een groot deel bedoeld om studenten meer met de samenleving te verbinden”.

Een derde punt dat ze willen meegeven is dat multi/interdisciplinariteit toegevoegde waarde heeft, maar dat het lastig is. De studenten benadrukken wel dat de kennisinstellingen hier op moeten blijven inzetten. “Het moet echt goed georganiseerd worden en met de juiste studies, nu gaat het vaak mis of is het lastig de meerwaarde te vinden.”

Verder stelt de focusgroep dat werken met de stad toegankelijk moet worden voor alle studenten die dit willen. Dit betekent ook dat het belangrijk is dat het onderdeel is van de opleiding. Als het iets extra is of vrijwillig, dan is het voor studenten met een functiebeperking, of studenten die mantelzorger zijn of niet voldoende financiële middelen niet mogelijk deel te nemen. Dit kan vanaf het eerste jaar, of pas later met meer ervaring. Het gaat er met name om dat het wordt aangeboden als keuze binnen de studie, en niet dat de student er zelf veel naar moet zoeken. Beloning ervoor wordt zeer gewaardeerd.

Als laatste willen ze meegeven dat er ruimte is voor innovatie binnen de instelling. “Wees niet bang voor veranderingen.”

Europese Agenda Stad stelt dossier samen met stedelijke reacties op COVID-19

Het programma Europese Agenda Stad heeft een overzicht samengesteld van de reacties van Europese steden op het uitbreken van de COVID-19-crisis.

Hoewel in de meeste Europese landen op nationaal niveau maatregelen werden afgekondigd nadat het virus begin maart in Europa bleek rond te waren, spelen steden een cruciale rol bij het implementeren en uitwerken van die maatregelen. Steden staan immers het dichtst bij hun inwoners. Daarnaast werd van steden gevraagd om ook te handelen toen er nog geen richtlijnen waren voorgeschreven, om de leefbaarheid voor inwoners te garanderen. Steden binnen Europa hebben verschillend gehandeld onder meer door factoren als ligging, demografie, mate van besmetting, culturele aspecten, en bestuurlijke- en stedelijke inrichting.

Omdat effectieve stedelijke maatregelen in andere landen leerzaam zijn voor Nederlandse steden – ineffectieve maatregelen overigens ook – is op initiatief van het ministerie van BZK een inventarisatie gemaakt van de maatregelen die steden in Europa na het uitbreken van de crisis genomen hebben. Hierbij is gebruikgemaakt van openbare bronnen.
Voor dit COVID-19-dossier zijn informatiebronnen doorzocht op voorbeelden van Europese stedelijke reacties op COVID-19, zowel beleidsmatig als anderszins. Daarbij is niet alleen gekeken naar kortetermijnreacties maar ook naar mogelijke beleidsimplicaties op de lange termijn. Tevens is informatie vergaard over de financiële respons vanuit de Europese Commissie om de negatieve effecten van de pandemie te beheersen. Behalve Europese zijn ook internationale organisaties als de OESO geraadpleegd.

Het COVID-19 dossier is compleet noch uitputtend; maatregelen en beleid veranderen bijna dagelijks. Niettemin biedt dit document dankzij de vele hyperlinks een actueel overzicht van de Europese stedelijke reactie op de Corona-pandemie. Overheden, bedrijfsleven en burgers kunnen het gebruiken als een bron van informatie, evaluatie en inspiratie voor hun eigen (post-)pandemie maatregelen.

EnschedeLAB werkt met goed gestelde vragen uit de stad

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In de laatste van de reeks webinars van de City Deal Kennis Maken voor de zomerstop vertelde op 11 juni Wiro Kuipers over het EnschedeLAB, een van de projecten van de City Deal in de Enschede. Het stellen van de juiste vraag is cruciaal voor het succes van het project.

Begin 2018 zijn de gemeente Enschede, Hogeschool Saxion, Universiteit Twente, ROC van Twente en Aki/ArtEZ het EnschedeLab begonnen. Studenten van deze vier kennisinstellingen werken hier naast hun studie samen aan maatschappelijke vraagstukken die spelen in de stad. Studenten leren er samenwerken en op een creatieve manier oplossingen te bedenken om Enschede verder te helpen. Sinds 3 maanden is Wiro Kuipers, tevens CDKM-trekker in de stad, begonnen als coördinator van het lab.

Na twee pilotrondes begint in september de tweede fase van het project, met zogenaamde periodieke nano-challenges. Wiro: “Uniek is dat studenten over de grenzen van hun kennisinstelling heen werken aan de missie die we formuleerden. En dat we de stad daarbij als ‘proeftuin’ kunnen gebruiken helpt om onze intenties waar te maken.”

Iedereen heeft talent

Wiro Kuipers, trekker van de City Deal in Enschede.

Wiro Kuipers, trekker van de City Deal in Enschede.

De ideologie van het EnschedeLAB is dat iedereen talent heeft. “Wij geloven in talent”, licht Wiro toe. “Ongeacht wie je bent of waar je vandaan komt. Dus niet alleen de mensen in de collegebanken.” Voor sommigen is talent intellectueel van aard, anderen kunnen juist heel goed iets met hun handen. Wanneer je dat talent ontdekt en benut kunnen anderen er ook iets aan hebben. Je kunt ermee van betekenis zijn, iets bijdragen. Wanneer we onze talenten samenbrengen en aanwenden kunnen we met zijn allen de wereld iets mooier maken. Elk talent voegt iets toe. Daar geloven wij in.”

Want talent kan juist de stad verrijken en haar helpen met uitdagingen en vraagstukken. En als Enschede de talenten inzet, helpt dat weer studenten om de stad en haar inwoners beter te leren kennen. Deze belofte van het EnschedeLAB past dan ook goed bij waar de City Deal voor staat, benadrukt Wiro: ‘maak kennis met de stad.’ “Wat we willen is dat talent wordt aangewend, van wie dan ook. We kijken vaak naar studenten, maar alle inwoners hebben talent. Dat talent samenbrengen en inzetten kan helpen om stedelijke vraagstukken op te lossen. We willen kennis ontsluiten uit de kennisinstellingen, en we willen nieuwe kennis maken: door mét de stad op elkaars ideeën voort te bouwen.”

Er zijn vraagstukken en uitdagingen genoeg op zowel ruimtelijk als sociaaleconomisch vlak in de ambitieuze stad om aan te werken. De talenten die Enschede daarvoor verwelkomt weet ze alleen nog niet vast te houden. Dat komt omdat deze talenten te weinig weten van welke uitdagingen en mogelijkheden er zijn voor hen in Enschede en de omliggende regio. Ondanks dat ze bij een van de vier kennisinstellingen in de stad studeren. Wiro: “Tegelijkertijd benut de stad het aanwezige talent te weinig, terwijl ze bij uitstek de leeromgeving is die alles te bieden heeft. Dat is zonde.”

Meerdere vliegen in één klap

Met de missie van het EnschedeLAB om stad en talent samen te brengen en te koppelen, slaat het project meerdere vliegen in één klap. Wiro: “We dragen bij aan het realiseren van stedelijke ambities, we wenden talent aan en brengen dat samen: we leren van elkaar door samen te werken. Daarnaast geven we vorm aan projectgericht en interdisciplinair studeren en brengen we nieuwe kennis naar de stad. Ook laten we studenten de mogelijkheden zien om bij te dragen in de stad/regio en het Twentse bedrijfsleven.”

Voor partijen uit de stad met een vraagstuk biedt het EnschedeLAB toegang tot nieuwe kennis, voor kennisinstellingen en docenten moedigt het lab aan het onderwijs te richten op stedelijke thema’s. Studenten krijgen de gelegenheid de stad beter leren kennen en hun opgedane kennis ervoor in te zetten. Ze worden daarbij wel verwacht de handen uit de mouwen steken en iets van zichzelf laten zien. Ze kunnen hun ideeën en talenten delen met anderen en gaan naar buiten, de stad in. Dus uit de persoonlijke comfortzone.

Structureel in opleidingsaanbod

De ambities van het EnschedeLAB is om de benadering structureel in het opleidingsaanbod van de vier kennisinstellingen in te bedden. Als afzonderlijk programma per 2020-2021, maar mogelijk ook ingebed in bestaande vormen van projectonderwijs. Het doel is om de studenten elk kwartaal een nano-challenge te laten uitvoeren. Hierbij gaan studenten 4 dagen onder leiding van een coördinerende docent multidisciplinair aan de slag met een vraagstuk. Thema’s zijn bijvoorbeeld eenzaamheid van internationale studenten in de corona-tijd of hoe betrokkenheid van niet-digitale vaardige mensen kan worden verbeterd. Deze aanpak wil het EnschedeLAB breder inzetten om ook via stages, afstuderen en extracurriculaire activiteiten bij te dragen aan vraagstukken. Het lab wil verder ook verduurzamen als herkenbare plek om talent aan te wenden voor de stad.

De juiste vraag

In het succes van de aanpak is het essentieel dat de juiste vragen worden gesteld, benadrukt Wiro. Of die nu komen van een bewonersinitiatief, sportvereniging, buurtbedrijf, woningcorporatie of van de gemeente. In één van de twee pilots waar het EnschedeLAB mee begon, was de vraag bijvoorbeeld ‘Hoe kunnen we Enschede een duurzamer karakter geven?’. Die vraag bleek te abstract, aldus Wiro. “De oplossingen die de studenten bedachten waren mooi, maar sloten toch niet aan op wat de gemeente beoogde.”

Maar wat is dan een goede vraag? Dat is er volgens Wiro een die concreet is gesteld, maar tegelijk niet te smal is. Het doel ervan moet duidelijk zijn en hij moet uitdagen en prikkelen,  ‘niet vaag zijn, maar gaaf’. Verder moet de vraag je aan het denken zetten en stimuleert het juist creativiteit als je het stelt in de ‘hoe kunnen we’-vorm. Positief formuleren werkt nu eenmaal het beste, aldus Wiro. “Dan ben je enthousiaster om mee te werken.”

Wiro geeft het spel Donkey Kong als voorbeeld waarin de belangrijke bouwstenen van een goede vraag in zitten. Er is een speler (Mario) met een duidelijk einddoel (trouwen met de prinses). Hij wordt daarbij gehinderd door een aap, maar krijgt ook hulp door allerlei middelen. En het spel speelt zich af in een bepaalde setting. Aan de hand van die elementen kun je een goede vraag opbouwen: <hoe> kan <wie> <waar> <wat> <werkwoord>, zodat <waarheen/waartoe/de bedoeling>? Dit laatste deel is de gewenste uitkomst. “Die verraadt niet het antwoord, maar laat de maatschappelijke relevantie zien.”

Creatieve samenwerking in de workshop Design Thinking in het EnschedeLAB.

Dat het helpt om een beeld te hebben van een gewenste uitkomst bleek bijvoorbeeld onlangs, toen Wiro als coach van het event Create Tomorrow een Surinaamse groep voor zich kreeg. Dat team werkte aan de vraag: “Hoe kunnen we oudere woningen in Enschede gasloos verwarmen?” en had geen idee van hoe woningen in Nederland verwarmd worden, wie er eigenaar van zijn en waartoe we hier beogen geen aardgas meer te gebruiken. Na de nodige uitleg bleek de passende vraag dan ook: “Hoe kunnen bezitters van woningen uit de jaren 50/60 (in Enschede) hun huis op een natuurlijke manier verwarmen, zodat we minder afhankelijk zijn van schaarse energiebronnen?”

De framing voor een goede ontwerp vraag: <hoe> kan <wie> <waar> <wat> <werkwoord>, zodat <waarheen>? is nu het houvast voor het benoemen van specifieke challenges, met een duidelijk doel, voor de inzet van het EnschedeLAB. “Zodat studenten er meteen in kunnen duiken, en met specifieke oplossingen kunnen komen,” aldus Wiro “en zodat we met veel meer specifieke vragen aan de slag kunnen. Zo voeden we de opleidingen ook weer met extra vragen om ‘challenge based learning’ vorm te geven.”

Zie voor een verdere bespreking van een goede vraag de bijgevoegde PPT presentatie en lees ook het interview dat Wiro gaf met de Saxion hogeschool: https://www.saxion.nl/nieuws/2020/mei/wiro-kuipers-hoopt-ondanks-coronacrisis-op-estafette-effect-met-enschedelab

City Deal Kennis Maken. The way forward

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In de vierde van de reeks City Deal Kennis Maken webinars op 4 juni 2020 praat projectmanager Rowinda Appelman het netwerk bij over de stand van zaken van de City Deal. Waarom doen we ook alweer deze City Deal? En wat komt er allemaal nog aan?

De City Deal is in 2017 gestart vanuit de ambities vanuit de toenmalige onderwijsminister Jet Bussemaker. Zij wilde vanuit het hoger onderwijs meer verbinding met de samenleving. Een goed voorbeeld van zo’n verbinding noemde ze de Academie van de Stad. Ze wilde zo’n verbinding structureel maken in alle universiteitssteden.

Rijke leeromgeving

Toen de City Deal dat jaar van start ging waren er drie doelen. Allereerst moest er vanuit de City Deal een rijke leeromgeving worden gecreëerd voor studenten in de stad. Zodat ze beter voorbereid op de opgaven van de toekomst, binding aan stad en regio. Ten tweede was het doel om de kennisverbinding in stad tussen gemeente en kennisinstellingen te versterken. Het hoofddoel van de City Deal was echt om een versnelling op gang te brengen in het oplossen van maatschappelijke opgaven van steden door onderzoekers, docenten en studenten hierbij grootschalig te betrekken, aldus Rowinda. “Wat de City Deal uniek maakt ten opzichte van eerdere samenwerkingsverbanden, is dat de student heel centraal staat.”

De partners die van start gingen in de City Deal waren de ministeries OCW en BZK. Vanuit dat laatste ministerie is het programma Agenda Stad opgezet, met als werkvorm de City Deals. OCW zag het idee om het hoger onderwijs te verbinden aan de samenleving ideaal om in een City Deal vorm te geven. Naast de ministeries haakten ook het Regieorgaan SIA, de Vereniging Hogescholen, de VSNU, het Netwerk Kennissteden en Kences aan. Er werd afgetrapt met 9 steden, waar al een driehoek van universiteit, hogeschool en gemeente bestond. Al gauw sloten ook Amsterdam en Utrecht aan, en besloten de partners ook steden met grote hogescholen aan te haken. Dit zijn steden die als knooppunten fungeren, waar veel gebeurt. Zo zijn er nu 19 steden verbonden aan de City Deal, waarbij Ede en Wageningen gezamenlijk optrekken in partnerschap binnen de City Deal.

Landelijk netwerk

Wat is de City Deal precies? In de praktijk is het een landelijk netwerk, waar evenementen en uitwisselingen plaatsvinden, en financiering voor de ontwikkeling van verdere samenwerking wordt verstrekt. Zonder dat er een element van competitie plaatsvindt. “We willen allemaal samen een verbeteringsslag maken”, licht Rowinda toe. Twee keer per jaar vindt er een landelijke conferentie plaats, de zogeheten Kennisdelingsdag, vier keer per jaar zijn er intervisiebijeenkomsten met de trekkers uit de verschillende steden. Daarnaast is er één keer per jaar een studiereis voor de leden van het CDKM netwerk, waar ze naast kennismaken met onderwijs in andere landen, elkaar in ongedwongen sfeer beter leert kennen. Om het jaar is er het Bestuurdersdiner, zoals dit najaar ook. Er wordt een stand van zaken gegeven aan bestuurders en gepraat over structurele inbedding van CDKM activiteiten in gemeentebeleid. “We wakkeren tijdens het diner het even aan en zetten de boel weer op scherp.” Verder zijn er nog maandelijkse expertmeetings, bezoeken van steden aan elkaar en nu door de coronatijd een serie Webinars.

Financiering

De financiën voor steden en hun projecten van de City Deal zijn in een aantal rondes georganiseerd. In 2018 was er de eerste Impulsregeling City Deal Kennis Maken dat financiering voor 2018 en 2019 als doel had zodat de steden hun strategische agenda binnen de City Deal Kennis Maken in de praktijk konden brengen. In 2019 vond de tweede ronde plaats, met financiering voor 2020-2021. Voor alle steden gelden dezelfde bedragen, opnieuw om het competitie-element weg te nemen en zo de samenwerking te vergroten. Dit jaar zijn er 15 onderzoeksvoorstellen goedgekeurd vanuit de Onderzoeksregeling City Deal Kennis Maken. Deze kleine compacte onderzoeken gaan van start in het najaar en duren niet langer dan een jaar. Ze hebben allemaal 20.000 euro gekregen en werken vanuit het thema “rijke leeromgevingen”. De resultaten van de projecten worden teruggekoppeld in het landelijke netwerk. Medio juni gaat City Deal Kennis Maken Impuls 2020 open voor 18 zogenaamde “Corona challenges” in de City Deal steden. Ondanks corona is er toch veel doorgegaan en zijn er nieuwe manieren van samenwerken ontstaan. De digitale aanpak bleek op sommige plekken erg goed te werken, ook met studenten. In de tweede helft van volgend jaar gaat een nieuwe grote Impulsregeling open voor het financieren van de samenwerken in de CDKM steden in 2022.

Tijdspad

De City Deal heeft dus al het nodige achter de rug, vertelt Appelman. Zo stond 2017 in het teken van de ondertekening van de samenwerking door het netwerk, de officiële aftrap, de eerste bijeenkomsten en community vorming per stad. In 2018 stonden de strategische samenwerkingsagenda’s per stad centraal en de financiering van de eerste pilot projecten. Elke stad stelde zijn CDKM trekkers aan vanuit de lokale partners. Van 2019 tot 2021 staat verdere verduurzaming van de samenwerking centraal in de steden, en in 2022 de inbedding van de City Deal Kennis Maken aanpak. “Dan zijn we een paar jaar samen onderweg en kunnen we echt verder kijken naar hoe ministerie, gemeenten en kennisinstelling het strategisch verder kunnen inbedden”, aldus Rowinda.

De aftrap van het Urban Living Lab.

Succesvolle projecten

Hoe heeft die verbinding die de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek van OCW voor ogen had stelselmatig vorm gekregen in City Deal projecten? Er is in de verschillende steden veel gebeurd, vertelt Rowinda.

Zoals het Enschede LAB, waarin studenten in multi- en interdisciplinaire teams samenwerken aan thema’s als meer groen in de stad. Dit wordt de komende jaren ingebed in het onderwijs. In Deventer hebben studenten de voordelen van 5G laten zien. In Delft hebben studenten meegedacht met de gemeente over de bouw van 10.000 nieuwe woningen in de stad. In de Delftse wijk Tanthof is onlangs het Stadslab Vergrijzing van start gegaan, waarin studenten, bewoners en organisaties samenwerken aan uitdagingen rond dit thema. Ook hebben studenten in Delft meegewerkt aan de city marketing, met doel om meer jongere toeristen naar de stad te lokken.

In Breda mochten studenten meedenken over de ondersteuning en communicatie rond de etappe van de Spaanse wielerwedstrijd Vuelta, die rond de stad zou plaatsvinden dit jaar. Helaas door corona is dat afgezegd. Ook werken de studenten in Breda in een Urban Living Lab.  In Amsterdam hebben de City Deal partners in de wijk Nieuw-West een Stadslab opgezet en staat vooral de coördinatie van de vele studentenprojecten in de wijk centraal. In Leiden kunnen bewoners met vragen binnenlopen in Kenniswinkels en een Studio, zodat studenten aan de slag kunnen met deze vragen. Een dergelijk wijkpunt is ook in Groningen te vinden in het project WIJS, waar hogeschoolstudenten met problemen in de stad werken. Dit project wordt nu dankzij de City Deal uitgebreid met studenten van de RUG, bijvoorbeeld met projecten rond eenzaamheid.

In Arnhem zijn studenten in drie wijken aan de slag in een rijke leeromgeving. Nijmegen heeft een uitwisselingsprogramma met Gent over sociale opgaven in de stad en in de eigen stad een City Deal Headquarter geopend voor bewoners om binnen te lopen. Den Haag brengt alle stadslabs in kaart om uiteindelijke een eigen Haagse aanpak op te zetten en Utrecht werkt vanuit de Challenge Alliantie aan challenge-based onderwijs. Leeuwarden heeft een Living Lab agenda, waarbij drie labs als pilot zijn opgezet en de rest in kaart is gebracht op een website.

Tilburg breidt haar projecten over social venturing en dubbele duurzaamheid uit en wil daaruit een eigen social innovatie wijkaanpak vormen, de zogeheten Tilburgse Aanpak. In Maastricht zijn al meer dan 500 studenten betrokken bij CDKM-projecten in 2 wijken, waar ze vanuit verschillende disciplines aan de slag gaan met vraagstukken van bewoners.

Instellingsbrede visie

Verder vertelt Rowinda kort nog over het model ‘Instellingsbrede visie op de verbinding met de samenleving’. Dat biedt praktische handvatten bij de invulling van het instellingsbeleid gericht op de verbinding onderwijs en samenleving. Het model moet helpen om te realiseren dat steeds meer studenten, docenten en onderzoekers participeren in deze vormen van samenwerking. Aan de hand van een aantal radars zijn er controlevragen die je als betrokken partijen of individuen kunt beantwoorden. Het zijn allemaal elementen die evenveel aandacht, activiteiten en investeringen nodig hebben voor het instellingsbreed inbedden van de verbinding met de samenleving. De komende tijd zullen er in City Deal steden ‘kritische-vriend’ gesprekken plaatsvinden hierover. Het Ministerie van OCW coördineert deze gesprekken.

Inspiratie van andere steden

Steeds meer steden betrekken nu ook het mbo bij de CDKM-projecten. Ook inspireren ze elkaar. “Je ziet dat steden langzaam de goede voorbeelden uit andere steden overnemen”, licht Rowinda toe. “Zo helpt een van de oprichters van de wijkaanpak en wijkcentra’s vanuit BOOT vanuit de HvA nu de stad Leiden om haar Winkel en Studio op te zetten. Enschede heeft het EnschedeLAB grondig aangepast op basis van de Utrecht Challenge Alliantie aanpak die werd toegelicht tijdens de eerste webinar van Erik Mooij. Ede en Wageningen hebben een checklist/overzicht van criteria gemaakt om een CDKM project te kunnen classificeren en scoren aan de hand van input vanuit Breda en Den Bosch. Ook verkent de CHE (Christelijke Hogeschool Ede) nu de oprichting van een Onderwijsloket, precies zoals de Universiteit van Wageningen er een heeft. Tenslotte verkent Tilburg een wijkaanpak rond het inzetten van rolmodellen uit de wijk, zoals gezien en ervaren tijdens de CDKM studiereis naar Bristol in 2019.”

Open met elkaar delen

Het allertofste van wat tot nu is bereikt vindt Rowinda dat “we echt voor het eerst samenwerken en financiering aanvragen zonder onderlinge competitie. Het is heel gaaf om te zien dat steden open met elkaar delen. In het begin was de CDKM iets kleins en hadden we zoiets van we zien wel waar het eindigt. Nu hebben we structurele financiering en zien we echt hoe het van onderop werkt. Er zijn nu zo’n 200 directe contactpersonen bij betrokken, en daarnaast nog ongeveer 800 contactpersonen indirect. We doen het als netwerk goed. Ik kijk uit naar de verdere inbedding van deze manier van werken de komende jaren.”

Meer weten over wat er allemaal is bereikt en wat de steden de komende tijd gaan doen? Lees de publicatie De Kracht van Kennis of de korte projectplannen op Agenda Stad: https://agendastad.nl/even-voorstellen-city-deal-steden-presenteren-hun-projecten-en-ambities-voor-2020/

Community Service Learning in Utrecht

Dit gaat over de City Deal City Deal Kennis Maken

In de derde editie van de serie City Deal Kennis Maken-webinars maakte het netwerk afgelopen 28 mei kennis met het community engagement onderwijs dat de Universiteit Utrecht (UU) in de wijken Overvecht en Lombok uitvoert. “Community Service Learning is nooit af. Elke dag leren we weer iets nieuws.”

Peter Linde en Danielle Vlaanderen zijn als coördinator en docent betrokken bij het Learning Lab in Overvecht en de vakken op bachelor 3 niveau die de UU sinds vijf jaar in die wijk aanbiedt. Het vak ‘Sociaal ondernemerschap als uitdaging’ wordt tweemaal per jaar gegeven. In periode 2 en 4 trekken ze meestal zo’n 25 tot 27 studenten per keer. Aan het vak ‘Action Learning en Impact’ doen gemiddeld 18 tot 22 studenten aan mee.

Wederkerigheid

Centraal in de CSL-aanpak van het Learning Lab staat wederkerigheid, vertelt Linde. “De nadruk ligt op het werken mét de mensen uit de wijk in plaats van voor of over hen.” Daarom moest hij onlangs nee zeggen tegen de vraag van een groep studenten die een onderzoek wilde doen naar de sociale cohesie in Overvecht. Of hij hen kon helpen met contacten uit zijn netwerk. Juist dit eenrichtingsverkeer, -waar studenten data komen halen in een wijk, en daarmee weer vertrekken-, is waar CSL niet voor staat, benadrukt Linde. “We hebben door schade en schande geleerd dat veel mensen hier in de wijk dagelijks bezig zijn met overleven. Het meewerken met dit soort onderzoeken levert hen niks op.”

Maatschappelijke impact

Het Learning Lab Overvecht is een samenwerkingsverband van de UU, sociale makelaars Wijk & Co (nu DOCK) en Social Enterprise Lab (Se.lab). Het learning lab is een leer- en experimenteerruimte voor Overvechters, initiatiefnemers, studenten, (sociaal) ondernemers en professionals. In het lab leren de partners samen om maatschappelijke impact te maken, door ideeën te testen voor nieuwe ondernemingen, initiatieven en verdienmodellen. Met als doel om van Overvecht een sterkere wijk te maken. Sommige initiatieven zijn al heel succesvol gebleken en zelfstandig als sociale onderneming verder gegaan. Zoals het Café Mama, een café voor jonge moeders uit de wijk, en het project Buurtbuik, dat overvloedig eten ophaalt bij horeca en supermarkten en daar maaltijden van maakt voor buurtbewoners. Het project U-nite organiseert evenementen en festivals en wil jong en oud talent samenbrengen op het gebied van muziek, kunst, theater, sport, ambachten en andere vormen van cultuur.

Het samenwerken met partners is essentieel bij CSL. Een deel van het werk is dan ook het onderhouden van het netwerk, vertelt Linde. “Inmiddels zijn we zo ver dat steeds meer mensen uit de wijk naar ons toekomen.” Er is soms een spanning tussen wat een partner wil en wat studenten willen. “Door CSL werkt een student eerst de oplossing uit en deelt het dan met de partner voor feedback. Dat voegt echt iets toe aan de praktijk. We dagen studenten echt uit om eigenaarschap te nemen.” De gemeente Utrecht is niet intensief betrokken bij het Learning Lab Overvecht. “We merken dat er vanuit de bewoners veel wantrouwen is richting de gemeente.” Nu is het csl project aan het uitbreiden door middel van een online experiment naar een andere stad. In Haarlem ontstaat in de wijk Schalkwijk ook een learning lab.”

De zoektocht is belangrijker dan het antwoord

CSL als onderwijsvorm is niet voor iedereen meteen duidelijk. “Bijzonder aan deze vorm is dat we als docenten ook niet het antwoord hebben”, vertelt Vlaanderen. “Het gaat ook niet zozeer om hét antwoord te vinden, maar om het zoeken naar de perspectieven voor de vraag waarmee je aan de slag bent gegaan. Het is heel erg dynamisch. Het betekent dat we als docenten er echt moeten zijn voor de studenten en continu met ze moeten meedenken.”

Linde gaat verder: “We framen onszelf dan ook niet als kennishouders, maar ook als lerende. Knowing as you go is typisch voor de wijze waarop wij invulling geven aan CSL. In het begin hebben studenten er best moeite mee. Doe maar normaal en wees een docent, zeggen ze. Maar we bieden geen guidance, structuur en geen curriculum. Literatuur is erg belangrijk in dit vak, alleen ligt het primaat bij actie. Het kost tijd voor studenten om te wennen aan het idee dat literatuur helpt om hun acties te ondersteunen in plaats van dat ze het zien als verplichte tentamenstof.  Juist hier in Overvecht ervaren ze de vrijheid om met acties te leren. Ze leren intrinsiek gemotiveerd te zijn. Het samen zoeken daar leer je het meest van. Maar het kan natuurlijk ook ongemakkelijk zijn. Waar ik trots op ben is dat we niet Overvecht als decor gebruiken, maar dat we de wijk echt mooier maken. Door het proces zo in te richten dat de wijkpartners betrokken zijn. Wat onze impact precies is, onderzoeken we nu. We zijn bezig om in het kader van een O2lab project, dat we verworven hebben van RVO, de impact die we gemaakt hebben in Overvecht op systematische wijze in kaart te brengen.” Linde biedt aan deze resultate tzt te delen met het City Deal netwerk.

Community Service Learning

Het Learning Lab is een mooi project van Community Service Learning, vertelt Kim Zunderdorp, coördinator van het CSL Programma van de UU. “Er wordt heel intensief samengewerkt en iedereen leert van elkaar.” In de zomer van 2018 is ze gestart met in kaart te brengen wat er allemaal is. In gesprekken met docenten, werkgroepen en bestuurders kwam alles langs. Er is in Utrecht een rijke variëteit aan initiatieven. Van heel intensieve projecten zoals het Learning Lab tot projecten waar studenten als consultants worden ingezet. Zunderdorp: “Wetenschappers zijn cruciaal. Zij bieden CSL aan en hebben primair het contact met de mensen. We willen stimuleren dat ze meer CSL gaan aanbieden.” De uiteindelijke ambitie van de UU is dat elke student in aanraking komt met deze vorm van onderwijs. “Dat is heel ambitieus beseffen we. De lat ligt hoog, maar het is mooi dat ze leren wat hun rol is als academicus in de maatschappij.”

Wat voor beloning is er voor studenten? Je kunt met de vakken, zoals de twee bachelorvakken in Overvecht, gewoon studiepunten verdienen. Iedere student heeft in Utrecht 45 ects te besteden aan keuzevakken. Daarnaast kun je CSL ook extra curriculair invullen. Dat levert een certificaat op. “Veel studenten zeiden dat het niet eens ging om de beloning, maar om het goed doen in de wijk, om het stuk zingeving dus”, licht Zunderdorp toe. Toch is CSL nog niet heel bekend. De uitdaging is om meer studenten over de drempel te krijgen. De komende tijd onderzoekt de universiteit of het niet meer kan worden gekoppeld aan vakken die al in het curriculum zitten. Dat maakt het voor docenten ook makkelijker, omdat ze het anders naast hun toch al volle programma moeten doen. “Juist door het inzetten van verplichte vakken kunnen we CSL stimuleren.”

De UU heeft daarvoor net een strategische planning gepresenteerd. Zo kan CSL als brede aanpak echt ingebed worden. De strategische planning wordt nu uitgewerkt in een implementatieplan. Zunderdorp: “Het wordt spannend, maar vooral erg leuk de komende tijd.”

Wie interesse heeft om verder te praten of meer te horen over het Learning Lab Overvecht of Community Service Learning in Utrecht kan contact opnemen met Peter Linde via [email protected]. Hij organiseert voor deze mensen een online conference om te overleggen.

De Watertoren van Overvecht. Foyo: Marielle Plomp/Flickr Creative Commons.

Lees meer over het Learning Lab Overvecht op http://www.learninglabovervecht.nl/learninglab/
Lees meer over Community Service Learning van de UU op https://www.uu.nl/onderwijs/community-service-learning